EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 20.6.2023
COM(2023) 333 final
2022/0071(NLE)
Gewijzigd voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD
betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem, het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie, toegewezen winsten en statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien
TOELICHTING
ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
Motivering en doel van het voorstel
In december 2021 heeft de Commissie drie nieuwe inkomstenbronnen voor de EU-begroting voorgesteld, namelijk een bijdrage van het emissiehandelssysteem (ETS), van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie(CBAM) en eigen middelen op basis van een aandeel van de restwinsten van multinationals dat in het kader van de recente OESO/G20-overeenkomst (“Pijler 1”) aan de EU-lidstaten zal worden toegewezen.
Meer dan een jaar later wijzigt de Commissie haar voorstel COM(2021) 570 final. Ten eerste stelt de Commissie voor de eigen middelen van het ETS en de eigen middelen van het CBAM aan te passen in het licht van het akkoord dat de medewetgever heeft bereikt over de herziene ETS-richtlijn. Ten tweede stelt de Commissie nieuwe statistische eigen middelen voor op basis van bedrijfswinsten.
De regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de voorgestelde eigen middelen moeten dienovereenkomstig worden aangepast.
Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
De rechtsgrondslag voor de voorgestelde verordening is artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), zoals aangegeven in artikel 9 van het eigenmiddelenbesluit (Besluit (EU, Euratom) 2020/2053). Het dient als aanvulling op de terbeschikkingstellingsverordening voor de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen en de terbeschikkingstellingsverordening voor eigen middelen op basis van kunststoffen.
Tot slot houdt het verband met de verordening tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen, dat eveneens moet worden gewijzigd.
INHOUD VAN HET VOORSTEL
Het gewijzigde Commissievoorstel kan als volgt worden samengevat:
Eigen middelen uit het emissiehandelssysteem (ETS)
Artikel 7 wordt aangepast om rekening te houden met een extra omstandigheid die wordt toegevoegd aan het waarderingsmechanisme voor emissierechten die niet worden geveild als gevolg van discretionaire keuzes van individuele lidstaten.
Eigen middelen uit het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (CBAM)
Als gevolg van het centrale-governancemodel van het CBAM heeft de Commissie in de eigenmiddelenwetgeving geen aanvullende controlebevoegdheden ter plaatse nodig, aangezien dergelijke bevoegdheden reeds in de sectorale wetgeving zijn opgenomen. Artikel 14 wordt gewijzigd om rekening te houden met deze veranderingen.
Nieuwe statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten
Artikel 2 van het voorstel “bewaring van bewijsstukken”: de bepalingen komen overeen met die van artikel 3 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad. Het legt de lidstaten de verplichting op deze documenten te bewaren gedurende een periode van vier jaar na het begrotingsjaar waarvoor de eigen middelen ter beschikking worden gesteld.
Artikel 3 van het voorstel “administratieve samenwerking” weerspiegelt artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad.
Artikel 4 van het voorstel “gevolgen voor de bni-middelen” waarborgt het residuele karakter van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen. Het is een aanvulling op artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad door te bepalen dat het bedrag van de bni-middelen zal worden berekend na de ontvangsten uit alle andere eigenmiddelenbronnen, met inbegrip van de voorgestelde statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten.
Artikel 5 van het voorstel voorziet in de verplichtingen op het gebied van “boeking en verslaglegging” voor onder meer de voorgestelde statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten.
Artikel 9 bis heeft betrekking op de berekeningsmethoden van de voorgestelde statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten.
Artikel 16 bis heeft betrekking op de terbeschikkingstelling van de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten.
Artikel 16 ter voorziet in de modaliteiten van de verrekening voor de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten.
In artikel 17 wordt voorgesteld om voor de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten dezelfde regels inzake rente over te laat ter beschikking gestelde bedragen toe te passen als voor de andere nieuwe eigen middelen.
Artikel 22 weerspiegelt het feit dat de eigen middelen op 1 januari 2024 in werking zullen treden, met uitzondering van de eigen middelen van het nieuwe ETS voor gebouwen, wegvervoer en extra brandstoffen, die op 1 januari 2028 in werking zullen treden.
RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 322, lid 2, VWEU.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Niet van toepassing.
• Evenredigheid
Het voorstel heeft tot doel om de terbeschikkingstelling van de eigen middelen aan de EU-begroting voorspelbaarder te maken voor de lidstaten en procedures voor geschillenbeslechting vast te stellen. Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat het niet verder gaat dan nodig en proportioneel is om deze doelstelling naar behoren te verwezenlijken.
• Keuze van het instrument
In artikel 322, lid 2, VWEU is niet aangegeven welk instrument moet worden gebruikt. Volgens artikel 9, lid 3, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad moeten de lidstaten de eigen middelen echter ter beschikking van de Commissie stellen “in overeenstemming met verordeningen” die op grond van artikel 322, lid 2, VWEU worden vastgesteld. Daarnaast zijn bepalingen voor de terbeschikkingstelling van bestaande eigen middelen vastgelegd in verschillende verordeningen (Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad voor traditionele eigen middelen en de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde, en het bruto nationaal inkomen en Verordening (EU, Euratom) 2021/770 van de Raad voor de eigen middelen op basis van kunststof).
2022/0071 (NLE)
Gewijzigd voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD
betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem, het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie, toegewezen winsten en statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 322, lid 2,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Gezien het advies van de Europese Rekenkamer,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Bij Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad, zoals gewijzigd bij Besluit [XXX] van de Raad, worden het bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad ingestelde emissiehandelssysteem (“eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem”), het bij Verordening (EU) 2023/956 van het Europees Parlement ingestelde mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (“eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie”), en een deel van de restwinsten van de grootste en meest winstgevende multinationale ondernemingen dat aan de lidstaten wordt toegewezen (“eigen middelen op basis van toegewezen winsten”), zoals vastgesteld in [richtlijn inzake de tenuitvoerlegging van de algemene overeenkomst inzake de herverdeling van heffingsrechten] en het bruto-exploitatieoverschot zoals gedefinieerd in het bij Verordening nr. 549/2013 ingestelde Europees systeem van rekeningen 2010, in overeenstemming met de bni-gegevens verstrekt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EU) 2019/516, en verstrekt overeenkomstig het in de bni-uitvoeringsverordening vastgestelde controlekader, voor de sectoren niet-financiële vennootschappen en financiële instellingen (“statistische eigen middelen op basis van toegewezen winsten”), als nieuwe eigen middelen ingevoerd. De eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem, de eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie, en de eigen middelen op basis van toegewezen winsten en de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten (samen “de nieuwe eigen middelen”) moeten ook volgens de best mogelijke voorwaarden ter beschikking van de Unie worden gesteld, en er moeten dan ook regels worden vastgesteld voor de terbeschikkingstelling van die eigen middelen door de lidstaten aan de Commissie.
