EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02022R2473-20230701

Consolidated text: Verordening (EU) 2022/2473 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2022/2473/2023-07-01

02022R2473 — NL — 01.07.2023 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2022/2473 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2022

waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard

(PB L 327 van 21.12.2022, blz. 82)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2023/1315 VAN DE COMMISSIE van 23 juni 2023

  L 167

1

30.6.2023




▼B

VERORDENING (EU) 2022/2473 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2022

waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard



HOOFDSTUK I

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.  

Deze verordening is van toepassing op steun voor:

(a) 

micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten;

(b) 

gemeenten als bedoeld in de artikelen 54 en 55, en

(c) 

vissershavens, aanlandings- en beschuttingsplaatsen en afslagen als bedoeld in artikel 29.

2.  

Deze verordening is ook van toepassing op steun aan ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, ongeacht de omvang van de onderneming waaraan de steun ten goede komt, voor de volgende doeleinden:

(a) 

het herstel van schade als gevolg van natuurrampen;

(b) 

het herstel van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld;

(c) 

het herstel van door beschermde dieren aangerichte schade, en

(d) 

innovatie in de visserij en de aquacultuur.

3.  

Deze verordening is niet van toepassing op:

a) 

steun waarvan het bedrag is vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de op de markt gebrachte producten;

b) 

steun voor activiteiten die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten, namelijk steun die rechtstreeks aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd, steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of steun voor andere lopende kosten van de uitvoeractiviteit;

c) 

steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen;

d) 

ad-hocsteun voor een in lid 5 bedoelde onderneming;

e) 

steun voor verrichtingen of uitgaven voor:

i) 

de vergroting van de vangstcapaciteit van een vissersvaartuig;

ii) 

de aankoop van uitrusting waarmee een vissersvaartuig vis beter kan opsporen;

iii) 

de bouw, de aankoop of de invoer van vissersvaartuigen, tenzij anders bepaald in artikel 20;

iv) 

de overdracht of omvlagging van vissersvaartuigen naar een derde land, ook door de oprichting van joint ventures met partners van derde landen;

v) 

de tijdelijke of definitieve beëindiging van visserijactiviteiten;

vi) 

experimentele visserij;

vii) 

de overdracht van de eigendom van een bedrijf, tenzij anders bepaald in artikel 20;

viii) 

het rechtstreeks uitzetten van vis, behalve in het geval van het experimenteel uitzetten van vis;

ix) 

de aanleg van nieuwe havens of nieuwe afslagen;

x) 

marktinterventiemechanismen om visserij- of aquacultuurproducten tijdelijk of definitief uit de markt te nemen met het oog op een vermindering van het aanbod om een prijsdaling te voorkomen of om de prijzen op te drijven;

xi) 

investeringen in de situatie aan boord van vissersvaartuigen om te voldoen aan de vereisten krachtens het bij de indiening van de steunaanvraag geldende Unierecht, met inbegrip van de vereisten in het kader van de verplichtingen van de Unie in de context van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s);

xii) 

investeringen in de situatie aan boord van vissersvaartuigen die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende minder dan zestig dagen per jaar visserijactiviteiten hebben verricht;

xiii) 

de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor van een vissersvaartuig;

f) 

steun aan een onderneming die:

i) 

een ernstige inbreuk heeft gemaakt als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad ( 1 ) of in artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 ( 2 );

ii) 

betrokken is geweest bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van een vissersvaartuig op de Unielijst van illegale, ongemelde en ongereglementeerde vaartuigen als bedoeld in artikel 40, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2008, of van een vaartuig dat de vlag voerde van een land dat overeenkomstig artikel 33 van die verordening als niet-meewerkend derde land is aangemerkt, of

iii) 

een van de in de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) beschreven milieudelicten heeft gepleegd, indien de steunaanvraag wordt ingediend op grond van de artikelen 32 tot en met 39 van deze verordening.

4.  

Deze verordening is niet van toepassing op steun aan ondernemingen in moeilijkheden, met uitzondering van:

(a) 

ondernemingen die deelnemen aan of baat hebben bij CLLD-projecten;

(b) 

steun ter vergoeding van de kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten;

(c) 

steunregelingen voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen, of

(d) 

de volgende gevallen, mits de onderneming een onderneming in moeilijkheden is geworden wegens verliezen of schade ten gevolge van de volgende gebeurtenis:

i) 

voor het herstel van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, of

ii) 

voor het herstel van door beschermde dieren aangerichte schade.

5.  

Deze verordening is niet van toepassing op steunregelingen waarin niet uitdrukkelijk de betaling wordt uitgesloten van individuele steun voor ondernemingen ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard, met uitzondering van:

(a) 

steunregelingen voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen of ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, of

(b) 

steunregelingen voor de kosten van kmo’s die deelnemen aan CLLD-projecten, en steun aan ondernemingen die deelnemen aan of baat hebben bij CLLD-projecten, overeenkomstig de artikelen 54 en 55.

6.  

Deze verordening is niet van toepassing op staatssteunmaatregelen die, op zich, door de daaraan verbonden voorwaarden of de methode waarmee zij worden gefinancierd, tot een daarmee onlosmakelijk verbonden schending van het Unierecht leiden, met name:

a) 

steun waarbij aan de toekenning van de steun de verplichting voor de begunstigde onderneming is verbonden om zijn hoofdkantoor in de betrokken lidstaat te hebben of om overwegend in die lidstaat te zijn gevestigd. Wel mag worden verlangd dat een onderneming op het moment van uitkering van de steun een vaste inrichting of dochteronderneming in de steunverlenende lidstaat heeft;

b) 

steun waarbij aan de toekenning ervan de verplichting voor de begunstigde onderneming is verbonden om binnenlands geproduceerde goederen of binnenlandse diensten te gebruiken, of

c) 

steun die beperkingen stelt aan de mogelijkheid van de begunstigde onderneming om de resultaten van onderzoek, ontwikkeling en innovatie in andere lidstaten te exploiteren;

d) 

de habitatrichtlijn, de vogelrichtlijn, de richtlijn inzake verontreiniging vanaf schepen en de bepalingen inzake afvalbeheer.

7.  

Deze verordening is niet van toepassing op:

a) 

steun in het kader van staatssteunregelingen op grond van de artikelen 20, 21, 24, 26 tot en met 30, 33, 43, 46, 48, 50 en 52 die voldoet aan de voorwaarden van artikel 12, vanaf 1 juli 2023;

b) 

aanpassingen van de in punt a) bedoelde regelingen, met uitzondering van wijzigingen die geen invloed kunnen hebben op de verenigbaarheid van de steunregeling in het kader van deze verordening of die de inhoud van het goedgekeurde evaluatieplan niet aanzienlijk kunnen veranderen.

Nadat de Commissie een beoordeling heeft gemaakt van het door de betrokken lidstaat bij de Commissie aangemelde evaluatieplan, kan zij besluiten dat deze verordening voor een langere periode op de in punt a) van dit lid bedoelde soorten steun van toepassing blijft.

Artikel 2

Definities

1.  

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1) 

“ad-hocsteun”: steun die niet op grond van een steunregeling wordt toegekend;

(2) 

“ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld”: ongunstige weersomstandigheden zoals vorst, storm, hagel, ijs, hevige of aanhoudende regen of ernstige droogte die leiden tot een verlies van meer dan 30 % van de gemiddelde productie, berekend op basis van een van de volgende methoden:

a) 

de productie van de voorgaande drie jaren;

b) 

de gemiddelde productie van drie van de voorgaande vijf jaren, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend;

(3) 

“steun”: elke maatregel die aan alle criteria van artikel 107, lid 1, VWEU voldoet;

(4) 

“steunintensiteit”: het brutosteunbedrag, uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten, vóór aftrek van belastingen of andere heffingen;

(5) 

“steunregeling”: elk besluit op grond waarvan aan ondernemingen die in het besluit op algemene en abstracte wijze zijn omschreven, individuele steun mag worden toegekend zonder dat daarvoor nog uitvoeringsmaatregelen vereist zijn, alsmede elk besluit op grond waarvan steun die niet aan een bepaald project is gebonden, voor onbepaalde tijd en/of voor een onbepaald bedrag aan een of meer ondernemingen mag worden toegekend;

(6) 

“biobeveiliging”: fysieke en beheersmaatregelen die bedoeld zijn om het risico te verminderen dat ziekten worden geïntroduceerd, zich ontwikkelen en zich verspreiden naar, in of uit: a) een dierenpopulatie of b) een inrichting, zone, compartiment, vervoermiddel of enige andere voorziening, ruimte of locatie;

(7) 

“bestrijdings- en uitroeiingsmaatregelen”: maatregelen tegen dierziekten waarvan een bevoegde instantie formeel heeft erkend dat er sprake is van een uitbraak, of tegen plantenplagen of invasieve uitheemse soorten waarvan de aanwezigheid formeel is bevestigd door een bevoegde autoriteit;

(8) 

“datum van toekenning van de steun”: de datum waarop de begunstigde onderneming krachtens de toepasselijke nationale wet- en regelgeving een wettelijke aanspraak op de steun verwerft;

(9) 

“aanvreting door predatoren”: het buitmaken, door beschermde dieren als zeehonden, zeeotters en zeevogels, van in netten gevangen of in vijvers gehouden vis;

(10) 

“evaluatieplan”: een document over een of meer steunregelingen dat ten minste de volgende elementen bevat: de te evalueren doelstellingen, de evaluatievragen, de resultaatindicatoren, de geplande methode voor de uitvoering van de evaluatie, de vereisten inzake gegevensverzameling, het voorgestelde tijdschema voor de evaluatie, met inbegrip van de datum van indiening van de tussentijdse en de definitieve evaluatieverslagen, de beschrijving van de onafhankelijke instantie die de evaluatie zal uitvoeren, of de criteria die worden gebruikt voor de selectie ervan, en de nadere bepalingen om de evaluatie openbaar te maken;

(11) 

“fiscale vervolgregeling”: een regeling in de vorm van belastingvoordelen die een gewijzigde versie is van een reeds bestaande regeling in de vorm van belastingvoordelen en die deze vervangt;

(12) 

“visser”: een door de betrokken lidstaat als zodanig erkende natuurlijke persoon die commerciële visserijactiviteiten uitoefent;

(13) 

“visserij- en aquacultuurproducten”: de producten in de lijst van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 );

(14) 

“visserij- en aquacultuursector”: de economische sector die alle activiteiten op het gebied van de productie, verwerking en afzet van visserij- of aquacultuurproducten omvat;

(15) 

“vangstcapaciteit”: tonnage van een vaartuig in GT (brutotonnage) en het vermogen ervan in kW (kilowatt), zoals gedefinieerd in de artikelen 4 en 5 van Verordening (EU) 2017/1130 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 );

(16) 

“vissershaven”: een maritiem gebied of in het binnenland gelegen gebied van land en water dat officieel door een lidstaat is erkend en dat bestaat uit infrastructuur en uitrusting die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de ontvangst van vissersvaartuigen, het laden en lossen van hun vangsten, de opslag, ontvangst en aflevering van die vangsten en het in- en ontschepen van vissers;

(17) 

“brutosubsidie-equivalent”: het bedrag aan steun indien de steun in de vorm van een subsidie aan de begunstigde onderneming was toegekend, vóór aftrek van belastingen of andere heffingen;

(18) 

“individuele steun”: ad-hocsteun en steun die op grond van een steunregeling aan individuele begunstigden wordt toegekend;

(19) 

“binnenvisserij”: visserijactiviteiten voor commerciële doeleinden in de binnenwateren door vaartuigen of met behulp van andere apparatuur, waaronder die welke voor het vissen op het ijs wordt gebruikt;

(20) 

“invasieve uitheemse soorten”: voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten en voor een lidstaat zorgwekkende invasieve uitheemse soorten zoals gedefinieerd in artikel 3, punten 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ) (“Verordening (EU) nr. 1143/2014”);

(21) 

“natuurrampen”: aardbevingen, lawines, grondverschuivingen, overstromingen, tornado’s, orkanen, vulkaanuitbarstingen en natuurbranden van natuurlijke oorsprong;

(22) 

“ultraperifere gebieden”: de gebieden als bedoeld in artikel 349 VWEU;

(23) 

“beschermd dier”: elk dier, met uitzondering van vis, dat bij wetgeving van de Unie of nationale wetgeving beschermd is;

(24) 

“terugbetaalbaar voorschot”: een lening voor een project die in een of meer tranches wordt uitgekeerd en waarbij de terugbetalingsvoorwaarden afhangen van de uitkomst van het project;

(25) 

“kmo’s” of “kleine, middelgrote en micro-ondernemingen”: bedrijven die voldoen aan de criteria van bijlage I;

(26) 

“kleinschalige kustvisserij”: visserijactiviteiten van: a) zee- en binnenvisserijvaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter die geen gebruik maken van gesleept vistuig als omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad ( 7 ), of b) vissers te voet, met inbegrip van schelpdiervissers;

(27) 

“start van de werkzaamheden”: afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt, hetzij de start van de bouwwerkzaamheden met betrekking tot de investering, hetzij de eerste, juridisch bindende toezegging om uitrusting te bestellen, hetzij een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt. De aankoop van grond en voorbereidende werkzaamheden zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van haalbaarheidsstudies, worden niet als start van de werkzaamheden beschouwd. Bij overnames is de start van de werkzaamheden het moment van verwerving van de activa die rechtstreeks verband houden met de overgenomen vestiging;

(28) 

“gesubsidieerde diensten”: een vorm van steun waarbij de steun indirect, in natura, aan de eindbegunstigde onderneming wordt verleend en aan de aanbieder van de betrokken dienst of activiteit wordt betaald;

(29) 

“onderneming in moeilijkheden”: een onderneming die voldoet aan de criteria van artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie ( 8 ).

2.  
Naast de definities van lid 1 zijn ook de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, artikel 2 van Verordening (EU) 2021/1139 en artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van toepassing.

Artikel 3

Aanmeldingsdrempel

1.  
Deze verordening is niet van toepassing op individuele steun voor projecten waarvan de in aanmerking komende kosten meer dan 2,5 miljoen EUR bedragen, of wanneer het brutosubsidie-equivalent van de steun meer dan 1,25 miljoen EUR per onderneming per jaar bedraagt.
2.  
De in lid 1 bedoelde drempels mogen niet door kunstmatige opsplitsing van de steunregelingen of steunprojecten worden omzeild.

Artikel 4

Vrijstellingsvoorwaarden

1.  
Steunregelingen, in het kader van steunregelingen toegekende individuele steun en ad-hocsteun zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 2 of lid 3, VWEU en zijn vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits die steun voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening en aan de voor de betrokken steuncategorie geldende voorwaarden van hoofdstuk III van deze verordening.
2.  
Steunmaatregelen worden alleen op grond van deze verordening vrijgesteld indien daarin uitdrukkelijk is bepaald dat de begunstigden van de steun tijdens de steunverleningsperiode de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten naleven en dat, als tijdens deze periode wordt geconstateerd dat zij dit niet doen, de steun moet worden terugbetaald in verhouding tot de ernst van de inbreuk.

Artikel 5

Transparantie van steun

1.  
Deze verordening is alleen van toepassing op steun waarvan het brutosubsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse nodig is (“transparante steun”).
2.  

De volgende categorieën steun worden als transparant aangemerkt:

(a) 

steun in de vorm van subsidies, rentesubsidies en gesubsidieerde diensten;

(b) 

steun in de vorm van leningen indien voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent het op het moment van de steunverlening geldende referentiepercentage is gebruikt;

(c) 

steun in de vorm van garanties:

i) 

wanneer het bruto-subsidie-equivalent is berekend op basis van de safe-harbour-premies die in een mededeling van de Commissie zijn vervat, of

ii) 

wanneer voorafgaand aan de uitvoering van de maatregel de methode voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent van de garantie op basis van de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties, of van een mededeling die deze vervangt, is aanvaard na aanmelding van die methode bij de Commissie op grond van een op dat moment toepasselijke verordening die de Commissie op staatssteungebied heeft vastgesteld, en de goedgekeurde methode uitdrukkelijk is toegespitst op de soort garanties en de soort onderliggende transacties die in het kader van de toepassing van deze verordening in het geding zijn;

(d) 

steun in de vorm van belastingvoordelen wanneer de maatregel voorziet in een maximum dat garandeert dat het toepasselijke plafond niet wordt overschreden;

(e) 

steun in de vorm van terugbetaalbare voorschotten indien het totale nominale bedrag van het terugbetaalbare voorschot niet uitkomt boven de krachtens deze verordening toepasselijke plafonds of indien vóór de uitvoering van de maatregel de methode voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent van het terugbetaalbare voorschot door de Commissie is aanvaard nadat die methode bij de Commissie is aangemeld.

3.  

Voor de toepassing van deze verordening worden de volgende steuncategorieën niet als transparant beschouwd:

(a) 

steun in de vorm van kapitaalinjecties;

(b) 

steun in de vorm van risicofinancieringsmaatregelen.

Artikel 6

Stimulerend effect

1.  
Deze verordening is uitsluitend van toepassing op steun die een stimulerend effect heeft.
2.  

Steun wordt geacht een stimulerend effect te hebben als de begunstigde onderneming ervan voordat de werkzaamheden in het kader van het project of de activiteit starten, bij de betrokken lidstaat een schriftelijke steunaanvraag heeft ingediend. De steunaanvraag bevat ten minste de volgende informatie:

a) 

de naam en de grootte van de onderneming;

b) 

een beschrijving van het project of de activiteit, met inbegrip van de start- en einddatum;

c) 

de plaats van het project of de activiteit;

d) 

een lijst van de in aanmerking komende kosten, en

e) 

de soort steun (subsidie, lening, garantie, terugbetaalbaar voorschot enz.) en het bedrag van de voor het project of de activiteit benodigde overheidsfinanciering.

3.  

Ad-hocsteun aan grote ondernemingen wordt geacht een stimulerend effect te hebben als de lidstaat er niet alleen op heeft toegezien dat de voorwaarde van lid 2 is vervuld, maar zich er vóór de toekenning van de betrokken ad-hocsteun ook van heeft vergewist dat uit de documentatie van de begunstigde onderneming blijkt dat de steun zal leiden tot een of meer van het onderstaande:

(a) 

een wezenlijke toename van de reikwijdte van het project of de activiteit als gevolg van de steun;

(b) 

een wezenlijke toename van het totale bedrag dat de begunstigde onderneming aan het project of de activiteit besteedt als gevolg van de steun;

(c) 

een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het project of de activiteit in kwestie wordt voltooid;

(d) 

in het geval van ad-hocinvesteringssteun, dat het project of de activiteit als dusdanig niet in het betrokken gebied zouden zijn uitgevoerd of voor de begunstigde onderneming in het betrokken gebied onvoldoende winstgevend zouden zijn geweest zonder de steun.

4.  

