Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020DC0265

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting – Begrotingsjaar 2019

    COM/2020/265 final

    Brussel, 24.6.2020

    COM(2020) 265 final

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE

    AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER













    Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting – Begrotingsjaar 2019



       





    Inhoudsopgave

    VOORWOORD    

    INLEIDING    

    DEEL 1 – PRESTATIES EN RESULTATEN    

    1.1.Een resultaatgerichte EU-begroting

    1.2.Horizontale prioriteiten in de EU-begroting

    1.3.Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

    1.4.Economische, sociale en territoriale samenhang

    1.5.Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    1.6.Veiligheid en burgerschap

    1.7.Europa als wereldspeler

    1.8.Speciale instrumenten

    deel 2 – Interne controle en financieel beheer    41

    2.1.De commissie beheert de EU-begroting in een complexe omgeving43

    2.2.De commissie vertrouwt op verschillende instrumenten om te waarborgen dat het geld van de belastingbetaler goed wordt beheerd49

    2.3.De controleresultaten van de Commissie bevestigen dat de EU-begroting goed wordt beschermd58

    2.4.Verdere ontwikkelingen: verwachtingen voor 2020 en de periode 2021-202770

    BIJLAGEN    73



    Voorwoord

    Het is mij een genoegen om het Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting – Begrotingsjaar 2019 te presenteren. Het verslag geeft een overzicht van de prestaties, het beheer en de bescherming van de EU-begroting en maakt deel uit van het pakket geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie. Met dit verslag, dat een essentieel onderdeel is van ons geavanceerde systeem van financiële verantwoording, komt de Commissie haar verplichtingen uit hoofde van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ( 1 ) en het Financieel Reglement ( 2 ) na

    2019 was het laatste jaar van de zittingsperiode 2014-2019, dus de nadruk lag op de afronding van het werk aan de prioriteiten van de Commissie-Juncker en de voorbereiding van de overgang naar een nieuwe Commissie onder leiding van voorzitter Von der Leyen.

    Met de EU-begroting wordt een bijdrage geleverd aan het sterker en veerkrachtiger maken van de Europese economie. Ongeveer de helft van de begroting wordt toegewezen aan slimme en inclusieve groei. Deze wordt verder gebruikt om te investeren in de toekomst, vooral in de transitie naar een groener, digitaler Europa. In 2019 is weer aangetoond dat de EU-begroting een concreet verschil kan maken voor het leven van EU-burgers, bijvoorbeeld door een beter vervoersaanbod, betere connectiviteit thuis en onderweg of het verbeteren van het milieu door haar belofte dat ten minste 20 % van de uitgaven wordt besteed aan de bestrijding van klimaatverandering waar te maken. De EU-begroting werd ook ingezet ter ondersteuning van het gemeenschappelijke Europese antwoord op het gebied van migratie en veiligheid.

    De EU-begroting zal een belangrijke rol blijven spelen bij de ondersteuning van de ambitieuze Europese Green Deal. Tegelijkertijd blijft de begroting onderdeel van de frontlinie voor het aanpakken van nieuwe uitdagingen: in de huidige crisis hebben we alle flexibiliteit van de begroting ingezet om het geld snel terecht te laten komen op de plekken waar dit het hardst nodig is.

    De huidige coronacrisis heeft bovendien weer eens laten zien hoe belangrijk het is dat de EU kan steunen op een passend en flexibel meerjarig financieel kader. Binnen de vastgestelde grenzen en de flexibiliteit van de regelgeving maakt dit kader het mogelijk om snel te handelen en te reageren op onvoorziene en ongekende crises. De langetermijnbegroting van de EU zal met ondersteuning van Next Generation EU ook centraal staan bij het herstel, aangezien is gebleken dat de begroting een katalysator is voor solidariteit, verantwoordelijkheid en innovatie en tegelijkertijd gedurende de looptijd van de hiermee gefinancierde programma’s zorgt voor goed financieel beheer.

    De Commissie hecht veel belang aan een verantwoorde en correcte besteding van de EU-begroting en aan samenwerking met alle betrokken partijen om ervoor te zorgen dat de begroting tastbare resultaten op het terrein oplevert. In dit verslag worden de stappen beschreven die worden genomen om ervoor te zorgen dat de EU-begroting wordt beheerd volgens de hoogste normen van goed financieel beheer.

    De Commissie ziet nauwlettend toe op de uitvoering van de EU-begroting op het terrein. Als blijkt dat lidstaten, intermediairs of eindbegunstigden EU-geld onjuist hebben uitgegeven, treft de Commissie onmiddellijk maatregelen om deze fouten te corrigeren en de middelen indien nodig terug te vorderen. De Commissie schat dat het resterende foutenpercentage voor de uitgaven van 2019, na correcties en terugvorderingen in het/de komende ja(a)r(en), lager zal zijn dan 1 % – ver onder de materialiteitsdrempel van 2 %. Met dit verslag neemt de Commissie de algemene politieke verantwoordelijkheid voor het beheer van de EU-begroting in 2019.

    Voor de Commissie spelen een consistente verslaglegging en de verbetering van de verschillende controle-instrumenten een belangrijke rol bij de bescherming van de EU-begroting. Ik kan u garanderen dat wij alles in het werk blijven stellen om ervoor te zorgen dat elke euro die de Europese belastingbetaler bijdraagt goed en in het belang van de burgers wordt besteed.

    Johannes Hahn, commissaris voor Begroting en Administratie




    Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting Begrotingsjaar 2019




    Inleiding

    Het Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting – Begrotingsjaar 2019 is de belangrijkste bijdrage van de Commissie aan de jaarlijkse kwijtingsprocedure ( 3 ) waarbij het Europees Parlement en de Raad de uitvoering van de EU-begroting onder de loep nemen. In het verslag komen zowel de prestaties van de programma’s die met de EU-begroting zijn gefinancierd als het beheer van de EU-begroting door de Commissie in het verslagjaar aan de orde.

    Dit verslag maakt deel uit van het grotere pakket geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen ( 4 ), dat ook de jaarrekening ( 5 ), een langetermijnprognose van toekomstige in- en uitstromen voor de komende vijf jaar ( 6 ), het verslag over interne controles ( 7 ) en het verslag over de follow-up van de kwijting ( 8 ) omvat.

