Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022H1209(01)

    Aanbeveling van de Raad van 28 november 2022 over trajecten naar succes op school die de aanbeveling van de Raad van 28 juni 2011 inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten vervangt (Voor de EER relevante tekst) 2022/C 469/01

    ST/14981/2022/INIT

    PB C 469 van 9.12.2022, p. 1–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.12.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 469/1


    AANBEVELING VAN DE RAAD

    van 28 november 2022

    over trajecten naar succes op school die de aanbeveling van de Raad van 28 juni 2011 inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten vervangt

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2022/C 469/01)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 165 en 166,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.

    In het eerste en het elfde beginsel van de Interinstitutionele proclamatie betreffende de Europese pijler van sociale rechten (1) wordt gerept over het belang van hoogwaardig en inclusief onderwijs voor iedereen van kindsbeen af. De uitvoering van deze beginselen is afhankelijk van de daadkracht en de actiebereidheid van de lidstaten. Maatregelen op EU-niveau kunnen nationale acties aanvullen. De Commissie heeft haar bijdrage hiertoe gepresenteerd in het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten (2).

    2.

    Op 30 september 2020 heeft de Europese Commissie een mededeling laten verschijnen met de titel “De Europese Onderwijsruimte tegen 2025 tot stand brengen”. Inclusiviteit is één van de zes invalshoeken (3). Op 18 februari 2021 nam de Raad een resolutie aan betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) (4). Zorgen voor meer kwaliteit, kansengelijkheid, inclusie en slaagkansen voor iedereen in onderwijs en opleiding is hierin strategische prioriteit nummer één.

    3.

    Het Europees Jaar van de jeugd 2022 (5) heeft tot doel jongeren te betrekken bij en in staat te stellen vorm te geven aan hun toekomst en de toekomst van Europa door hen meer mogelijkheden te bieden om te worden betrokken bij beslissingen die van invloed zijn op hun leven.

    4.

    In het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa roepen de burgers de Unie op om uiterlijk 2025 een inclusieve Europese Onderwijsruimte tot stand te brengen waarbinnen alle burgers, ook burgers in plattelands- en afgelegen gebieden, gelijke toegang hebben tot hoogwaardig onderwijs en een leven lang leren (6). In de mededeling van de Commissie van september 2020 zijn inclusie en gendergelijkheid basisinvalshoeken van de Europese Onderwijsruimte die tegen 2025 tot stand moet worden gebracht, en wordt ertoe opgeroepen onderwijsprestaties los te koppelen van sociaal-economische positie. De Raad heeft besloten dat tegen 2030 het percentage 15-jarigen dat zwak presteert op het gebied van lezen, wiskunde en natuur- en scheikunde, onder de 15 % moet liggen. Ook heeft de Raad zich ertoe verbonden het percentage voortijdige school- en opleidingsverlaters terug te dringen tot minder dan 9 %.

    5.

    Hoewel het percentage voortijdige schoolverlaters op EU-niveau aanzienlijk is verbeterd en met 3,9 procentpunten is gedaald in de periode 2010-2021, houden nog steeds veel lerenden het voortijdig voor gezien. Het percentage voortijdige onderwijs- en opleidingsverlaters bedroeg in 2021 gemiddeld 9,7 % in de gehele EU, net onder het ET 2020-streefcijfer voor de EU van 10 %. In absolute cijfers betekent dit echter dat nog steeds ruim 3,2 miljoen jongeren in de EU (18- tot 24-jarigen) voortijdig afhaken in het onderwijs of hun opleiding afbreken. Er zijn nog steeds aanzienlijke verschillen tussen en binnen de lidstaten, en er blijven ongelijkheden bestaan bij bepaalde groepen; migranten, jonge mannen, etnische minderheden (bijvoorbeeld de Roma). Ook presteren jongeren in plattelandsgebieden en afgelegen gebieden minder goed.

    6.

    Uit de resultaten van het Programme for International Student Assessment (PISA) van de OESO uit 2018 blijkt dat in de periode 2009-2018 in veel landen steeds meer lerenden slecht zijn gaan presteren in basisvaardigheden. Momenteel mist nog steeds een op de vijf 15-jarige Europeanen adequate vaardigheden op het gebied van lezen, wiskunde of wetenschappen. Uit de resultaten van de International Computer and Information Literacy Study (ICILS) (2018) blijkt bovendien dat een vijfde van de jongeren in de EU niet over digitale basisvaardigheden beschikt, en dat prestaties sterk verschillen afhankelijk van sociaal-economische positie, waardoor het risico bestaat dat de digitale kloof nog groter wordt dan hij al is (7).

    7.

    Uit gegevens blijkt dat iemands sociaal-economische achtergrond het best zijn onderwijsresultaten voorspelt. In de meeste lidstaten maken lerenden met een kansarme achtergrond de overgrote meerderheid uit van de lerenden die onderwijs en opleiding verlaten zonder diploma hoger middelbaar onderwijs. PISA 2018 liet zien dat in de meeste lidstaten het percentage leerlingen dat zwak presteert op het gebied van lezen, veel groter is in het onderste kwart van de index van economische, sociale en culturele status (ESCS) dan in het bovenste kwart; (in sommige landen gaat het om een verschil van meer dan 40 procentpunten). In de academische literatuur wordt bevestigd dat leerlingen uit achtergebleven sociaal-economische milieus vaak moeilijker academische en taalvaardigheden ontwikkelen. Zij vertonen vaker leergerelateerde gedragsproblemen, zijn minder gemotiveerd om te leren, verlaten onderwijs en opleiding vroeger dan anderen en met lagere kwalificaties en onvoldoende competenties om ten volle mee te draaien in de samenleving.

    8.

    De afgelopen jaren hebben de lidstaten grote aantallen migranten uit derde landen (waaronder vluchtelingen (8)) van schoolgaande leeftijd geïntegreerd in hun onderwijs- en opleidingsstelsels, onder wie sommigen met een zeer laag niveau van basisvaardigheden. Extra problemen worden veroorzaakt door vluchtelingen uit Oekraïne, onder wie veel schoolkinderen die specifieke leerondersteuning (waaronder de verwerving van de onderwijstaal) en psychosociale ondersteuning nodig hebben.

    9.

    Uit de PISA-enquêtes van 2015 en 2018 bleek ook dat leerlingen minder het gevoel hadden dat zij erbij horen op school en dat pesten/cyberpesten wijdverspreid is en nog toeneemt. Uit onderzoek blijkt het belang van emotioneel, sociaal en fysiek welzijn op school om de slaagkansen van kinderen in het onderwijs en in het leven te vergroten. Dit onderzoek bevestigt dat geestelijke-gezondheidsproblemen, geweld en pesten, racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid en discriminatie, rampzalige gevolgen hebben voor het emotionele welzijn en de onderwijsresultaten van kinderen en jongeren. Uit onderzoek blijkt voorts dat kansarme groepen meer risico lopen om te worden gepest, en dat lerenden op scholen in sociaal-economisch kansarme omgevingen minder het gevoel hebben dat zij erbij horen op school dan hun meer gegoede medeleerlingen.

    10.

    Door de COVID-19-pandemie is het belangrijker dan ooit geworden om deze problemen aan te pakken. Verschillende onderzoeken suggereren dat deze crisis mogelijk het risico heeft vergroot dat lerenden die voortijdig dreigen af te haken, de school ook inderdaad voor gezien houden voordat zij een diploma hebben. Ook zou de crisis schadelijke gevolgen hebben gehad voor de geestelijke gezondheid en het welzijn in het algemeen van lerenden (9).

    11.

    In 2011 heeft de Raad een aanbeveling aangenomen inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten (10). Op Europees en nationaal niveau is er veel werk verzet om de aanbeveling uit te voeren, met name via peer learning en uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten in het kader van ET 2020 voor Europese beleidssamenwerking. Via de Europese toolkit voor scholen en de toolkit voor beroepsopleidingen van het Cedefop is een hele reeks hulpmiddelen, voorbeelden van succesvolle maatregelen en bronnenmateriaal online beschikbaar om schooluitval aan te pakken. Een onafhankelijke beoordeling van de uitvoering van de aanbeveling, die in 2019 is gepubliceerd (11), geeft een sterke indicatie dat de aanbeveling van de Raad en de begeleidende EU-beleidsinstrumenten een aanzet hebben gegeven voor veranderingen binnen onderwijs- en opleidingsinstellingen en beleidsmaatregelen op gang hebben gebracht. Met andere woorden: een en ander heeft de vermindering van het voortijdig verlaten van onderwijs en opleiding ondersteund. De beoordeling noemt ook gebieden waarop nog werk aan de winkel is.