Maatregelen in de vorm van belastingvoordelen worden geacht een stimulerend effect te hebben als de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a) 

de maatregel geeft overeenkomstig objectieve criteria recht op steun zonder dat de lidstaat nog een beoordelingsbevoegdheid uitoefent, en

b) 

de maatregel is vastgesteld en in werking getreden voordat de werkzaamheden in het kader van het gesteunde project of de gesteunde activiteit zijn gestart. Dit vereiste geldt echter niet in het geval van fiscale vervolgregelingen, mits de activiteit reeds onder de voorafgaande regelingen in de vorm van belastingvoordelen viel.

5.  

In afwijking van de leden 1 en 2 hoeven de volgende categorieën steun geen stimulerend effect te hebben of worden ze geacht dat effect te hebben:

a) 

steun ter vergoeding van de kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten, indien de voorwaarden van de artikelen 42, 49, 51 en 53 zijn vervuld;

b) 

steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen, indien de voorwaarden van de artikelen 42, 49, 51 en 53 zijn vervuld;

c) 

steun voor het herstel van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld;

d) 

steun voor het herstel van door beschermde dieren aangerichte schade, indien de voorwaarden van de artikelen 42, 49, 51 en 53 zijn vervuld;

e) 

steun in de vorm van belastingvrijstellingen of -verlagingen die door de lidstaten zijn vastgesteld op grond van artikel 15, lid 1, punt f), en artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2003/96/EG, indien de voorwaarden van artikel 56 van de onderhavige verordening zijn vervuld;

f) 

steun voor kmo’s die deelnemen aan of baat hebben bij CLLD-projecten, indien de relevante voorwaarden van de artikelen 54 en 55 zijn vervuld;

g) 

steun voor afzetmaatregelen als bedoeld in artikel 45, lid 1, punt b), vii), indien de relevante voorwaarden van artikel 45 zijn vervuld;

h) 

steun voor partnerschappen tussen wetenschappers en vissers, indien de relevante voorwaarden van artikel 17 zijn vervuld;

i) 

steun voor de bevordering van het menselijk kapitaal, het scheppen van banen en de sociale dialoog, indien de relevante voorwaarden van artikel 18 zijn vervuld.

Artikel 7

Steunintensiteit en in aanmerking komende kosten

1.  
Alle bedragen die voor de berekening van de steunintensiteit en de in aanmerking komende kosten worden gebruikt, zijn bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. De in aanmerking komende kosten worden gestaafd met bewijsstukken, die duidelijk, gespecificeerd en actueel zijn. De belasting over de toegevoegde waarde (btw) komt niet voor steun in aanmerking, tenzij deze niet terugvorderbaar is krachtens de nationale wetgeving.
2.  
Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt toegekend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun.
3.  
Steun die in meerdere tranches wordt uitgekeerd, wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op de datum van toekenning van de steun. De in aanmerking komende kosten worden gedisconteerd tot de waarde ervan op de datum van toekenning van de steun. De rentevoet die bij discontering wordt gehanteerd, is de disconteringsvoet die op de datum van toekenning van de steun van toepassing is.
4.  
Wanneer steun wordt toegekend in de vorm van belastingvoordelen, worden de steuntranches gedisconteerd aan de hand van de disconteringspercentages die gelden op de verschillende datums waarop het belastingvoordeel begint te spelen.
5.  
Steun die voor het herstel van schade of ter vergoeding van gederfde inkomsten wordt verleend, wordt verlaagd met de kosten die niet rechtstreeks uit de gebeurtenis voortvloeien.
6.  
Wanneer steun wordt verleend in de vorm van terugbetaalbare voorschotten die bij gebreke van een geaccepteerde methode om het brutosubsidie-equivalent ervan te berekenen, worden uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten en de maatregel erin voorziet dat bij een succesvolle uitkomst van het project als omschreven op basis van een redelijke en prudente hypothese, de voorschotten worden terugbetaald vermeerderd met een rente die ten minste gelijk is aan de op de datum van toekenning van de steun toepasselijke disconteringsvoet, kunnen de in hoofdstuk III vastgelegde maximale steunintensiteiten worden verhoogd met 10 procentpunten zonder overschrijding van een maximale steunintensiteit van 100 % van de in aanmerking komende kosten.
7.  
De in aanmerking komende kosten voldoen aan de artikelen 53 tot en met 57 van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ).

Artikel 8

Cumulatie

1.  
Om te bepalen of de aanmeldingsdrempels van artikel 3 en de maximale steunintensiteiten van hoofdstuk III in acht worden genomen, wordt het totale bedrag aan steun voor de activiteit, het project of de onderneming in aanmerking genomen, ongeacht of de steun uit lokale, regionale, nationale of Uniebronnen wordt gefinancierd.
2.  

Krachtens deze verordening vrijgestelde steun mag worden gecumuleerd met:

(a) 

andere steun, zolang het bij die maatregel om andere identificeerbare in aanmerking komende kosten gaat;

(b) 

andere steun met betrekking tot dezelfde (geheel of gedeeltelijk overlappende) in aanmerking komende kosten, mits die cumulering er niet toe leidt dat de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die/dat krachtens deze verordening voor deze steun geldt, wordt overschreden.

3.  
Overeenkomstig deze verordening vrijgestelde steun mag niet worden gecumuleerd met de-minimissteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten indien die cumulering ertoe zou leiden dat de steunintensiteit hoger uitkomt dan de in hoofdstuk III bedoelde steunintensiteiten.

Artikel 9

Publicatie en informatie

1.  

De betrokken lidstaat zorgt voor de bekendmaking van de volgende informatie in de “transparency award module” van de Commissie of op een uitgebreide staatssteunwebsite, op nationaal of regionaal niveau:

a) 

de in artikel 11 van deze verordening bedoelde beknopte informatie in het gestandaardiseerde formaat van bijlage II of een link daarnaar;

b) 

de in artikel 11 bedoelde volledige tekst van elke steunmaatregel of een link daarnaar;

c) 

de informatie over elke verlening van individuele steun van meer dan 10 000  EUR.

De in de punten a), b) en c), bedoelde informatie wordt bekendgemaakt overeenkomstig bijlage III.

2.  

Voor regelingen in de vorm van belastingvoordelen worden de voorwaarden van lid 1, punt c), geacht te zijn vervuld als de lidstaten de informatie die over bedragen aan individuele steun is vereist, publiceren volgens de onderstaande tranches (in miljoen EUR):

a) 

0,01-0,2;

b) 

0,2-0,4;

c) 

0,4-0,6;

d) 

0,6-0,8;

e) 

0,8-1.

3.  
De in lid 1, punt c), bedoelde informatie wordt op een in bijlage III vermelde gestandaardiseerde wijze georganiseerd en toegankelijk gemaakt en kan op een doeltreffende manier worden doorzocht en gedownload. De in lid 1 bedoelde informatie wordt bekendgemaakt binnen zes maanden na de datum van toekenning van de steun of, in het geval van steun in de vorm van een belastingvoordeel, binnen één jaar na de datum waarop de belastingaangifte moet zijn ingediend, en blijft beschikbaar gedurende ten minste tien jaar na de datum van toekenning van de steun.
4.  
Elke steunregeling en individuele steun omvat een uitdrukkelijke verwijzing naar deze verordening, met vermelding van de titel ervan en de vindplaats in het Publicatieblad van de Europese Unie, en naar de specifieke bepalingen van hoofdstuk III in verband met die steun, of, indien van toepassing, naar de nationale wet die waarborgt dat de toepasselijke bepalingen van deze verordening worden nageleefd. Deze tekst gaat vergezeld van de uitvoeringsbepalingen en wijzigingen daarin.
5.  
De bekendmakingsverplichtingen van lid 1 van het onderhavige artikel zijn niet van toepassing op steun die in het kader van de artikelen 54 en 55 voor CLLD-projecten wordt verleend.
6.  

De Commissie publiceert op haar website:

a) 

de links naar de in lid 1 bedoelde staatssteunwebsites;

b) 

de in artikel 11, lid 2, bedoelde beknopte informatie.



HOOFDSTUK II

Procedurevereisten

Artikel 10

Intrekking van het voordeel van de groepsvrijstelling

Wanneer een lidstaat steun verleent waarvan wordt gesteld dat deze is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting op grond van deze verordening zonder dat is voldaan aan de voorwaarden van de hoofdstukken I, II en III ervan, kan de Commissie, nadat zij de betrokken lidstaat in de gelegenheid heeft gesteld zijn standpunt kenbaar te maken, een besluit vaststellen waarin zij verklaart dat sommige of alle steunmaatregelen die de betrokken lidstaat in de toekomst vaststelt en die anders aan de onderhavige verordening zouden voldoen, bij de Commissie moeten worden aangemeld overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU. De aan te melden maatregelen kunnen worden beperkt tot maatregelen waarmee bepaalde soorten steun worden verleend, maatregelen ten behoeve van bepaalde begunstigden of maatregelen die door bepaalde autoriteiten van de betrokken lidstaat worden genomen.

Artikel 11

Rapportage

1.  
De lidstaten zenden de Commissie voor elk volledig jaar of deel ervan waarin deze verordening van toepassing is, in elektronische vorm een in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie ( 10 ) bedoeld jaarverslag over de toepassing van deze verordening toe.
2.  
Daarnaast verstrekken de lidstaten de Commissie via het elektronische aanmeldingssysteem van de Commissie de beknopte informatie over elke krachtens deze verordening vrijgestelde steunmaatregel in het gestandaardiseerde formaat van bijlage II, samen met een link naar de volledige tekst van de steunmaatregel, met inbegrip van de wijzigingen daarin, binnen twintig werkdagen na de inwerkingtreding ervan.
3.  
Lid 1 van het onderhavige artikel is niet van toepassing op steun die voor de in de artikelen 54 en 55 bedoelde CLLD-projecten wordt verleend.

Artikel 12

Evaluatie

1.  
Een evaluatie achteraf is vereist voor steunregelingen waarvan het jaarlijkse staatssteunbudget of de uitgavenrekeningen in een jaar meer bedragen dan 150 miljoen EUR of meer dan 750 miljoen EUR over de totale looptijd ervan, d.w.z. de gecombineerde looptijd van de steunregeling en alle voorgaande steunregelingen die een soortgelijk doel en geografisch gebied bestrijken, vanaf 1 januari 2023. Evaluaties achteraf zijn alleen vereist voor steunregelingen met een totale looptijd van meer dan drie jaar, vanaf 1 januari 2023.
2.  
Van de vereiste evaluatie achteraf mag worden afgezien bij steunregelingen die een onmiddellijke opvolger zijn van een regeling voor een soortgelijk doel en geografisch gebied die aan een evaluatie is onderworpen en waarvoor een eindevaluatieverslag is opgesteld overeenkomstig het door de Commissie goedgekeurde evaluatieplan en waarvoor geen negatieve zaken zijn gevonden. Als het eindevaluatieverslag van een steunregeling niet in overeenstemming is met het goedgekeurde evaluatieplan, wordt die regeling onmiddellijk opgeschort. Steunregelingen die een opvolger zijn van een dergelijke opgeschorte steunregeling, vallen niet onder de groepsvrijstelling.
3.  
Met de evaluatie wordt nagegaan of is voldaan aan de veronderstellingen en voorwaarden die aan de verenigbaarheid van de regeling ten grondslag liggen, en of de steunmaatregel in het licht van de algemene en de specifieke doelstellingen ervan nodig en doeltreffend is. Ook worden de gevolgen van de regeling voor de mededinging en de handel beoordeeld.
4.  

Voor steunregelingen waarvoor overeenkomstig lid 1 een evaluatie vereist is, melden de lidstaten de Commissie een ontwerp-evaluatieplan als volgt aan:

(a) 

uiterlijk twintig werkdagen dagen na de inwerkingtreding van de steunregeling, indien het budget van de regeling hoger is dan 150 miljoen EUR in een bepaald jaar of hoger is dan 750 miljoen EUR over de totale looptijd ervan;

(b) 

uiterlijk dertig werkdagen dagen na een aanzienlijke wijziging waarbij het budget van de steunregeling wordt verhoogd tot meer dan 150 miljoen EUR in een bepaald jaar of tot meer dan 750 miljoen EUR over de totale looptijd van de steunregeling;

(c) 

uiterlijk dertig werkdagen na de vastlegging in de officiële boekhouding van uitgaven in het kader van de steunregeling die meer dan 150 miljoen EUR bedragen in het voorgaande jaar.

5.  
Het ontwerp-evaluatieplan is in overeenstemming met de door de Commissie geleverde gemeenschappelijke methodologische beginselen ( 11 ). Het door de Commissie goedgekeurde evaluatieplan wordt door de lidstaten bekendgemaakt.
6.  
De evaluatie achteraf wordt op basis van het evaluatieplan uitgevoerd door een van de steunverlenende autoriteit onafhankelijke deskundige. Elke evaluatie omvat ten minste één tussentijds en één eindevaluatieverslag. De lidstaten maken beide verslagen bekend.
7.  
Het eindevaluatieverslag wordt uiterlijk negen maanden vóór het verstrijken van de vrijgestelde steunregeling bij de Commissie ingediend. Deze periode mag worden verkort bij steunregelingen waarvoor de evaluatieverplichting in werking treedt in de loop van de laatste twee jaren van uitvoering van de steunregeling. De precieze reikwijdte en regelingen voor elk evaluatieplan worden vermeld in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het evaluatieplan. Bij de aanmelding van een eventuele latere steunmaatregel met een soortgelijke doelstelling wordt aangegeven op welke wijze met de resultaten van de evaluatie rekening is gehouden.

Artikel 13

Monitoring

De lidstaten houden gedetailleerde dossiers bij met de informatie en ondersteunende documentatie die nodig zijn om aan te tonen dat alle voorwaarden van de onderhavige verordening zijn vervuld. Deze dossiers worden bijgehouden gedurende tien jaar vanaf de datum waarop de ad-hocsteun is verleend of, in het geval van regelingen, de laatste steun is verleend. De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie binnen twintig werkdagen, of binnen de in het verzoek vastgestelde langere termijn, alle informatie en ondersteunende documentatie die de Commissie nodig acht voor de monitoring van de toepassing van deze verordening.



HOOFDSTUK III

Speciale bepalingen voor verschillende steuncategorieën



Afdeling 1

Bevorderen van duurzame visserij en van het herstel en de instandhouding van aquatische biologische rijkdommen

Artikel 14

Algemene voorwaarden

De steun in het kader van deze afdeling voldoet aan alle volgende algemene voorwaarden:

a) 

wanneer steun wordt verleend voor een vissersvaartuig van de Unie, mag dat vaartuig gedurende ten minste vijf jaar vanaf de laatste betaling voor de ondersteunde verrichting niet worden overgedragen of omgevlagd buiten de Unie. Indien een vaartuig toch binnen dat tijdsbestek wordt overgedragen of omgevlagd, worden de onverschuldigd voor de verrichting betaalde bedragen door de lidstaat teruggevorderd naar rato van de periode waarin niet aan de voorwaarde van de eerste zin van dit punt is voldaan;

b) 

operationele kosten komen niet in aanmerking tenzij in deze afdeling uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 15

Steun voor innovatie in de visserij

1.  
Steun voor innovatie in de visserij die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3 mits de steun gericht is op de ontwikkeling of invoering van nieuwe of substantieel verbeterde producten en uitrusting, nieuwe of verbeterde processen en technieken en nieuwe of verbeterde beheer- en organisatiesystemen, ook op het vlak van verwerking en afzet.
2.  
Uit de steun gefinancierde diensten worden uitgevoerd door of in samenwerking met een door de lidstaat of de Unie erkende wetenschappelijke of technische instantie. Die wetenschappelijke of technische instantie valideert de resultaten van dergelijke verrichtingen. De steun wordt rechtstreeks aan de organisatie voor onderzoek en/of kennisverspreiding betaald.
3.  
De lidstaten geven voldoende publiciteit aan de resultaten van gesteunde verrichtingen.
4.  

De volgende kosten kunnen in aanmerking komen:

(a) 

rechtstreekse personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het project bezighouden;

(b) 

kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang deze worden gebruikt voor de verrichtingen. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet gedurende de volledige levensduur ervan voor de verrichtingen worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van de verrichtingen, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

(c) 

kosten van gebouwen en grond voor zover en zolang deze worden gebruikt voor de verrichtingen en onder de volgende voorwaarden:

i) 

wat gebouwen betreft, worden alleen de met de looptijd van de verrichting overeenstemmende afschrijvingskosten, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

ii) 

wat grond betreft, komen de kosten van de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;

(d) 

kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden zijn ingekocht bij of in licentie zijn verkregen van externe bronnen, alsmede kosten van consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de verrichtingen worden gebruikt, of

(e) 

bijkomende overheadkosten en andere operationele uitgaven, waaronder die van materiaal, leveringen en soortgelijke producten, die rechtstreeks uit de verrichtingen voortvloeien.

5.  
Het bedrag aan steun in het kader van dit artikel, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 16

Steun voor adviesdiensten

1.  

Steun voor adviesdiensten die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits:

(a) 

de steun de prestaties en het concurrentievermogen van ondernemingen verbetert en duurzame visserij bevordert;

(b) 

de steun onder objectief bepaalde voorwaarden toegankelijk is voor alle ondernemingen die daarvoor in het betrokken gebied in aanmerking komen, en

(c) 

de adviesdienst een van de volgende vormen aanneemt:

i) 

haalbaarheidsstudies en adviesdiensten die de levensvatbaarheid beoordelen van maatregelen die in aanmerking kunnen komen voor steun in het kader van titel II, hoofdstuk II, van Verordening (EU) 2021/1139;

ii) 

de verlening van professioneel advies over ecologische duurzaamheid, met nadruk op het beperken en, waar mogelijk, wegnemen van de negatieve impact van de visserij op de mariene, terrestrische, zoetwater- en kustecosystemen;

iii) 

de verlening van professioneel advies over bedrijfs- en afzetstrategieën.

2.  
De haalbaarheidsstudies, de adviesdiensten en het advies als bedoeld in lid 1, punt b), worden geleverd door wetenschappelijke, academische, professionele en technische instanties of door entiteiten die economisch advies verlenen en over de krachtens het nationale recht vereiste deskundigheid beschikken.
3.  
De steun wordt verleend in de vorm van een gesubsidieerde dienst of een rechtstreekse subsidie.
4.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 17

Steun voor partnerschappen tussen wetenschappers en vissers

1.  

Steun voor partnerschappen tussen wetenschappers en vissers die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits:

a) 

de steun gericht is op het bevorderen van de overdracht van kennis tussen wetenschappers en vissers;

b) 

de steun bestemd is voor:

i) 

het opzetten van netwerken, partnerschapsovereenkomsten of verenigingen tussen enerzijds een of meer onafhankelijke wetenschappelijke instanties en anderzijds vissers of een of meer vissersorganisaties, waaraan technische instanties kunnen deelnemen;

ii) 

de activiteiten die worden verricht in het kader van de in punt i) bedoelde netwerken, partnerschapsovereenkomsten of verenigingen. Deze activiteiten kunnen betrekking hebben op gegevensverzameling en -beheer, studies, proefprojecten, verspreiding van kennis en onderzoeksresultaten, seminars en best practices.