    Deel 1 bevat een globaal overzicht van de uitvoering van de EU-begroting in 2019, waarbij de nadruk op de belangrijkste programma’s ligt. In dit deel staat de meest recente informatie van verschillende bronnen, waaronder monitoring, evaluaties en controles van de programma’s, over de resultaten die tot eind 2019 met de EU-begroting zijn behaald. Dit deel is opgebouwd volgens de rubrieken van het huidige meerjarig financieel kader.

    Ter aanvulling op dit verslag staat in het “Overzicht van de prestaties van de programma’s” (bijlage 1) gedetailleerdere informatie over de prestaties per programma. In het overzicht worden de belangrijkste boodschappen uit de programmaoverzichten bij de voorgestelde ontwerpbegroting voor 2021 samengevat.

    In deel 2, Interne controle en financieel beheer, wordt verslag uitgebracht van de stappen die de Commissie in 2019 heeft genomen om het goede financiële beheer van de EU-begroting te waarborgen. Op basis van de controleresultaten die zijn gemeld door de diensten van de Commissie die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de begroting, wordt hierin bevestigd dat de EU-begroting goed wordt beschermd. Middels dit verslag neemt de Commissie de algehele politieke verantwoordelijkheid voor het beheer van de EU-begroting op zich.

    Deel 1 – 
    Prestaties

    en resultaten

    1.1.Een resultaatgerichte EU-begroting

    Met de EU-begroting kunnen de prioriteiten van de Unie worden omgezet in resultaten die een verschil uitmaken in het leven van de mensen. Het is voornamelijk een investeringsbegroting om de gedeelde ambities van de EU te koppelen aan de middelen waarmee deze kunnen worden verwezenlijkt. De begroting is gericht op gebieden waar het bundelen van middelen om gemeenschappelijke uitdagingen aan te pakken resultaten kan opleveren die niet zo effectief of efficiënt door de lidstaten afzonderlijk kunnen worden bereikt. Dit geldt voor uiteenlopende gebieden zoals grensoverschrijdende infrastructuur, beheer van de buitengrenzen, grootschalige ruimtevaartprojecten en pan-Europees onderzoek.

    1.1.1.De EU-begroting wordt goed en sterk resultaatgericht beheerd

    De EU-begroting is voornamelijk een investeringsbegroting. De begroting bedraagt circa 1 % van het bruto nationale inkomen in de EU, is goed voor zo’n 2 % van alle overheidsuitgaven in de EU en dient daarmee als aanvulling op de nationale begrotingen en voor de uitvoering van gezamenlijk overeengekomen prioriteiten. In tegenstelling tot nationale begrotingen is de EU-begroting vooral gericht op de ondersteuning van strategische investeringen op middellange tot langere termijn en op het gebruik van de hefboomwerking ervan als katalysator voor investeringen uit andere publieke en private bronnen. De financiële programma’s van de EU worden ofwel rechtstreeks door de Commissie beheerd, bijvoorbeeld op het gebied van onderzoek, ofwel samen met de lidstaten, zoals met betrekking tot het cohesiebeleid. Ongeveer twee derde van de EU-begroting wordt in gedeeld beheer met de lidstaten beheerd.

    De EU-begroting wordt jaarlijks goedgekeurd op basis van een financieel kader voor zeven jaar. Dit bestaat uit vijf rubrieken met in totaal zestig financiële programma’s van verschillende grootten en reikwijdten. Voor sommige beleidsterreinen, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid, is de EU-begroting het belangrijkste uitvoeringsinstrument. Op andere terreinen wordt de EU-begroting aangevuld door regelgevingsinstrumenten die bijdragen tot het behalen van de beleidsdoelen van de EU.

    De EU-begroting heeft een robuust, geïntegreerd prestatiekader, dat leidt tot goed beheerde, resultaatgerichte EU-programma’s. Dit kader omvat duidelijke en meetbare doelstellingen voor elk programma, en indicatoren die de basis vormen voor monitoring, rapportage en evaluatie. Dankzij de informatie van deze indicatoren en andere bronnen van kwalitatieve en kwantitatieve prestatie-informatie, zoals evaluaties, kunnen de prestaties van programma’s en de vooruitgang bij de verwezenlijking van de overeengekomen doelstellingen worden beoordeeld. Hierdoor kunnen de beheerders van programma’s anticiperen op zwakke punten in de uitvoering van programma’s en deze aanpakken. Bovendien is deze informatie belangrijk voor het nemen van besluiten over de begroting.

    In het “Overzicht van de prestaties van de programma’s” in bijlage 1 bij dit verslag staat de meest recente informatie over de prestaties van elk programma. Dit bevat een overzicht van de doelstellingen van elk programma, de stand van zaken van de uitvoering van de begroting en de meest recente prestatiegegevens.

    Bij sommige financiële programma’s is de prestatiebeoordeling nog meer ingebed in de opzet. Voor de huidige Europese structuur- en investeringsfondsen is bijvoorbeeld een prestatiereserve gecreëerd. Deze reserve is in 2019 vrijgegeven voor programma’s waarvan de vooraf vastgestelde mijlpalen eind 2018 werden bereikt. In het geval van programma’s en prioriteiten waarvan de mijlpalen niet werden bereikt, werden de middelen opnieuw toegewezen.

    Het prestatiekader voor de EU-begroting en de bijbehorende verslaglegging worden in de loop der tijd versterkt. Controles door interne en externe auditors hebben hieraan bijgedragen. Recente aanbevelingen van de Europese Rekenkamer hebben geleid tot een evenwichtigere verslaggeving over prestaties, met meer aandacht voor de uitdagingen die zich voordoen, meer nadruk op de betrouwbaarheid en kwaliteit van gegevens en een duidelijkere uitleg over de wijze waarop gegevens over prestaties zijn gebruikt om de prestaties te verbeteren.

    Met de voorstellen van de Commissie voor het meerjarig financieel kader 2021-2027 worden de verbeteringen voortgezet. Op basis van de bevindingen van een alomvattende uitgaventoetsing heeft de Commissie een kleiner aantal indicatoren van hogere kwaliteit die nauw verband houden met de doelstellingen van de programma’s opgenomen in de voorstellen voor de financiële programma’s. De Commissie werkt nu samen met het Europees Parlement en de Raad om ervoor te zorgen dat deze verbeteringen en de andere wijzigingen in de opzet van de programma’s die bijdragen tot betere prestaties tot uiting komen in de definitieve versies van de toekomstige programma’s.