(2)Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad bevat bepalingen betreffende de terbeschikkingstelling van eigen middelen aan de Commissie en de administratieve regelingen die ook voor de andere eigen middelen gelden. In voorkomend geval moeten soortgelijke bepalingen worden vastgesteld voor nieuwe eigen middelen.
(3)De lidstaten moeten de documenten en inlichtingen die nodig zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Commissie ten aanzien van de eigen middelen van de Unie ter beschikking van de Commissie houden en eventueel aan haar doen toekomen. De lidstaten moeten er met name voor zorgen dat de periodieke overzichten van de eigen middelen aan de Commissie worden toegezonden.
(4)De berekening van het toepasselijke percentage van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) moet plaatsvinden nadat rekening is gehouden met de ontvangsten uit alle andere eigenmiddelenbronnen als bedoeld in Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad, uit de financiële bijdragen aan aanvullende programma’s inzake onderzoek en technologische ontwikkeling en uit andere bronnen.
(5)Om de administratieve lasten voor de lidstaten en de Commissie bij de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem te verminderen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat een deel van de betalingen die voortvloeien uit de veiling van emissierechten door veilingplatforms overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie, ter beschikking van de Commissie wordt gesteld via overmakingen door de clearingsystemen of afwikkelingssystemen die aan die platforms verbonden zijn.
(6)Er moet voor worden gezorgd dat een deel van de inkomsten uit niet-geveilde emissierechten ter beschikking van de Commissie wordt gesteld. Indien lidstaten besluiten emissierechten niet te veilen, moet de Commissie de desbetreffende bedragen berekenen. Die bedragen moeten in het lopende begrotingsjaar maandelijks door de Commissie worden afgeroepen en door de lidstaten ter beschikking worden gesteld.
(7)Er moet rekening worden gehouden met het effect van het solidariteitscorrectiemechanisme. Voor de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem kan voor lidstaten een maximum- of minimumbijdrage gelden. Het desbetreffende positieve of negatieve effect moet worden meegenomen in de maandelijks door de Commissie afgeroepen en door de lidstaten ter beschikking gestelde bedragen.
(8)Om rekening te houden met de uitvoeringscyclus van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie, moeten de eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie jaarlijks ter beschikking worden gesteld door de verschuldigde bedragen in februari van het tweede jaar na het lopende jaar te boeken op de daartoe overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 geopende rekening.
(9)De eigen middelen op basis van toegewezen winsten moeten maandelijks ter beschikking worden gesteld in het jaar dat volgt op het jaar waarin elke lidstaat zijn jaarlijkse overzicht van de aan hem toegewezen restwinsten heeft toegezonden, zoals aangegeven door de multinationale ondernemingen die onder de [richtlijn inzake de tenuitvoerlegging van de algemene overeenkomst inzake de herverdeling van heffingsrechten] vallen.
(9 bis)De statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten moeten maandelijks in het betrokken begrotingsjaar beschikbaar worden gesteld door de verschuldigde bedragen te boeken op de overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad daartoe geopende rekening.
(10)De procedure voor de berekening van rente moet er met name voor zorgen dat de eigen middelen tijdig en volledig ter beschikking worden gesteld. Indien de lidstaten de eigen middelen met vertraging boeken, zijn zij hierover rente verschuldigd. In overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer dient ervoor te worden gezorgd dat de kosten van de inning van de over de te laat ter beschikking gestelde eigen middelen verschuldigde rente niet hoger zijn dan deze rente.
(11)Om onderbreking van de periode waarvoor rente verschuldigd is mogelijk te maken in geval van onenigheid tussen lidstaten en de Commissie over correcties en aanpassingen van de eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en de eigen middelen op basis van toegewezen winsten, moeten ook bepalingen worden ingevoerd om rekening te houden met de huidige praktijk van betalingen onder voorbehoud van aan de begroting van de Unie verschuldigde bedragen aan eigen middelen, zodat de lidstaten een vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking tegen de Commissie kunnen instellen overeenkomstig artikel 268 en artikel 340, tweede alinea, VWEU. Een betaling onder voorbehoud moet echter uitzonderlijk blijven. De jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake de artikel 258 tot en met 260 VWEU blijft volledig van toepassing.
(12)Voor meningsverschillen tussen lidstaten en de Commissie over correcties en aanpassingen van de eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en toegewezen winsten moet een herzieningsprocedure worden ingevoerd om de transparantie te verbeteren en een efficiënte geschillenbeslechting te waarborgen.
(13)Om een correcte toepassing van de financiële voorschriften met betrekking tot de eigen middelen te vergemakkelijken, moeten bepalingen worden opgenomen die zorgen voor nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie via het bevoegde comité.
(14)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering deze verordening te waarborgen moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend ten aanzien van het opstellen van formulieren voor overzichten van de eigen middelen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
(15)De uitvoeringshandelingen tot opstelling van formulieren voor de overzichten van de eigen middelen dienen volgens de raadplegingsprocedure te worden vastgesteld, gezien de technische aard van die handelingen.
(16)Met het oog op de consistentie dient deze verordening op dezelfde dag als Besluit (EU, Euratom) 20xx/xxxx van de Raad in werking te treden en met ingang van 1 januari 20234 van toepassing te zijn. Artikel 2, lid 3, artikel 5, lid 5, en de artikelen 9, 15 en 16 moeten van toepassing zijn vanaf de datum van toepassing van de [richtlijn inzake de tenuitvoerlegging van de algemene overeenkomst inzake de herverdeling van heffingsrechten] of de dag van inwerkingtreding en vankrachtwording van het multilaterale verdrag, indien dat later is,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden regels vastgesteld voor de berekening en terbeschikkingstelling aan de Commissie van de eigen middelen van de Unie als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt e), (eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem), artikel 2, lid 1, punt f), (eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie), en artikel 2, lid 1, punt g), (eigen middelen op basis van toegewezen winsten) en artikel 2, lid 1, punt h), (statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten) van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 en voor de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien, en wordt de berekening vastgesteld van het toepasselijke afdrachtpercentage van de eigen middelen als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt d), (bni-middelen) van dat besluit.
Artikel 2
Bewaring van bewijsstukken
1.
De lidstaten nemen alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de bewijsstukken betreffende de vaststelling, berekening en terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem worden bewaard gedurende ten minste drie kalenderjaren na het einde van het begrotingsjaar waarvoor de eigen middelen ter beschikking worden gesteld, dan wel drie jaar na de beëindiging van de relatie met een veilingplatform, indien dat later is. Deze bewijsstukken omvatten onder meer de volgende documenten:
a)
de in artikel 10, lid 4, laatste alinea, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad bedoelde verslagen;
b)
documenten met informatie over resultaten van veilingen als bedoeld in artikel 61 van Verordening nr. 1031/2010 van de Commissie.