    12.

    Het Erasmus+-programma heeft verschillende transnationale projecten over inclusie in diverse onderwijssectoren ondersteund waarin slechte prestaties en het voortijdig verlaten van onderwijs en opleiding aan de orde kwamen. Inclusie is een van de overkoepelende prioriteiten van Erasmus+ voor de periode 2021-2027. Het programma omvat ook een speciale beleidsprioriteit om leerachterstand, schooluitval en lage bekwaamheid in basisvaardigheden aan te pakken, waardoor belanghebbenden bij Erasmus+ financiering kunnen krijgen om beleidsaanbevelingen uit te voeren.

    13.

    De Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) 2014-2020 hebben aanzienlijke investeringen vrijgemaakt om het voortijdig verlaten van onderwijs en opleiding aan te pakken door veel grootschalige projecten te ondersteunen, overeenkomstig de aanbeveling van de Raad uit 2011. Het Europees Sociaal Fonds Plus ondersteunt personen, regio’s en lidstaten die met verschillende problemen kampen, zoals het herstellen van de COVID-19-pandemie en het halen van de EU-streefcijfers voor klimaat, werkgelegenheid, sociale inclusie en onderwijs. De inzet van ESIF en van de cohesiebeleidsfondsen voor 2021-2027 wordt onder meer gestuurd door de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester.

    14.

    Het instrument voor technische ondersteuning biedt lidstaten de mogelijkheid om op verzoek steun te krijgen voor hervormingen op maat op diverse gebieden, zoals het verbeteren van onderwijsresultaten voor kinderen, het verbeteren van voor- en vroegschoolse educatie en opvang (early childhood education and care – ECEC), het opstellen van nationale strategieën en actieplannen voor de aanpak en preventie van voortijdige onderwijs- of opleidingsverlating, het ontwikkelen van instrumenten om de werving en professionele ontwikkeling van leraren te ondersteunen, en het voorbereiden en uitrollen van curriculumhervormingen. Verschillende lidstaten hebben het instrument voor technische ondersteuning en de voorloper daarvan, het steunprogramma voor structurele hervormingen, ingezet om hervormingen te ondersteunen voor de preventie van voortijdige onderwijs- en opleidingsverlating, vooral bij kinderen met een kwetsbare achtergrond.

    15.

    Kinderen en tieners hebben een evenwichtig geheel van cognitieve, sociale en emotionele competenties nodig om positieve resultaten op school te behalen en te slagen in het leven. De aanbeveling van de Raad aan 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (12) definieert “persoonlijke, sociale en leren-om-te-lerencompetenties”. Deze betekenen het vermogen, om te gaan met onzekerheid en complexiteit, het eigen fysiek en emotioneel welzijn te ondersteunen, de eigen fysieke en geestelijke gezondheid te bewaren, positieve samenwerkingsrelaties op te bouwen, een gezondheidsbewust en toekomstgericht leven te leiden, en om te gaan met conflicten in een inclusieve en ondersteunende context.

    16.

    In de conclusies van de Raad over kansengelijkheid en inclusie in onderwijs en opleiding ter bevordering van onderwijssucces voor iedereen (13) wordt de lidstaten verzocht onderwijsbeleidsmaatregelen uit te voeren en, in voorkomend geval, hervormingen van de onderwijs- en opleidingsstelsels door te voeren waarbij gelet wordt op alle aspecten van onderwijs en opleidingen en wordt uitgegaan van een institutiebrede aanpak om gelijke kansen en inclusie te bevorderen en succes op alle niveaus en in alle soorten van onderwijs en opleiding te bewerkstelligen.

    17.

    In de conclusies van de Raad over Europese leraren en opleiders voor de toekomst (14) wordt onderkend dat leraren, opleiders en schoolhoofden een onmisbare drijvende kracht achter onderwijs en opleiding zijn en wordt benadrukt dat zij hun competenties verder moeten ontwikkelen en bij de tijd moeten houden. Ook in de mededeling van de Commissie en in de resolutie van de Raad over de Europese Onderwijsruimte werd de kritieke rol van leraren en opleiders onderkend.

    18.

    In de aanbeveling van de Raad van 22 mei 2019 betreffende stelsels voor kwaliteitsvolle voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang (15) wordt verklaard dat toegang tot voorzieningen voor kwaliteitsvolle voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang voor alle kinderen bijdraagt tot een gezonde ontwikkeling en succes in het onderwijs en helpt om sociale ongelijkheden terug te dringen en de vaardigheidskloof tussen kinderen met verschillende sociaal-economische achtergronden te dichten.

    19.

    De aanbeveling van de Raad van 29 november 2021 over blended leren voor hoogwaardig en inclusief basis- en middelbaar onderwijs (16) promoot blended-lerenbenaderingen die school- en afstandsonderwijs combineren, alsook digitale en niet-digitale leermiddelen, om zo te komen tot meer weerbare en inclusieve stelsels voor basis- en middelbaar onderwijs. Zulke praktijken laten ruimte voor verschillende en gedifferentieerde benaderingen en instrumenten waarmee alle leerlingen, en speciaal leerlingen met specifieke behoeften of uit kansarme groepen, beter kunnen worden ondersteund en hun leermotivatie kan worden verbeterd.

    20.

    De Europese vaardighedenagenda (17) definieert maatregelen om duurzaam concurrentievermogen te versterken, veerkracht op te bouwen om te reageren op crises, en particulieren en bedrijven te helpen meer en betere vaardigheden te ontwikkelen op basis van de ervaringen die tijdens de COVID-19 pandemie zijn opgedaan. De aanbeveling van de Raad van 24 november 2020 inzake beroepsonderwijs en -opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (18) stelt een nieuwe EU-beleidsvisie voor beroepsonderwijs en -opleiding voor die een sleutelrol kan vervullen bij de preventie en het tegengaan van voortijdige onderwijs- en opleidingsverlating en bij de bevordering van gelijkheid van kansen.

    21.

    Het actieplan voor digitaal onderwijs (19) omvat maatregelen om de digitale vaardigheden en competenties voor de digitale transformatie uit te breiden, opdat lerenden niet achterblijven en afgestudeerden over de competenties beschikken die nodig zijn op de arbeidsmarkt. Het actieplan voorziet in de ontwikkeling van gemeenschappelijke richtlijnen voor leraren en onderwijzend personeel om digitale geletterdheid te bevorderen en desinformatie te bestrijden, een actualisering van het Europees digitalecompetentiekader en een voorstel voor een aanbeveling van de Raad over de verbetering van het aanbod van digitale vaardigheden in onderwijs en opleiding. Tot slot bevat het actieplan een aansporing om de genderkloof in wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) te dichten.

    22.

    In Aanbeveling (EU) 2021/1004 van de Raad van 14 juni 2021 tot instelling van een Europese kindergarantie (20) wordt de lidstaten verzocht te zorgen voor daadwerkelijke, gratis toegang tot educatie en voor schoolgerelateerde activiteiten voor kinderen die zich in een kwetsbare situatie bevinden (d.w.z. kinderen die het risico lopen op armoede of sociale uitsluiting, met name Roma). In de EU-strategie voor de rechten van het kind (21) wordt opgeroepen tot inclusief en hoogwaardig onderwijs. In de nieuwe Commissiemededeling “Een digitaal decennium voor kinderen en jongeren: de nieuwe Europese strategie voor een beter internet voor kinderen (BIK+)” (22) wordt ertoe opgeroepen, een digitale omgeving te creëren waarin kinderen bescherming wordt geboden en zij worden gestimuleerd en gerespecteerd. Ook wordt opgemerkt dat kinderen in een kwetsbare situatie gelijke kansen moeten hebben en zo goed mogelijk moeten worden toegerust om de mogelijkheden van het digitale tijdperk te benutten.

    23.

    In de nieuwe strategieën voor gelijkheid en de beleidskaders voor inclusie van de EU die in 2020 en 2021 zijn vastgesteld (23), wordt de nadruk gelegd op het bevorderen van gelijkheid en inclusie en op het bestrijden van discriminatie in onderwijs, met doelgerichte steun voor de meest kansarme groepen en voor groepen die het grootste risico op discriminatie lopen.