    1.1.2.De EU-begroting in 2019

    Met de Europese verkiezingen in mei was 2019 een overgangsjaar voor de Europese Unie. De nadruk lag op de afronding van het werk aan de politieke prioriteiten van de Commissie-Juncker en de voorbereiding van de komst van een nieuw Europees Parlement en een nieuwe Commissie onder leiding van voorzitter Ursula von der Leyen. Het politieke kader voor de komende periode wordt uiteengezet in de strategische agenda van de Europese Raad ( 9 ) en de politieke richtsnoeren ( 10 ) van de Commissie-Von der Leyen.

    2019 was ook het voorlaatste jaar voor de uitvoering van de financiële programma’s in het kader van het meerjarig financieel kader 2014-2020. Deze programma’s werken nu op volle toeren en dragen sterk bij aan het verwezenlijken van de prioriteiten van de EU. In 2019 was er bijzondere aandacht voor het investeren in groei en het creëren van banen en voor de ondersteuning van de prioriteiten van de EU op het gebied van migratie en veiligheid.

    Met de EU-begroting werd in 2019 een bijdrage geleverd aan het sterker en veerkrachtiger maken van de economie van de Europese Unie. Met de begroting werd ook de investering in de dubbele transitie naar een groener, digitaler Europa ondersteund en werden programma’s gefinancierd ter bevordering van solidariteit en veiligheid binnen en buiten de grenzen van de EU.

    In 2019 beliep het totale bedrag aan uitgevoerde vastleggingen uit de EU-begroting 161 miljard EUR ( 11 ). Ongeveer de helft daarvan (81 miljard EUR) werd toegewezen aan begrotingsonderdeel 1 “Slimme en inclusieve groei”, verdeeld over begrotingsonderdeel 1A “Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid” (14 %) en begrotingsonderdeel 1B “Economische, sociale en territoriale samenhang” (35 %). Begrotingsonderdeel 2 “Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen” was met 59 miljard EUR (37 %) het op een na grootste onderdeel van de begroting. 4 miljard EUR werd toegewezen aan begrotingsonderdeel 3 “Veiligheid en burgerschap”, onder meer voor de versterking van de buitengrenzen van de EU en de aanpak van de vluchtelingencrisis en irreguliere migratie. 12 miljard EUR werd toegewezen aan begrotingsonderdeel 4 “Europa als wereldspeler” en er werd 6 miljard EUR uitgegeven aan de “Administratieve uitgaven van de Commissie” uit begrotingsonderdeel 5.

    De EU-begroting 2019, vastleggingskredieten, per begrotingsonderdeel. Alle bedragen in miljoen EUR.

    Bron: Europese Commissie.

    Met betrekking tot de uitvoering van de EU-begroting blijkt uit de verslaginformatie die eind 2019 beschikbaar was en wordt weergegeven in het “Overzicht van de prestaties van de programma’s” in bijlage 1 dat de meeste programma’s goede vooruitgang boeken richting de doelstellingen die aan het begin van de programmeringsperiode zijn gesteld. Ondanks de vertraging bij het opstarten van de cohesieprogramma’s 2014-2020 verlopen de vorderingen nu in een hoger tempo. In geval van specifieke problemen bij de uitvoering van bepaalde programma’s bevat het “Overzicht van de prestaties van de programma’s” meer uitleg over welke invloed deze hebben gehad op de prestaties en welke mitigerende maatregelen er zijn getroffen. Het is echter pas mogelijk om definitieve conclusies over de prestaties van de programma’s te trekken op basis van gedetailleerde evaluaties na de afsluiting van de huidige programma’s. Bij die beoordeling moet rekening worden gehouden met de gevolgen van de COVID-19-pandemie en de maatregelen die worden getroffen om middelen uit de EU-begroting vrij te maken ter ondersteuning van het herstel van de crisis.

    De vele betrokken actoren zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van de EU-begroting. Als de beheerder van de EU-begroting die op grond van het Verdrag eindverantwoordelijk is voor de uitvoering speelt de Commissie een volwaardige rol bij het waarborgen dat de financiële programma’s van de EU efficiënt en effectief worden beheerd en dat hun beoogde resultaten op het terrein worden behaald.

    De administratieve begroting uit begrotingsonderdeel 5 ter ondersteuning van het begrotingsbeheer en alle activiteiten van de instellingen van de Europese Unie maakt een klein deel van de EU-begroting uit. Samen met de andere instellingen heeft de Commissie stappen genomen om de efficiëntie van al haar activiteiten te vergroten en op grond van het huidige financieel kader aanzienlijke besparingen doorgevoerd, onder meer door een inkrimping van het personeel van 5 % tussen 2013 en 2017 ( 12 ). De Europese Rekenkamer heeft deze besparingen bevestigd en tegelijkertijd aangegeven wat de negatieve gevolgen voor het personeel waren ( 13 ). Deze besparingen zijn gedaan in een tijd waarin er steeds meer van de Commissie wordt verwacht wat betreft resultaten op terreinen zoals de transitie naar een groener, digitaler Europa, industriebeleid, economisch en sociaal herstel, migratie, de rechtsstaat en defensiesamenwerking. Deze druk is nog eens vergroot door de werklast die het ontwikkelen en uitvoeren van de uitgebreide responsmaatregelen van de EU ter bestrijding van de COVID-19-pandemie en de nasleep ervan met zich meebrengt. Als de EU-instellingen resultaten moeten blijven leveren op alle prioritaire gebieden van de EU, is stabiliteit in de administratieve begroting op grond van het toekomstig financieel kader essentieel.

    1.2.Horizontale prioriteiten in de EU-begroting

    Specifieke beleidsbehoeften komen in de EU-begroting via een of meerdere programma’s aan de orde. Vanwege de horizontale aard van sommige beleidsdoelstellingen moet de hele begroting echter verder worden geïntegreerd. Dit geldt met name voor klimaatgerelateerde uitgaven, de bescherming van biodiversiteit en het nastreven van de duurzame-ontwikkelingsdoelen.