De lidstaten bewaren bewijsstukken betreffende de berekening en terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en de eigen middelen op basis van toegewezen winsten tot 31 juli van het vijfde jaar na het begrotingsjaar waarvoor de eigen middelen ter beschikking worden gesteld.
De lidstaten bewaren bewijsstukken betreffende de statistische procedures en grondslagen en de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van bedrijfswinsten tot 30 november van het vierde jaar na het begrotingsjaar waarvoor de eigen middelen ter beschikking worden gesteld.
2.
De in lid 1 bedoelde termijnen worden onderbroken indien uit de in artikel 2 van Verordening (EU, Euratom) 2021/768 van de Raad bedoelde controle- en toezichtmaatregelen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde bewijsstukken blijkt dat een correctie of aanpassing noodzakelijk is.
3.
Indien een geschil tussen een lidstaat en de Commissie over de verplichting om een bepaald bedrag aan eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem, het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en toegewezen winsten en de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten ter beschikking te stellen in onderling overleg of door een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt beslecht, dient de lidstaat de bewijsstukken die nodig zijn voor de financiële follow-up binnen twee maanden nadat het geschil is beslecht, in bij de Commissie.
Artikel 3
Administratieve samenwerking
1.
Elke lidstaat doet de Commissie mededeling van:
a)de naam van de diensten of instellingen die belast zijn met de vaststelling, de inning, de terbeschikkingstelling en de controle van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem, het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en toegewezen winsten en de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten, en van de belangrijkste bepalingen met betrekking tot de rol en het functioneren van deze diensten en instellingen;
b)de wettelijke, bestuursrechtelijke en comptabiliteitsbepalingen van algemene aard betreffende de vaststelling, de berekening of inning, de terbeschikkingstelling en de controle door de Commissie van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem, het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en toegewezen winsten en statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten;
c)de exacte benaming van alle administratieve en boekhoudkundige staten waarin de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem, het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en toegewezen winsten en statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten worden geregistreerd, met name de staten die worden gebruikt bij de boekingen als bedoeld in artikel 5.
De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elke wijziging van de in de eerste alinea bedoelde namen of bepalingen.
2.
De Commissie deelt de in lid 1 bedoelde gegevens op verzoek van de lidstaat die de gegevens heeft verstrekt, mee aan alle andere lidstaten.
Artikel 4
Gevolgen voor de bni-middelen
Met het oog op de vaststelling van het in artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde uniforme percentage moeten de in artikel 2, lid 1, punten e), f), en g) en h), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde ontvangsten worden toegevoegd aan de in artikel 2, lid 1, punten a), b) en c), van dat besluit bedoelde ontvangsten om het gedeelte van de begroting te berekenen dat wordt gedekt door de eigen middelen op basis van het bni.
Hoofdstuk II
Boekhouding van de eigen middelen
Artikel 5
Boeking en verslaglegging
1.
Voor de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem, het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en toegewezen winsten en statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinstenwordt de in artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde boekhouding van de eigen middelen gebruikt.
2.
Ten behoeve van de boekhouding van de eigen middelen eindigt de boekmaand niet eerder dan om 13.00 uur op de laatste werkdag van de maand van de berekening of de vaststelling.
3.
De bedragen van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem voor een bepaalde maand worden overeenkomstig artikel 7, lid 1, uiterlijk op de eerste werkdag van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld, geboekt.
De lidstaten zien erop toe dat de Commissie uiterlijk op dezelfde datum als de boeking van het platform een maandoverzicht over deze bedragen ontvangt.
De in artikel 11, lid 2, bedoelde twaalfden van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem worden op de eerste werkdag van elke maand geboekt. Het resultaat van de in artikel 12 bedoelde berekening wordt jaarlijks in de boekhouding opgenomen op de eerste werkdag van maart van het jaar dat volgt op het jaar waarin de Commissie de lidstaten in kennis heeft gesteld van de uit de berekening voortvloeiende bedragen.
4.
Uiterlijk op 31 juli van elk jaar zendt elke lidstaat de Commissie een jaaroverzicht toe met de totale bedragen van de overeenkomstig artikel 8 berekende eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie, inclusief overeenkomstig artikel 14 berekende correcties en aanpassingen.
De bedragen aan eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie worden jaarlijks in de boekhouding opgenomen op de eerste werkdag van februari van het jaar dat volgt op het jaar waarin elke lidstaat zijn jaaroverzicht heeft toegezonden.
5.
Elke lidstaat zendt de Commissie uiterlijk op 31 juli van het tweede jaar dat volgt op het verslagjaar een jaaroverzicht toe met de aan hem toegewezen bedragen aan restwinsten zoals aangegeven door de multinationale ondernemingen die onder de [richtlijn inzake de tenuitvoerlegging van de algemene overeenkomst inzake de herverdeling van heffingsrechten] vallen, die zijn berekend overeenkomstig artikel 15, inclusief overeenkomstig artikel 16 berekende correcties en aanpassingen.
De in artikel 15 bedoelde twaalfden van de eigen middelen op basis van toegewezen winsten voor een bepaalde maand worden in de boekhouding opgenomen op de eerste werkdag van elke maand in het jaar dat volgt op het jaar waarin elke lidstaat zijn jaaroverzicht heeft toegezonden.
5 bis. Elke lidstaat zendt de Commissie uiterlijk op 1 oktober van het jaar volgend op het verslagjaar de cijfers van het bruto-exploitatieoverschot toe die in de in artikel 9 bis bedoelde berekeningen zijn gebruikt, alsmede een jaarverslag over de kwaliteit van de gegevens over het bruto-exploitatieoverschot.
De in artikel 16 bis bedoelde twaalfden van de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten voor een bepaalde maand worden op de eerste werkdag van elke maand geboekt.
Het resultaat van de in artikel 16 ter, leden 1 en 2, bedoelde berekening wordt jaarlijks in de boekhouding opgenomen op de eerste werkdag van maart van het jaar dat volgt op het jaar waarin de Commissie de lidstaten in kennis heeft gesteld van de uit de berekening voortvloeiende bedragen.
6.
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om formulieren voor de in de leden 3 tot en met 5 bis bedoelde overzichten van de eigen middelen op te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
Artikel 6
Boekhoudkundige correcties voor de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem naar aanleiding van veilingopbrengsten
Voor de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt e), (1), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 mag een correctie van de in artikel 5, lid 3, tweede alinea, bedoelde maandoverzichten voor een bepaald jaar slechts worden aangebracht tot 31 december van het derde jaar dat volgt op het betrokken jaar, behalve op punten waarvan vóór die datum door de Commissie of de betrokken lidstaat kennis is gegeven.