    24.

    In de aanbeveling van de Raad van 30 oktober 2020 inzake Een brug naar banen — Versterking van de jongerengarantie en tot vervanging van de Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (24) wordt aanbevolen jongeren weer op weg te helpen naar onderwijs en opleiding door het aanbod van het vervolgonderwijs te diversifiëren, en waar nodig de validatie van niet-formeel en informeel leren te waarborgen. Daarnaast helpt het ALMA-initiatief (Aim, Learn, Master, Achieve) kansarme jongeren tussen 18 en 30 jaar die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen (not in employment, education or training – NEET’s), hun weg naar de arbeidsmarkt in hun thuisland te vinden door steun voor onderwijs, beroepsopleiding of werkgelegenheid te combineren met een stage in een andere lidstaat, waardoor zij hun vaardigheden en hun kennis kunnen verbeteren en ervaring kunnen opdoen.

    25.

    Uit de ervaring met de uitvoering van de aanbeveling van de Raad uit 2011, de nieuwe inzichten uit onderzoek en raadplegingen van belanghebbenden komt een pleidooi naar voren voor een ruimere, meer inclusieve en systemische aanpak voor succes op school. Dit kan worden bereikt door gelijktijdig werk te maken van de streefcijfers op EU-niveau inzake basisvaardigheden én het voorkomen van voortijdige onderwijs- en opleidingsverlating, en hierin de welzijnsdimensie ten volle te integreren. Zo’n aanpak zou de ontwikkeling van competenties die mensen nodig hebben om goed te gedijen in het onderwijs en te slagen in het leven, ten goede kunnen komen. Ook zou deze aanpak kunnen leiden tot een zinvolle leerervaring, maatschappelijke betrokkenheid, ruimere maatschappelijke participatie en een succesvolle overgang naar stabiele volwassenheid en actief burgerschap.

    26.

    Alle lidstaten dienen systematisch te werken aan de doelstelling om slechte prestaties en het voortijdig verlaten van onderwijs en opleiding terug te dringen en succes op school te bevorderen. Op systeemniveau zijn consistentie van beleidsmaatregelen, coördinatie met andere beleidsterreinen (zoals jeugdbeleid, gezondheid, cultuur, maatschappelijk werk, werkgelegenheid, huisvesting, justitie, migratie en integratie) en effectieve samenwerking tussen verschillende betrokkenen op alle niveaus (nationaal, regionaal, lokaal, school) nodig om kinderen, jongeren en de gezinnen waarin zij opgroeien, gecoördineerde ondersteuning te kunnen bieden. Tegelijkertijd moeten op schoolniveau schoolbrede benaderingen worden gestimuleerd, in overeenstemming met de nationale omstandigheden en voor alle relevante terreinen (onderwijs en leren, planning en bestuur, enz.). Hierbij moet iedereen die op deze terreinen een belangrijke rol speelt, worden betrokken: lerenden, schoolhoofden, onderwijzend en niet-onderwijzend personeel, ouders en gezinnen, en lokale en bovenlokale gemeenschappen (25).

    27.

    Deze aanbeveling is volledig in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid,

    BEVEELT AAN DAT DE LIDSTATEN:

    1.

    Tegen 2025 een geïntegreerde en brede strategie (26) voor succes op school ontwikkelen of, waar passend, verder versterken, op het passende niveau, overeenkomstig de structuur van hun onderwijs- en opleidingsstelsel, met als doel de effecten van sociaal-economische status op onderwijs- en opleidingsresultaten zoveel mogelijk te beperken, inclusie in onderwijs te bevorderen en het voortijdig verlaten van onderwijs en opleiding en slechte prestaties in basisvaardigheden verder een halt toe te roepen, daarbij rekening houdend met de verschillende maatregelen die in het beleidskader in de bijlage worden uiteengezet. Er moet speciale aandacht gaan naar welzijn op school als sleutelcomponent van succes op school. Een dergelijke strategie moet preventieve, interventie- en compensatiemaatregelen omvatten (waaronder maatregelen die worden aangeboden in het kader van de versterkte jongerengarantie (27)), empirisch onderbouwd zijn en universele maatregelen combineren met doelgerichte en/of geïndividualiseerde voorzieningen voor lerenden die extra aandacht en ondersteuning nodig hebben in een inclusieve setting (zoals lerenden met een sociaal-economisch kansarme, migranten-, vluchtelingen- of Roma-achtergrond, met een zichtbare en onzichtbare handicap, met speciale onderwijsbehoeften of geestelijke gezondheidsproblemen, en die wonen in geïsoleerde, insulaire of afgelegen gebieden, zoals de ultraperifere gebieden van de EU, afhankelijk van de nationale omstandigheden). Een dergelijke strategie moet ook gebaseerd zijn op gestructureerde samenwerking tussen spelers die verschillende beleidsterreinen, governance-, onderwijs- en opleidingsniveaus vertegenwoordigen, moet adequate financiering krijgen en gepaard gaan met een duidelijk uitvoerings- en evaluatieplan.

    2.

    Systemen voor gegevensverzameling en monitoring op nationaal, regionaal en lokaal niveau ontwikkelen of, waar passend, verder versterken om stelselmatig kwantitatieve en kwalitatieve informatie te verzamelen over lerenden, en over factoren die leerresultaten aantasten, met name de sociaal-economische achtergrond. Deze systemen moeten in overeenstemming zijn met de bescherming van persoonsgegevens en intern recht. Zij moeten er zoveel mogelijk voor zorgen dat uitgesplitste gegevens en informatie over een grote verscheidenheid van aspecten (waaronder standpunten van de lerenden zelf) op verschillende beleidsniveaus beschikbaar zijn en worden gebruikt (in geanonimiseerde vorm, indien nodig) voor analyse, preventie en vroege interventie, analyse en beleidsontwerp, en voor het sturen, monitoren en evalueren van de bovenvermelde strategieën.

    3.

    In de context van een geïntegreerde en brede strategie en rekening houdend met de nationale omstandigheden, preventieve, interventie- en compensatiemaatregelen – bijvoorbeeld de in het beleidskader in de bijlage voorgestelde maatregelen – combineren ter ondersteuning van:

    3.1

    lerenden, door verschillende maatregelen die de interesses en behoeften van lerenden centraal stellen op systemische wijze te combineren, en door rekening te houden met hun mening;

    3.2

    schoolleiders, leraren, opleiders en andere personeelsleden, onder meer in ECEC, door hen te helpen kennis, vaardigheden en competenties te verwerven en door te voorzien in steun voor continue professionele ontwikkeling, alsook in voldoende tijd, ruimte en ondersteuning om doeltreffend samen te werken met alle lerenden, ook degenen die het risico lopen op uitsluiting, ondermaatse prestaties en schooluitval. Er moet rekening worden gehouden met de erkenning en waardering (ook financieel) van hun werk;

    3.3

    scholen bij de ontwikkeling van een “holistische benadering op schoolniveau” voor succes op school, waarbij alle leden van de schoolgemeenschap (schoolleiders, leraren, opleiders en ander onderwijzend personeel, lerenden, ouders en gezinnen en de lokale gemeenschap) alsook een breed scala van belanghebbenden actief samenwerken om onderwijssucces voor alle lerenden te bevorderen;

    3.4

    maatregelen op het niveau van de onderwijs- en opleidingsstelsels en een intersectorale benadering om gelijkheid en inclusie in onderwijs en opleiding en onderwijssucces voor alle lerenden te verbeteren, onder meer door structuren en mechanismen aan te pakken die bijzonder negatieve gevolgen hebben voor lerenden uit kansarmere groepen.

    4.

    Overeenkomstig de nationale, regionale en lokale behoeften optimaal gebruikmaken van nationale en EU-middelen voor investeringen in infrastructuur, opleiding, instrumenten en middelen om inclusie, gelijkheid en welzijn in onderwijs te verbeteren, met inbegrip van EU-fondsen en -deskundigheid voor hervormingen en investeringen in infrastructuur, instrumenten, pedagogie en de creatie van gezonde leeromgevingen, met name Erasmus+, de herstel- en veerkrachtfaciliteit, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het programma Digitaal Europa, Horizon Europa, het instrument voor technische ondersteuning, het Fonds voor asiel, migratie en integratie enz., en ervoor zorgen dat het gebruik van de fondsen in overeenstemming is met de algemene strategie.