2.  
De steun wordt verleend in de vorm van een gesubsidieerde dienst of een rechtstreekse subsidie.
3.  

De steun mag alleen de volgende in aanmerking komende kosten dekken die rechtstreeks uit het gesteunde project voortvloeien:

a) 

rechtstreekse salariskosten;

b) 

deelnamekosten;

c) 

reiskosten;

d) 

kosten van publicaties;

e) 

gekochte gegevensverzamelingsdiensten, studies, proefprojecten;

f) 

de huur van tentoonstellingsruimten en -stands en de kosten van het opzetten en afbreken ervan;

g) 

kosten van de verspreiding van wetenschappelijke kennis en feitelijke informatie.

4.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 18

Steun voor de bevordering van het menselijk kapitaal en de sociale dialoog

1.  

Steun voor de bevordering van het menselijk kapitaal en de sociale dialoog die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de betrokken steun bestemd is voor:

a) 

beroepsopleidingen, een leven lang leren, gezamenlijke projecten, de verspreiding van economische, technische, regelgevende of wetenschappelijke kennis en van innoverende werkmethoden, en de verwerving van nieuwe beroepsvaardigheden, in het bijzonder in verband met duurzaam beheer van mariene ecosystemen, hygiëne, gezondheid, veiligheid, activiteiten in de maritieme sector, innovatie en ondernemerschap;

b) 

netwerkvorming en uitwisseling van ervaringen en best practices tussen belanghebbenden, waaronder organisaties ter bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen, ter bevordering van de rol van vrouwen in visserijgemeenschappen en ter bevordering van de aanwezigheid van ondervertegenwoordigde groepen in de kleinschalige kustvisserij of in de visserij te voet, of

c) 

de sociale dialoog op het niveau van de Unie of op nationaal, regionaal of lokaal niveau tussen vissers, sociale partners en andere relevante belanghebbenden.

2.  
De steun voor de in lid 1 vermelde activiteiten mag ook worden verleend aan echtgenoten of, mits en voor zover erkend in het nationale recht, levenspartners van zelfstandige vissers die, anders dan als werknemer of als vennoot, gewoonlijk en onder de voorwaarden van het nationale recht aan de uitoefening van de activiteiten van de zelfstandige visser deelnemen en dezelfde of ondersteunende taken verrichten.
3.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten, met uitzondering van professionele vaar- en veiligheidsopleidingen, waarvoor een maximale steunintensiteit van 100 % van toepassing is. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 19

Steun om diversificatie en nieuwe vormen van inkomsten te vergemakkelijken

1.  

Steun om diversificatie en nieuwe bronnen van inkomsten te vergemakkelijken die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun:

a) 

wordt verleend voor investeringen die leiden tot diversificatie van de inkomsten van vissers door de ontwikkeling van aanvullende activiteiten, waaronder investeringen aan boord, hengeltoerisme, restaurants, visserijgebonden milieudiensten en educatieve activiteiten op het gebied van visserij;

b) 

wordt verleend aan vissers die:

i) 

een bedrijfsplan voor de ontwikkeling van hun nieuwe activiteiten indienen, en

ii) 

beschikken over voldoende beroepsvaardigheden of deze verwerven in het kader van verrichtingen die op grond van artikel 18, lid 1, punt a), kunnen worden gefinancierd.

2.  
De in lid 1, punt a), bedoelde steun wordt alleen verleend indien de aanvullende activiteiten van de vissers in verband staan met de kernactiviteit van het visserijbedrijf.
3.  
De in het kader van het onderhavige artikel toegekende steun bedraagt ten hoogste 50 % van het budget dat in het bedrijfsplan voor elke verrichting is uitgetrokken, met dien verstande dat dit bedrag per begunstigde onderneming niet hoger mag zijn dan 75 000  EUR.

Artikel 20

Steun voor de eerste verwerving van een vissersvaartuig

1.  

Steun voor de eerste verwerving van een vissersvaartuig of voor de eerste verwerving van de gedeeltelijke eigendom ervan die aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits:

a) 

de steun tot versterking van economisch, sociaal en ecologisch duurzame visserijactiviteiten leidt en de begunstigde onderneming verifieerbare informatie en een bedrijfsplan heeft verstrekt om dit te staven, en

b) 

de steun bestemd is voor de verwerving van een vissersvaartuig door een natuurlijke persoon die op de datum van indiening van de steunaanvraag maximaal veertig jaar oud is en ten minste vijf jaar als visser werkt of over passende kwalificaties beschikt.

2.  
Steun op grond van lid 1 mag ook verleend worden aan juridische entiteiten die geheel in eigendom zijn van een of meer natuurlijke personen die elk de voorwaarden van lid 1 vervullen.
3.  
Steun op grond van dit artikel mag verleend worden voor de gezamenlijke eerste aankoop van een vissersvaartuig door meerdere natuurlijke personen die elk de voorwaarden van lid 1 vervullen.
4.  
Steun op grond van dit artikel mag ook worden verleend voor de eerste verwerving van de gedeeltelijke eigendom van een vissersvaartuig door hetzij een natuurlijke persoon die aan de voorwaarden van lid 1 voldoet en geacht wordt zeggenschapsrechten over dat vaartuig te hebben door de eigendom van ten minste 33 % van het vissersvaartuig of van de aandelen in het vissersvaartuig, hetzij een juridische entiteit die aan de voorwaarden van lid 2 voldoet en geacht wordt zeggenschapsrechten over dat vissersvaartuig te hebben door de eigendom van ten minste 33 % van het vissersvaartuig of van de aandelen in het vissersvaartuig.
5.  

Steun wordt alleen verleend voor een vissersvaartuig dat aan alle volgende voorwaarden voldoet:

a) 

het behoort tot een vlootsegment waarvoor in het meest recente verslag over de vangstcapaciteit als bedoeld in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, een evenwicht met de voor dat segment beschikbare vangstmogelijkheden wordt aangetoond;

b) 

het is uitgerust voor visserijactiviteiten;

c) 

het heeft een lengte over alles van ten hoogste 24 meter;

d) 

het staat gedurende ten minste drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag geregistreerd in het vlootregister van de Unie indien het voor de kleinschalige kustvisserij is bestemd, en gedurende ten minste vijf kalenderjaren indien het een ander type vaartuig betreft, en

e) 

het staat voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag ten hoogste dertig kalenderjaren in het vlootregister van de Unie geregistreerd.

6.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 40 % van de in aanmerking komende kosten en mag nooit hoger zijn dan 75 000  EUR per visser en vissersvaartuig.

Artikel 21

Steun ter verbetering van de gezondheid, veiligheid en arbeidsomstandigheden van vissers

1.  

Steun ter verbetering van de gezondheid, veiligheid en arbeidsomstandigheden van vissers die aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits:

a) 

de steun uitsluitend voor investeringen aan boord of in afzonderlijke uitrusting wordt verleend en de investeringen verder gaan dan de vereisten op grond van het nationale of het Unierecht, en

b) 

de steun niet wordt verleend voor verrichtingen die de brutotonnage van een vissersvaartuig verhogen.

2.  

Bij verrichtingen ter verbetering van de veiligheid voor vissers komen de aankoop en, indien van toepassing, de installatie van de volgende inrichtingen in aanmerking voor steun:

a) 

reddingsvlotten;

b) 

hydrostatische openers voor reddingsvlotten;

c) 

persoonlijke noodbakens zoals noodradiobakens (EPIRB’s) die in reddingsvesten en in de werkkleding van vissers kunnen worden geïntegreerd;

d) 

individuele drijfmiddelen (PFD’s), met name onderdompelings- of overlevingspakken, reddingsboeien en -vesten;

e) 

noodvuurwerk;

f) 

lijnwerptoestellen;

g) 

reddingssystemen voor “man overboord”-ongevallen;

h) 

brandbestrijdingstoestellen, zoals brandblussers, branddekens, brand- en rookmelders en ademhalingsapparatuur;

i) 

branddeuren;

j) 

afsluitkleppen voor brandstoftanks;

k) 

gasdetectoren en gasalarmsystemen;

l) 

lenspompen en alarmsystemen;

m) 

uitrusting voor radio- en satellietcommunicatie;

n) 

waterdichte luiken en deuren;

o) 

afschermingen op machines, zoals lieren of nettentrommels;

p) 

gangpaden en toegangsladders;

q) 

opsporings-, dek- of noodverlichting;

r) 

veiligheidsmechanismen voor gevallen waarin met het vistuig een onderwaterobstakel wordt geraakt;

s) 

veiligheidscamera’s en -beeldschermen;

t) 

uitrusting en onderdelen die nodig zijn om de veiligheid aan dek te verbeteren.

3.  

Voor verrichtingen of de verstrekking van uitrusting ter verbetering van de gezondheidsomstandigheden voor vissers komen de volgende acties in aanmerking voor steun:

a) 

de aankoop en installatie van EHBO-kits;

b) 

de aankoop van geneesmiddelen en toestellen voor dringende behandelingen;

c) 

de verstrekking van telegeneeskunde, waaronder e-technologieën, uitrusting en medische beeldvorming voor raadpleging op afstand vanaf de vaartuigen;

d) 

de terbeschikkingstelling van gidsen en handboeken om de gezondheid te verbeteren;

e) 

voorlichtingscampagnes om de gezondheid te verbeteren.

4.  

Voor verrichtingen of de verstrekking van uitrusting ter verbetering van de hygiëne-omstandigheden voor vissers komen de aankoop en, indien van toepassing, de installatie van de volgende inrichtingen in aanmerking voor steun:

a) 

sanitaire voorzieningen, zoals toiletten en wasvoorzieningen;

b) 

keukenvoorzieningen en inrichtingen voor voedselopslag;

c) 

waterzuiveringstoestellen voor drinkwater;

d) 

ventilatie-, schoonmaak- of ontsmettingsmateriaal of -systemen om voor de nodige hygiëne aan boord te zorgen;

e) 

gidsen en handboeken over de verbetering van de hygiëne aan boord, met inbegrip van softwaretools.

5.  

Voor verrichtingen of de verstrekking van uitrusting ter verbetering van de arbeidsomstandigheden voor vissers aan boord van vissersvaartuigen komen de aankoop en, indien van toepassing, de installatie van de volgende inrichtingen in aanmerking voor steun:

(a) 

dekrelingen;

(b) 

beschermingsstructuren aan dek en modernisering van de scheepshutten om bescherming te bieden tegen ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld;

(c) 

inrichtingen die de veiligheid in de scheepshutten verbeteren en waarmee gemeenschappelijke ruimten voor de bemensing kunnen worden gecreëerd;

(d) 

uitrusting om zwaar manueel tillen te verminderen, met uitzondering van machines die rechtstreeks verband houden met de visserijverrichtingen, zoals lieren;

(e) 

antislipverf en rubberen antislipmatten;

(f) 

isolatiemateriaal tegen lawaai, hitte of koude, en apparatuur om de ventilatie te verbeteren;

(g) 

werkkleding en veiligheidsuitrusting, zoals waterdichte veiligheidsschoenen, oog- en ademhalingsbescherming, veiligheidshandschoenen en -helmen of beschermingsmiddelen tegen valpartijen;

(h) 

nood- en veiligheidstekens;

(i) 

risicoanalyse en beoordelingen om na te gaan welke risico’s de vissers in de havens of bij het varen lopen, met de bedoeling maatregelen te nemen om de risico’s te voorkomen of te verminderen;

(j) 

gidsen en handboeken over de verbetering van de arbeidsomstandigheden aan boord;

(k) 

collectieve voertuigen voor het vervoer van schaaldieren naar de plaatsen van eerste verkoop;

(l) 

voorzieningen voor te voet vissende vissers welke tot verbetering van de arbeidsomstandigheden leiden, zoals kleedkamers, badkamers en andere sanitaire voorzieningen, en met name die welke de toegang van vrouwen tot de arbeidsmarkt bevorderen.

6.  
De steun wordt verleend aan vissers, onder wie in voorkomend geval ook vissers te voet, en aan eigenaren van vissersvaartuigen.
7.  
Wanneer de verrichting een investering aan boord behelst, mag in de periode tussen 1 januari 2023 en 31 december 2029 niet meer dan eenmaal steun worden verleend voor dezelfde soort investering voor een bepaald vaartuig. Wanneer de verrichting een investering in afzonderlijke uitrusting behelst, mag in de periode tussen 1 januari 2023 en 31 december 2029 niet meer dan eenmaal steun worden verleend voor dezelfde soort uitrusting voor een bepaalde begunstigde onderneming.
8.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 22

Steun voor de betaling van verzekeringspremies en voor financiële bijdragen aan onderlinge fondsen

1.  

Steun voor de betaling van verzekeringspremies en voor financiële bijdragen aan onderlinge fondsen die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits:

a) 

de steun is bedoeld om bij te dragen in verzekeringspremies of onderlinge fondsen waaruit vissers financieel worden vergoed voor economische verliezen als gevolg van het gedrag van beschermde dieren, volksgezondheidscrises, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, milieuongevallen of de kosten van het redden van vissers of het bergen van vissersvaartuigen in geval van ongevallen op zee tijdens hun visserijactiviteiten;

b) 

de combinatie van de financiële vergoeding uit de onderlinge fondsen in het kader van dit artikel met andere instrumenten van de Unie of nationale instrumenten of verzekeringsregelingen niet leidt tot compensatie die hoger is dan de economische verliezen;

c) 

de soort of hoeveelheid van de toekomstige productie niet door de verzekering wordt voorgeschreven of gespecificeerd en de steun niet beperkt blijft tot verzekeringen van een bepaalde verzekeringsonderneming of groep ondernemingen, en

d) 

het onderlinge fonds is door de bevoegde autoriteit van een lidstaat geaccrediteerd overeenkomstig de nationale wetgeving.

2.  

Voor de toepassing van dit artikel:

a) 

zijn volksgezondheidscrises, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, milieuongevallen of ongevallen op zee als bedoeld in lid 1, punt a), die waarvan de bevoegde autoriteit van de lidstaat formeel heeft erkend dat ze hebben plaatsgevonden;

b) 

wordt verstaan onder “onderling fonds”: een door de lidstaat overeenkomstig zijn nationale recht geaccrediteerde verzekeringsregeling op grond waarvan aangesloten vissers worden vergoed voor economische verliezen als gevolg van de in lid 1, punt a), vermelde gebeurtenissen. Het onderlinge fonds heeft een transparant beleid voor betalingen aan en onttrekkingen uit het fonds en beschikt over duidelijke voorschriften voor de toewijzing van de verantwoordelijkheid bij eventuele schulden.

3.  

De maximale steunintensiteit bedraagt ten hoogste:

a) 

50 % van de bedragen die uit het onderlinge fonds als financiële vergoeding aan de vissers worden betaald;

b) 

100 % van de administratieve kosten van de oprichting van het onderlinge fonds;

c) 

70 % van de kosten van de verzekeringspremie;

d) 

50 % van het aanvangskapitaal van het fonds.

4.  
De in lid 1, punt a), bedoelde bijdragen worden alleen verleend ter dekking van verliezen als gevolg van volksgezondheidscrises, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, milieuongevallen of ongevallen op zee.

Artikel 23

Steun voor systemen voor de toewijzing van vangstmogelijkheden

1.  

Steun voor systemen voor de toewijzing van vangstmogelijkheden die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits:

a) 

de steun is bedoeld voor het ontwerp, de uitwerking, de monitoring, de evaluatie en het beheer van de systemen voor de toewijzing van vangstmogelijkheden aan de lidstaten, overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, om de visserijactiviteiten aan te passen aan de vangstmogelijkheden, en

b) 

de steun wordt verleend aan natuurlijke of rechtspersonen of vissersorganisaties die door de lidstaat zijn erkend, met inbegrip van erkende producentenorganisaties die betrokken zijn bij het collectieve beheer van de systemen voor de toewijzing van vangstmogelijkheden.

2.  
De steun wordt verleend in de vorm van een gesubsidieerde dienst of een rechtstreekse subsidie.
3.  

De steun mag alleen de volgende in aanmerking komende kosten dekken:

(a) 

rechtstreekse salariskosten;

(b) 

koop of huurkoop van materiële of immateriële activa tot de marktwaarde van het actief;

(c) 

kosten van publicaties, of

(d) 

aankoop van diensten of studies op het gebied van ontwerp en ontwikkeling.

4.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 100 % van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 24

Steun voor de beperking van de impact van de visserij op het milieu en voor de aanpassing van de visserij aan de bescherming van soorten

1.  
Steun voor de beperking van de impact van de visserij op het milieu en voor de aanpassing van de visserij aan de bescherming van soorten die aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun is bedoeld om de impact van de visserij op het mariene milieu te beperken, het geleidelijk uitbannen van teruggooi te bevorderen en de overgang naar een duurzame exploitatie van de levende biologische rijkdommen van de zee overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 te vergemakkelijken.
2.  

De steun is bestemd voor:

a) 

investeringen in uitrusting om de selectiviteit van het vistuig op grootte en soort te verbeteren;

b) 

investeringen aan boord of in uitrusting voor het uitbannen van teruggooi door ongewenste vangsten van commerciële bestanden te voorkomen of te verminderen, of in uitrusting voor de behandeling van ongewenste vangsten die moeten worden aangeland overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

c) 

investeringen in uitrusting om de fysieke en biologische impact van de visserij op het ecosysteem of de zeebodem te beperken en zo mogelijk tot nul te reduceren, of

d) 

investeringen in uitrusting ter bescherming van het vistuig en de vangst tegen zoogdieren en vogels die beschermd zijn krachtens Richtlijn 92/43/EEG van de Raad ( 12 ) of Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 13 ), mits de selectiviteit van het vistuig daardoor niet wordt ondermijnd en alle passende maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de predatoren fysiek letsel wordt toegebracht.

3.  
In de periode tussen 1 januari 2023 en 31 december 2029 mag niet meer dan eenmaal steun worden verleend voor dezelfde soort uitrusting aan boord van een bepaald vissersvaartuig van de Unie.
4.  
De steun wordt alleen verleend wanneer het vistuig of de andere in lid 2 bedoelde uitrusting aantoonbaar beter op grootte selecteert of een aantoonbaar geringere impact op het ecosysteem en op de niet-doelsoorten heeft dan standaardvistuig of andere uitrusting zoals toegestaan op grond van Unierecht of op grond van toepasselijk nationaal recht in het kader van de regionalisering waarin Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet.
5.  

De steun wordt toegekend aan:

a) 

eigenaren van vissersvaartuigen van de Unie die als actief zijn geregistreerd en die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste zestig dagen visserijactiviteiten op zee hebben verricht;

b) 

vissers die eigenaar zijn van het te vervangen vistuig en die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste zestig dagen aan boord van een vissersvaartuig van de Unie hebben gewerkt;

c) 

door de lidstaten erkende vissersorganisaties.

6.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 100 % van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 25

Steun voor innovatie in verband met de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee

1.  