    1.2.1.De EU-begroting biedt krachtige steun voor haar klimaat- en biodiversiteitdoelstellingen

    Voor de klimaatmainstreaming-aanpak worden klimaatgerelateerde uitgaven in de hele langetermijnbegroting diepgaand geïntegreerd. De huidige algemene doelstelling is om 20 % van de EU-uitgaven aan klimaatdoelstellingen te besteden. In 2019 werd dit doel overtroffen doordat er circa 35 miljard EUR, oftewel 21 % van de EU-begroting, werd besteed aan klimaatdoelen. Gecumuleerd over de periode 2014-2020 zal de bijdrage van de EU-begroting aan klimaatdoelstellingen in totaal 211 miljard EUR, of 19,8 %, bedragen. Hoewel deze bijdrage iets onder de doelstelling ligt, zijn de jaarlijkse klimaatgerelateerde uitgaven de afgelopen jaren consequent hoger geweest dan 20 %, waardoor de achterstand door relatief lagere bijdragen aan het begin van de periode wordt ingelopen.

    Links: Bijdrage aan klimaatgerelateerde uitgaven per begrotingsonderdeel in 2019.
    Rechts: Aandeel van de belangrijkste programma’s dat relevant is voor het klimaat in 2019.

    Bron: Europese Commissie.

    Dankzij de mainstreamingaanpak dragen alle begrotingsonderdelen bij aan het bereiken van deze overkoepelende prioriteit. Meer dan 90 % van de klimaatgerelateerde uitgaven wordt gefinancierd onder de begrotingsonderdelen “Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen” (begrotingsonderdeel 2), “Economische, sociale en territoriale cohesie” (begrotingsonderdeel 1B) en “Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid” (begrotingsonderdeel 1A).

    De mate waarin individuele programma’s verband houden met het klimaat is afhankelijk van het werkterrein en de aard van de investering. In 2019 droeg 28 %, of 16 miljard EUR, van de financiering voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en 21 % van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds bij aan klimaatdoelstellingen. Dankzij zorgvuldige programmering stijgt het aandeel klimaatgerelateerde uitgaven op andere terreinen: de bijdrage van het Europees Sociaal Fonds is bijvoorbeeld verhoogd van 0 % in 2014 naar 12 %, of 1,6 miljard EUR, in 2019.

    De EU moet de transitie naar een duurzamere economie versnellen om klimaatverandering en milieuaantasting te bestrijden en tussen nu en 2050 de eerste klimaatneutrale economie te worden. In lijn met de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties heeft de Commissie voor de volgende langetermijnbegroting een nog ambitieuzere doelstelling voor klimaatmainstreaming in alle EU-programma’s voorgesteld, met als streefdoel dat ten minste 25 % van de EU-uitgaven bijdraagt aan klimaatdoelstellingen. Dit zal een aanzienlijke bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de door de Commissie voorgestelde Europese Green Deal.

    De EU doet ook een gezamenlijke inspanning om de biodiversiteit te ondersteunen. Tussen 2014 en 2020 was de bijdrage van de EU-begroting ter ondersteuning van biodiversiteit 85 miljard EUR (8 % van de totale uitgaven). De bijdrage is in de hele periode stabiel geweest, met uitzondering van de eerste twee jaar van de uitvoering.

    Links: Bijdrage aan biodiversiteitgerelateerde uitgaven per begrotingsonderdeel in 2019.

    Rechts: Aandeel van de belangrijkste programma’s dat relevant is voor biodiversiteit in 2019.

    Bron: Europese Commissie.

    Hoewel de meeste uitgaven voor biodiversiteit onder het begrotingsonderdeel “Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen” (begrotingsonderdeel 2) vallen, dragen veel andere programma’s bij aan het aanpakken van biodiversiteitsverlies.

    In 2019 bedroeg de bijdrage van de EU-begroting aan de bestrijding van biodiversiteitsverlies bijna 13,4 miljard EUR, of 8,3 % van de begroting. Meer dan 75 % van de uitgaven is afkomstig uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

    De nieuwe biodiversiteitsstrategie voor 2030 omvat als integraal onderdeel van de Europese Green Deal een hervormingsplan voor het verder beschermen en herstellen van de natuur, dat gunstig zal zijn voor het stopzetten van biodiversiteitsverlies en het beperken van de gevolgen van klimaatverandering. De EU-begroting zal een grote rol spelen bij de uitvoering van deze strategie.

    In bijlage 2 bij dit verslag staat meer informatie over hoe de EU-begroting wordt ingezet ter ondersteuning van klimaat en biodiversiteit.

    1.2.2.De EU-begroting en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling

    De EU en haar lidstaten zetten zich volledig in om voorop te lopen bij de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling. De Agenda 2030 is de gedeelde routekaart voor een vredige en welvarende wereld die onder auspiciën van de Verenigde Naties is aangenomen en die essentieel is voor de waarden van de EU en de toekomst van Europa. De EU heeft zich ertoe verbonden de duurzame-ontwikkelingsdoelen zowel in haar interne als in haar externe beleid uit te voeren. Zij heeft sinds de vaststelling van de Agenda in 2015 aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de uitvoering van de duurzame-ontwikkelingsdoelen en blijft haar inspanningen hiertoe verder versterken.

    De EU is begonnen aan een transitie naar een koolstofarme, klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie die gepaard gaat met meer veiligheid, welvaart, gelijkheid en inclusie. In dat licht zijn de opzet en de uitvoering van uitgavenprogramma’s van de EU gericht op het behalen van de doelstellingen van elk beleidsterrein, terwijl met de acties en maatregelen van de desbetreffende programma’s duurzaamheid wordt bevorderd. Met de Europese consensus inzake ontwikkeling heeft de EU haar beleid voor internationale samenwerking en ontwikkeling op één lijn gebracht met de Agenda 2030, door de duurzame-ontwikkelingsdoelen en de Overeenkomst van Parijs centraal te stellen in haar externe optreden.

    Aangezien deze doelstellingen onderling met elkaar zijn verbonden, zijn de meeste begrotingsprogramma’s van de EU zo opgezet dat ze meerdere duurzame-ontwikkelingsdoelen dienen. Op dit moment draagt 75 % van de begrotingsprogramma’s van de EU (45 van de 60) bij aan deze doelstellingen. In de volgende infographic zijn voorbeelden te zien van hoe EU-programma’s bijdragen aan de duurzame-ontwikkelingsdoelen. De coherente aanpak van de EU ondersteunt allerlei initiatieven op veel beleidsterreinen over de hele wereld om duurzame ontwikkeling voor iedereen te bevorderen.

    In 2018 kende het Fonds voor asiel, migratie en integratie meer dan 194 miljoen EUR toe aan een regeling voor financiële bijstand en huisvesting in Griekenland, waardoor zo’n 25 000 plaatsen in appartementen en geschikte opvanglocaties werden gecreëerd voor de kwetsbaarste migranten.