    5.

    Verslag over hun strategie, genomen maatregelen, monitoring- evaluatieregelingen en uitgetrokken begroting uitbrengen conform de bestaande afspraken inzake rapportage van de Europese Onderwijsruimte (alsook het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (2021-2030)) en van het Europees Semester.

    6.

    Jongeren actief betrekken bij de uitvoering van de aanbeveling van de Raad, onder meer via de EU-jongerendialoog, om ervoor te zorgen dat er rekening wordt gehouden met de meningen, standpunten en behoeften van jongeren, ook kansarme jongeren.

    VERZOEKT DE COMMISSIE:

    1.

    De uitvoering van de aanbeveling van de Raad te ondersteunen, alsook gerelateerde initiatieven zoals de Europese kindergarantie en de versterkte jongerengarantie, door wederzijds leren en uitwisselingen tussen de lidstaten en alle relevante belanghebbenden over onderwijssucces voor iedereen te bevorderen door:

    1.1

    het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) uit te voeren, waarbij het verminderen van het voortijdig verlaten van onderwijs en opleiding, het ontwikkelen van basisvaardigheden en het bevorderen van het welzijn van lerenden, leraren en opleiders belangrijke prioritaire gebieden zijn;

    1.2

    de activiteiten van de deskundigengroep betreffende strategieën voor het creëren van ondersteunende leeromgevingen voor groepen die het risico lopen om slecht te presteren en voor het bevorderen van het welzijn op school te organiseren en te bevorderen; deze deskundigengroep zal verder goede praktijken in kaart brengen om ondersteunende en gezonde leeromgevingen te ontwikkelen, de geestelijke gezondheid, een gezonde levensstijl en fysiek en emotioneel welzijn (onder meer door posttraumatische stress aan te pakken) te bevorderen en pesten en geweld op school te voorkomen, alsook voorstellen doen voor de effectieve invoering van succesvolle praktijken op scholen en aanbevelingen voor voorlichtingsactiviteiten op EU-niveau en nationaal niveau;

    1.3

    succesvolle praktijken (zoals collegiaal leren en peer mentoring), richtsnoeren en praktische instrumenten ter ondersteuning van het ontwerp, de uitvoering en de evaluatie van nationale, regionale en lokale beleidsmaatregelen en praktijken, met inbegrip van deze die gericht zijn op kansarme lerenden, in kaart te brengen en te delen, aan de hand van de samenwerkingsinstrumenten, onlineplatforms en gemeenschappen voor onderwijs en opleiding van de EU, waaronder eTwinning, het nieuwe Europese platform voor schoolonderwijs, Erasmus+ Alumni, de ambassadeurs van Cedefop ter bestrijding van schooluitval en de Leerhoek voor meertalige leermiddelen over de EU;

    1.4

    in te zetten op het gebruik van de mogelijkheden waarin EU-fondsen – zoals Erasmus+, de herstel- en veerkrachtfaciliteit, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het programma Digitaal Europa, Horizon Europa, het instrument voor technische ondersteuning, het Fonds voor asiel, migratie en integratie enz. – voorzien om inclusie, gelijkheid en welzijn in onderwijs en opleidingen te bevorderen, te ondersteunen en mogelijk te maken, en bekendheid te geven aan deze mogelijkheden;

    1.5

    EU-brede onderzoeken en enquêtes te ondersteunen; de oprichting van onderzoeksnetwerken aan te moedigen en dialoog tussen onderzoek en beleid alsook tussen onderzoek en mensen uit de praktijk te ondersteunen;

    1.6

    rekening te houden met de resultaten van de gestructureerde dialoog over digitaal onderwijs en digitale vaardigheden.

    2.

    De ontwikkeling en verspreiding te ondersteunen van richtsnoeren en hulpmiddelen over onderwijssucces voor alle lerenden (ook over de integratie van migranten en het leren van talen), in samenwerking met de lidstaten en met het oog op het vrijwillige gebruik ervan, onder meer door de Europese toolkit voor scholen “Inclusief onderwijs promoten en voortijdig schoolverlaten aanpakken”, het Compendium van inspirerende praktijken over inclusief en burgerschapsonderwijs en de toolkit voor beroepsopleidingen van het Cedefop om schooluitval aan te pakken, verder te ontwikkelen en te promoten.

    3.

    Mogelijkheden voor professionele ontwikkeling voor onderwijzend personeel en andere belanghebbenden te ondersteunen door:

    3.1

    goede praktijken van Erasmus+-personeelsuitwisselingen, -projecten en -netwerken te delen, onder andere via de online eTwinning-gemeenschap, Erasmus+ Teacher Academies en de kenniscentra voor beroepsopleiding;

    3.2

    open onlinecursussen voor een groot publiek (massive open online courses – MOOC's) en onderwijskansen (waaronder microcredentials) voor continue professionele ontwikkeling voor leraren, opleiders, schoolleiders en lerarenopleiders via het nieuwe Europese platform voor schoolonderwijs beschikbaar te stellen en het brede gebruik van deze cursussen te bevorderen.

    4.

    De uitvoering van de aanbeveling van de Raad te monitoren en hierover verslag uit te brengen conform de bestaande afspraken van de Europese Onderwijsruimte (alsook het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding) en van het Europees Semester (onder meer via het herziene sociaal scorebord).

    5.

    Vooruitgang ten aanzien van de doelstellingen op EU-niveau te monitoren en hierover periodiek verslag uit te brengen in het kader van verslagen over de Europese Onderwijsruimte; in nauwe samenwerking met de Permanente Groep indicatoren en benchmarks na te gaan hoe de monitoring op EU-niveau kan worden verbeterd, met name door bestaande indicatoren op EU-niveau te beoordelen en, waar passend en noodzakelijk, er nieuwe voor te stellen, met name over inclusie en gelijkheid.

    De aanbeveling van de Raad van 28 juni 2011 inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten wordt vervangen door deze aanbeveling.

     

    Gedaan te Brussel, 28 november 2022.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    V. BALAŠ


    (1)  PB C 428 van 13.12.2017, blz. 10.

    (2)  Doc. COM(2021) 102 final.

    (3)  Doc. COM(2020) 625 final.

    (4)  PB C 66 van 26.2.2021, blz. 1.

    (5)  Besluit (EU) 2021/2316 van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 2021 over een Europees Jaar van de Jeugd (2022) (PB L 462 van 28.12.2021, blz. 1).

    (6)  Conferentie over de toekomst van Europa: Verslag over het eindresultaat, mei 2022, voorstel 46 (blz. 88).

    (7)  Hoewel digitale vaardigheden tot de basisvaardigheden moeten worden gerekend, komen zij niet uitdrukkelijk aan de orde in deze aanbeveling, aangezien zij al aan bod komen in andere initiatieven, zoals het actieplan voor digitaal onderwijs.

    (8)  In deze aanbeveling wordt de term vluchteling in een brede politieke betekenis gebruikt, dus niet zoals gedefinieerd in het Verdrag van Genève en het asielacquis van de EU.

    (9)  Zie bijvoorbeeld: Koehler, C., Psacharopoulos, G., en Van der Graaf, L., The impact of COVID-19 on the education of disadvantaged children and the socio-economic consequences thereof, verslag van het Eenee en het Neset, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2022; Europese Commissie, directoraat-generaal Onderwijs, Jongerenzaken, Sport en Cultuur, Impacts of COVID-19 on school education, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2022; Blaskó, Z., da Costa, P., en Schnepf, S.V., Learning Loss and Educational Inequalities in Europe: Mapping the Potential Consequences of the COVID-19 Crisis, Discussienota van IZA, nr. 14298, Bonn, 2021.

    (10)  PB C 191 van 1.7.2011, blz. 1.

    (11)  Europese Commissie, directoraat-generaal Onderwijs, Jongerenzaken, Sport en Cultuur, Vicki Donlevy, Laurie Day, Monica Andriescu, Paul Downes: Assessment of the Implementation of the 2011 Council Recommendation on Policies to Reduce Early School Leaving (Final report). Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2019.

    (12)  PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1.

    (13)  PB C 221 van 10.6.2021, blz. 3.

    (14)  PB C 193 van 9.6.2020, blz. 11.