Steun voor innovatie in verband met de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits:

a) 

de steun is bedoeld om het geleidelijk uitbannen van teruggooi en bijvangsten te bevorderen en de overgang naar exploitatie van de levende biologische rijkdommen van de zee overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 te vergemakkelijken en de impact van de visserij op het mariene milieu en beschermde dieren te beperken;

b) 

de steun is bestemd voor verrichtingen die tot doel hebben nieuwe technische of organisatorische kennis te ontwikkelen of in te voeren die de impact van visserijactiviteiten op het milieu beperkt, ook op het gebied van verbeterde vangsttechnieken en selectiviteit van het vistuig, of waarmee een duurzamer gebruik van de biologische rijkdommen van de zee en co-existentie met beschermde predatoren worden verwezenlijkt;

c) 

de gesteunde verrichtingen worden uitgevoerd door of in samenwerking met een door de lidstaat erkende wetenschappelijke of technische instantie, die de resultaten van dergelijke verrichtingen valideert, en

d) 

de lidstaten geven voldoende publiciteit aan de resultaten van gesteunde verrichtingen.

2.  
De steun wordt verleend in de vorm van gesubsidieerde diensten.
3.  
Het aandeel van de vissersvaartuigen dat betrokken is bij op grond van dit artikel gefinancierde projecten mag niet groter zijn dan 5 % van de vissersvaartuigen van de nationale vloot of niet meer dan 5 % van de brutotonnage van de nationale vissersvloot, berekend bij de vaststelling van het steuninstrument.
4.  

Alleen de volgende kosten kunnen in aanmerking komen:

a) 

rechtstreekse personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het project bezighouden;

b) 

kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang deze worden gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet gedurende de volledige levensduur ervan voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

c) 

kosten van gebouwen en grond voor zover en zolang deze worden gebruikt voor het project en onder de volgende voorwaarden:

i) 

wat gebouwen betreft, worden alleen de met de looptijd van het project overeenstemmende afschrijvingskosten, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

ii) 

wat grond betreft, komen alleen de kosten van de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;

d) 

kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden zijn ingekocht bij of in licentie zijn verkregen van externe bronnen, alsmede kosten van consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt, of

e) 

bijkomende overheadkosten en andere operationele uitgaven, waaronder die van materiaal, leveringen en soortgelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

5.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 26

Steun voor de bescherming en het herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen en voor regelingen in het kader van duurzame visserijactiviteiten

1.  
Steun voor de bescherming en het herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen en voor regelingen in het kader van duurzame visserijactiviteiten die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU.
2.  

De steun in het kader van dit artikel is bestemd voor de volgende verrichtingen:

a) 

het door vissers verzamelen van afval op zee, zoals de passieve verzameling van verloren vistuig en zwerfvuil. Alleen de volgende acties komen in aanmerking voor steun:

i) 

de verwijdering van verloren vistuig uit zee, met name om spookvisserij tegen te gaan;

ii) 

de aankoop en, indien van toepassing, de installatie van uitrusting aan boord voor de verzameling en opslag van zwerfvuil;

iii) 

de invoering van afvalverzamelingsregelingen voor de deelnemende vissers, met inbegrip van financiële prikkels;

iv) 

de aankoop en, indien van toepassing, de installatie in de vissershavenfaciliteiten van uitrusting voor zwerfvuilopslag en -recycling;

v) 

communicatie-, voorlichtings- en bewustmakingscampagnes om de vissers en andere belanghebbenden ertoe aan te zetten deel te nemen aan projecten voor het opruimen van verloren vistuig, of

vi) 

opleiding voor vissers en havenagenten;

b) 

de bouw, installatie of modernisering van vaste of verplaatsbare voorzieningen om de mariene fauna en flora te beschermen en te versterken, met inbegrip van de wetenschappelijke voorbereiding en evaluatie ervan. Alleen de volgende acties komen in aanmerking voor steun:

i) 

de aankoop en, indien van toepassing, de installatie van voorzieningen om mariene gebieden te beschermen tegen de trawlvisserij;

ii) 

de aankoop en, indien van toepassing, de installatie van voorzieningen om aangetaste mariene ecosystemen te herstellen, of

iii) 

kosten in verband met voorbereidende werkzaamheden zoals prospectie, wetenschappelijke studies en evaluaties.

De aankoop van vaartuigen die bestemd zijn om te laten afzinken en als kunstmatig rif te worden gebruikt, komt niet in aanmerking.

c) 

het bijdragen tot een beter beheer of een betere instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee door het installeren van de volgende inrichtingen of het uitvoeren van de volgende acties en projecten:

i) 

ronde vishaken;

ii) 

akoestische afschrikmiddelen;

iii) 

panelen met ontsnappingsgat voor schildpadden (TED’s);

iv) 

vogelverschrikkerlijnen;

v) 

andere instrumenten of apparaten die efficiënt zijn gebleken bij het voorkomen van onbedoelde vangsten van beschermde dieren;

vi) 

opleiding van vissers in een beter beheer of een betere instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee;

vii) 

projecten die gericht zijn op kusthabitats die van belang zijn voor vissen, vogels en andere organismen;

viii) 

projecten die gericht zijn op gebieden die van belang zijn voor de visreproductie, zoals kustwetlands, of

ix) 

de vervanging van bestaand vistuig door vistuig met een geringe impact, kosten in verband met visfuiken en -vallen, peuren en handlijnen;

d) 

het deelnemen aan andere acties met het oog op de instandhouding en versterking van de biodiversiteit en ecosysteemdiensten, zoals het herstel van mariene en kusthabitats ter ondersteuning van de duurzaamheid van de visbestanden, met inbegrip van de wetenschappelijke voorbereiding en evaluatie ervan. De kosten van de volgende acties komen in aanmerking voor steun:

i) 

regelingen voor het testen van nieuwe monitoringtechnieken, en met name:

— 
systemen voor elektronische monitoring op afstand, zoals camerabewakings- (CCTV) of videocontrolesystemen, voor de monitoring en registratie van incidentele vangsten van beschermde dieren;
— 
registratie van oceanografische gegevens zoals temperatuur, zoutgehalte, plankton, algenbloei of troebelheid;
— 
het in kaart brengen van invasieve uitheemse soorten;
— 
acties, met inbegrip van studies, om de toename van invasieve uitheemse soorten te voorkomen en tegen te gaan;
ii) 

financiële prikkels voor de installatie aan boord van automatische registratietoestellen voor het monitoren en registreren van oceanografische gegevens zoals temperatuur, zoutgehalte, plankton, algenbloei of troebelheid;

iii) 

maatregelen ter beperking van fysische en chemische verontreiniging;

iv) 

maatregelen ter beperking van andere fysieke belasting, waaronder antropogeen onderwatergeluid dat negatieve gevolgen heeft voor de biodiversiteit;

v) 

positieve instandhoudingsmaatregelen voor de bescherming en instandhouding van de flora en fauna, waaronder het herinvoeren of uitzetten van inheemse soorten, en toepassing van de groene-infrastructuurbeginselen als bedoeld in de mededeling van de Commissie over groene infrastructuur ( 14 ), of

vi) 

maatregelen ter preventie, bestrijding of uitroeiing van invasieve uitheemse soorten.

3.  
Steun in het kader van lid 2, punt d), wordt alleen verleend als de bevoegde autoriteiten van de lidstaten dergelijke regelingen of maatregelen formeel erkennen. De lidstaten zorgen er tevens voor dat er geen overcompensatie plaatsvindt doordat nationale, private en Unieregelingen worden gecombineerd.
4.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 100 % van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 27

Steun om de energie-efficiëntie te verbeteren en de gevolgen van klimaatverandering te matigen

1.  
Steun om de energie-efficiëntie te verbeteren en de gevolgen van klimaatverandering te matigen, met uitzondering van steun voor het vervangen of moderniseren van motoren, die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU.
2.  

Steun in het kader van artikel mag alleen betrekking hebben op de volgende maatregelen:

a) 

investeringen in uitrusting of aan boord om de uitstoot van verontreinigende stoffen of broeikasgassen terug te dringen en de energie-efficiëntie van de vissersvaartuigen te verhogen. Investeringen in vistuig komen ook in aanmerking voor steun mits deze de selectiviteit van dat vistuig niet ondermijnen;

b) 

audits en regelingen op het gebied van energie-efficiëntie, of

c) 

studies over de bijdrage van alternatieve aandrijfsystemen en rompontwerpen aan de energie-efficiëntie van vissersvaartuigen.

3.  
Steun in het kader van lid 2 wordt alleen aan eigenaren van vissersvaartuigen verleend en mag in de periode tussen 1 januari 2023 en 31 december 2029 niet meer dan eenmaal voor dezelfde soort investering voor een bepaald vaartuig worden verleend.
4.  

De in aanmerking komende kosten zijn de rechtstreekse extra kosten die uit de betrokken verrichtingen voortvloeien. Voor de toepassing van lid 2, punt a), geldt dat de in aanmerking komende kosten van:

i) 

maatregelen ter verbetering van de hydrodynamica van de romp van het vaartuig alleen betrekking mogen hebben op:

— 
investeringen in stabiliteitsmechanismen zoals kimkielen en bulbstevens die tot een betere zeevastheid en stabiliteit leiden;
— 
kosten in verband met het gebruik van niet-toxische aangroeiwerende middelen zoals een kopercoating om de wrijving te verminderen;
— 
kosten in verband met de stuurinrichting, zoals bedieningsinstallaties van stuurinrichtingen en meervoudige roeren om de roeractiviteit te verminderen naargelang van de weersomstandigheden en de toestand van de zee, of
— 
proeven in stromingstanks met het oog op hydrodynamische verbeteringen;
ii) 

maatregelen ter verbetering van het aandrijfsysteem van vaartuigen alleen betrekking mogen hebben op de kosten van de aankoop en zo nodig de installatie van de volgende inrichtingen:

— 
energie-efficiënte propellers, met inbegrip van aandrijfassen;
— 
katalysatoren;
— 
energie-efficiënte generatoren, bijvoorbeeld op waterstof of aardgas;
— 
aandrijvingsonderdelen op hernieuwbare energie, zoals zeilen, kabelvliegers (kites), windmolens, windturbines en zonnepanelen;
— 
boegschroeven;
— 
econometers, brandstofbeheersystemen en monitoringsystemen, of
— 
investeringen in straalpijpen die het aandrijfsysteem verbeteren;
iii) 

investeringen in vistuig en visuitrusting alleen betrekking mogen hebben op de kosten van de volgende maatregelen:

— 
overschakeling van gesleept vistuig naar alternatief vistuig;
— 
wijzigingen in gesleept vistuig, of
— 
investeringen in uitrusting voor de monitoring van gesleept vistuig;
iv) 

investeringen die gericht zijn op de vermindering van elektriciteit of thermische energie, alleen betrekking mogen hebben op:

— 
investeringen om de koel-, vries- en isolatiesystemen van vaartuigen te verbeteren, of
— 
investeringen ter bevordering van de recycling van warmte in het vaartuig waarbij de warmte teruggewonnen en hergebruikt wordt voor andere ondersteunende verrichtingen in het vaartuig.

Kosten in verband met het basisonderhoud van de romp komen niet in aanmerking voor steun in het kader van lid 2, punt a).

5.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 28

Steun voor de toegevoegde waarde, de productkwaliteit en het gebruik van ongewenste vangsten

1.  

Steun voor de toegevoegde waarde, de productkwaliteit en het gebruik van ongewenste vangsten die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits:

a) 

de steun wordt verleend om de toegevoegde waarde te verhogen of de kwaliteit van de gevangen vis te verbeteren;

b) 

de steun alleen de volgende in aanmerking komende kosten dekt:

i) 

investeringen die waarde toevoegen aan visserijproducten, in het bijzonder door de vissers toe te staan hun eigen vangst te verwerken, af te zetten en rechtstreeks te verkopen, of

ii) 

innoverende investeringen aan boord ter verbetering van de kwaliteit van de visserijproducten.

2.  
De in lid 1, punt b), ii), bedoelde steun wordt afhankelijk gesteld van het gebruik van selectief vistuig waarmee ongewenste vangsten tot een minimum worden beperkt, en wordt uitsluitend verleend aan eigenaren van vissersvaartuigen van de Unie die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste zestig dagen een visserijactiviteit op zee hebben verricht.
3.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 29

Steun voor vissershavens, aanlandingsplaatsen, afslagen en beschuttingsplaatsen

1.  

Steun voor vissershavens, aanlandingsplaatsen, afslagen en beschuttingsplaatsen die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits:

a) 

de steun wordt verleend om de kwaliteit, controle en traceerbaarheid van aangelande producten, de energie-efficiëntie, de milieubescherming en de veiligheids- en arbeidsomstandigheden te verbeteren;

b) 

de steun in aanmerking komende investeringskosten dekt die:

i) 

de infrastructuur van vissershavens, afslagen, aanlandings- en beschuttingsplaatsen verbeteren, met inbegrip van investeringen in passende voorzieningen om op zee verzameld verloren vistuig en zwerfvuil te ontvangen;

ii) 

de naleving van de verplichting tot het aanlanden van alle vangsten overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en artikel 8, lid 2, punt b), van Verordening (EU) nr. 1379/2013 bevorderen of de waarde van onvoldoende gebruikte delen van de vangst verhogen, of

iii) 

de veiligheid van vissers verhogen door de bouw of modernisering van beschuttingsplaatsen.

2.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 30

Steun voor de binnenvisserij en de aquatische fauna en flora in de binnenwateren

1.  

Steun voor de binnenvisserij en de aquatische fauna en flora in de binnenwateren die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun is bedoeld is om:

a) 

de impact van de binnenvisserij op het milieu terug te dringen;

b) 

de energie-efficiëntie te verhogen;

c) 

de waarde of kwaliteit van de aangelande vis te verhogen, of

d) 

de gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden, menselijk kapitaal en opleiding te verbeteren.

2.  

De steun in het kader van dit artikel mag alleen de volgende in aanmerking komende kosten dekken:

a) 

investeringen in de verbetering van het menselijk kapitaal, het scheppen van banen en de sociale dialoog als bedoeld in artikel 18, onder de voorwaarden van dat artikel;

b) 

investeringen aan boord of in afzonderlijke uitrusting als bedoeld in artikel 21, onder de voorwaarden van dat artikel;

c) 

investeringen in uitrusting als bedoeld in artikel 24, onder de voorwaarden van dat artikel;

d) 

investeringen in de verbetering van de energie-efficiëntie en de matiging van de gevolgen van klimaatverandering als bedoeld in artikel 27, onder de voorwaarden van dat artikel;

e) 

investeringen in de verhoging van de toegevoegde waarde of de verbetering van de kwaliteit van de gevangen vis als bedoeld in artikel 28, onder de voorwaarden van dat artikel;

f) 

investeringen in vissershavens, beschuttings- en aanlandingsplaatsen als bedoeld in artikel 29, onder de voorwaarden van dat artikel, of

g) 

investeringen in netten of ander vistuig die grotere slijtage ondervinden wegens schade veroorzaakt door andere dieren dan vissen, zoals invasieve soorten, en in daaraan gerelateerde uitrusting.

3.  
De steun mag worden verleend voor innovatie overeenkomstig artikel 15, voor adviesdiensten overeenkomstig artikel 16 en voor partnerschappen tussen wetenschappers en vissers overeenkomstig artikel 17.
4.  
Om diversificatie door binnenvissers te bevorderen, mag de steun worden verleend voor de diversificatie van binnenvisserijactiviteiten met aanvullende activiteiten, onder de voorwaarden van artikel 19.
5.  

Voor de toepassing van lid 2:

a) 

gelden verwijzingen die in de artikelen 21, 24, 27 en 28 naar vissersvaartuigen worden gemaakt, als verwijzingen naar vaartuigen die uitsluitend in binnenwateren actief zijn;

b) 

gelden verwijzingen die in artikel 24 naar het mariene milieu worden gemaakt, als verwijzingen naar het milieu waarin het binnenvissersvaartuig actief is;

c) 

mogen de voorwaarden van de artikelen 21, 24 en 27 die speciaal gelden voor zeevisserijvaartuigen, niet op de binnenvisserij worden betrokken.

6.  

Om de aquatische fauna en flora te beschermen en te ontwikkelen, mag de steun alleen worden verleend voor:

a) 

het beheren, herstellen en monitoren van Natura 2000-gebieden die gevolgen ondervinden van visserijactiviteiten, en het rehabiliteren van binnenwateren overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 15 ), met inbegrip van paaigronden en migratieroutes voor migrerende soorten, onverminderd artikel 26, lid 2, punt d), van deze verordening en, waar passend, met deelname van binnenvissers;

b) 

de bouw, modernisering of installatie van vaste of verplaatsbare voorzieningen om de aquatische fauna en flora te beschermen en te versterken, met inbegrip van de wetenschappelijke voorbereiding, monitoring en evaluatie ervan.

7.  
De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die krachtens dit artikel steun ontvangen, uitsluitend in de binnenwateren actief blijven.
8.  
Het bedrag aan steun in het kader van dit artikel, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten, met uitzondering van de maatregel in lid 2, punt g), waarvoor een steunintensiteit van 40 % geldt. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.



Afdeling 2

Bevorderen van duurzame aquacultuuractiviteiten

Artikel 31

Algemene voorwaarden

1.  

Steun in het kader van deze afdeling voldoet aan de volgende algemene voorwaarden:

(a) 

de steun wordt beperkt tot aquacultuurondernemingen, tenzij in deze verordening anders is bepaald;

(b) 

indien de verrichtingen bestaan in investeringen in uitrusting of infrastructuur die borg moet staan voor de inachtneming van toekomstige vereisten op het gebied van milieu, gezondheid van mens en dier, hygiëne en dierenwelzijn in het kader van het Unierecht, mag steun worden verleend tot de datum waarop die vereisten voor de ondernemingen verplicht worden;

(c) 

de steun mag niet worden verleend voor de kweek van genetisch gemodificeerde organismen;

(d) 

de steun mag niet worden verleend voor aquacultuurverrichtingen in mariene beschermde gebieden indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat op grond van een milieueffectbeoordeling heeft geconstateerd dat de desbetreffende verrichting duidelijke negatieve milieueffecten zou hebben die niet voldoende kunnen worden afgezwakt.

2.  
Steun in het kader van deze afdeling voor investeringen die bedoeld zijn om nieuwe markten aan te boren, wordt alleen verleend indien de begunstigde onderneming documentatie verstrekt waaruit blijkt dat er goede en duurzame marktvooruitzichten voor het project zijn.
3.  
Steun voor investeringen waarvoor krachtens Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 16 ) een milieueffectbeoordeling vereist is, wordt alleen verleend indien een dergelijke beoordeling is uitgevoerd en de vergunning voor het betrokken investeringsproject is verleend vóór de datum van toekenning van de individuele steun.

Artikel 32

Steun voor innovatie in de aquacultuur

1.  

Steun voor innovatie in de aquacultuur die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits:

a) 

de steun innovatie in de aquacultuur stimuleert;

b) 

de steun gericht is op:

i) 

het ontwikkelen van technische, wetenschappelijke of organisatorische kennis in aquacultuurondernemingen die in het bijzonder de gevolgen voor het milieu beperkt, de afhankelijkheid van vismeel en -olie vermindert, een duurzaam gebruik van de rijkdommen in de aquacultuur bevordert, het dierenwelzijn verbetert of nieuwe, duurzame productietechnieken faciliteert;

ii) 

het ontwikkelen of op de markt brengen van nieuwe aquacultuursoorten met marktpotentieel, nieuwe of substantieel verbeterde producten, nieuwe of verbeterde processen of nieuwe of verbeterde beheers- en organisatiesystemen;

iii) 

onderzoek naar de technische en economische haalbaarheid van innovatieve producten of processen.