    Het doel van het programma “veilig en eerlijk” van het Spotlight-initiatief (25 miljoen EUR) is om ervoor te zorgen dat arbeidsmigratie veilig en eerlijk is voor alle vrouwen in de regio die onder de Associatie van Zuidoost-Aziatische Staten valt.

    Via het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen hebben in 2018 12,6 miljoen mensen voedselhulp gekregen.

    Tegen het einde van 2018 had de financiering van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds geleid tot een stijging van de afvalrecyclingcapaciteit tot 765 000 ton per jaar tegenover 48 000 ton per jaar eind 2017.

    Eind 2018 hadden 27,5 miljoen mensen verbeterde gezondheidszorg genoten die is gefinancierd door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling.

    Switch Africa Green voorziet groene zakelijke projecten in Afrika van middelen uit het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. In de eerste fase heeft de organisatie 3 000 micro-, kleine en middelgrote ondernemingen ondersteund en bijgedragen aan het scheppen en veilig stellen van 10 000 groene banen.

    In 2019 heeft Erasmus+ in het kader van de Afrikaans-Europese alliantie aan meer dan 8 000 Afrikaanse studenten en personeelsleden beurzen toegekend voor universiteiten in de EU, waarmee het totaal sinds 2014 op meer dan 26 000 komt.

    Humanitaire hulp heeft in 2019 financiering geboden aan 24 landen en voor zes regionale interventies om de rampenparaatheid van nationale reactiesystemen te verbeteren en de gevolgen van door klimaat veroorzaakte rampen voor humanitaire behoeften te beperken.

    Het Europees Sociaal Fonds had eind 2019 2,4 miljard EUR besteed aan projecten voor gendergelijkheid. Het “nidi gratis”-project in het Italiaanse Lombardije heeft bijvoorbeeld de kinderen van 30 000 gezinnen met lage inkomens gratis toegang verleend tot de kleuterschool.

    Tot op heden heeft het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij bijna 15 000 projecten voor het behouden van het mariene milieu en het zorgen voor betere hulpbronnenefficiëntie gefinancierd.

    Sinds 2014 hebben meer dan 3 miljoen mensen in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds toegang gekregen tot drinkwater van hoge kwaliteit en afvalwaterzuivering.

    Het doel van het door Horizon 2020 gefinancierde project Diversifood is het realiseren van biologische landbouw met behulp van weinig productiemiddelen, door de diversiteit van geteelde planten in diverse agro-ecosystemen te verrijken.

    Het Europees Fonds voor strategische investeringen heeft bijgedragen tot het verschaffen van hernieuwbare energie aan circa 10 miljoen huishoudens en tot besparingen van meer dan 5 000 gigawattuur energie per jaar.

    Met het programma Justitie is in 2018 de deelname van 1 358 mensen aan juridische opleidingen ondersteund ter bevordering van een gemeenschappelijke juridische en justitiële cultuur.

    In het kader van het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen zijn er aan meer dan 4 000 kleine en middelgrote ondernemingen per jaar beoordelingen en richtsnoeren voor innovatiemanagement verschaft.

    Naar verwachting zal de gratis, volledige en open toegang tot gegevens van de internationale samenwerking in het kader van het Copernicus-programma via een lokale datahub circa 50 % van de wereldbevolking bereiken.

    Dankzij de opsporings- en reddingsdienst van Galileo is er nog maar 10 minuten nodig om noodbakens te detecteren.

    1.2.3.De EU-begroting: een krachtig crisisresponsinstrument

    De EU-begroting kan als onderdeel van een gecoördineerde Europese reactie op crises snel en flexibel worden gemobiliseerd. Dit is zeer duidelijk te zien aan de continue respons op de COVID-19-pandemie. De Commissie heeft voorgesteld om alle resterende flexibiliteit in het huidige financieel kader te benutten om de middelen snel beschikbaar te stellen daar waar deze het hardst nodig zijn. Hieronder volgen enkele voorbeelden:

    ·Het corona-investeringsinitiatief heeft alle beschikbare cohesiefondsen gemobiliseerd om crisisresponsmaatregelen van de lidstaten direct te ondersteunen. Hieronder valt het voorzien in de meest nijpende behoefte aan medische benodigdheden en apparatuur, het aanpakken van de gevolgen van de economische crisis door middel van arbeidstijdverkortingsregelingen, financiële steun aan kleine en middelgrote ondernemingen en een onmiddellijke liquiditeitsinjectie. De maatregelen gaan gepaard met een aantal flexibiliteitsregelingen, onder andere voor medefinancieringsvoorschriften. Het initiatief heeft in totaal 54 miljard EUR uit Europese structuur- en investeringsfondsen kunnen mobiliseren voor de directe crisisbehoeften in de lidstaten.

    ·De reikwijdte van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie is per 1 april 2020 uitgebreid naar grote volksgezondheidcrises. Er kon 800 miljoen EUR worden vrijgemaakt voor lidstaten en kandidaat-lidstaten die ernstig worden getroffen door de COVID-19-crisis voor de financiering van bijstand aan de bevolking (maatregelen op medisch gebied, de gezondheidszorg en civiele bescherming) en maatregelen die worden getroffen om de verspreiding van de ziekte in te dammen.

    ·Het instrument voor noodhulp werd in april 2020 weer geactiveerd met een begroting van 2,7 miljard EUR bestemd voor de ondersteuning van lidstaten en de begroting van het Uniemechanisme voor civiele bescherming/rescEU werd met 380 miljoen EUR verhoogd. Dit geld wordt gebruikt om lidstaten te helpen snel de benodigdheden te kopen en te verspreiden die nodig zijn om het coronavirus te bestrijden door middel van maatregelen zoals het aanleggen van een strategische rescEU-voorraad van medische uitrusting, waaronder beademingsapparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen zoals maskers.

    ·In het kader van het programma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 heeft de Commissie een speciale oproep tot het indienen van blijken van belangstelling gedaan ter ondersteuning van onderzoek naar COVID-19 met financiering uit het speciale fonds voor noodonderzoek. Een voorbeeld is een eerste oproep in januari 2020 voor gezondheidsonderzoek naar COVID-19 dat gericht was op de ontwikkeling van vaccins, alternatieve diagnostische tests, nieuwe behandelingen en de verbetering van volksgezondheidsmaatregelen. Als gevolg daarvan werken 136 onderzoeksteams met een totale begroting van 47,5 miljoen EUR aan 17 projecten. Er wordt nog eens 45 miljoen EUR beschikbaar gesteld via de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen 2 , en 164 miljoen EUR via een oproep in het kader van het proefproject van de Europese Innovatieraad.