Hoofdstuk III
Berekening van de eigen middelen
Artikel 7
Berekening van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 2, lid 1, punt e), 1), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem door het veilingplatform worden berekend door het in artikel 2, lid 1, punt e), 1), van dat besluit vastgestelde uniforme percentage toe te passen op het aantal geveilde emissierechten vermenigvuldigd met de in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1031/2010 bedoelde toewijzingsprijs.
Voor de toepassing van deze verordening wordt het recht van de Unie op de in artikel 2, lid 1, punt e), 1), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem vastgesteld op de dag waarop de emissierechten zijn geveild op basis van de overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1031/2010 bedoelde toewijzingsprijs van die dag.
2.
De Commissie berekent hetde in artikel 2, lid 1, punt e), 2), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde bedragen door het in artikel 2, lid 1, punt e), 1), van dat besluit bedoelde uniforme percentage toe te passen op de jaarlijkse hoeveelheid van de volgende emissierechten, vermenigvuldigd met de jaarlijkse gemiddelde prijs van door lidstaten overeenkomstig de artikelen 3 quinquies en 10 van Richtlijn 2003/87/EG geveilde emissierechten als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1031/2010 op het overeenkomstig artikel 26 van die verordening geselecteerde platform:
a)emissierechten die kosteloos zijn toegewezen overeenkomstig artikel 10 quater van Richtlijn 2003/87/EG;
b)emissierechten die zijn geannuleerd overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad;
(c)emissierechten als bedoeld in artikel 10 quinquies, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG die worden geveild voor het in artikel 10 quinquies, lid 3, van die richtlijn bedoelde moderniseringsfonds.
2 bis.
De Commissie berekent de in artikel 2, lid 1, punt e), 3), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde bedragen door het in artikel 2, lid 1, punt e), 1), van dat besluit bedoelde percentage toe te passen op het jaarlijkse bedrag van overeenkomstig artikel 30 sexies, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG geannuleerde emissierechten, vermenigvuldigd met de jaarlijkse gemiddelde prijs van geveilde emissierechten als bedoeld in artikel 30 quinquies van die richtlijn op het overeenkomstig artikel 26 van die verordening geselecteerde platform.
Het overeenkomstig de eerste alinealeden 2 en 2 bis berekende bedrag wordt gewogen naar het volume van elke veiling.
3.
De Commissie berekent het in artikel 2, lid 2 bis, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde bedrag. De berekeningen worden tot en met het begrotingsjaar 2030 verricht op basis van de gegevens met betrekking tot het volgende:
a)het geaggregeerde bni tegen marktprijzen van het tweede jaar voorafgaand aan het betrokken begrotingsjaar (n-2) dat in het lopende begrotingsjaar door de lidstaten aan de Commissie is meegedeeld overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EU) 2019/516 van het Europees Parlement en de Raad;
b)de bedragen van het emissiehandelssysteem die overeenkomen met de overeenkomstig de leden 1 en 2 vastgestelde ontvangsten.
4.
Voor elk van de betrokken lidstaten vormt de som van het bedrag dat wordt berekend door het uniforme percentage van artikel 2, lid 1, punt e), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 toe te passen op de in artikel 2, lid 1, punt e), 2), van dat besluit bedoelde bedragen, en de toepassing van het mechanisme van artikel 2, lid 2 bis, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 het “totale aanpassingsbedrag” voor de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem.
5.
Uiterlijk op 31 mei van elk jaar zendt de Commissie de lidstaten een raming toe van het in lid 4 bedoelde totale aanpassingsbedrag voor het volgende begrotingsjaar.
6.
Voor eind mei van het volgende begrotingsjaar maakt de Commissie een geactualiseerde raming van de in lid 4 bedoelde totale aanpassingsbedragen, op basis van de gegevens waarover zij op dat moment beschikt. Aanmerkelijke verschillen ten opzichte van de oorspronkelijke ramingen kunnen in een ontwerp van gewijzigde begroting worden opgenomen en aanleiding geven tot aanpassingen van de sinds het begin van het begrotingsjaar geboekte twaalfden als bedoeld in artikel 11, lid 2.
Artikel 8
Berekening van de eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie
De eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie worden berekend door het in artikel 2, lid 1, punt f), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde afdrachtpercentage toe te passen op het volgende:
a)de prijs die door de toegelaten aangever is betaald voor de CBAM-certificaten die overeenkomen met de totale ingebedde emissies die zijn aangegeven overeenkomstig artikel 6, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2023/956 van het Europees Parlement en de Raad voor een jaar, en
b)de prijs die door de toegelaten aangever is betaald voor certificaten die uiterlijk op 30 juni van het jaar van de CBAM-aangifte zijn geannuleerd overeenkomstig artikel 24 van die verordening.
Artikel 9
Berekening van de eigen middelen op basis van toegewezen winsten
1.
De ter beschikking te stellen eigen middelen op basis van toegewezen winsten worden berekend door het in artikel 2, lid 1, punt g), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde uniforme afdrachtpercentage toe te passen op het jaarlijkse deel van de restwinsten van multinationale ondernemingen dat aan elke lidstaat wordt toegewezen.
2.
De Commissie berekent de bedragen van de eigen middelen op basis van toegewezen winsten voor het volgende jaar op basis van de in artikel 5, lid 5, bedoelde jaaroverzichten.
Artikel 9 bis
Berekening van de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten
1.
De ter beschikking te stellen statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten worden berekend door het in artikel 2, lid 1, punt h), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde uniforme afdrachtpercentage toe te passen op de som van het bruto-exploitatieoverschot van de sectoren niet-financiële vennootschappen (S.11) en financiële instellingen (S.12) in de zin van artikel 2, lid 1, punt h), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053.
2.
De Commissie berekent de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten rekening houdend met het verslag over de kwaliteit als bedoeld in artikel 2, lid 6 quinquies, van de verordening van de Raad betreffende uitvoeringsmaatregelen voor nieuwe eigen middelen van de Europese Unie die door de lidstaten worden verstrekt.
Hoofdstuk IV
Terbeschikkingstelling van de eigen middelen
Artikel 10
Schatkist en boekingsregels
Artikel 9 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 is van toepassing op de in artikel 2, lid 1, punten e), f), en g) en h), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde eigen middelen.