2.  
In dit artikel bedoelde gesubsidieerde diensten worden uitgevoerd door of in samenwerking met door de lidstaat erkende publieke of private wetenschappelijke of technische instanties, die de resultaten van de gesubsidieerde diensten valideren.
3.  
De lidstaten geven voldoende publiciteit aan de resultaten van gesteunde projecten.
4.  

De volgende kosten kunnen in aanmerking komen:

a) 

rechtstreekse personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het project bezighouden;

b) 

kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang deze worden gebruikt voor het project.

c) 

kosten van gebouwen voor zover en zolang deze worden gebruikt voor het project en onder de volgende voorwaarden:

i) 

wat gebouwen betreft, worden alleen de met de looptijd van het project overeenstemmende afschrijvingskosten, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

ii) 

wat grond betreft, komen de kosten van de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;

d) 

kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden zijn ingekocht bij of in licentie zijn verkregen van externe bronnen, alsmede kosten van consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt, of

e) 

bijkomende overheadkosten en andere operationele uitgaven, waaronder die van materiaal, leveringen en soortgelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

Voor de doeleinden van punt b) geldt dat wanneer deze apparatuur en uitrusting niet gedurende de volledige levensduur ervan voor het project worden gebruikt, alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten worden beschouwd.

5.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 33

Steun voor investeringen in de aquacultuur ter verhoging van de productiviteit of met een positief effect op het milieu

1.  

Steun voor investeringen in de aquacultuur ter verhoging van de productiviteit of met een positief effect op het milieu die aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun bestemd is voor:

a) 

productieve investeringen in aquacultuur;

b) 

de diversificatie van de aquacultuurproductie en de gekweekte soorten;

c) 

de modernisering van aquacultuureenheden, en het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en de veiligheid van de werknemers in de aquacultuursector;

d) 

verbeteringen en modernisering in verband met diergezondheid en dierenwelzijn, waaronder de aankoop van uitrusting om viskwekerijen te beschermen tegen wilde predatoren;

e) 

investeringen ter vermindering van de negatieve gevolgen of ter bevordering van de positieve gevolgen voor het milieu en ter verbetering van de hulpbronnenefficiëntie;

f) 

investeringen ter verbetering van de kwaliteit of ter verhoging van de waarde van aquacultuurproducten;

g) 

het herstel van bestaande aquacultuurvijvers door middel van de verwijdering van slib, of investeringen ter voorkoming van slibafzetting;

h) 

de diversificatie van de inkomsten van aquacultuurondernemingen door de ontwikkeling van aanvullende activiteiten;

i) 

investeringen die een substantiële reductie in de impact van de aquacultuurondernemingen op waterverbruik en -kwaliteit tot gevolg hebben, in het bijzonder door de gebruikte hoeveelheid water of chemicaliën, antibiotica en andere geneesmiddelen te verminderen of de kwaliteit van de reststromen te verbeteren, onder meer door de invoering van multitrofe aquacultuursystemen;

j) 

de bevordering van aquacultuur in gesloten systemen waarin aquacultuurproductie in een gesloten circuit plaatsvindt zodat het waterverbruik minimaal blijft, of

k) 

investeringen die de energie-efficiëntie verhogen en de omschakeling van aquacultuurondernemingen naar hernieuwbare energiebronnen bevorderen.

2.  
Steun als bedoeld in lid 1, punt h), wordt alleen aan aquacultuurondernemingen verleend indien de aanvullende activiteiten in verband staan met de kernactiviteit van de onderneming (d.w.z. aquacultuur), met inbegrip van hengeltoerisme, aquacultuurgebonden milieudiensten of educatieve activiteiten op het gebied van aquacultuur.
3.  
In lid 1 van dit artikel bedoelde steun mag worden verleend voor investeringen die de productie verhogen en/of in het moderniseren van bestaande aquacultuurondernemingen, of voor de bouw van nieuwe productiecapaciteit, mits dit strookt met het in artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde plan voor de ontwikkeling van de aquacultuur.
4.  
In lid 1, punt e), bedoelde investeringen omvatten investeringen in het gebruik van duurzamer voeder, het beperken en beheren van de nutriëntenafgifte en van afvalwater, het beperken van het aantal ontsnappingen, het gebruik van chemische stoffen en geneesmiddelen met minder gevolgen voor het milieu, het volgen van een circulaire benadering bij het beheer van afval, de verwijdering van aquacultuurtuig of het gebruik van biologisch afbreekbaar aquacultuurtuig om zwerfvuil op zee te vermijden, het beheer van predatoren, en investeringen die meetbaar bijdragen tot het herstel van de biodiversiteit of de ecologische continuïteit.
5.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing. Voor verrichtingen met een positief effect op het milieu bedraagt de maximale steunintensiteit 80 % tenzij een hogere steunintensiteit van toepassing is in het kader van bijlage IV.

Artikel 34

Steun voor beheers-, verzorgings- en adviesdiensten voor aquacultuurondernemingen

1.  

Steun voor beheers-, verzorgings- en adviesdiensten voor aquacultuurondernemingen die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun:

a) 

de prestaties en het concurrentievermogen van aquacultuurondernemingen verbetert;

b) 

de schadelijke milieueffecten van aquacultuurondernemingen terugdringt, en

c) 

bestemd is voor de aankoop van technische, wetenschappelijke, juridische, ecologische of economische bedrijfsadviesdiensten.

Voor de toepassing van punt c) wordt de steun alleen verleend aan kleine en middelgrote aquacultuurondernemingen, met inbegrip van aquacultuurproducentenorganisaties en verenigingen van aquacultuurproducentenorganisaties.

2.  

Adviesdiensten als bedoeld in lid 1, punt c), omvatten:

a) 

de behoeften van aquacultuurondernemingen op het gebied van het beheer dat nodig is om te voldoen aan de uniale en nationale milieuwetgeving en aan vereisten inzake maritieme ruimtelijke ordening;

b) 

de milieueffectbeoordeling bedoeld in Richtlijn 2011/92/EU en Richtlijn 92/43/EEG;

c) 

de behoeften van aquacultuurondernemingen op het gebied van het beheer dat nodig is om te voldoen aan de uniale en nationale wetgeving inzake de gezondheid en het welzijn van waterdieren en de volksgezondheid;

d) 

normen die gebaseerd zijn op uniale en nationale wetgeving;

e) 

afzet- en bedrijfsstrategieën, of

f) 

haalbaarheidsstudies en adviesdiensten die de levensvatbaarheid beoordelen van maatregelen die in aanmerking kunnen komen voor steun in het kader van titel II, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/1139.

3.  
De in lid 1 bedoelde adviesdiensten worden verleend door wetenschappelijke of technische instanties en door entiteiten die juridisch of economisch advies verlenen, over de vereiste deskundigheid beschikken en door de betrokken lidstaat zijn erkend. De steun wordt verleend in de vorm van een gesubsidieerde dienst of een rechtstreekse subsidie.
4.  
Begunstigde ondernemingen mogen voor elk van de in lid 2 vermelde categorie van adviesdiensten niet meer dan eenmaal per jaar steun ontvangen.
5.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 35

Steun voor de bevordering van het menselijk kapitaal en de netwerkvorming in de aquacultuur

1.  

Steun voor de bevordering van het menselijk kapitaal en de netwerkvorming in de aquacultuur die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun bestemd is voor:

a) 

beroepsopleiding, een leven lang leren, de verspreiding van wetenschappelijke en technische kennis en innovatieve technieken, de verwerving van nieuwe beroepsvaardigheden in de aquacultuur en de terugdringing van het milieueffect van aquacultuurverrichtingen;

b) 

de verbetering van de arbeidsomstandigheden en de bevordering van de veiligheid op het werk, en

c) 

netwerkvorming en uitwisseling van ervaringen en best practices tussen aquacultuurondernemingen of beroepsorganisaties en andere belanghebbenden, waaronder wetenschappelijke en technische instanties of instanties die gelijke kansen van mannen en vrouwen bevorderen.

2.  
De steun wordt verleend in de vorm van een gesubsidieerde dienst of een rechtstreekse subsidie.
3.  

De steun mag alleen de volgende in aanmerking komende kosten dekken die rechtstreeks uit het gesteunde project voortvloeien:

a) 

rechtstreekse salariskosten;

b) 

deelnamekosten;

c) 

reiskosten;

d) 

kosten van publicaties;

e) 

gekochte gegevensverzamelingsdiensten, studies, proefprojecten;

f) 

de huur van tentoonstellingsruimten en -stands en de kosten van het opzetten en afbreken ervan, of

g) 

kosten van de verspreiding van wetenschappelijke kennis en feitelijke informatie.

4.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 36

Steun voor de vergroting van het potentieel van aquacultuurlocaties

1.  

Steun voor de vergroting van het potentieel van aquacultuurlocaties die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun:

a) 

in positieve zin tot de ontwikkeling van de aquacultuurlocaties en -infrastructuur bijdraagt en de schadelijke milieueffecten van de verrichtingen terugdringt;

b) 

bestemd is voor:

i) 

het bepalen en in kaart brengen van de gebieden die het meest geschikt zijn voor de ontwikkeling van aquacultuur, met inachtneming van, in voorkomend geval, processen voor ruimtelijke ordening, alsmede het bepalen en in kaart brengen van gebieden waar aquacultuur moet worden uitgesloten om ervoor te zorgen dat die gebieden hun rol in de werking van het ecosysteem kunnen behouden;

ii) 

het verbeteren en ontwikkelen van de ondersteuningsvoorzieningen en -infrastructuur die nodig zijn om het potentieel van aquacultuurlocaties te vergroten en de schadelijke milieueffecten van aquacultuur terug te dringen, onder meer door middel van investeringen in landinrichting, energiebevoorrading of waterbeheer;

iii) 

actie van de bevoegde autoriteiten in het kader van artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2009/147/EG of van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG om ernstige schade aan de aquacultuur te voorkomen, of

iv) 

actie van de bevoegde autoriteiten naar aanleiding van de opsporing van toegenomen sterfte of ziekten als voorzien in Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad ( 17 ) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie ( 18 ).

Voor de toepassing van punt b), iv), wordt alleen steun verleend voor actieplannen voor schaal- en schelpdieren ten behoeve van bescherming, herstel en beheer, waaronder steun aan producenten van schaal- en schelpdieren voor de instandhouding van natuurlijke schaal- en schelpdierbanken en -stroomgebieden.

2.  

De volgende rechtstreeks uit het project voortvloeiende kosten kunnen in aanmerking komen:

(a) 

de kosten van investeringen in materiële en immateriële activa;

(b) 

rechtstreekse salariskosten, of

(c) 

de kosten van consultancy, contractonderzoek en ondersteunende diensten van externe consultants.

3.  
Alleen begunstigde ondernemingen die door de lidstaten zijn belast met de in lid 1, punt b), bedoelde taken, komen in aanmerking voor steun in het kader van dit artikel.
4.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 37

Steun die nieuwe aquacultuurexploitanten ertoe aanzet aan duurzame aquacultuur te doen

1.  

Steun die nieuwe aquacultuurexploitanten ertoe aanzet aan duurzame aquacultuur te doen, die aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun:

a) 

ondernemerschap in de aquacultuur stimuleert, en

b) 

bestemd is voor het opzetten van duurzame aquacultuurondernemingen door nieuwe ondernemers.

2.  

De steun wordt verleend aan beginnende aquacultuurexploitanten mits zij:

a) 

over voldoende beroepsvaardigheden en deskundigheid beschikken;

b) 

voor het eerst een kleine of middelgrote aquacultuuronderneming opzetten als bedrijfsleider van een dergelijke onderneming, en

c) 

een bedrijfsplan voor de ontwikkeling van hun aquacultuuractiviteiten indienen.

3.  
Beginnende aquacultuurexploitanten komen voor de verwerving van de nodige beroepsvaardigheden in aanmerking voor in artikel 35, lid 1, bedoelde steun.
4.  

De volgende rechtstreeks uit het project voortvloeiende kosten kunnen in aanmerking komen:

a) 

salariskosten;

b) 

bijkomende overheadkosten en andere kosten, waaronder die van materiaal en leveringen;

c) 

kosten van uitrusting, of

d) 

de kosten van investeringen in materiële en immateriële activa.

5.  
Het bedrag aan steun in het kader van dit artikel, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 38

Steun voor de omschakeling naar milieubeheer- en milieu-auditregelingen en naar biologische aquacultuur

1.  

Steun voor de omschakeling naar milieubeheer- en milieu-auditregelingen en naar biologische aquacultuur die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun:

a) 

de ontwikkeling van een biologische of energie-efficiënte aquacultuur bevordert;

b) 

bestemd is voor:

i) 

de omschakeling van conventionele productiemethoden naar de biologische aquacultuur in de zin van Verordening (EU) 2018/848 ( 19 ) en overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1165 van de Commissie ( 20 );

ii) 

de deelname aan de milieubeheer- en milieu-auditsystemen (EMAS) van de Unie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 21 ).

2.  
De steun wordt alleen verleend voor de omschakeling door begunstigde ondernemingen die zich ertoe verbinden gedurende ten minste drie jaar aan het EMAS deel te nemen of gedurende ten minste vijf jaar aan de vereisten inzake biologische productie te voldoen. In de in het kader van dit lid aangegane verbintenissen wordt een herzieningsclausule opgenomen die waarborgt dat deze verbintenissen worden aangepast bij wijzigingen in de relevante verplichte vereisten, normen en voorwaarden als bedoeld in het onderhavige artikel.
3.  

De steun wordt verleend in de vorm van een compensatie die ten hoogste drie jaar wordt betaald gedurende de periode van omschakeling naar de biologische productie of gedurende de voorbereiding van de deelname aan het EMAS. De lidstaten berekenen de compensatie op basis van een van de volgende elementen:

a) 

de gederfde inkomsten of de extra kosten gedurende de periode van omschakeling van conventionele naar biologische productie voor verrichtingen die in aanmerking komen op grond van lid 1, punt b), i);

b) 

de extra kosten die voortvloeien uit het aanvragen en het voorbereiden van de deelname aan het EMAS voor verrichtingen op grond van lid 1, punt b), ii).

4.  
Indien de begunstigde onderneming wegens uitzonderlijke en externe omstandigheden niet in staat is om aan de verbintenissen in het kader van lid 2 te voldoen, wordt het overeenkomstig lid 3 berekende steunbedrag evenredig verlaagd en teruggevorderd op basis van de duur van de oorspronkelijke verbintenis en de periode waarin de verbintenissen niet zijn nagekomen.
5.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 39

Steun voor milieudiensten

1.  

Steun voor ondernemingen in de aquacultuursector die milieudiensten verlenen, die aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun:

a) 

de ontwikkeling bevordert van een aquacultuursector die milieudiensten verleent, en

b) 

bestemd is voor een van de volgende maatregelen:

i) 

aquacultuurmethoden die compatibel zijn met speciale milieubehoeften en die onderworpen zijn aan speciale beheervereisten die voortvloeien uit de aanwijzing van Natura 2000-gebieden in overeenstemming met de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG;

ii) 

de deelname — in termen van rechtstreeks daaraan verbonden kosten — aan de instandhouding en reproductie ex situ van waterdieren in het kader van door overheidsinstanties of onder toezicht van overheidsinstanties ontwikkelde instandhoudingsprogramma’s en programma’s voor het herstel van de biodiversiteit;

iii) 

aquacultuurverrichtingen, onder meer op het gebied van de instandhouding en verbetering van milieu en biodiversiteit en het beheer van het landschap en de traditionele kenmerken van aquacultuurgebieden.

2.  
De in lid 1, punt b), i), bedoelde steun wordt verleend in de vorm van een jaarlijkse compensatie. De in aanmerking komende kosten zijn de extra kosten en/of de gederfde inkomsten die terug te voeren zijn op de in de betrokken gebieden geldende beheervereisten in verband met de uitvoering van de Richtlijnen 92/43/EEG of 2009/147/EG.
3.  
Voor de toepassing van lid 1, punt b), ii), zijn de in aanmerking komende kosten de rechtstreekse extra kosten die uit de betrokken verrichtingen voortvloeien.
4.  
In lid 1, punt b), iii), bedoelde steun wordt alleen verleend aan begunstigde ondernemingen die zich ertoe verbinden gedurende ten minste vijf jaar aquamilieuvereisten in acht te nemen die verder gaan dan op grond van het Unierecht en het nationale recht nodig is. De milieubaten van de verrichting worden aangetoond aan de hand van een voorafgaande beoordeling door een bevoegde instantie die door de lidstaat is aangewezen, tenzij de milieubaten van die verrichting al worden onderkend.
5.  
De in lid 1, punt b), iii), bedoelde steun wordt verleend in de vorm van een jaarlijkse compensatie. De in aanmerking komende kosten zijn de rechtstreekse extra kosten en de gederfde inkomsten.
6.  
De lidstaten geven voldoende publiciteit aan de resultaten van in het kader van dit artikel gesteunde verrichtingen.
7.  
Voor verbintenissen die op grond van dit artikel worden aangegaan, wordt voorzien in een herzieningsclausule die waarborgt dat deze verbintenissen worden aangepast bij wijzigingen in de relevante verplichte vereisten, normen en voorwaarden als bedoeld in het onderhavige artikel.
8.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 100 % van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 40

Steun voor maatregelen op het gebied van volksgezondheid

1.  
Steun voor maatregelen op het gebied van volksgezondheid die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun is bestemd voor een compensatieregeling voor weekdierkwekers die de oogst van kweekweekdieren uitsluitend om volksgezondheidsredenen tijdelijk moeten stilleggen.
2.  

In lid 1 bedoelde steun mag alleen worden verleend indien de sluiting van het ingedeelde productie- of heruitzettingsgebied overeenkomstig artikel 62 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 ( 22 ) het gevolg is van de groei van toxineproducerend plankton of van de aanwezigheid van biotoxinehoudend plankton boven de maximumwaarden van sectie VII, hoofdstuk V, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad ( 23 ) en mits:

a) 

de verontreiniging langer duurt dan vier opeenvolgende maanden;

b) 

het verlies als gevolg van de stillegging van de oogst meer bedraagt dan 25 % van de jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf, berekend op basis van de gemiddelde omzet van dat bedrijf in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de oogst is stilgelegd.

Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea kunnen de lidstaten speciale berekeningsregels opstellen voor ondernemingen die minder dan drie jaar actief zijn.

3.  
De compensatie mag in de periode tussen 1 januari 2023 en 31 december 2029 gedurende maximaal twaalf maanden worden verleend. In naar behoren gemotiveerde gevallen mag deze periode eenmalig met twaalf maanden worden verlengd tot een gecombineerd maximum van 24 maanden.
4.  
De in aanmerking komende kosten zijn de rechtstreekse extra kosten en/of de gederfde inkomsten die uit de betrokken maatregelen voortvloeien. Op de berekende vergoeding worden de kosten in mindering gebracht die niet rechtstreeks uit de gebeurtenis voortvloeien en anders voor rekening van de begunstigde zouden zijn geweest.
5.  
De steun en eventuele andere betalingen ter compensatie van de schade, met inbegrip van betalingen in het kader van verzekeringspolissen, bedragen maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 41

Steun voor maatregelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn

1.  