    ·De EU heeft als mondiale speler en in het kader van collectieve actie binnen Team Europa (EU, lidstaten, financiële instellingen) financiële steun aan partnerlanden veilig gesteld voor in totaal meer dan 36 miljard EUR, waarbij de nadruk ligt op het aanpakken van de actuele gezondheidscrisis en de daaruit voortvloeiende humanitaire behoeften; versterking van de gezondheids-, water- en sanitaire systemen van partnerlanden, alsmede van hun capaciteit om onderzoek te doen naar de pandemie en van hun paraatheid om hiermee om te gaan; en het beperken van de sociale en economische gevolgen. Bovendien bevordert de EU een Coronavirus Global Response met multilaterale partners; op een internationale donorconferentie is voor meer dan 9,8 miljard EUR aan toezeggingen gedaan door meer dan veertig staatshoofden, regeringsleiders en ministers ter ondersteuning van de gezamenlijke ontwikkeling en universele toepassing van diagnosemiddelen, behandelingen en vaccins tegen het coronavirus.

    Naast deze reactie voor snelle steun heeft de Commissie ook voorgesteld om het volledige potentieel van de EU-begroting te benutten om de fundamenten te leggen voor een duurzaam en welvarend herstel. De Commissie heeft op 27 mei 2020 als onderdeel van het herstelplan van de Europese Unie ( 14 ) een versterkt meerjarig financieel kader voor 2021-2027 voorgesteld, evenals een nieuw herstelinstrument voor de Europese Unie (“Next Generation EU”) om financiering een impuls te geven en naar voren te halen. Deze voorstellen zijn ter ondersteuning van het crisisherstel en bieden een kader voor langetermijninvesteringen in de veerkracht van de EU en de groene en digitale transitie. De EU-begroting flexibeler maken en investeren in crisisparaatheid en veerkracht zijn prioriteiten voor het toekomstige financieel kader.

    De financiering uit Next Generation EU wordt geïnvesteerd in drie pijlers: steun aan lidstaten voor investeringen en hervormingen; een impuls voor de economie door het aanmoedigen van particuliere investeringen; lessen trekken uit de crisis. Een voorbeeld van het trekken van lessen uit de crisis is het voorstel voor het EU4Health-programma 2021-2027: de totale begroting van 9,4 miljard EUR is een stap voorwaarts in de bijdrage van de EU aan de gezondheidszorg.

    1.3.Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

    Alle bedragen in miljoen EUR.

    Bron: Europese Commissie.

    In 2019 werd er 23 miljard EUR toegekend aan concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid, bijna 15 % van de EU-begroting. In het kader van dit begrotingsonderdeel werd er een aanzienlijke economische investering gedaan in infrastructuur, onderzoek en innovatie en de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen. Dit soort investeringen is essentieel voor de dubbele overgang naar een klimaatneutrale en digitale economie en vormt de basis voor duurzame groei op de lange termijn in Europa.

    Dit begrotingsonderdeel laat ook zien hoe de EU-begroting ervoor kan zorgen dat er investeringen van andere bronnen worden gemobiliseerd. Zo had het Europees Fonds voor strategische investeringen tegen eind 2019 meer dan 458 miljard EUR aan investeringen gegenereerd en meer dan 8,5 miljoen banen ondersteund ( 15 ). Het heeft een belangrijke rol gespeeld bij het ondersteunen van de economie door het financieren van belangrijke infrastructurele investeringen op het gebied van energie en vervoer en de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen.

    Een aanzienlijk deel van de investering in het kader van dit begrotingsonderdeel is zo opgezet dat de EU haar concurrentiepositie in de huidige wereldmarkt behoudt. De ontwikkeling van ultramoderne technologie en de ondersteuning van het inzetten ervan in de EU zijn essentieel om ervoor te zorgen dat marktdeelnemers en burgers deze technologie gaan gebruiken. Deze programma’s zorgen ook voor investeringen in essentiële infrastructuur door het verstrekken van directe financiering op terreinen waar de bestaande financiering ontoereikend is of door te investeren in de ontwikkeling of het onderhoud van infrastructuur die essentieel is voor het functioneren van de interne markt. Bovendien wordt er in het kader van dit begrotingsonderdeel en andere delen van de EU-begroting geïnvesteerd in menselijk kapitaal, vooral door mobiliteitsmogelijkheden te bieden.

    1.3.1    De EU-begroting maakt de groene transitie mogelijk door innovaties en investeringen in schone energie en schoon vervoer te ondersteunen

    Om de groene transitie mogelijk te maken, wordt met de EU-begroting relevante infrastructuur voor bijvoorbeeld het opwekken van hernieuwbare energie gefinancierd, waarbij de nadruk ligt op slimme oplossingen door innovatieve technologieën te ontwikkelen en deze te combineren met investeringen in essentiële infrastructuur.

    Het programma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 is een van de grootste geïntegreerde onderzoeks- en innovatieprogramma’s in zijn soort ter wereld. Dit is voornamelijk belangrijk en kenmerkend voor het bredere streven om met de EU-begroting innovatie en technologische ontwikkeling te ondersteunen. Met Horizon 2020 wordt de hele onderzoeks- en ontwikkelingsketen, van het laboratorium tot de markt, ondersteund. Het doel is ervoor te zorgen dat de EU wetenschap en technologie van wereldklasse produceert, belemmeringen voor innovatie wegneemt en het voor de publieke en private sector gemakkelijker maakt om samen te werken bij het vinden van oplossingen voor grote uitdagingen waarmee onze samenleving wordt geconfronteerd. Tegen eind 2019 waren er met het programma meer dan 23 000 organisaties ondersteund bij de beoordeling van risicofinanciering, evenals 5 522 hoogwaardige onderzoeksprojecten in het kader van de Europese Onderzoeksraad en 44 000 innovaties, waaronder prototypen en testactiviteiten ( 16 ). Het aandeel klimaatgerelateerde uitgaven in het kader van Horizon 2020 bleef met 27 % echter lager dan verwacht, omdat het moeilijk is om van tevoren te beoordelen in welke mate onderzoeksprojecten zullen bijdragen aan klimaatdoelstellingen. De Commissie pakt deze situatie aan met een speciale oproep voor de Europese Green Deal in 2020, met een begroting van 1 miljard EUR. Hierdoor zullen de klimaatgerelateerde uitgaven aanzienlijk stijgen.