Artikel 11
Terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat de overeenkomstig artikel 7, lid 1, berekende bedragen tijdig en uiterlijk op de eerste werkdag van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld, door de clearingsystemen of afwikkelingssystemen die verbonden zijn met de overeenkomstig de artikelen 26 en 30 van Verordening (EU) nr. 1031/2010 aangewezen veilingplatforms worden bijgeschreven op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening of op een andere door de Commissie aangegeven rekening, overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1031/2010.
2.
De in artikel 7, lid 4, bedoelde totale aanpassingsbedragen worden op de eerste werkdag van elke maand geboekt voor één twaalfde van de uit dien hoofde uit de begroting voortvloeiende bedragen, omgerekend in nationale valuta’s tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C. Artikel 10 bis, leden 2, 4 en 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 is van toepassing op deze maandelijkse twaalfden.
Artikel 12
Eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem – verrekening
1.
Voor elke lidstaat berekent de Commissie:
a)het verschil tussen de raming van het totale aanpassingsbedrag als bedoeld in artikel 7, lid 4, en het resultaat van de berekening van het totale aanpassingsbedrag op basis van de meest recente gegevens over het bni en het emissiehandelssysteem;
b)het product van de vermenigvuldiging van het totale bedrag dat voortvloeit uit de in punt a) bedoelde berekening met het percentage dat het bni van elke lidstaat in het bni van alle lidstaten vertegenwoordigt, zoals op 15 januari van toepassing op de geldende begroting voor het jaar dat volgt op het jaar waarin de meest recente gegevens over het bni en het emissiehandelssysteem zijn verstrekt.
2.
Het verschil tussen de bedragen die voortvloeien uit de berekeningen overeenkomstig lid 1 voor elke lidstaat is het “nettobedrag”. De berekening van het nettobedrag is definitief en wordt verder niet aangepast.
Voor de berekening van het nettobedrag worden de bedragen omgerekend tussen de nationale valuta en de euro tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar waarin de meest recente gegevens over het bni en het emissiehandelssysteem zijn verstrekt, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C.
De Commissie stelt de lidstaten vóór 1 februari van het jaar dat volgt op het begrotingsjaar waarin de meest recente gegevens over het bni en het emissiehandelssysteem zijn verstrekt, in kennis van de bedragen die voortvloeien uit de berekening van het nettobedrag. Elke lidstaat boekt het nettobedrag op de eerste werkdag van maart van het jaar dat volgt op het jaar waarin de Commissie de lidstaten in kennis heeft gesteld van de uit de berekening voortvloeiende bedragen, op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening.
Artikel 13
Terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie
De overeenkomstig artikel 8 voor elk kalenderjaar berekende bedragen worden jaarlijks geboekt op de eerste werkdag van februari van het jaar dat volgt op het jaar waarin elke lidstaat zijn jaar jaarstaat heeft toegezonden, omgerekend in nationale valuta’s tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar waarin de bedragen worden afgeroepen.
Artikel 14
Correcties of aanpassingen van de eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie
1.
Eventuele correcties of aanpassingen die naar aanleiding van de controle- en toezichtmaatregelencontroles als bedoeld in artikel 2, lid 6 ter, van Verordening (EU, Euratom) 2021/768 voor voorgaande begrotingsjaren, of om enige andere reden, worden aangebracht, geven aanleiding tot een bijzondere aanpassing van de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde boekingen op de rekening. De lidstaten nemen die correcties, na toepassing van het in artikel 2, lid 1, punt f), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde afdrachtpercentage, op in hun volgende jaaroverzicht als bedoeld in artikel 5, lid 4. De Commissie stelt de lidstaat in kennis van het bedrag van de bijzondere aanpassing dat naar aanleiding van haar controles ter plaatsecontrole en toezichtmaatregelen in zijn volgende jaaroverzicht moet worden opgenomen.
2.
De in lid 1 bedoelde correcties en aanpassingen worden ter beschikking gesteld op de eerste werkdag van februari van het jaar dat volgt op het jaar waarin elke lidstaat zijn jaaroverzicht heeft toegezonden.
3.
Na 31 juli van het vijfde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar worden de in artikel 5, lid 4, bedoelde overzichten niet meer gecorrigeerd, behalve op punten waarvan door de Commissie of de lidstaat vóór die datum kennis is gegeven.
4.
De in dit artikel bedoelde verrichtingen zijn ontvangsten van het begrotingsjaar waarin zij op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening moeten worden geboekt.
Artikel 15
Terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van toegewezen winsten
De overeenkomstig artikel 9 voor elk kalenderjaar berekende bedragen worden op de eerste werkdag van elke maand in het jaar dat volgt op het jaar waarin elke lidstaat zijn jaar jaarstaat heeft toegezonden, geboekt voor één twaalfde van de uit dien hoofde uit de begroting voortvloeiende bedragen, omgerekend in nationale valuta’s tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C. Artikel 10 bis, leden 2, 4 en 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 is van toepassing op deze maandelijkse twaalfden.
Artikel 16
Aanpassingen van de eigen middelen op basis van toegewezen winsten
1.
Eventuele correcties of aanpassingen naar aanleiding van controles als bedoeld in artikel 2, lid 6 quater, van Verordening (EU, Euratom) 2021/768 voor voorgaande begrotingsjaren, of om enige andere reden, geven aanleiding tot een bijzondere aanpassing van de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde boekingen op de rekening. De Commissie stelt de lidstaat in kennis van het bedrag van de bijzondere aanpassing dat naar aanleiding van haar controles ter plaatse in zijn volgende jaaroverzicht als bedoeld in artikel 5, lid 5, moet worden opgenomen. De lidstaten nemen andere correcties, na toepassing van het in artikel 2, lid 1, punt g), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde afdrachtpercentage, op in hun volgende jaaroverzicht als bedoeld in artikel 5, lid 5.
2.
Die bijzondere aanpassing wordt in twaalfden ter beschikking gesteld op de eerste werkdag van elke maand, in het jaar dat volgt op het jaar waarin elke lidstaat zijn jaaroverzicht heeft toegezonden.
3.
Na 31 juli van het vijfde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar worden de in artikel 5, lid 5, bedoelde overzichten niet meer gecorrigeerd, behalve op punten waarvan door de Commissie of de lidstaat vóór die datum kennis is gegeven.
4.
De in dit artikel bedoelde verrichtingen zijn ontvangsten van het begrotingsjaar waarin zij op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening moeten worden geboekt.
Artikel 16 bis
Terbeschikkingstelling van de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten
De bedragen die overeenkomstig artikel 9 bis voor elk kalenderjaar worden berekend, worden op de eerste werkdag van elke maand geboekt voor één twaalfde van de uit dien hoofde uit de begroting voortvloeiende bedragen, omgerekend in nationale valuta’s tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C. Artikel 10 bis, leden 2, 4 en 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 is van toepassing op deze maandelijkse twaalfden.