Steun voor maatregelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun:

a) 

bedoeld is om de diergezondheid en het dierenwelzijn in aquacultuurondernemingen te bevorderen, onder meer op het gebied van preventie en biobeveiliging, en

b) 

alleen betrekking kan hebben op een van de volgende maatregelen:

i) 

de ontwikkeling van algemene en soortenspecifieke best practices of gedragscodes inzake de behoeften van de aquacultuursector op het gebied van biobeveiliging, diergezondheid of dierenwelzijn;

ii) 

initiatieven om de aquacultuur minder afhankelijk te maken van diergeneesmiddelen;

iii) 

veterinaire of farmaceutische studies, alsmede verspreiding en uitwisseling van informatie en best practices inzake dierziekten in de aquacultuur, met als doel een adequaat gebruik van diergeneesmiddelen te propageren;

iv) 

de oprichting en werking van door de lidstaten erkende groeperingen voor gezondheidsbescherming in de aquacultuursector, of

v) 

compensatie voor weekdierkwekers voor de tijdelijke stillegging van hun activiteiten als gevolg van uitzonderlijke massasterfte, indien de jaarlijkse weekdiersterfte hoger is dan 20 % of indien het verlies als gevolg van de stillegging van de activiteit meer bedraagt dan 30 % van de jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf, berekend op basis van de gemiddelde omzet van dat bedrijf in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten zijn stilgelegd.

Voor de toepassing van punt b) mogen de lidstaten speciale berekeningsregels opstellen voor ondernemingen die minder dan drie jaar actief zijn.

In punt b), iii), bedoelde steun mag niet worden verleend voor de aankoop van diergeneesmiddelen.

De lidstaten geven voldoende publiciteit aan de resultaten van de op grond van punt b), iii), gefinancierde studies.

2.  
De steun wordt verleend in de vorm van een gesubsidieerde dienst of een rechtstreekse subsidie.
3.  
Voor de toepassing van lid 1, punt b), i) tot en met iv), zijn de in aanmerking komende kosten de rechtstreekse extra kosten die uit de betrokken maatregelen voortvloeien. Voor de toepassing van lid 1, punt b), v), zijn de in aanmerking komende kosten de rechtstreekse extra kosten en/of de gederfde inkomsten die uit de betrokken maatregelen voortvloeien.
4.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 100 % van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 42

Steun voor preventie, bestrijding en uitroeiing van ziekten

1.  

Steun voor preventie, bestrijding en uitroeiing van ziekten in aquacultuurondernemingen die aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun gebruikt wordt voor de kosten van preventie, bestrijding of uitroeiing van:

a) 

ziekten in de aquacultuur als vermeld in artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad of in de Aquatic Animal Health Code van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, met inbegrip van de nodige operationele kosten om te voldoen aan de verplichtingen van een uitroeiingsprogramma;

b) 

nieuwe ziekten die aan de criteria van artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) 2016/429 voldoen;

c) 

zoönosen van waterdieren als vermeld in punt 2 van bijlage III bij Verordening (EU) 2021/690 van het Europees Parlement en de Raad ( 24 ), of

d) 

andere ziekten dan een in de lijst opgenomen ziekte als bedoeld in artikel 9, lid 1, punt d), van Verordening (EU) 2016/429, die voldoen aan de criteria van artikel 226 van die verordening.

2.  
De steun wordt uitsluitend betaald in verband met ziekten van waterdieren waarvoor wettelijke, bestuursrechtelijke of administratieve nationale of Unievoorschriften gelden.
3.  

De steun mag alleen de volgende in aanmerking komende kosten voor preventieve, bestrijdings- en uitroeiingsdoeleinden dekken:

a) 

gezondheidscontroles, analysen, tests en andere screeningmaatregelen;

b) 

de verbetering van biobeveiligingsmaatregelen;

c) 

de aankoop, opslag, toediening of distributie van vaccins, geneesmiddelen en stoffen voor de behandeling van dieren;

d) 

het slachten, ruimen en vernietigen van dieren;

e) 

het vernietigen van dierlijke producten en van met die dieren verband houdende producten;

f) 

het reinigen, ontsmetten of desinfesteren van het bedrijf en van de uitrusting, of

g) 

de schade als gevolg van het slachten, ruimen of vernietigen van dieren, dierlijke producten en met die dieren verband houdende producten.

4.  
De steun mag niet betrekking hebben op maatregelen waarvoor in de wetgeving van de Unie is bepaald dat de kosten ervan door de begunstigde moeten worden gedragen, tenzij dergelijke maatregelen volledig worden bekostigd uit de opbrengsten van aan de begunstigden opgelegde verplichte heffingen.
5.  
Steunregelingen in verband met dierziekten worden ingesteld binnen drie jaar na de datum waarop de door de dierziekte veroorzaakte kosten of verliezen zijn ontstaan, en de steun wordt binnen vier jaar na die datum betaald.
6.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 100 % van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 43

Steun voor investeringen ter voorkoming en beperking van door dierziekten veroorzaakte schade

1.  
Steun voor investeringen ter voorkoming en beperking van door dierziekten veroorzaakte schade die aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de investering voornamelijk gericht is op de voorkoming of beperking van door dierziekten veroorzaakte schade in het kader van artikel 42, lid 1, punt a) van deze verordening.
2.  

De steun mag alleen de in aanmerking komende kosten dekken die rechtstreeks en speciaal betrekking hebben op preventieve maatregelen. Die kosten mogen alleen de kosten omvatten van:

(a) 

de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, of

(b) 

de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van het activum.

3.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 65 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 44

Steun voor aquacultuurbestandsverzekering

1.  

Steun voor een aquacultuurbestandsverzekering die aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun:

a) 

bedoeld is om het inkomen van de aquacultuurexploitanten te vrijwaren, en

b) 

bijdraagt in een aquacultuurbestandsverzekering tegen economische verliezen die het gevolg zijn van ten minste een van de volgende elementen:

i) 

natuurrampen;

ii) 

ongunstige weersomstandigheden;

iii) 

plotselinge veranderingen in de waterkwaliteit en -kwantiteit waarvoor de exploitant niet verantwoordelijk is;

iv) 

ziekten in de aquacultuur, defecten of vernieling van productievoorzieningen waarvoor de exploitant niet verantwoordelijk is;

v) 

volksgezondheidscrises;

vi) 

productieverlies ten gevolge van een aanval van beschermde dieren of mariene predatoren;

vii) 

de soort of hoeveelheid van de toekomstige productie wordt niet door de verzekering voorgeschreven of gespecificeerd en de steun blijft niet beperkt tot verzekeringen van een bepaalde verzekeringsonderneming of groep ondernemingen.

2.  
De betrokken lidstaat erkent formeel dat de in lid 1, punt b), i), ii) en v), bedoelde omstandigheden zich hebben voorgedaan in de aquacultuur.
3.  
Waar passend mogen de lidstaten vooraf criteria opstellen op basis waarvan de in lid 2 bedoelde formele erkenning wordt geacht te zijn verleend.
4.  
De in lid 1, punt b), bedoelde bijdragen hebben betrekking op het dekken van de kosten voor maximaal 70 % van de premie voor een contract dat maximaal 100 % van het potentiële economische verlies dekt.



Afdeling 3

Maatregelen in verband met afzet en verwerking

Artikel 45

Steun voor afzetmaatregelen

1.  

Steun voor afzetmaatregelen die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun:

a) 

wordt verleend voor afzetmaatregelen ten bate van visserij- en aquacultuurproducten, en

b) 

gericht is op:

i) 

het opzetten van producentenorganisaties, verenigingen van producentenorganisaties en brancheorganisaties die moeten worden erkend overeenkomstig hoofdstuk II, afdeling II, van Verordening (EU) nr. 1379/2013;

ii) 

het aanboren van nieuwe markten en het verbeteren van de afzetvoorwaarden voor visserij- en aquacultuurproducten, waaronder:

— 
soorten met afzetpotentieel;
— 
ongewenste vangsten van commerciële bestanden die worden aangeland overeenkomstig technische maatregelen, artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en artikel 8, lid 2, punt b), van Verordening (EU) nr. 1379/2013;
— 
visserij- en aquacultuurproducten die worden verkregen aan de hand van methoden met een lage milieu-impact, of biologische aquacultuurproducten in de zin van Verordening (EU) 2018/848;
iii) 

het bevorderen van de kwaliteit en de toegevoegde waarde door:

— 
de indiening van aanvragen tot registratie van producten en de aanpassing van de betrokken marktdeelnemers aan de desbetreffende nalevings- en certificeringsvereisten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 25 );
— 
de certificering en de afzetbevordering voor duurzame visserij- en aquacultuurproducten, met inbegrip van producten van de kleinschalige kustvisserij, en milieuvriendelijke verwerkingsmethoden;
— 
de rechtstreekse afzet van visserijproducten door kleinschalige kustvissers, migrerende vissers, binnenvissers, vissers die te voet vissen, of aquacultuurproducenten;
— 
de aanbiedingsvorm en verpakking van producten;
iv) 

het bevorderen van de transparantie van de productie en de markten en het verrichten van marktonderzoek en -studies over de afhankelijkheid van de Unie van invoer;

v) 

het bijdragen tot de traceerbaarheid van visserij- en aquacultuurproducten en, waar passend, de ontwikkeling van een voor de gehele Unie geldend milieukeurmerk voor visserij- en aquacultuurproducten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1379/2013;

vi) 

het opstellen, voor kleine en middelgrote ondernemingen, van standaardcontracten die verenigbaar zijn met het Unierecht;

vii) 

het houden van regionale, nationale of transnationale communicatie- en afzetbevorderingscampagnes die de bekendheid van het publiek met duurzame visserij- en aquacultuurproducten moeten vergroten.

2.  
De steun wordt verleend in de vorm van een gesubsidieerde dienst of een rechtstreekse subsidie.
3.  

De steun mag alleen de volgende in aanmerking komende kosten dekken:

a) 

rechtstreekse salariskosten;

b) 

deelnamekosten;

c) 

reiskosten;

d) 

kosten van publicaties;

e) 

aangekochte studies;

f) 

de huur van tentoonstellingsruimten en -stands en de kosten van het opzetten en afbreken ervan, of

g) 

kosten van de verspreiding van wetenschappelijke kennis en feitelijke informatie over generieke visserijproducten en de voedingswaarde ervan en tips voor het gebruik ervan.

4.  
De in lid 1, punt b), bedoelde verrichtingen kunnen onder meer betrekking hebben op de productie-, verwerkings- en afzetactiviteiten in de gehele bevoorradingsketen. De in lid 1, punt b), vii), bedoelde verrichtingen mogen niet naar een bepaalde onderneming, merknaam of oorsprong verwijzen.
5.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 46

Steun voor de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten

1.  

Steun voor de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun bestemd is voor investeringen in de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten en de steun gericht is op maatregelen die:

a) 

tot energiebesparingen leiden of de milieu-impact beperken, met inbegrip van afvalbehandeling;

b) 

de veiligheid, de hygiëne, de gezondheid en de arbeidsomstandigheden verbeteren;

c) 

de verwerking ondersteunen van vangsten van commerciële vis die niet voor menselijke consumptie mag worden bestemd;

d) 

betrekking hebben op de verwerking van bijproducten van de voornaamste verwerkingsactiviteiten;

e) 

betrekking hebben op de verwerking van biologische aquacultuurproducten op grond van de artikelen 7 en 8 van Verordening (EU) 2018/848;

f) 

leiden tot nieuwe of verbeterde producten, nieuwe of verbeterde processen of nieuwe of verbeterde beheers- en organisatiesystemen;

g) 

voldoen aan de in artikel 42, lid 1, punt a), genoemde voorwaarden voor de kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van de ziekten, of

h) 

voldoen aan de voorwaarden van de investeringen ter voorkoming en beperking in het geval van artikel 43.

2.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten. Het bedrag aan steun voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van de ziekten in het kader van lid 1, punt g), uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 100 % van de in aanmerking komende kosten. Steun voor investeringen voor de preventie en beperking van de schade in het kader van lid 1, punt h), uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 65 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.



Afdeling 4

Andere steuncategorieën

Artikel 47

Steun voor de verzameling, het beheer, het gebruik en de verwerking van gegevens in de visserijsector

1.  
Steun voor de verzameling, het beheer, het gebruik en de verwerking van biologische, ecologische, technische en sociaal-economische gegevens in de visserijsector die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun bestemd is voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens, als voorzien in artikel 25, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad ( 26 ).
2.  

De steun mag alleen betrekking hebben op de volgende maatregelen:

a) 

de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens voor wetenschappelijke analyse en voor de uitvoering van het GVB;

b) 

nationale, transnationale en subnationale meerjarige steekproefprogramma’s die betrekking hebben op bestanden die onder het GVB vallen;

c) 

op zee verrichte monitoring van de commerciële en de recreatievisserij, met inbegrip van de monitoring van de bijvangst van mariene organismen zoals zeezoogdieren en vogels;

d) 

onderzoeken op zee, of

e) 

de verbetering van systemen voor gegevensverzameling en gegevensbeheer en de uitvoering van proefonderzoeken om bestaande systemen voor gegevensverzameling en -beheer te verbeteren.

3.  

De steun mag alleen de volgende in aanmerking komende kosten dekken die rechtstreeks uit de gesteunde maatregelen voortvloeien:

a) 

rechtstreekse salariskosten;

b) 

deelnamekosten;

c) 

reiskosten;

d) 

kosten van publicaties;

e) 

investeringen in systemen voor gegevensverzameling en gegevensbeheer;

f) 

gekochte gegevensverzamelingsdiensten.

4.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 100 % van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 48

Steun ter voorkoming en beperking van schade als gevolg van natuurrampen

1.  
Steun ter voorkoming en beperking van schade als gevolg van natuurrampen die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt b), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de investering voornamelijk gericht is op de voorkoming of beperking van schade veroorzaakt door natuurrampen.
2.  
Steun voor investeringen waarvoor op grond van Richtlijn 2011/92/EU een milieueffectbeoordeling vereist is, wordt alleen toegekend indien die beoordeling is uitgevoerd en de vergunning voor het betrokken investeringsproject is verleend vóór de datum van toekenning van de individuele steun.
3.  

De steun mag alleen de in aanmerking komende kosten dekken die rechtstreeks en speciaal betrekking hebben op preventieve maatregelen. De kosten mogen alleen de kosten omvatten van:

a) 

de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen;

b) 

de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot ten hoogste de marktwaarde van het activum.

4.  
Het bedrag aan steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 65 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 49

Steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen

1.  

Steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 2, punt b), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits:

a) 

de bevoegde autoriteit van de lidstaat de gebeurtenis formeel als natuurramp heeft erkend, en

b) 

er een rechtstreeks oorzakelijk verband is tussen de natuurramp en de schade die de onderneming heeft geleden.

2.  
Waar passend mogen de lidstaten vooraf criteria opstellen op basis waarvan de in lid 2, punt a), bedoelde formele erkenning wordt geacht te zijn verleend.
3.  
De steun wordt rechtstreeks betaald aan de betrokken onderneming of aan een producentengroepering of -organisatie waarvan de onderneming lid is. Wanneer de steun aan een producentengroepering of ‐organisatie wordt betaald, mag het steunbedrag niet hoger zijn dan het steunbedrag waarvoor die onderneming in aanmerking komt.
4.  
Steunregelingen met betrekking tot een bepaalde natuurramp worden ingesteld binnen drie jaar nadat de natuurramp zich heeft voorgedaan. De steun wordt binnen vier jaar na die datum betaald.
5.  

De in aanmerking komende kosten kunnen bestaan in de schade die een rechtstreeks gevolg van de natuurramp is, zoals getaxeerd door een bevoegde openbare autoriteit, een door de steunverlenende autoriteit erkende onafhankelijke deskundige of een verzekeringsonderneming. Bij die schade kan het gaan om:

a) 

materiële schade aan activa, zoals gebouwen, uitrusting, machines, voorraden en productiemiddelen, of

b) 

inkomensverlies als gevolg van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de visserij- of aquacultuurproductie of de voor die productie gebruikte middelen voor een periode van ten hoogste zes maanden, te rekenen vanaf het moment waarop de ramp heeft plaatsgevonden.

6.  
De berekening van de materiële schade gebeurt op basis van de reparatiekosten of de economische waarde van de betrokken activa vóór de ramp. Deze schade mag niet groter zijn dan de reparatiekosten of de daling van de billijke marktwaarde als gevolg van de natuurramp, dat wil zeggen het verschil tussen de waarde van het activum onmiddellijk vóór en onmiddellijk na de ramp.
7.  

Het inkomensverlies wordt berekend door:

a) 

de hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in het jaar van de natuurramp of in elk volgend jaar waarin de weerslag van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de productiemiddelen voelbaar was, vermenigvuldigd met de in dat jaar verkregen gemiddelde verkoopprijs, af te trekken van:

b) 

de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in de drie jaar voorafgaand aan de natuurramp of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de natuurramp, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend, vermenigvuldigd met de gemiddelde verkregen verkoopprijs.

8.  
De schade wordt berekend op het niveau van de individuele onderneming. Wanneer een kmo minder dan drie jaar vóór de datum van de gebeurtenis is opgericht, wordt de verwijzing naar de perioden van drie jaar in lid 7, punt b), begrepen als een verwijzing naar de omzet die wordt gegenereerd of hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die wordt geproduceerd en verkocht door een gemiddelde onderneming van dezelfde omvang als de aanvrager, namelijk een micro-onderneming of een kleine dan wel middelgrote onderneming in de nationale of regionale sector die is getroffen door de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld.
9.  
De steun en eventuele andere betalingen ter compensatie van de schade, met inbegrip van betalingen in het kader van verzekeringspolissen, bedragen maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 50

Steun ter voorkoming en beperking van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld

1.  
Steun voor investeringen ter voorkoming en beperking van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun aan de voorwaarden van het onderhavige artikel voldoet.
2.  
Steun voor investeringen waarvoor op grond van Richtlijn 2011/92/EU een milieueffectbeoordeling vereist is, wordt alleen toegekend indien die beoordeling is uitgevoerd en de vergunning voor het betrokken investeringsproject is verleend vóór de datum van toekenning van de individuele steun.
3.  

De steun mag alleen de in aanmerking komende kosten dekken die rechtstreeks en speciaal betrekking hebben op preventieve maatregelen. De kosten kunnen de kosten omvatten van:

a) 

de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen;

b) 

de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van het activum.

4.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 65 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 51

Steun voor het herstel van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld

1.  
Steun voor het herstel van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun aan de voorwaarden van het onderhavige artikel voldoet.
2.  

De steun voldoet aan de volgende voorwaarden:

a) 

de bevoegde autoriteit van de lidstaat heeft de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, formeel erkend, en

b) 

er is een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, en de schade die de onderneming heeft geleden.