    In het kader van Horizon 2020 is een horizontale oproep voor het indienen van voorstellen voor “Building a low-carbon, climate-resilient future: next-generation batteries” gedaan. Hierin kwamen alle onderwerpen over batterijen voor het eerst samen in één oproep van de “alliantie voor batterijen”, met daarin zeven onderwerpen aangaande vervoers- en stationaire doeleinden, materialen en productie. Er werden 16 voorstellen gefinancierd met een totale EU-bijdrage van 97 miljoen EUR ( 17 ).

    Met het project Flow Induced Phase Transitions worden innovaties om plastic te vervangen door het creëren van een duurzame en bestendige vezel ondersteund. Dankzij dit project kan een nieuwe vorm van polymeerverwerking door beheerste stolling uit natuurlijke materialen met een lager water- en energieverbruik worden getest en ontwikkeld. Spinnen en zijderupsen zijn de inspiratiebron voor het creëren van een hoogwaardige natuurlijke vezel (duurzaam, afbreekbaar en elastisch) op een wijze die meer dan 1 000 keer energie-efficiënter is dan industrieel vervaardigde vezels. Dankzij de zeer lage CO2-uitstoot en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen zorgt deze nieuwe vorm van polymeerverwerking voor een lager energieverbruik en een lagere productie van plastic. Dit project is nu onderdeel van het versterkte proefproject van de Europese Innovatieraad.

    De ruimtevaartprogramma’s van de EU leveren ook een aanzienlijke bijdrage op dit gebied. Het Copernicus-programma is de wereldleider op het gebied van aardobservatie en heeft op dit moment zeven satellieten. De voorbereidingen voor de achtste satelliet zijn in 2019 afgerond. Dit is essentieel om klimaatsystemen te begrijpen en het biedt alle belanghebbenden in de EU kosteloos verschillende diensten. In 2019 kwam het aantal actieve gebruikers voor de eerste keer boven de 300 000 ( 18 ) – een veel hoger aantal dan oorspronkelijk was verwacht. De diensten van Copernicus ondersteunen zowel nauwkeurige weersvoorspellingen als de monitoring van de gevolgen van klimaatverandering en vervuiling. De dienst voor het beheer van noodsituaties is een belangrijk onderdeel van het Copernicus-programma, dat de instanties voor civiele bescherming helpt bij de directe reactie op rampen, zoals de bosbranden in Griekenland en Italië in 2019, maar bijvoorbeeld ook de zich vrij verspreidende bosbranden in Australië.

    In het kader van de Connecting Europe Facility, waarmee infrastructuur voor vervoer, energie en telecommunicatie wordt gefinancierd, worden directe investeringen in de infrastructuur gedaan waardoor netwerken in de EU worden geïntegreerd. De nadruk van de Connecting Europe Facility ligt op slimme oplossingen, door digitalisering en infrastructuur samen te brengen en veilige, efficiënte geïntegreerde netwerken te creëren om decarbonisatie te ondersteunen met duurzame oplossingen in de vervoers-, energie- en digitale sector. Zo werden samen met de faciliteit projecten in de vervoerssector gefinancierd die zullen leiden tot de elektrificatie van meer dan 2 000 kilometer spoorweg, de verbetering van bijna 3 000 kilometer binnenwateren en de plaatsing van circa 13 000 distributiepunten voor alternatieve brandstoffen in heel Europa ter bevordering van de vergroening van de vervoerssector. Het energie-onderdeel van de Connecting Europe Facility heeft onder andere bijgedragen aan de beëindiging van het energie-isolement van de Baltische staten, de verbetering van de interconnectiviteit van het Iberisch Schiereiland met de rest van Europa en de verbinding van Ierland met continentaal Europa. Deze maatregelen waren allemaal zeer bevorderlijk voor het opnemen van een groter aandeel hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem. Bovendien beoordeelt de Commissie de bestaande verordeningen over trans-Europese netwerken om haar grote investeringen in infrastructuur in overeenstemming met het doel van klimaatneutraliteit nog meer op één lijn te brengen.

    Op het gebied van vervoersinfrastructuur is er vooruitgang geboekt in het Oostzeegebied en met de spoorweginfrastructuur langs de Duits-Poolse grens, waar naar schatting 95 miljoen burgers van profiteren.

    Maritiem: emissievrije boten – een groene verbinding over de Oresund

    De actie had betrekking op de introductie van nieuwe, innovatieve concepten en technologie door twee bestaande complexe passagiersschepen, die oorspronkelijk op zware olie voeren, om te bouwen naar volledig elektrische vaartuigen waarin uitsluitend gebruik wordt gemaakt van accu’s. Dit is een milieuvriendelijkere oplossing voor de zeer drukke zeeverbinding tussen de havens van Helsingør (Denemarken) en Helsingborg (Zweden) die deel uitmaken van het grote trans-Europese vervoersnetwerk. Bovendien zijn de installaties voor de stroomlevering en het opladen die nodig zijn in de havens/terminals geplaatst. Met het project is de ontwikkeling van schone snelwegen op zee ondersteund door nieuwe technologische oplossingen te testen en in te zetten in echte werkomstandigheden.

    1.3.2    Met de EU-begroting wordt de digitale transitie ondersteund door te investeren in belangrijke digitale infrastructuur, onderzoek en diensten

    De ondersteuning van de digitale transitie speelt een belangrijke rol in de investeringen uit de EU-begroting. Naast het bieden van toegang tot de digitale wereld zijn de veiligheid en het welzijn van burgers en ondernemingen een belangrijke onderliggende overweging, of het nu is om ze te beschermen tegen problemen zoals cybercriminaliteit of om de veiligheid van burgers en de veerkracht en veiligheid van essentiële infrastructuur direct te verbeteren. Het doel is het opzetten van een ecosysteem voor interoperabele digitale diensten die beschikbaar zijn voor burgers, ondernemingen en overheden in de hele EU, zodat zij volledig kunnen profiteren van de digitale eengemaakte markt.