Artikel 16 ter
Statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten - verrekening en aanpassingen
1.
Op basis van de gegevens voor de sectorale rekeningen die betrekking hebben op de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten over het voorgaande jaar overeenkomstig Verordening (EU) nr. 549/2013, wordt elke lidstaat in het tweede jaar na dat waarin de cijfers zijn verstrekt, gedebiteerd voor een bedrag dat wordt berekend door op de jaarlijkse som van zijn bruto-exploitatieoverschot voor de sectoren niet-financiële vennootschappen en financiële instellingen van die lidstaat het percentage toe te passen dat is vastgesteld voor het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de gegevens zijn verstrekt, en gecrediteerd voor de betalingen die in dat jaar zijn verricht.
2.
Wijzigingen in de gegevens voor de sectorale rekeningen die betrekking hebben op de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten van de voorgaande begrotingsjaren overeenkomstig Verordening (EU) nr. 549/2013, geven voor elke betrokken lidstaat aanleiding tot een aanpassing van het overeenkomstig lid 1 van dit artikel bepaalde saldo. Na 30 november van het vierde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar worden eventuele wijzigingen van de sectorale rekeningen die betrekking hebben op deze eigen middelen, niet meer in aanmerking genomen, behalve op vóór het verstrijken van deze termijn hetzij door de Commissie, hetzij door de lidstaat ter kennis gebrachte punten.
3.
De Commissie berekent voor elke lidstaat het verschil tussen de bedragen die voortvloeien uit de in lid 1 en lid 2 bedoelde aanpassingen en het resultaat van de vermenigvuldiging van de totale bedragen van de aanpassingen van alle lidstaten met het percentage dat het bni van die lidstaat vertegenwoordigt in het bni van alle lidstaten, zoals van toepassing op 15 januari op de geldende begroting voor het jaar dat volgt op dat waarin de gegevens voor de aanpassingen zijn verstrekt (“het nettobedrag”).
Voor de berekening van het nettobedrag worden de bedragen omgerekend tussen de nationale valuta en de euro tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar waarin de gegevens over de aanpassingen verstrekt, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C.
De Commissie deelt de lidstaten de uit de berekening van het nettobedrag voortvloeiende bedragen mee vóór 1 februari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de gegevens voor de aanpassingen zijn verstrekt. Elke lidstaat boekt het nettobedrag op de eerste werkdag van maart van het jaar dat volgt op het jaar waarin de Commissie de lidstaten in kennis heeft gesteld van de uit de berekening voortvloeiende bedragen, op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening.
4.
De in dit artikel bedoelde verrichtingen zijn ontvangsten van het begrotingsjaar waarin zij op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening moeten worden geboekt.
Artikel 17
Vertragingsrente
1.
Elke vertraging bij de boeking van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem, het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en toegewezen winsten en statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening verplicht de betrokken lidstaat tot het betalen van vertragingsrente.
2.
Wanneer het rentebedrag minder dan 1000 EUR bedraagt, wordt afgezien van de inning.
3.
Rente wordt geheven tegen de in artikel 12, leden 4 en 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bepaalde tarieven en voorwaarden.
4.
Met betrekking tot de in de leden 1 en 2 bedoelde betaling van rente is artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van toepassing.
HOOFDSTUK V
BETALING ONDER VOORBEHOUD EN HERZIENINGSPROCEDURE
Artikel 18
Betaling onder voorbehoud
1.
In geval van een geschil tussen een lidstaat en de Commissie over de in de artikelen 14 en 16 bedoelde correcties en aanpassingen, kan de lidstaat bij de betaling van het betwiste bedrag een voorbehoud maken ten aanzien van het standpunt van de Commissie.
De lidstaten verstrekken informatie over deze voorbehouden, voor de bedragen in verband met de eigen middelen op basis van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie samen met hun in artikel 5, lid 4, bedoelde jaaroverzicht, en voor de bedragen in verband met de eigen middelen op basis van toegewezen winsten samen met hun in artikel 5, lid 5, bedoelde overzicht. De lidstaten stellen de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis van de intrekking van een voorbehoud.
Indien het in de eerste alinea bedoelde geschil in het voordeel van de lidstaat wordt beslecht, wordt die lidstaat door de Commissie gemachtigd het betaalde bedrag in mindering te brengen op zijn volgende afdracht(en) van eigen middelen.
2.
De boeking van de betaling onder voorbehoud op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening onderbreekt de periode waarover rente verschuldigd is als bedoeld in artikel 17.
3.
Uiterlijk eind september van elk jaar verstrekt de Commissie een jaarlijkse informatieve nota met een overzicht van het totale bedrag dat onder voorbehoud is betaald en het totale bedrag van de tijdens het voorgaande jaar ingetrokken voorbehouden.
Artikel 19
Herzieningsprocedure
1.
In geval van een geschil tussen een lidstaat en de Commissie over de in de artikelen 14 en 16 bedoelde correcties en aanpassingen, kan de lidstaat de Commissie binnen zes maanden na de ontvangst van haar beoordeling verzoeken deze beoordeling te herzien. Dit verzoek vermeldt de redenen voor de gevraagde herziening en bevat de bewijsstukken en ondersteunende documenten waarop het is gebaseerd. Het verzoek en de daaruit voortvloeiende procedure doen geen afbreuk aan de verplichting van de lidstaten om eigen middelen ter beschikking te stellen wanneer deze aan de begroting van de Unie verschuldigd zijn.
2.
Binnen drie maanden na ontvangst van het in lid 1 bedoelde verzoek stelt de Commissie de lidstaat in kennis van haar opmerkingen over de in het verzoek vermelde redenen. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie deze termijn één keer met drie maanden verlengen en de betrokken lidstaat daarvan in kennis stellen. Indien de Commissie om aanvullende informatie verzoekt, gaat de in lid 2 bedoelde termijn in op de datum van ontvangst van de gevraagde aanvullende informatie. De betrokken lidstaat verstrekt de aanvullende informatie binnen drie maanden. Op verzoek van de betrokken lidstaat wordt de termijn van drie maanden één keer met drie maanden verlengd.
3.
Indien een lidstaat geen verdere relevante informatie voor de herzieningsprocedure kan verstrekken, kan hij de Commissie daarvan in kennis stellen. De Commissie zal dan kennisgeven van haar opmerkingen op basis van de beschikbare informatie. De in lid 2 bedoelde termijn gaat in dat geval in op de datum van ontvangst van die kennisgeving.
4.
De herzieningsprocedure eindigt uiterlijk twee jaar nadat de lidstaat het in lid 1 bedoelde verzoek om herziening heeft verzonden.