    (15)  PB C 189 van 5.6.2019, blz. 4.

    (16)  PB C 504 van 14.12.2021, blz. 21.

    (17)  Doc. COM(2020) 274 final.

    (18)  PB C 417 van 2.12.2020, blz. 1.

    (19)  Doc. COM(2020) 624 final.

    (20)  PB L 223 van 22.6.2021, blz. 14.

    (21)  Doc. COM(2021) 142 final.

    (22)  Doc. COM(2022) 212 final.

    (23)  De strategie voor gendergelijkheid 2020-2025 (2020), het EU-actieplan tegen racisme 2020-2025 (2020), het strategisch EU-kader voor gelijkheid, integratie en participatie van de Roma (2020) en de hiermee verband houdende aanbeveling van de Raad (2021), de strategie voor gelijkheid van lhbtiq'ers 2020-2025 (2020), het actieplan voor integratie en inclusie 2021-2027 (2020), de strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030 (2021), en de EU-strategie ter bestrijding van antisemitisme en ter bevordering van het Joodse leven (2021-2030) (2021).

    (24)  PB C 372 van 4.11.2020, blz. 1.

    (25)  Zie de definitie in het werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2022) 176 final.

    (26)  Een dergelijke strategie kan worden opgenomen in relevante nationale strategische documenten.

    (27)  Aanbeveling van de Raad van 30 oktober 2020 inzake een brug naar banen – Versterking van de jongerengarantie en tot vervanging van de aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (PB C 372 van 4.11.2020, blz. 1).


    BIJLAGE

    Een beleidskader voor succes op school

    In deze bijlage wordt een beleidskader voorgesteld dat dient als referentie-instrument voor nationale, regionale en lokale beleidsmakers en mensen uit de onderwijs- en opleidingspraktijk, en dat als inspiratiebron kan dienen voor een systemische beleidsrespons met het oog op betere onderwijsresultaten voor alle lerenden.

    Dit beleidskader beschrijft een systemische aanpak voor het verbeteren van succes op school voor alle lerenden, ongeacht hun persoonlijkheidskenmerken of hun familiale, culturele en sociaal-economische achtergrond. Het noemt belangrijke voorwaarden en maatregelen die erop gericht zijn schooluitval en ondermaatse prestaties in basisvaardigheden te verminderen op basis van gegevens en goede praktijken die in de EU-lidstaten zijn bepaald en op basis van geavanceerd onderzoek. Het is gebaseerd op een ruime en inclusieve benadering van succes op school, waarbij het niet alleen gaat om academische resultaten, maar er ook rekening wordt gehouden met elementen zoals persoonlijke, sociale en emotionele ontwikkeling en het welzijn op school van lerenden. Het is opgebouwd rond een aantal overkoepelende voorwaarden (punten 1 en 2) en een reeks mogelijke acties waarvan op school- en op systeemniveau werk moet worden gemaakt in overeenstemming met de respectieve nationale onderwijsstelsels.

    1.   

    Het nastreven van succes op school voor alle lerenden, ongeacht hun persoonlijkheidskenmerken of hun familiale, culturele en sociaal-economische achtergrond, vereist een geïntegreerde en brede strategie op het passende beleidsniveau (nationaal, regionaal, lokaal), afhankelijk van de nationale omstandigheden en de structuur van het onderwijs- en opleidingsstelsel. Een dergelijke strategie moet bijvoorbeeld:

    a)

    zorgen voor coördinatie met andere beleidsterreinen (zoals jeugd, gezondheid, cultuur, sociale diensten, werkgelegenheid, huisvesting, justitie, inclusie van vluchtelingen en andere migranten, en non-discriminatie) en duurzame samenwerking creëren tussen verschillende governanceniveaus van het onderwijs- en opleidingsstelsel, alsook een systematische dialoog met alle belanghebbenden (onder wie lerenden, ouders en gezinnen en personen die de standpunten van meer gemarginaliseerde groepen vertegenwoordigen) vanaf de ontwerpfase tot aan de uitvoering en evaluatie;

    b)

    beschikken over evenwichtige, coherente en gecoördineerde beleidsmaatregelen die een combinatie vormen van preventie, interventie en compensatie, met een sterke focus op preventieve en interventiemaatregelen;

    c)

    nationale, regionale en lokale beleidsbenaderingen (waar passend) voor preventie van het voortijdig verlaten van onderwijs en opleiding integreren met maatregelen ter bevordering van basisvaardigheden, voor het aanpakken van pesten en cyberpesten (waaronder gendergebaseerd pesten en seksuele intimidatie) en voor het ondersteunen van welzijn;

    d)

    in inclusieve omgevingen stelselmatig universele maatregelen voor alle lerenden op school combineren met gerichte acties voor een aantal lerenden of groepen lerenden met onderling vergelijkbare behoeften of die een matig risico lopen, en met meer geïndividualiseerde maatregelen voor lerenden met complexe of chronische behoeften en die het hoogste risico lopen;

    e)

    in samenwerking met sociale en gezondheidsdeskundigen specifieke aandacht besteden aan kinderen en jongeren die het risico lopen op benadeling of discriminatie, door te zorgen voor een intersectionele benadering en door passende maatregelen op te nemen voor risicogroepen, zoals kinderen met een sociaal-economisch kansarme, migranten- of Roma-achtergrond, vluchtelingen, kinderen met een zichtbare en een niet-zichtbare handicap, waaronder langdurige of kortdurende fysieke, mentale, intellectuele of motorische beperkingen, en kinderen met speciale onderwijsbehoeften of problemen met de geestelijke gezondheid;

    f)

    aandacht besteden aan de vaststelling van genderverschillen wat onderwijs en opleiding betreft, onder meer door versterkte monitoring van de prestaties van jongens en meisjes, en waar passend specifieke acties uitvoeren;

    g)

    rekening houden met het belang van niet-formele en informele onderwijsprocessen voor het slagen van het leerproces, en alle relevante partners hierbij betrekken;

    h)

    een empirisch onderbouwde aanpak volgen, gevoed door betrouwbare gegevensverzamelings- en monitoringsystemen (zie punt 2 hierna) en ondersteund door de recentste kwantitatieve en kwalitatieve research, rekening houdend met de praktijken en instrumenten waarvan is aangetoond dat zij bijdragen tot het onderwijssucces van alle lerenden. Dit omvat ook inspiratie halen uit bronnen die worden verstrekt op Europees niveau, zoals de Europese toolkit voor scholen, het Compendium van inspirerende praktijken over inclusief en burgerschapsonderwijs, de toolkit voor beroepsopleidingen van het Cedefop om schooluitval aan te pakken en de inventaris van het Cedefop voor systemen en praktijken voor levenslange begeleiding;

    i)

    evenredige middelen toewijzen, waaronder het gebruik van nationale en EU-fondsen, alsook andere steun voor hervormingen en investeringen in onderwijsinstrumenten, infrastructuur en pedagogie (met name Erasmus+, de herstel- en veerkrachtfaciliteit, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het programma Digitaal Europa, Horizon Europa, het instrument voor technische ondersteuning, het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het financieringsprogramma Connecting European Facilities (CEF2));

    j)

    voorzien in een uitvoeringsplan met duidelijke doelstellingen en mijlpalen, een monitoring- en evaluatieplan en de oprichting van een coördinatiemechanisme of -structuur, op het niveau dat passend is voor de nationale omstandigheden, om samenwerking te vergemakkelijken, uitvoering te ondersteunen en monitoring, evaluatie en beleidsherziening mogelijk te maken.

    2.   

    Om doeltreffend te zijn, zou een geïntegreerde strategie gebaseerd moeten zijn op robuuste gegevensverzamelings- en monitoringsystemen in de lidstaten, op het niveau dat past bij de nationale omstandigheden, en mag deze geen onnodige extra administratieve lasten voor onderwijsinstellingen met zich meebrengen. Deze systemen moeten bijvoorbeeld:

    a)

    op alle beleidsniveaus (nationaal, regionaal en lokaal) een analyse mogelijk maken van de reikwijdte en de incidentie van mogelijke redenen van ondermaatse prestaties en het voortijdig verlaten van onderwijs en opleiding, onder meer door de standpunten van gemarginaliseerde lerenden en gezinnen te verzamelen;

    b)

    worden gebruikt om beleidsontwikkeling te ontwerpen en te sturen, de uitvoering te monitoren en de doeltreffendheid en efficiëntie van de vastgestelde maatregelen te evalueren;

    c)

    vroege opsporing en vaststelling mogelijk maken van lerenden die het risico lopen onderwijs en opleiding voortijdig te verlaten of die dit reeds hebben gedaan, teneinde tijdige en passende steun verlenen, zonder die lerenden een etiket op te plakken of te stigmatiseren;

    d)

    de basis vormen voor de ontwikkeling van doeltreffende begeleiding van en ondersteuning aan scholen.