3.  
Waar passend mogen de lidstaten vooraf criteria opstellen op basis waarvan de in lid 2, punt a), bedoelde formele erkenning wordt geacht te zijn verleend.
4.  
De steun wordt rechtstreeks betaald aan de betrokken onderneming.
5.  
De steunregelingen worden ingesteld binnen drie jaar na de datum waarop de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, zich hebben voorgedaan. De steun wordt binnen vier jaar na die datum betaald.
6.  

De in aanmerking komende kosten kunnen bestaan in de schade die een rechtstreeks gevolg is van de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, zoals getaxeerd door een openbare autoriteit, een door de steunverlenende autoriteit erkende onafhankelijke deskundige of een verzekeringsonderneming. Bij die schade kan het gaan om:

a) 

materiële schade aan activa, zoals gebouwen, uitrusting, machines, voorraden en productiemiddelen, of

b) 

inkomensverlies als gevolg van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de visserij- of aquacultuurproductie of de voor die productie gebruikte middelen voor een periode van ten hoogste zes maanden, te rekenen vanaf het moment waarop de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, zich hebben voorgedaan.

7.  
De berekening van de materiële schade gebeurt op basis van de reparatiekosten of de economische waarde van de betrokken activa vóór de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld. Dit schadebedrag mag niet hoger zijn dan de reparatiekosten of de daling van de billijke marktwaarde als gevolg van de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, dat wil zeggen het verschil tussen de waarde van het activum onmiddellijk vóór en onmiddellijk na de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld.
8.  

Het inkomensverlies wordt berekend door:

a) 

de hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in het jaar waarin de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, zich hebben voorgedaan, of die is geproduceerd in elk volgend jaar waarin de weerslag van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de productiemiddelen voelbaar was, vermenigvuldigd met de in dat jaar verkregen gemiddelde verkoopprijs, af te trekken van:

b) 

de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in de drie jaar voorafgaand aan de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend, vermenigvuldigd met de gemiddelde verkregen verkoopprijs.

9.  
De schade wordt berekend op het niveau van de individuele onderneming. Wanneer een kmo minder dan drie jaar vóór de datum van de gebeurtenis is opgericht, wordt de verwijzing naar de perioden van drie jaar in lid 7, punt b), begrepen als een verwijzing naar de omzet die wordt gegenereerd of hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die wordt geproduceerd en verkocht door een gemiddelde onderneming van dezelfde omvang als de aanvrager, namelijk een micro-onderneming of een kleine dan wel middelgrote onderneming in de nationale of regionale sector die is getroffen door de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld.
10.  
De steun en eventuele andere betalingen ter compensatie van de schade, met inbegrip van betalingen in het kader van verzekeringspolissen, bedragen maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 52

Steun ter voorkoming en beperking van door beschermde dieren aangerichte schade

1.  

Steun voor investeringen ter voorkoming en beperking van schade door het gedrag van beschermde dieren in de visserij- en aquacultuursector, die aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits:

a) 

de investering voornamelijk gericht is op de voorkoming of beperking van schade door het gedrag van de beschermde dieren;

b) 

in de visserij de investering gericht is op de voorkoming en beperking van aanvreting door predatoren of op de voorkoming en beperking van schade aan vistuig of ander operationeel materiaal door het gedrag van een beschermd dier.

2.  
Steun voor investeringen waarvoor op grond van Richtlijn 2011/92/EU een milieueffectbeoordeling vereist is, wordt alleen toegekend indien die beoordeling is uitgevoerd en de vergunning voor het betrokken investeringsproject is verleend vóór de datum van toekenning van de individuele steun.
3.  

De steun mag alleen de in aanmerking komende kosten dekken die rechtstreeks en speciaal betrekking hebben op preventieve maatregelen. De kosten kunnen de kosten omvatten van:

a) 

de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen;

b) 

de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van het activum.

4.  
Het bedrag van de in het kader van dit artikel toegekende steun, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, mag niet hoger zijn dan een maximale steunintensiteit van 100 % van de in aanmerking komende kosten. De specifieke maximale steunintensiteiten zijn vermeld in bijlage IV. Wanneer een verrichting onder verschillende van de rijen 1 tot en met 11 van bijlage IV valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

Artikel 53

Steun ter vergoeding van door beschermde dieren aangerichte schade

1.  

Steun ter vergoeding van door beschermde dieren aangerichte schade in de visserij- en aquacultuursector die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I van deze verordening, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits:

a) 

er een rechtstreeks oorzakelijk verband is tussen de geleden schade en het gedrag van de beschermde dieren;

b) 

de in aanmerking komende kosten overeenkomen met de kosten van de schade die een rechtstreeks gevolg van de schadeveroorzakende gebeurtenis is, zoals getaxeerd door een openbare autoriteit, een door de steunverlenende autoriteit erkende onafhankelijke deskundige of een verzekeringsonderneming, en

c) 

in de visserij de steun in verband met schade aan de dieren beperkt blijft tot de schade aan de vangsten.

2.  

Bij de te vergoeden schade kan het gaan om:

a) 

schade aan dieren in de aquacultuur: de in aanmerking komende kosten berusten op de marktwaarde van het door de beschermde dieren beschadigde of gedode dier;

b) 

door beschermde dieren aangerichte schade aan vangsten in de visserijsector, of

c) 

de materiële schade aan de volgende activa: uitrusting, machines, goederen.

3.  
De in lid 2 bedoelde marktwaarde wordt bepaald op basis van de waarde van de dieren onmiddellijk vóór de schade als gevolg van het gedrag van de beschermde dieren, alsof ze niet te lijden hadden gehad onder het gedrag van de beschermde dieren.
4.  
De materiële schade wordt berekend op basis van de reparatiekosten of de economische waarde van het betrokken activum vóór de schade. Dit schadebedrag mag niet hoger zijn dan de reparatiekosten of de daling van de billijke marktwaarde veroorzaakt door de beschermde dieren, dat wil zeggen het verschil tussen de waarde van het activum onmiddellijk vóór en onmiddellijk na de gebeurtenis.
5.  
Het bedrag van de te herstellen schade mag worden verhoogd met andere kosten die de begunstigde heeft moeten maken als gevolg van het gedrag van de beschermde dieren, en wordt verlaagd met de kosten die niet rechtstreeks uit de gebeurtenis voortvloeien en anders voor rekening van de begunstigde onderneming zouden zijn geweest, en met de inkomsten uit de verkoop van producten die verband houden met de beschadigde of gedode dieren.
6.  
Om het gevaar van mededingingsvervalsing te verkleinen en aan te sporen tot minimalisering van het risico, wordt van de begunstigde onderneming een redelijke inspanning geëist, behalve bij de eerste aanvallen door beschermde dieren. Deze inspanning moet worden geleverd in de vorm van preventieve maatregelen, zoals veiligheidsafrasteringen, die in verhouding staan tot het risico van de schade die het gevolg is van het gedrag van de beschermde dieren in het betrokken gebied, tenzij dergelijke maatregelen redelijkerwijs niet mogelijk zijn.
7.  
De steun wordt rechtstreeks betaald aan de betrokken onderneming of aan een producentengroepering of -organisatie waarvan de onderneming lid is. Wanneer de steun aan een producentengroepering of -organisatie wordt betaald, mag het steunbedrag niet hoger zijn dan het steunbedrag waarvoor die onderneming in aanmerking komt.
8.  
De steunregeling wordt ingesteld binnen drie jaar na de datum waarop de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan. De steun wordt binnen vier jaar na die datum betaald.
9.  
De steun en eventuele andere betalingen ter compensatie van de schade, met inbegrip van betalingen in het kader van verzekeringspolissen, bedragen maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 54

Steun voor CLLD-projecten

1.  
Steun voor kosten van kmo’s die deelnemen aan CLLD-projecten in het kader van Verordening (EU) 2021/1139, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de steun aan de voorwaarden van het onderhavige artikel en van hoofdstuk I van de onderhavige verordening voldoet.
2.  
Steun voor kosten van gemeenten die deelnemen aan in artikel 31 van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde CLLD-projecten die in het kader van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur Leader-projecten worden genoemd en waarbij het gaat om projecten als bedoeld in lid 3 van dit artikel, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de voorwaarden van het onderhavige artikel en van hoofdstuk I van de onderhavige verordening zijn vervuld.
3.  

Voor CLLD-projecten komen de volgende kosten in aanmerking:

(a) 

de kosten van voorbereidende ondersteuning, capaciteitsopbouw, opleiding en netwerkvorming met het oog op de opstelling en de uitvoering van een CLLD-strategie als bedoeld in artikel 33 van Verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 27 );

(b) 

de uitvoering van goedgekeurde verrichtingen;

(c) 

de voorbereiding en uitvoering van samenwerkingsactiviteiten van de groep;

(d) 

lopende kosten in verband met het beheer van de uitvoering van de CLLD-strategie, of

(e) 

dynamisering van de CLLD-strategie om uitwisseling tussen belanghebbenden te bevorderen met het oog op informatieverstrekking en promotie van de strategie en projecten en om potentiële begunstigden te ondersteunen bij de uitwerking van verrichtingen en de indiening van aanvragen.

4.  

De kosten van gemeenten die aan CLLD-projecten deelnemen als bedoeld in lid 1, mogen alleen voor steun op grond van dit artikel in aanmerking komen als de projecten worden uitgevoerd op een van de volgende gebieden:

a) 

onderzoek, ontwikkeling en innovatie;

b) 

milieu;

c) 

werkgelegenheid en opleiding;

d) 

cultuur en instandhouding van erfgoed;

e) 

instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee en van de biologische zoetwaterrijkdommen;

f) 

afzetbevordering van niet in bijlage I bij het VWEU genoemde voedselproducten;

g) 

sport.

5.  
De steunintensiteit mag niet hoger zijn dan de maximale steunintensiteit die in Verordening (EU) 2021/1139 voor elke soort verrichting is bepaald.

Artikel 55

Beperkte steunbedragen voor CLLD-projecten

1.  
Steun voor ondernemingen die deelnemen aan of baat hebben bij CLLD-projecten als bedoeld in artikel 54, lid 1, van de onderhavige verordening is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de voorwaarden van het onderhavige artikel en van hoofdstuk I van de onderhavige verordening zijn vervuld.
2.  
Steun voor gemeenten die deelnemen aan of baat hebben bij CLLD-projecten als bedoeld in artikel 54, lid 1, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de voorwaarden van het onderhavige artikel en van hoofdstuk I zijn vervuld.
3.  

De kosten van gemeenten die aan CLLD-projecten deelnemen als bedoeld in lid 1, mogen alleen voor steun op grond van dit artikel in aanmerking komen als de projecten worden uitgevoerd op een van de volgende gebieden:

a) 

onderzoek, ontwikkeling en innovatie;

b) 

milieu;

c) 

werkgelegenheid en opleiding;

d) 

cultuur en instandhouding van erfgoed;

e) 

instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee en van de biologische zoetwaterrijkdommen;

f) 

afzetbevordering van niet in bijlage I bij het VWEU genoemde voedselproducten;

g) 

sport.

4.  
Het totale steunbedrag per project in het kader van dit artikel bedraagt ten hoogste 200 000  EUR.

Artikel 56

Belastingvrijstellingen en -verlagingen overeenkomstig Richtlijn 2003/96/EG

1.  
Steun in de vorm van belastingvrijstellingen of -verlagingen die door de lidstaten zijn vastgesteld op grond van artikel 15, lid 1, punt f), en artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2003/96/EG, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU mits de voorwaarden van Richtlijn 2003/96/EG en van hoofdstuk I van de onderhavige verordening zijn vervuld.
2.  
De begunstigde onderneming van de belastingvrijstellingen of -verlagingen worden geselecteerd op basis van transparante en objectieve criteria. Zij betalen in voorkomend geval ten minste het desbetreffende, bij Richtlijn 2003/96/EG vastgestelde minimumbelastingniveau.

▼M1

3.  
Dit artikel is van toepassing tot 30 juni 2023.

▼B



HOOFDSTUK IV

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 57

Verdere toepassing van Verordening (EU) nr. 1388/2014

In artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie ( 28 ) is bepaald dat die verordening van toepassing is tot en met 31 december 2022. Verordening (EU) nr. 1388/2014 wordt nadat zij verstreken is, vervangen door de onderhavige verordening.

Artikel 58

Overgangsbepalingen

1.  
Deze verordening is van toepassing op individuele steun die vóór de inwerkingtreding ervan is verleend, indien de steun voldoet aan alle voorwaarden van deze verordening, met uitzondering van artikel 9.
2.  
Steun die niet van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU is vrijgesteld op grond van deze verordening of van andere op grond van artikel 1 van Verordening (EU) 2015/1588 vastgestelde verordeningen die voorheen van kracht waren, wordt door de Commissie getoetst aan de toepasselijke kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen.
3.  
Individuele steun die vóór 1 januari 2023 is toegekend in het kader van een op grond van artikel 1 van Verordening (EU) 2015/1588 vastgestelde verordening die van kracht was op de datum van toekenning van de steun, is verenigbaar met de interne markt en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU.
4.  
Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening blijven op grond van deze verordening vrijgestelde steunregelingen nog gedurende een aanpassingsperiode van zes maanden vrijgesteld.

Artikel 59

Inwerkingtreding en toepasselijkheid

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

Zij is van toepassing van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2029.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s)

1.    Onderneming

Als onderneming wordt beschouwd iedere entiteit, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent. Met name worden als zodanig beschouwd entiteiten die individueel of in familieverband ambachtelijke of andere activiteiten uitoefenen, personenvennootschappen en verenigingen die regelmatig een economische activiteit uitoefenen.

2.    Aantal werkzame personen en financiële drempels ter bepaling van de categorieën ondernemingen

2.1. Tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (“kmo’s”) behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR en/of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt.

2.2. Binnen de categorie kmo’s is een “kleine onderneming” een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet en/of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen EUR niet overschrijdt.

2.3. Binnen de categorie kmo’s is een “micro-onderneming” een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt.

3.    Soorten ondernemingen die voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiële bedragen in aanmerking worden genomen

3.1. Een “zelfstandige onderneming” is elke onderneming die niet als partneronderneming in de zin van punt 3.2 of als verbonden onderneming in de zin van punt 3.3 wordt aangemerkt.

3.2. “Partnerondernemingen” zijn alle ondernemingen die niet als verbonden ondernemingen in de zin van punt 3.3 worden aangemerkt en waartussen de volgende band bestaat: een onderneming (van een hoger niveau) heeft, alleen of samen met één of meer in de zin van punt 3.3 verbonden ondernemingen, 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van een andere onderneming (van een lager niveau).

Zelfs indien de drempel van 25 % wordt bereikt of overschreden, kan een onderneming als zelfstandige onderneming of als onderneming zonder partnerondernemingen worden aangemerkt, indien het om de volgende categorieën investeerders gaat en mits deze individueel noch gezamenlijk met de betrokken onderneming verbonden zijn in de zin van lid 3:

a) 

openbare participatiemaatschappijen, risicokapitaalmaatschappijen, natuurlijke personen of groepen natuurlijke personen die geregeld risicokapitaal beleggen en eigen vermogen in niet-beursgenoteerde ondernemingen investeren (“business angels”), mits de totale investering van deze business angels in eenzelfde onderneming 1 250 000  EUR niet overschrijdt;

b) 

universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk;

c) 

institutionele beleggers, met inbegrip van regionale ontwikkelingsfondsen;

d) 

autonome lokale autoriteiten die een jaarlijkse begroting hebben van minder dan 10 miljoen EUR en minder dan 5 000 inwoners tellen.

3.3. “Verbonden ondernemingen” zijn ondernemingen die met elkaar een van de volgende banden onderhouden:

a) 

een onderneming heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een andere onderneming;

b) 

een onderneming heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan;

c) 

een onderneming heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met deze onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van laatstgenoemde onderneming;

d) 

een onderneming heeft als aandeelhouder of vennoot van een andere onderneming, op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die onderneming gesloten overeenkomst, als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van laatstgenoemde onderneming.

Er wordt aangenomen dat geen overheersende invloed wordt uitgeoefend indien de in punt 3.2, tweede alinea, genoemde investeerders zich niet direct of indirect met het beheer van de betrokken onderneming bemoeien, onverminderd de rechten die zij als aandeelhouder of vennoot bezitten.

Ondernemingen worden eveneens als verbonden ondernemingen beschouwd indien zij via één of meerdere andere ondernemingen of via een investeerder als bedoeld in punt 3.2, één van de in de eerste alinea bedoelde banden onderhouden.

Ondernemingen die via een natuurlijke persoon of een in gemeenschappelijk overleg handelende groep van natuurlijke personen een van deze banden onderhouden, worden eveneens als verbonden ondernemingen beschouwd indien zij hun activiteiten of een deel van hun activiteiten op dezelfde markt of op verwante markten uitoefenen.

Als “verwante markt” wordt beschouwd de producten- of dienstenmarkt die zich direct boven of onder het niveau van de relevante markt bevindt.

3.4. Behoudens de in punt 3.2, tweede alinea, bedoelde gevallen kan een onderneming niet als kmo worden aangemerkt indien één of meer overheidsinstanties, gezamenlijk of afzonderlijk, direct of indirect zeggenschap hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten.

3.5. Ondernemingen kunnen een verklaring opstellen over hun hoedanigheid van zelfstandige onderneming, partneronderneming of verbonden onderneming en de gegevens met betrekking tot de in punt 2 vermelde drempels. Ook wanneer het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is precies te bepalen wie het in handen heeft, kan deze verklaring worden opgesteld mits de onderneming te goeder trouw verklaart dat zij redelijkerwijs kan aannemen niet voor 25 % of meer in handen te zijn van één onderneming of van verscheidene verbonden ondernemingen gezamenlijk of via natuurlijke personen afzonderlijk of in een groep. Dergelijke verklaringen doen geen afbreuk aan de controles of verificaties waarin de nationale regelgeving of Unieregelgeving voorziet.

4.    Gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiële bedragen en referentieperiode

4.1. De gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiële bedragen hebben betrekking op het laatste afgesloten boekjaar en worden jaarlijks berekend. Ze worden vanaf de datum van afsluiting van de rekeningen in aanmerking genomen. Het bedrag van de omzet wordt berekend exclusief belasting over de toegevoegde waarde (btw) en andere indirecte rechten of heffingen.

4.2. Wanneer een onderneming op de datum van afsluiting van de rekeningen constateert dat de op jaarbasis berekende gegevens boven of onder de in punt 2 bedoelde drempels voor het aantal werkzame personen of de financiële bedragen liggen, verkrijgt of verliest zij de hoedanigheid van middelgrote, kleine of micro-onderneming alleen wanneer deze drempels in twee opeenvolgende boekjaren worden overschreden.

4.3. In het geval van recent opgerichte ondernemingen waarvan de eerste jaarrekening nog niet is afgesloten, worden de in aanmerking te nemen gegevens bepaald door middel van een in de loop van het boekjaar te goeder trouw gemaakte schatting.