Hoofdstuk VI
Beheer van de kasmiddelen
Artikel 20
Vereisten voor het beheer van kasmiddelen en uitvoering van betalingsopdrachten
De artikelen 14 en 15 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 zijn van toepassing op de in artikel 2, lid 1, punten e) tot en met gh), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde eigen middelen.
Hoofdstuk VII
Slotbepalingen
Artikel 21
Comitéprocedure
1.
De Commissie wordt bijgestaan door een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 22
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van Besluit (EU, Euratom) 20xx/xxxx tot wijziging van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 20234.
Artikel 2, lid 3, artikel 5, lid 5, en de artikelen 9, 15 en 16 zijn evenwel van toepassing vanaf de datum van toepassing van de [richtlijn inzake de tenuitvoerlegging van de algemene overeenkomst inzake de herverdeling van heffingsrechten] of de dag van inwerkingtreding en vankrachtwording van het multilaterale verdrag, indien dat later is.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
Gewijzigd voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem, het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie, OESO/G20 Pijler 1 en statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien.
1.2.Betrokken beleidsterrein(en)
1.3.Aard van het voorstel/initiatief
een nieuwe actie
een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie
de verlenging van een bestaande actie
de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie
1.4.Doelstelling(en)
1.4.1.Algemene doelstelling(en)
Dit voorstel wijzigt het voorstel van Verordening (COM(2022) 101 final) en sluit aan bij de conclusies van de Europese Raad van juli 2020 en het Interinstitutioneel Akkoord van december 2020 over een routekaart voor de invoering van voldoende nieuwe eigen middelen om een bedrag te dekken dat overeenkomt met de verwachte uitgaven in verband met de terugbetaling van het herstelinstrument voor de Europese Unie. Het voorstel houdt verband met de wijziging van 20 juni 2023 van het op 22 december 2021 goedgekeurde voorstel COM(2021) 570 final tot wijziging van het eigenmiddelenbesluit.
Het voorstel zal ook de beleidsprioriteiten van de EU beter weerspiegelen in de ontvangstenzijde van de EU-begroting.
1.4.2.Specifieke doelstelling(en)
Het gewijzigde eigenmiddelenbesluit, zoals gewijzigd in 2023, heeft tot doel vier nieuwe eigen middelenbronnen in te voeren:
(1) Een nieuwe eigenmiddelenbron op basis van het emissiehandelssysteem die de uitbreiding ervan tot de zeevaart en een verhoging van te veilen emissierechten in de luchtvaart omvat, alsook op basis van het nieuwe emissiehandelssysteem voor het wegvervoer en de bouw;
(2)
Een nieuwe eigenmiddelenbron op basis van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie;
(3)
Een nieuwe eigenmiddelenbron op basis van een aandeel van de winsten van multinationale ondernemingen dat aan de EU-lidstaten wordt toegewezen in het kader van de mondiale overeenkomst inzake internationale belastingheffing (“OESO/G20 Pijler 1”).
(4)
Een statistische eigenmiddelenbron op basis van bedrijfswinsten. Deze eigen middelen zullen worden vastgesteld door een uniform afdrachtpercentage gelijk aan 0,5 % te vermenigvuldigen met de som van het bruto-exploitatieoverschot (B.2g) van de sectoren niet-financiële vennootschappen (S.11) en financiële instellingen (S.12) van elke lidstaat, zoals verstrekt door de Commissie, overeenkomstig de definities van het Europees systeem van rekeningen 2010 (ESR 2010).
Nieuwe eigen middelen zullen de ontvangstenzijde van de EU-begroting verder afstemmen op de beleidsprioriteiten van de Unie. Ten eerste kennen emissies geen grenzen, zodat optreden van de Unie gerechtvaardigd is, wat een passende basis voor eigen middelen van de EU vormt. Emissiehandel en een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie zijn EU-brede instrumenten die dienen om de broeikasgasemissies zo goedkoop mogelijk te verminderen, door de emissies te plafonneren en een koolstofprijssignaal af te geven. Ten tweede zal de “OESO/G20 Pijler 1”-overeenkomst in de EU ten uitvoer worden gelegd met inachtneming van de specifieke kenmerken van de eengemaakte markt. Dit zal dus ook een Europese basis voor een eigenmiddelenbron vormen.
1.4.3.Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.
Hoewel de EU NextGenerationEU onder alle omstandigheden zal terugbetalen, moeten nieuwe eigen middelen ervoor zorgen dat de uitgaven uit de begroting van de Unie in verband met deze terugbetaling niet leiden tot een onnodige vermindering van programma-uitgaven of investeringsinstrumenten in het kader van het volgende meerjarig financieel kader, dat in 2028 van start gaat. Tegelijkertijd zullen zij ook de toename van de op het bruto nationaal inkomen gebaseerde eigen middelen voor de lidstaten verzachten.
1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de indicatoren voor monitoring van de uitvoering van het voorstel/initiatief.
Dit voorstel moet het kader bieden voor een tijdige en correcte terbeschikkingstelling aan de EU-begroting van inkomsten uit de handel in emissierechten en het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en uit de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten. Het moet worden gewijzigd om er de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het aandeel van de restwinsten van de grootste en meest winstgevende multinationale ondernemingen die aan de EU-lidstaten zijn toegewezen (“OESO/G20 Pijler 1”) in op te nemen zodra de Commissie een richtlijn inzake dit specifieke instrument voorstelt.
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
De regels voor de terbeschikkingstelling aan de EU-begroting moeten tijdig worden overeengekomen om een tijdige uitvoering van het pakket nieuwe eigen middelen te waarborgen.
Het Interinstitutioneel Akkoord bevatte een gedetailleerd tijdschema voor de invoering van nieuwe eigen middelen. De Commissie heeft toegezegd om uiterlijk midden 2024 voorstellen voor nieuwe eigen middelen in te dienen met het oog op de invoering ervan in 2026.
1.5.2.Toegevoegde waarde van deelname van de EU
Volgens het eigenmiddelenbesluit zal de terugbetaling van NextGenerationEU in 2028 van start gaan. Het interinstitutioneel akkoord van december 2020 bevat een routekaart voor nieuwe eigen middelen. Nieuwe eigen middelen zullen extra inkomstenstromen opleveren om ervoor te zorgen dat deze terugbetaling niet zal leiden tot een onnodige vermindering van programma-uitgaven of investeringsinstrumenten in het kader van het meerjarig financieel kader. Tegelijkertijd zullen zij ook de toename van de op het bruto nationaal inkomen gebaseerde eigen middelen voor de lidstaten verzachten. In het algemeen zullen nieuwe eigen middelen de EU-begroting beschermen.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
Deze voorstellen houden verband met de wijziging van het eigenmiddelenbesluit en het voorstel van juni 2023 tot afronding van het pakket eigen middelen waarnaar in het interinstitutioneel akkoord wordt verwezen. Samen verduidelijken zij de interactie tussen de eigenmiddelenbepalingen en de wetgevingshandelingen inzake emissiehandel en het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en de toekomstige wetgevingshandeling inzake de uitvoering van de mondiale overeenkomst inzake de herverdeling van heffingsrechten.