    Gegevens en informatie moeten bij voorkeur betrekking hebben op alle niveaus (ECEC, basisonderwijs, lager middelbaar onderwijs, hoger middelbaar onderwijs) en alle soorten onderwijs en opleiding (daaronder begrepen beroepsonderwijs en -opleiding), moeten beschikbaar zijn op verschillende beleidsniveaus en moeten voldoen aan wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens. Kwantitatieve en kwalitatieve informatie moet afhankelijk van de nationale omstandigheden worden verzameld met een hoge mate van uitsplitsing (bijvoorbeeld naar gender, sociaal-economische achtergrond, migrantenachtergrond, regionale verschillen, enz.), alsook over een brede waaier van factoren die negatieve of positieve gevolgen hebben op leerresultaten (zoals deelname aan ECEC, aanwezigheid, betrokkenheid bij leerprocessen, beheersing van basisvaardigheden, welzijn op school, geestelijke gezondheid, het gevoel erbij te horen, gedragsproblemen, ervaringen met discriminatie enz.).

    3.   

    Om lerenden te ondersteunen, werden de volgende goede praktijken vastgesteld, waarvan de succesvolle uitvoering in grote mate afhangt van de betrokkenheid van alle relevante spelers (schoolleiders, leraren, opleiders en ander onderwijzend personeel, de familie en de lerenden zelf), op nationaal, regionaal, lokaal en schoolniveau, overeenkomstig de nationale omstandigheden en de structuur van het onderwijs- en opleidingsstelsel:

     

    Preventieve maatregelen

    a)

    Zorgen voor een vroege vaststelling van risicofactoren zoals ontwikkelingsproblemen, talenkennis en speciale onderwijsbehoeften, met inbegrip van sociale en emotionele problemen, alsook vroege detectie van lerenden die het risico lopen om ondermaats te presteren en op schooluitval, terwijl etiketten en stigmatisering worden vermeden.

    b)

    Curricula ontwikkelen waarbij de lerende centraal staat en die gebaseerd zijn op inclusieve en relationele pedagogieën, en gediversifieerde en gepersonaliseerde vormen van lesgeven en leren mogelijk maken. Er moet worden overwogen kinderen en jongeren actief te betrekken bij het uitdenken van leermateriaal, waar passend, met name materiaal over preventie van pesten, sociaal en emotioneel onderwijs, conflictoplossing en het overwinnen van vooroordelen.

    c)

    Sociaal en emotioneel onderwijs, de preventie van pesten, en geestelijke en fysieke gezondheid opnemen in curricula, vanaf ECEC tot het hoger middelbaar onderwijs en opleiding.

    d)

    De competentie in de onderwijstaal of -talen versterken, terwijl de taalkundige diversiteit van lerenden naar waarde wordt geschat en wordt ondersteund als een pedagogisch hulpmiddel voor verdere leer- en schoolprestaties. Dit kan bijvoorbeeld de beoordeling van bestaande talenkennis omvatten, sterke ondersteuning in de moedertaal (eerste taal) van de lerende en in de onderwijstaal, toegang tot onderwijs in de thuistaal en, indien van toepassing, overgangsmechanismen tussen onthaal- en reguliere klassen op verschillende onderwijsniveaus.

    e)

    Met name de verwerving van de onderwijstaal door vluchtelingen en pas aangekomen migranten ondersteunen door vroege immersie in reguliere klassen en curricula, met aanvullende één-op-één-ondersteuning op een passend niveau om sociaal en academisch leren te ondersteunen. Continue toegang tot taalkundige en academische ondersteuning en loopbaanbegeleiding op alle onderwijs- en opleidingsniveaus en intercultureel onderwijs, in combinatie met betrokkenheid van de ouders, kunnen ook een belangrijke rol spelen.

    f)

    Inzetten op interactieve en experimentele pedagogische benaderingen die tevens cultuur- en taalbewust zijn, teneinde de autonomie en verantwoordelijkheid van lerenden in hun opleiding op te bouwen en hen aan te moedigen zich actief in te zetten voor de ontwikkeling van hun competenties. Dergelijke benaderingen kunnen mogelijkheden omvatten voor blended leren (waaronder digitale middelen en toegang tot bibliotheken, laboratoria, musea, andere culturele instellingen zoals muziek- of kunstscholen, gemeenschapscentra en de natuur), rekening houdend met de behoeften van lerenden met een handicap of speciale onderwijsbehoeften, flexibele en heterogene organisatie van leertijd en leeromgevingen, transdisciplinair onderwijzen en leren, coöperatief leren en collegiale ondersteuning, alsook het gebruik van hulpverleningstechnologie voor lerenden met een handicap.

    g)

    Beoordelingspraktijken bevorderen die persoonlijke leerbehoeften en -trajecten weerspiegelen en ondersteunen, met name door uitgebreid gebruik te maken van formatieve en continue beoordeling, en door meervoudige digitale en niet-digitale vormen en instrumenten te combineren (bv. portfolio's, beoordeling door collega's en zelfbeoordeling) die inclusief, cultureel responsief en participatief zijn.

     

    Interventiemaatregelen

    h)

    In scholen voorzien in kaders die doelgerichte ondersteuning bieden aan alle lerenden met leerproblemen of die het risico lopen om ondermaats te presteren, door een multidisciplinaire en teamgebaseerde benadering (bv. via programma's waarbij ouders via een holistische benadering op schoolniveau betrokken worden, mentorregelingen, waaronder peer mentoring, de beschikbaarstelling van ondersteunend personeel, extra leertijd tijdens het schooljaar en/of de vakantieperioden, toegang tot aanvullende leeromgevingen).

    i)

    Binnen inclusieve en toegankelijke omgevingen uitgebreide individuele ondersteuning bieden voor lerenden met meervoudige complexe behoeften, waaronder behoeften op het gebied van sociale, emotionele en geestelijke gezondheid (bv. persoonlijke tutoring, individuele leerplannen, interventies door deskundigen op het gebied van emotiegerichte begeleiding, psychotherapeutische interventies, multidisciplinaire teams, gezinsondersteuning).

    j)

    Voorzien in oplossingen op schoolniveau of in samenwerking met andere spelers voor lerenden die vanwege hun sociaal-economische achtergrond (bv. gebrek aan onderwijsmateriaal, problemen met vervoer, honger, voedings- en slaaptekort) moeilijkheden hebben om aan hun basisbehoeften te voldoen.

    k)

    Voorzien in doelgerichte financiële en/of niet-financiële steun voor kansarme lerenden zodat zij gemakkelijker doorstromen naar secundaire en tertiaire onderwijs- en opleidingsniveaus, het hoger middelbaar onderwijs met succes kunnen afronden en relevante kwalificaties kunnen behalen.

    l)

    Voorzien in financieringsregelingen voor vluchtelingen en pas aangekomen lerenden met een migratieachtergrond zodat zij toegang hebben tot onderwijs of voorbereidende klassen, indien nodig, en vlot hun weg vinden naar alle niveaus van het onderwijs- en opleidingsstelsel.