5.    Aantal werkzame personen

Het aantal werkzame personen komt overeen met het aantal arbeidsjaareenheden (AJE’s), d.w.z. het aantal personen dat het hele desbetreffende jaar voltijds in de betrokken onderneming of voor rekening van deze onderneming heeft gewerkt. Het werk van personen die niet het hele jaar hebben gewerkt, deeltijdwerk ongeacht de duur ervan, en seizoenarbeid worden in breuken van AJE’s uitgedrukt. Het aantal werkzame personen bestaat uit:

a) 

de loontrekkenden;

b) 

de personen die voor deze onderneming werken, er een ondergeschikte verhouding mee hebben en voor het nationale recht met loontrekkenden gelijkgesteld zijn;

c) 

de eigenaren-bedrijfsleiders;

d) 

de vennoten die geregeld een activiteit in de onderneming uitoefenen en financiële voordelen van de onderneming genieten.

Leerlingen en studenten die een beroepsopleiding volgen en een leer- of beroepsopleidingsovereenkomst hebben, worden niet meegeteld in het aantal werkzame personen. De duur van zwangerschaps- en ouderschapsverlof wordt niet meegerekend.

6.    Vaststelling van de gegevens van de onderneming

6.1. In het geval van een zelfstandige onderneming worden de gegevens, met inbegrip van het aantal werkzame personen, uitsluitend op basis van de rekeningen van die onderneming bepaald.

6.2. De gegevens, waaronder het aantal werkzame personen, van een onderneming die partnerondernemingen of verbonden ondernemingen heeft, worden bepaald op basis van de rekeningen en andere gegevens van de onderneming of, indien van toepassing, van de geconsolideerde rekeningen van de onderneming of van de geconsolideerde rekeningen waarin de onderneming door consolidatie is opgenomen.

De in de eerste alinea bedoelde gegevens worden samengeteld met de gegevens van de eventuele partnerondernemingen van de betrokken onderneming, die zich direct boven of onder het niveau van die onderneming bevinden. De samentelling geschiedt in evenredigheid met het aandeel in het kapitaal of de stemrechten (het hoogste van de twee percentages). Bij wederzijdse participatie geldt het hoogste van deze percentages.

De in de eerste en tweede alinea bedoelde gegevens worden samengeteld met alle, nog niet door consolidatie in de rekeningen opgenomen gegevens (100 %) van de eventuele, direct of indirect met de betrokken onderneming verbonden ondernemingen.

6.3. Voor de toepassing van punt 6.2:

a) 

resulteren de gegevens van de partnerondernemingen van de betrokken onderneming uit de, indien van toepassing, geconsolideerde rekeningen en andere gegevens. Deze worden samengeteld met alle gegevens (100 %) van de met deze partnerondernemingen verbonden ondernemingen, tenzij hun gegevens reeds door consolidatie daarin zijn opgenomen;

b) 

resulteren de gegevens van de met de betrokken onderneming verbonden ondernemingen uit de, indien van toepassing, geconsolideerde rekeningen en andere gegevens. Deze worden evenredig samengeteld met de gegevens van de eventuele partnerondernemingen van deze verbonden ondernemingen, die zich onmiddellijk boven of onder het niveau van laatstgenoemde ondernemingen bevinden, mits deze gegevens nog niet zijn opgenomen in de geconsolideerde rekeningen in een verhouding die ten minste gelijk is aan het in punt 6.2, tweede alinea, vastgestelde percentage.

6.4. Indien het aantal werkzame personen van een bepaalde onderneming niet uit de geconsolideerde rekeningen blijkt, wordt het berekend door de gegevens van haar partnerondernemingen evenredig samen te tellen en daaraan de gegevens toe te voegen van de ondernemingen waarmee zij is verbonden.




BIJLAGE II

Informatie over op de voorwaarden van deze verordening vrijgestelde staatssteun

DEEL I

Overeenkomstig artikel 11 te verschaffen via het elektronische aanmeldingssysteem van de Commissie



Referentie steunmaatregel

(wordt door de Commissie ingevuld)

Lidstaat

 

Referentienummer lidstaat

 

Regio

Naam van de regio(’s) (NUTS (1))

………………………

imageUltraperifere gebieden

imageAfgelegen Griekse eilanden

imageKroatische eilanden Dugi Otok, Vis, Mljet en Lastovo

imageAndere

Steunverlenende autoriteit

Naam

 

Postadres

 

Internetadres

 

Benaming van de steunmaatregel

 

Nationale rechtsgrondslag (vindplaats desbetreffende nationale officiële publicatie)

 

Weblink naar de volledige tekst van de steunmaatregel

 

Soort maatregel

imageRegeling

 

imageAd-hocsteun

Naam begunstigde en groep (2) waarvan deze deel uitmaakt

 

 

Aanpassing bestaande steunregeling of ad-hocsteun

 

Referentie steunmaatregel bij de Commissie

imageVerlenging

 

imageWijziging

 

Looptijd (3)

imageRegeling

Van dd/mm/jjjj tot en met dd/mm/jjjj

Datum van toekenning

imageAd-hocsteun

dd/mm/jjjj

Betrokken economische sector(en)

imageAlle economische sectoren komen in aanmerking om steun te ontvangen

 

imageBeperkt tot bepaalde sectoren: Specificeer op NACE-groepsniveau (4)

 

Soort begunstigde

imageKmo’s

 

imageGrote ondernemingen

 

Begroting

Totaalbedrag van het in het kader van de regeling geplande jaarbudget (5)

Nationale valuta ………………….. (hele bedragen)

Totale aan de onderneming verleende ad-hocsteun (6)

Nationale valuta ………………….. (hele bedragen)

imageVoor garanties (7)

Nationale valuta ………………….. (hele bedragen)

Steuninstrument

imageSubsidie/rentesubsidie

imageGesubsidieerde diensten

imageLening/terugbetaalbaar voorschot

imageGarantie (in voorkomend geval met een verwijzing naar het besluit van de Commissie (8))

imageBelastingvoordeel of belastingvrijstelling

 

imageOverige (gelieve aan te geven wat)

Geef aan in welke van deze brede categorieën het instrument het best zou passen wat impact/functie betreft:

imageSubsidie

imageGesubsidieerde dienstenimageLening

imageGarantie

imageBelastingvoordeel

Bij cofinanciering uit EU-fondsen

Naam EU-fonds(en):

Bedrag financiering (per EU-fonds)

Nationale valuta (hele bedragen)

 

 

 

(1)   

NUTS — Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek. Meestal wordt de regio op NUTS 2-niveau vermeld.

(2)   

Een onderneming is, in de zin van de mededingingsregels van het Verdrag en voor de toepassing van deze verordening, elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm ervan en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Het Hof van Justitie heeft bepaald dat entiteiten die (juridisch of feitelijk) onder de zeggenschap staan van dezelfde entiteit, als één onderneming moeten worden beschouwd.

(3)   

Periode waarin de steunverlenende autoriteit zich ertoe kan verbinden de steun te verlenen.

(4)   

NACE herz. 2 is de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Unie. Meestal wordt de sector aangegeven op groepsniveau.

(5)   

In het geval van steunregelingen: vermeld voor alle steuninstrumenten uit de regeling het totaalbedrag van het in het kader van de regeling geplande jaarbudget of de geraamde belastingderving per jaar.

(6)   

Als het om ad-hocsteun gaat: geef het totale steunbedrag/de totale belastingderving.

(7)   

Vermeld voor garanties het (maximum)bedrag aan gegarandeerde leningen.

(8)   

In voorkomend geval, de verwijzing naar het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de methode voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent overeenkomstig artikel 5, lid 2, punt c).

DEEL II

Overeenkomstig artikel 11 te verschaffen via het elektronische aanmeldingssysteem van de Commissie

Geef aan op grond van welke bepaling van de groepsvrijstellingsverordening visserij de steunmaatregel ten uitvoer wordt gelegd.



imageSteun voor innovatie in de visserij (artikel 15)

imageSteun voor adviesdiensten (artikel 16)

imageSteun voor partnerschappen tussen wetenschappers en vissers (artikel 17)

imageSteun voor de bevordering van het menselijk kapitaal en de sociale dialoog (artikel 18)

imageSteun om diversificatie en nieuwe vormen van inkomsten te vergemakkelijken (artikel 19)

imageSteun voor de eerste verwerving van een vissersvaartuig (artikel 20)

imageSteun ter verbetering van de gezondheid, veiligheid en arbeidsomstandigheden van vissers (artikel 21)

imageSteun voor de betaling van verzekeringspremies en voor financiële bijdragen aan onderlinge fondsen (artikel 22)

imageSteun voor systemen voor de toewijzing van vangstmogelijkheden (artikel 23)

imageSteun voor de beperking van de impact van de visserij op het milieu en voor de aanpassing van de visserij aan de bescherming van soorten (artikel 24)

imageSteun voor innovatie in verband met de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee (artikel 25)

imageSteun voor de bescherming en het herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen en voor regelingen in het kader van duurzame visserijactiviteiten (artikel 26)

imageSteun om de energie-efficiëntie te verbeteren en de gevolgen van klimaatverandering te matigen (artikel 27)

imageSteun voor de toegevoegde waarde, de productkwaliteit en het gebruik van ongewenste vangsten (artikel 28)

imageSteun voor vissershavens, aanlandingsplaatsen, afslagen en beschuttingsplaatsen (artikel 29)

imageSteun voor de binnenvisserij en de aquatische fauna en flora in de binnenwateren (artikel 30)

imageSteun voor innovatie in de aquacultuur (artikel 32)

imageSteun voor investeringen in de aquacultuur ter verhoging van de productiviteit of met een positief effect op het milieu (artikel 33)

imageSteun voor beheers-, verzorgings- en adviesdiensten voor aquacultuurondernemingen (artikel 34)

imageSteun voor de bevordering van het menselijk kapitaal en de netwerkvorming in de aquacultuur (artikel 35)

imageSteun voor de vergroting van het potentieel van aquacultuurlocaties (artikel 36)

imageSteun die nieuwe aquacultuurexploitanten ertoe aanzet aan duurzame aquacultuur te doen (artikel 37)

imageSteun voor de omschakeling naar milieubeheer- en milieu-auditregelingen en naar biologische aquacultuur (artikel 38)

imageSteun voor milieudiensten (artikel 39)

imageSteun voor maatregelen op het gebied van volksgezondheid (artikel 40)

imageSteun voor maatregelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn (artikel 41)

imageSteun voor preventie, bestrijding en uitroeiing van ziekten (artikel 42)

imageSteun voor investeringen ter voorkoming en beperking van door dierziekten veroorzaakte schade (artikel 43)

imageSteun voor aquacultuurbestandsverzekering (artikel 44)

imageSteun voor afzetmaatregelen (artikel 45)

imageSteun voor de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten (artikel 46)

imageSteun voor de verzameling, het beheer, het gebruik en de verwerking van gegevens in de visserijsector (artikel 47)

imageSteun ter voorkoming en beperking van schade als gevolg van natuurrampen (artikel 48)

imageSteun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen (artikel 49)

Soort natuurramp:

imageaardbeving

imagelawine

imagegrondverschuiving

imageoverstroming

imagetornado

imageorkaan

imagevulkaanuitbarsting

imagenatuurbrand

imageandere

Geef aan wat: ….

Datum waarop de natuurramp plaatsvond

Van dd/mm/jjjj tot en met dd/mm/jjjj

imageSteun ter voorkoming en beperking van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld (artikel 50)

imageSteun voor het herstel van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld (artikel 51)

Soort gebeurtenis:

imagevorst

imagestorm

imagehagel

imagehevige of aanhoudende regenval

imageernstige droogte

imageandere

Geef aan wat: …….

Datum van de gebeurtenis:

Van dd/mm/jjjj tot en met dd/mm/jjjj

imageSteun ter voorkoming en beperking van door beschermde dieren aangerichte schade (artikel 52)

imageSteun ter vergoeding van door beschermde dieren aangerichte schade (artikel 53)

imageSteun voor CLLD-projecten (artikel 54)

imageBeperkte steunbedragen voor CLLD-projecten (artikel 55)

imageBelastingvrijstellingen en -verlagingen overeenkomstig Richtlijn 2003/96/EG (artikel 56)

Motivatie

Geef aan waarom een staatssteunregeling is ingesteld of ad-hocsteun is verleend in plaats van bijstand in het kader van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZVA):

imagemaatregel die niet onder het nationale operationele programma valt

imageprioritering bij de toewijzing van de middelen in het kader van het nationale operationele programma

imagefinanciering niet meer beschikbaar in het kader van het EFMZVA

imageandere

Geef aan waarom: …….…….




BIJLAGE III

Bepalingen inzake de bekendmaking van de in artikel 9, lid 1, bedoelde informatie

De lidstaten zetten hun uitgebreide staatssteunwebsite, waarop de in artikel 9, lid 1, bedoelde informatie moet worden bekendgemaakt, zo op dat de informatie gemakkelijk toegankelijk is.

De informatie wordt bekendgemaakt in een spreadsheetformaat waarmee de gegevens kunnen worden doorzocht en geëxtraheerd en gemakkelijk op het internet kunnen worden gezet, bijvoorbeeld in CSV- of XML-formaat. Alle belanghebbenden hebben zonder restricties toegang tot de website. Gebruikers hoeven zich niet vooraf te registreren om toegang tot de website te krijgen.

Over de in artikel 9, lid 1, punt c), bedoelde individuele steunverlening wordt de volgende informatie bekendgemaakt ( 29 ):

— 
Naam van de begunstigde
— 
Identificator van de begunstigde
— 
Soort onderneming (kmo/grote onderneming) op de datum van toekenning van de steun
— 
Regio waar de begunstigde is gevestigd, op NUTS 2-niveau ( 30 )
— 
Activiteitensector op NACE-groepsniveau ( 31 )
— 
Steunelement, uitgedrukt in hele bedragen, in nationale valuta ( 32 )
— 
Steuninstrument ( 33 ) (subsidie/rentesubsidie, lening/terugbetaalbaar voorschot/terugbetaalbare subsidie, garantie, belastingvoordeel of belastingvrijstelling, andere (geef aan welke))
— 
Datum van toekenning
— 
Doel van de steun
— 
Steunverlenende autoriteit
— 
Referentie van de steunmaatregel ( 34 )




BIJLAGE IV

Specifieke maximale steunintensiteiten



Rij

Specifieke verrichtingscategorie

Maximale steunintensiteit

 

 

 

1

Verrichtingen die bijdragen tot de uitvoering van de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting:

— verrichtingen om de selectiviteit van het vistuig op grootte of soort te verfijnen

— verrichtingen ter verbetering van de infrastructuur van vissershavens, afslagen, aanlandings- en beschuttingsplaatsen om de aanlanding en opslag van ongewenste vangsten te vergemakkelijken

— verrichtingen ter vergemakkelijking van de afzet van ongewenste vangsten van commerciële bestanden die worden aangeland overeenkomstig artikel 8, lid 2, punt b), van Verordening (EU) nr. 1379/2013

100 %

75 %

75 %

2

Verrichtingen ter verbetering van gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen

75 %

3

Verrichtingen in ultraperifere gebieden

85 %

4

Verrichtingen op Griekse eilanden die overeenkomstig de nationale wetgeving als afgelegen zijn aangemerkt, en op de Kroatische eilanden Dugi Otok, Vis, Mljet en Lastovo

85 %

5

Verrichtingen met betrekking tot de kleinschalige kustvisserij

100 %

6

Verrichtingen die voldoen aan elk van de volgende criteria:

i)  ze zijn van collectief belang;

ii)  ze hebben een collectieve begunstigde;

iii)  ze hebben innovatieve kenmerken of bieden het publiek toegang tot de resultaten.

100 %

7

Verrichtingen van producentenorganisaties, verenigingen van producentenorganisaties of brancheorganisaties

75 %

8

Verrichtingen ter ondersteuning van duurzame aquacultuur

60 %

9

Verrichtingen ter ondersteuning van innovatieve producten, processen of uitrusting in de visserij, de aquacultuur en de verwerking op basis van de artikelen 15, 25, 28, 30, 32, 33 en 36

75 %

10

Verrichtingen van vissersorganisaties of andere collectieve begunstigden

60 %

11

Financiële instrumenten

100 %



( 1 ) Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999. (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).

( 2 ) Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006. (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

( 3 ) Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).

( 4 ) Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).

( 5 ) Verordening (EU) 2017/1130 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen. (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 1).

( 6 ) Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 35).

( 7 ) Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).

( 8 ) Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).

( 9 ) Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).

( 10 ) Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).

( 11 ) Werkdocument van de diensten van de Commissie, Gemeenschappelijke methodiek voor de evaluatie van staatssteun (SWD(2014)179 final van 28.5.2014).

( 12 ) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

( 13 ) Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

( 14 ) Mededeling van de Commissie: Groene Infrastructuur (GI) — Versterking van Europa’s natuurlijke kapitaal, Brussel, COM(2013) 249 final van 6 mei 2013.

( 15 ) Richtlijn 60/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

( 16 ) Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (voor de EER relevante tekst) (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).

( 17 ) Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).

( 18 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 211).

( 19 ) Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 834/2007 (PB L 150 van 14.6.2018, blz.1).

( 20 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1165 van de Commissie van 15 juli 2021 betreffende de toelating van bepaalde producten en stoffen voor gebruik in de biologische productie en de opstelling van de lijsten van die producten en stoffen (PB L 253 van 16.7.2021, blz. 13).

( 21 ) Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).

( 22 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 van de Commissie van 15 maart 2019 tot vaststelling van eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie wat officiële controles betreft (PB L 131 van 17.5.2019, blz. 51).

( 23 ) Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).

( 24 ) Verordening (EU) 2021/690 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van een programma voor de interne markt, het concurrentievermogen van ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, het gebied van planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, en Europese statistieken (programma voor de interne markt), en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 99/2013, (EU) nr. 1287/2013, (EU) nr. 254/2014, en (EU) nr. 652/2014 (PB L 153 van 3.5.2021, blz. 1).

( 25 ) Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).

( 26 ) Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1).

( 27 ) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

( 28 ) Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 369 van 24.12.2014, blz. 37).

( 29 ) Gelet op het rechtmatige belang van transparantie bij de verstrekking van informatie aan het publiek concludeert de Commissie, bij afweging van de behoefte aan transparantie tegen de rechten uit hoofde van de gegevensbeschermingsregelgeving, dat het gerechtvaardigd is de naam van de begunstigde van de steun bekend te maken wanneer de begunstigde van de steun een natuurlijke persoon is of een rechtspersoon met de namen van natuurlijke personen (zie C-92/09, Volker und Markus Schecke en Eifert, punt 53), rekening houdend met artikel 49, lid 1, punt g), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. Transparantieregels moeten zorgen voor een betere naleving van de regels, een sterkere verantwoordingsplicht, collegiale toetsing en uiteindelijk voor een doeltreffendere besteding van overheidsmiddelen. Dit doel heeft voorrang op de gegevensbeschermingsrechten van natuurlijke personen die overheidssteun ontvangen.

( 30 ) NUTS — Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek. Meestal wordt de regio op NUTS 2-niveau vermeld.

( 31 ) Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1).

( 32 ) Brutosubsidie-equivalent. Voor fiscale regelingen kan dit bedrag worden verstrekt volgens de in artikel 9, lid 2, vermelde tranches.

( 33 ) Indien de steun wordt verleend via meerdere steuninstrumenten, wordt het steunbedrag per instrument vermeld.

( 34 ) Zoals door de Commissie meegedeeld in het kader van de in de artikel 11 van deze verordening bedoelde elektronische kennisgevingsprocedure.

Top