1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten
Deze voorstellen zijn verenigbaar met de huidige verordening betreffende het meerjarig financieel kader.
1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking
1.6.Duur en financiële gevolgen
Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur
–
Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
–
Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ
Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur
–Volledige uitvoering vanaf 1/1/2024.
1.7.Beheersvorm(en)
Direct beheer door de Commissie
– door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;
–
door de uitvoerende agentschappen
Gedeeld beheer met de lidstaten
Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
– derde landen of de door hen aangewezen organen;
– internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
– de EIB en het Europees Investeringsfonds;
– de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
– publiekrechtelijke organen;
– privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
– privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
– personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.
Opmerkingen
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Voorschriften voor monitoring en verslaglegging
Vermeld frequentie en voorwaarden.
De bepalingen over de monitoring en verslaglegging met betrekking tot de methoden en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem, het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en de OESO/G20 Pijler 1 en de statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten en die over de maatregelen om aan de kasbehoeften te voldoen, zijn te vinden in het gewijzigde voorstel tot wijziging van de verordening van de Raad tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie.
2.2.Beheers- en controlesysteem
2.2.1.Mogelijke risico's
De belangrijkste potentiële risico’s zijn: onjuiste vaststelling van de nieuwe eigen middelen, onjuiste boeking, laattijdige terbeschikkingstelling van de middelen en boekhoudkundige fouten.
2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle
Het voorstel omvat controlemethoden en ook specifieke bepalingen inzake controle en toezicht en relevante rapportagevereisten.
2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico
De financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen en, indien nodig, administratieve en financiële sancties die door de nationale autoriteiten en de diensten van de Europese Commissie ten uitvoer worden gelegd.
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.
Bepalingen inzake controle en toezicht voor de berekening van de nieuwe eigen middelen zijn opgenomen in de bijhorende verordeningen van de Raad en de relevante sectorale wetgeving voor elk van de voorgestelde nieuwe eigen middelen.
1.3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
·Bestaande begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarig financieel kader
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort
uitgave
|
Bijdrage
|
|
Nummer
|
GK/NGK.
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten
|
van derde landen
|
in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement
|
7
|
20 01 02 01
|
NGK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
3.2. Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–
Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
–
Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Rubriek van het meerjarig financieel kader
|
7
|
“Administratieve uitgaven”
|
miljoen EUR (tot op drie decimalen)
|
|
|
Jaar
2024
|
Jaar
2025
|
Jaar
2026
|
Jaar
2027
|
TOTAAL
|
|
□ Personele middelen
|
1,107
|
1,278
|
1,449
|
2,304
|
6,138
|
□ Andere administratieve uitgaven
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
Kredieten
|
1,107
|
1,278
|
1,449
|
2,304
|
6,138
|
TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)
|
1,107
|
1,278
|
1,449
|
2,304
|
6,138
|
miljoen EUR (tot op drie decimalen)
|
|
|
Jaar
2024
|
Jaar
2025
|
Jaar
2026
|
Jaar
2027
|
TOTAAL
|
TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7
van het meerjarig financieel kader
|
Vastleggingen
|
1,107
|
1,278
|
1,449
|
2,304
|
6,138
|
|
Betalingen
|
1,107
|
1,278
|
1,449
|
2,304
|
6,138
|
3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
–
Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–
Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
miljoen EUR (tot op drie decimalen)
|
Jaar
2024
|
Jaar
2025
|
Jaar
2026
|
Jaar
2027
|
TOTAAL
|
RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
|
|
|
|
|
Personele middelen
|
1,107
|
1,278
|
1,449
|
2,304
|
6,138
|
Andere administratieve uitgaven
|
|
|
|
|
|
Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
1,107
|
1,278
|
1,449
|
2,304
|
6,138
|
Buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
|
|
|
|
|
Personele middelen
|
|
|
|
|
|
Andere
administratieve uitgaven
|
|
|
|
|
|
Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
1,107
|
1,278
|
1,449
|
2,304
|
6,138
|
De benodigde kredieten voor personele middelen en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften
–
Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig
–
Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in voltijdequivalenten
|
Jaar
2024
|
Jaar
2025
|
Jaar
2026
|
Jaar
2027
|
20 01 02 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)
|
3
|
4
|
5
|
10
|
20 01 02 03 (delegaties)
|
|
|
|
|
01 01 01 01 (onderzoek door derden)
|
|
|
|
|
01 01 01 11 (eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)
|
|
|
|
|
20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)
|
6
|
6
|
6
|
6
|
20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)
|
|
|
|
|
XX 01 xx yy zz
|
- zetel
|
|
|
|
|
|
- delegaties
|
|
|
|
|
01 01 01 02 (AC, END, INT - onderzoek door derden)
|
|
|
|
|
01 01 01 12 (AC, END, INT - eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
9
|
10
|
11
|
16
|
XX is het desbetreffende beleidsterrein of de begrotingstitel.
De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel
|
De nieuwe eigen middelen vereisen extra personeel voor raming, controle en begroting bij DG BUDG (tot 10 posten).
|
Extern personeel
|
Voor de controle is ook extra personeel nodig bij DG CLIMA (1 extern personeelslid) en DG ESTAT (5 externe personeelsleden).
|
3.2.3.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader
Het voorstel/initiatief:
–
kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).
–
hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.
–
hiervoor is een herziening van het MFK nodig. Bijdragen van derden
–
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–
Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.
–
Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
voor de eigen middelen
voor overige ontvangsten
Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven
miljard EUR (prijzen van 2018)
Begrotingsonder-deel voor ontvangsten:
|
Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten
|
|
|
Jaar
2024
|
Jaar
2025
|
Jaar
2026
|
Jaar
2027
|
Eigen middelen op basis van het ETS
|
|
8,2
|
7,1
|
7,1
|
5,8
|
Eigen middelen op basis van het CBAM
|
|
-
|
-
|
0
|
0
|
Eigen middelen op basis van OESO/G20 Pijler 1
|
|
-
|
|
2,5-4,0
|
2,5-4,0
|
Statistische eigen middelen op basis van bedrijfswinsten
|
|
16
|
16
|
16
|
16
|
Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).
Als er geen eigen middelen zijn, zou dat gevolgen kunnen hebben voor de bni-bijdrage. In voorkomend geval stroken de berekeningen met de sectorale effectbeoordelingen.