     

    Gecombineerde interventie-/compensatiemaatregelen

    m)

    Sociale, emotionele en psychologische steun verlenen aan lerenden, vooral zij die kampen met nadelige ervaringen als kind, trauma's, of ernstige sociale of emotionele stress die hun inzet voor school in de weg staan. Dit zou kunnen inhouden: meer adviseurs en mentors binnen het personeel, gemakkelijker toegang van de leerlingen tot professionals en diensten voor geestelijke gezondheid in en rond scholen, en vroege interventie voor slachtoffers en daders van pesten. Collegiale en gemeenschapsondersteuning creëren om pesten/cyberpesten te voorkomen en alle vormen van discriminatie aan te pakken.

    n)

    Zorgen voor toegang tot eerlijke, responsieve en adequate ondersteuning voor vluchtelingen en pas aangekomen migranten, met inbegrip van sociale, emotionele en psychologische ondersteuning, waarbij zij leren omgaan met de uitdagingen van posttraumatische stress, en migratie of integratie. Deze ondersteuning zou met name geïntegreerd moeten zijn in een ruimer en sectoroverschrijdend programma waarbij rekening wordt gehouden met al hun specifieke behoeften, in samenwerking met sociale en gezondheidsdiensten, agentschappen voor geestelijke gezondheid en alle andere relevante diensten en agentschappen, en met nauwe betrokkenheid van lerenden en hun gezinnen of verzorgers.

    o)

    Toegang tot buitenschoolse activiteiten (sport, kunst, vrijwilligerswerk, jeugdwerk enz.) vergemakkelijken en de documentatie en validering van hun leerresultaten verbeteren.

    p)

    Studiekeuzevoorlichting, beroepskeuzevoorlichting en -advies en loopbaaneducatie versterken om de verwerving van loopbaanmanagementvaardigheden en -competenties te ondersteunen. Dit zou zowel schoolse als buitenschoolse activiteiten moeten omvatten, zoals werkplekleren, bezoeken aan werkplekken, praktische leerervaring, loopbaanspellen of kennismakingscursussen (“taster courses”).

    4.   

    Schoolleiders, leraren, opleiders en andere personeelsleden, ook in ECEC, spelen een cruciale rol in de strategie. Voor deze uitdagende verantwoordelijkheid moeten zij worden ondersteund en over de passende vaardigheden beschikken om onderwijsongelijkheid, ondermaatse prestaties en demotivatie te begrijpen en aan te pakken. Zij moeten niet alleen ondersteuning krijgen om de nodige kennis, vaardigheden en competenties op te doen, maar ook onder passende arbeidsomstandigheden kunnen werken en over voldoende tijd, ruimte en middelen beschikken. De volgende goede praktijken zijn vastgesteld:

     

    Preventieve maatregelen

    a)

    Inclusie, gelijkheid en diversiteit, inzicht in ondermaatse prestaties en demotivatie, alsook de aanpak van welzijn, geestelijke gezondheid en pesten integreren in alle wettelijke programma's voor initiële lerarenopleidingen.

    b)

    Ervoor zorgen dat schoolleiders, leraren, opleiders en ander onderwijzend personeel middels een kwalitatief hoogstaande en op research gebaseerde initiële lerarenopleiding en continue professionele ontwikkeling worden voorbereid op:

    het begrijpen van risico- en beschermende factoren die van invloed kunnen zijn op academische prestaties, demotivatie of het voortijdig verlaten van onderwijs en opleiding, alsook sociale, emotionele en gedragsproblemen;

    het begrijpen van problemen op het gebied van welzijn, handicaps en geestelijke gezondheid, waaronder posttraumatische stress, en het ondersteunen van de ontwikkeling van sociale en emotionele competenties van lerenden;

    het ontwikkelen van competenties om te onderwijzen in meertalige en multiculturele omgevingen;

    het herkennen en bestrijden van genderstereotypen bij onderwijzen en leren (zoals lage verwachtingen voor de prestaties van jongens en de genderkloof in STEM) en het ontwikkelen van gendergevoelige onderwijspraktijken die jongens en meisjes meer motiveren en betrekken;

    het herkennen en aanpakken van verschillende soorten leerproblemen;

    het toepassen van op samenwerking gebaseerde praktijken en het werken in multidisciplinaire teams op school en met externe partners;

    het toepassen van diverse leermethoden, -instrumenten en -omgevingen, waar passend, en het actief uitvoeren van blended leren, door een combinatie van binnen- en buitenactiviteiten, individueel en klassikaal onderwijzen en leren, digitale en niet-digitale leermiddelen enz.;

    het toepassen van formatieve beoordelingsmethoden en -instrumenten bij onderwijzen en leren;

    het bevorderen van een positief leerklimaat, aan de hand van klasbeheer, preventie van pesten en conflictoplossingsstrategieën, en het opbouwen van relaties met lerenden, ouders, gezinnen en verzorgers, met name uit kansarmere milieus.

    c)

    Leraren, opleiders, schoolleiders en ander onderwijspersoneel stimuleren om te werken in scholen met een hoog percentage leerlingen met een sociaal-economisch kansarme achtergrond. Leraren in opleiding aanmoedigen om stage te lopen in dergelijke scholen.

    d)

    Ervoor zorgen dat alle personeel dat betrokken is bij loopbaanbegeleiding en bij studie- of beroepskeuzevoorlichting opgeleid en gekwalificeerd is en toegang heeft tot initiële en voortgezette opleiding.

    e)

    Het welzijn van leraren, opleiders, schoolleiders en ander schoolpersoneel ondersteunen en het lerarenberoep aantrekkelijker maken, onder meer door te zorgen voor adequate werkomstandigheden, professionele autonomie en actieve betrokkenheid van leraren en opleiders bij het schoolbestuur, kwaliteitsvolle initiële opleiding en continue professionele ontwikkeling, toegang tot ondersteuning en tot professionals en diensten voor geestelijke gezondheid, samenwerking met en ondersteuning van collega's.

     

    Interventiemaatregelen

    f)

    Personeelsuitwisselingen, peer learning en collegiale ondersteuning onder leraren, opleiders en ander onderwijzend personeel en onderwijsprofessionals vergemakkelijken, door netwerkactiviteiten, job shadowing, seminars en multiprofessionele leergemeenschappen, alsook toegang tot expertisecentra, en tot passende middelen die kunnen helpen het onderwijzen en leren af te stemmen op de specifieke behoeften van alle lerenden. Met name zorgen voor toegang tot gespecialiseerde hulpmiddelencentra of adviesteams die hen de nodige instrumenten en pedagogieën kunnen verstrekken om vluchtelingen en pas aangekomen lerenden met een migratieachtergrond te ondersteunen en die in meerdere gemeenschappen en scholen actief zijn.

    g)

    Onderzoeken hoe waar mogelijk alternatieve trajecten naar het onderwijsberoep tot een grotere diversiteit bij het onderwijspersoneel kunnen leiden en het beroep kunnen openstellen voor personen met verschillende achtergronden, onder wie kandidaten die zelf uit een sociaal-economisch kansarm milieu komen.

    5.   

    Om onderwijssucces voor alle lerenden te bevorderen, zijn “holistische benaderingen op schoolniveau”, waarbij alle leden van de schoolgemeenschap (schoolleiders, leraren, opleiders en ander onderwijzend personeel, lerenden, ouders en gezinnen) alsook een brede waaier van belanghebbenden (bijv. sociale en gezondheidsdiensten, jongerendiensten, outreachzorgwerkers, psychologen, gespecialiseerde adviseurs/therapeuten voor emotionele ondersteuning, verpleegkundigen, spraak- en taaltherapeuten, begeleidingsspecialisten, jeugdwerkers, lokale overheden, ngo’s, ondernemingen, vakbonden, vrijwilligers enz.) en de ruime gemeenschap, actief en op basis van samenwerking betrokken zijn, bijzonder doeltreffend gebleken. Succesvolle beleidsmaatregelen kunnen het volgende omvatten:

     

    Preventieve maatregelen

    a)

    Voldoende autonomie laten voor besluitvorming door schoolleiders en raden van bestuur, in combinatie met sterke verantwoordingsplicht.

    b)

    Stimuleren dat succes op school voor iedereen en welzijn (met inbegrip van preventie van pesten, non-discriminatie, gendergevoeligheid en gezondheidsproblemen) integraal deel uitmaken van schoolplannings- en governanceprocessen (schoolontwikkelingsplannen, taakomschrijvingen, jaarlijkse of meerjarige pedagogische plannen enz.) en scholen aanmoedigen om specifieke inclusie- en welzijnsplannen op te stellen, te monitoren en te evalueren.

    c)

    Succes op school voor alle lerenden en welzijn op school promoten, als onderdeel van interne en externe kwaliteitsborgingsmechanismen, en doelstellingen en indicatoren opnemen over kwesties zoals leerklimaat, pesten en welzijn. Ervoor zorgen dat externe diensten voor evaluatie/inspectie advies en ondersteuning verstrekken aan de geïnspecteerde scholen, de zelfevaluatie van de school ondersteunen en een cultuur van zelfreflectie en verbetering van inclusie- en welzijnsstrategieën en -praktijken bevorderen.

    d)

    Kansen bieden voor professionele ontwikkeling en begeleiding om schoolleiders te ondersteunen bij het beheer van organisatorische verandering en het bevorderen van inclusieve praktijken.

    e)

    Een participatieve en democratische schoolomgeving aanmoedigen waarin lerenden worden betrokken bij besluitvorming op school en in de klas en waar participatieve methoden worden toegepast, op maat van kinderen en jongeren, ook uit een kansarm milieu.

    f)

    Een schoolcultuur bevorderen die diversiteit naar waarde schat, het welzijn van lerenden stimuleert, het gevoel erbij te horen vergroot en een veilige omgeving creëert voor gesprekken over controversiële kwesties.

     

    Gecombineerde preventieve en interventiemaatregelen

    g)

    Op samenwerking gebaseerde en multidisciplinaire praktijken op school en partnerschappen met lokale diensten, jeugdwerkers, sociale werkers en gezondheidswerkers, ondernemingen en de ruime gemeenschap aanmoedigen.

    h)

    Scholen promoten als gemeenschapscentra voor een leven lang leren waar onderwijs, opleiding en het sociale leven nauw met de buurt verweven zijn en waar de gemeenschap de gezamenlijke verantwoordelijkheid neemt voor de school als een ruimte om te leren.

    i)

    Netwerkactiviteiten tussen scholen stimuleren, alsook multiprofessionele leergemeenschappen op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau om wederzijds leren te bevorderen. Scholen aanmoedigen om gebruik te maken van de middelen die beschikbaar zijn in de Europese toolkit voor scholen, in het Compendium van inspirerende praktijken over inclusief en burgerschapsonderwijs en in de toolkit voor beroepsopleidingen van het Cedefop om schooluitval aan te pakken.

    j)

    “Taalbewustzijn” op en rond de school bevorderen, waardoor alle actoren worden aangemoedigd om na te denken over normen, waarden en gedragingen ten opzichte van taal- en culturele diversiteit, onder meer door alle talen die binnen de schoolgemeenschap worden gesproken te identificeren, en er rekening mee te houden; ouders en gezinnen, verzorgers en de ruimere gemeenschap betrekken bij talenonderwijs, door bibliotheken met materiaal in verschillende talen samen te stellen en naschoolse taalactiviteiten te vergemakkelijken.

    k)

    Scholen ondersteunen om effectieve praktijken te integreren in elk stadium van het “taalleerproces” van pas aangekomen migranten (onder wie vluchtelingen), waaronder opvang en beoordeling (bv. door een omvangrijke en multidimensionale beoordeling van geletterdheid, talenkennis en andere sleutelcompetenties), plaatsing en toewijzing (bv. door te voorzien in beperkte initiële voorbereidingsklassen, waar nodig en waar relevant, en te zorgen voor sociale en academische ondersteuning om een vlotte overgang naar het reguliere onderwijs te vergemakkelijken), en monitoring (om de geografische afscheiding van lerenden met een migratieachtergrond te voorkomen door criteria voor toegang en toelating tot scholen).

    l)

    Doeltreffende communicatie en samenwerking met ouders, wettelijke voogden en gezinnen over de onderwijsvooruitgang en het welzijn van hun kinderen aanmoedigen, onder meer met de hulp van culturele bemiddelaars uit de lokale gemeenschap. Ouders, gezinnen en wettelijke voogden betrekken bij schoolse en buitenschoolse activiteiten (zoals vrijwilligerswerk in de klas, en in lees- en huiswerkclubs, studiebegeleiding in schoolbibliotheken en naschoolse programma's, alsook sollicitatieclubs, banenbeurzen, bezoeken aan werkplekken en loopbaancentra enz.).

    m)

    Actieve betrokkenheid van ouders en gezinnen bij de besluitvorming van de school bevorderen, onder meer over het curriculum, planning en evaluatie, programma's voor welzijn en geestelijke gezondheid, sociaal en emotioneel onderwijs, beroepskeuzevoorlichting, en deelname van ouders uit gemarginaliseerde sociaal-economische milieus bevorderen en ondersteunen.

    n)

    De betrokkenheid van ouders bij de vroege lees- en rekenvaardigheden van hun kinderen ondersteunen, bijvoorbeeld via regelingen waarbij kinderen een boek naar huis kunnen meenemen (“home book schemes”), initiatieven voor gezinsgeletterdheid enz. De kansen voor leren in gezinsverband en onderwijs van ouders vergroten, met name voor ouders met een laag opleidingsniveau en die het risico lopen op armoede, in samenwerking met lokale diensten en ngo's.

    o)

    Aanvullende ondersteuning bieden aan scholen in sociaal-economisch kansarme gebieden, met veel leerlingen uit een gemarginaliseerd milieu. Het zou bijvoorbeeld kunnen gaan om minder leerlingen per leraar op dergelijke scholen, waar nodig, of om doelgerichte toewijzing van materialen, apparatuur en infrastructuur.

    6.   

    Om succes in het onderwijs voor alle lerenden te bevorderen, is het essentieel om op te treden tegen kenmerken op systeemniveau die gelijkheid en inclusie in onderwijs en opleiding op verschillende manieren kunnen aantasten en om sectoroverschrijdende samenwerking te intensiveren. De volgende structurele maatregelen kunnen worden overwogen bij de ontwikkeling van een geïntegreerde en brede strategie:

    a)

    Zorgen voor gelijke toegang voor iedereen tot betaalbare, kwaliteitsvolle voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang met voldoende personeel, wat gunstig kan zijn voor het welzijn en de cognitieve en ruimere sociale en emotionele ontwikkeling van kinderen, waardoor zij de nodige basis krijgen om te bloeien in het onderwijs en in het leven.

    b)

    Hoogwaardig(e), aantrekkelijk(e) en flexibel(e) beroepsonderwijs en -opleiding versterken, waarbij de verwerving van beroepsvaardigheden wordt gecombineerd met sleutelcompetenties.

    c)

    Actieve beleidsmaatregelen tegen segregatie bevorderen, met name door toelatingsregels vast te stellen die een heterogene schoolsamenstelling mogelijk maken, alsook beleidsmaatregelen die toegespitst zijn op de kwaliteit van leren, en de bewustwording versterken over de voordelen van diversiteit in de klas om onderwijsresultaten voor alle lerenden te versterken.

    d)

    De inclusie van lerenden met een handicap en/of speciale onderwijsbehoeften in reguliere scholen ondersteunen, met effectieve steun door opgeleide onderwijzers en ander onderwijzend personeel/adviseurs, of gezondheidswerkers. Dit zou gepaard moeten gaan met het wegnemen van fysieke obstakels in de schoolomgeving, het verstrekken van leermateriaal in passende formaten, en gediversifieerde en gepersonaliseerde onderwijs- en leermethoden.

    e)

    Zittenblijven zoveel mogelijk vermijden en instrumenten bevorderen die de leerbehoeften en -problemen van kinderen en jongeren in een vroeg stadium monitoren en signaleren, waar passend met doelgerichte en meer gepersonaliseerde ondersteuning.

    f)

    Nadenken over alternatieven voor vroege opsporing om positieve interacties te bevorderen tussen lerenden met verschillende bekwaamheidsniveaus in heterogene groepen en de gevolgen van sociaal-economische achtergrond op de prestaties van lerenden door academische segregatie te verminderen.

    g)

    De flexibiliteit en permeabiliteit van onderwijstrajecten vergroten, bijvoorbeeld door cursussen in modules op te delen, beroepsgerichte cursussen aan te bieden of flexibiliteit in duur en toegangskanalen te bevorderen. Overgangen tussen niveaus en soorten onderwijs en tussen school en toekomstige werkgelegenheid vergemakkelijken, onder meer door erkennings- en validatieregelingen, beroepskeuzevoorlichting door gekwalificeerde beroepsbeoefenaren, en actieve samenwerking met belanghebbenden, met inbegrip van ondernemingen.

    h)

    De weg terug naar regulier(e) onderwijs en opleiding aanbieden en zorgen voor gratis toegang tot hoogwaardige programma's voor tweedekansonderwijs voor voortijdige verlaters van onderwijs en opleiding, wat ook zou kunnen worden voorgesteld als onderdeel van de jongerengarantie.


    Top