    Ter ondersteuning van de digitale transitie zijn middelen van Horizon 2020 ingezet voor projecten voor het opbouwen van nieuwe vaardigheden op het gebied van kunstmatige intelligentie en het aanpakken van cybercriminaliteit. Enkele belangrijke projecten uit 2019 zijn Formobile, een volledige end-to-end-keten voor forensisch onderzoek gericht op door criminelen gebruikte mobiele apparatuur ( 19 ), en Spider, een onderzoeksproject naar de veiligheid van 5G-telecommunicatienetwerken.

    De Connecting Europe Facility ondersteunt de digitale transitie door de benodigde basisbreedbandinfrastructuur te verschaffen, connectiviteit te bevorderen en door digitale innovatie op te nemen in de opzet van de ondersteunde projecten voor vervoers- en energie-infrastructuur. In de telecommunicatiesector maakt de EU-begroting het mogelijk dat specifieke diensten op het gebied van bijvoorbeeld zorg, rechtspraak, socialezekerheidsgegevens, e-overheid, desinformatie, digitale vaardigheden en cyberveiligheid in de hele EU interoperabel zijn. Tegen het einde van 2019 werden 500 projecten van deze diensten gebruikt in de lidstaten en landen die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte. Via het WiFi4EU-initiatief heeft CEF Telecom ook 7 980 Europese gemeenten ondersteund bij het installeren van een kosteloze wifi-verbinding in openbare ruimten en een instrument, het Breedbandfonds voor Europese verbindingen, gecreëerd voor de uitrol van digitale netwerken met een zeer hoge capaciteit.

    Met de digitale diensteninfrastructuur voor e-gezondheid wordt gezorgd voor de continuïteit van de zorg en patiëntveiligheid voor burgers die grensoverschrijdende gezondheidszorg nodig hebben, waarbij over de grens gezondheidsgegevens kunnen worden uitgewisseld. Dankzij e-recepten/e-voorschriften (eP) kunnen patiënten in het buitenland medicatie krijgen die gelijkwaardig is aan de medicatie die ze in hun thuisland krijgen. Met de patiëntendossiers krijgen gezondheidswerkers toegang tot gecontroleerde belangrijke gezondheidsgegevens van patiënten die ongepland grensoverschrijdende gezondheidszorg nodig hebben. De grensoverschrijdende uitwisseling van elektronische patiëntendossiers en e-recepten gebeurt sinds januari 2019 en er zijn al bijna 8 000 e-recepten verstrekt tussen Finland, Portugal, Estland en Kroatië. In 2019 hebben Tsjechië, Luxemburg, Kroatië en Malta de uitwisseling van patiëntendossiers mogelijk gemaakt en Portugal heeft zich begin 2020 bij hen gevoegd.

    Geolocatie is een ander gebied. Het Galileo-programma heeft 26 satellieten in een baan om de aarde ( 20 ) en helpt bij de verbetering van de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van locatiediensten van de smartphones van meer dan 1 miljard gebruikers wereldwijd. Bovendien speelt de European Geostationary Navigation Overlay Service een belangrijke rol bij diensten die essentieel zijn voor de veiligheid, zoals de luchtvaartveiligheid. Eind 2019 waren er 350 vliegvelden met deze dienst actief in 23 landen in Europa. Dit was het vijfde opeenvolgende jaar met een stijging ten opzichte van 129 in 2014 ( 21 ).

    De drie oorspronkelijke diensten van Galileo (de open dienst, de publieke gereguleerde dienst en de opsporings- en reddingsdienst) werden in 2019 voortdurend aangeboden, met uitzondering van een zesdaagse onderbreking van de navigatie- en tijdbepalingsdiensten in juli 2019 vanwege een technisch incident. De opsporings- en reddingsdienst van Galileo werd in deze periode niet getroffen. De onafhankelijke onderzoeksraad die de Commissie heeft opgezet heeft de belangrijkste oorzaken van het incident geanalyseerd en aanbevelingen gedaan. De Commissie heeft een proces ingesteld om de aanbevelingen door te voeren en te waarborgen dat Galileo een stabiel, robuust en veerkrachtig systeem is.

    Voor veel van deze investeringen en infrastructuren is tijd nodig en investeringscycli zijn erg lang, waardoor het vaak moeilijk is directe vooruitgang en concrete resultaten aan te wijzen. Tegelijkertijd heeft dergelijke financiering uit de EU-begroting daadwerkelijk gevolgen voor het leven van burgers. Zo voert een derde van alle gemeenten in de EU in het kader van de Connecting Europe Facility WiFi4EU in, waardoor burgers kosteloos gebruik kunnen maken van door de EU ondersteunde wifi-verbindingen. Met de door Galileo verbeterde locatiediensten worden levens gered, doordat de locatie beschikbaar wordt gesteld aan de hulpdiensten als er vanaf een mobiele telefoon 112 wordt gebeld.

    1.3.3    De EU-begroting biedt essentiële steun aan kleine ondernemingen en ondernemers

    De EU-begroting is niet alleen gericht op de groene transitie, maar ondersteunt in bredere zin alle investeringen die nodig zijn voor een economie die op de lange termijn duurzaam is en waarin de mens centraal staat. Hoewel onderzoek en ontwikkeling en infrastructuur op dit gebied belangrijk blijven, zijn er andere belangrijke invalshoeken zoals de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen, ondernemerschap en sociale innovatie.

    Kleine en middelgrote ondernemingen zijn de ruggengraat van de economie van de EU: zij vertegenwoordigen 99 % van alle bedrijven. Zij produceren 56 % van de economische productie en verschaffen 67 % van alle banen ( 22 ). Ondanks hun belang voor de economie is het voor kleine en middelgrote ondernemingen in verschillende segmenten van de interne markt nog altijd lastig om bijvoorbeeld financiering te krijgen. Deze ondernemingen kunnen dankzij de EU-begroting in elke fase ondersteuning en mogelijkheden krijgen, van het opstarten en de commercialisering tot langetermijninvesteringen en duurzaamheid. Het belangrijkste begrotingsprogramma voor de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen is het EU-programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen. Hiermee wordt ondernemerschap gestimuleerd door deze bedrijven toegang te geven tot financieringen en markten en hun concurrentievermogen te verbeteren.

    In april 2020 heeft een van de onderdelen ervan, de leninggarantiefaciliteit, een impuls gekregen met extra middelen van het Europees Fonds voor strategische investeringen om banken in staat te stellen kleine en middelgrote ondernemingen een overbruggingsfinanciering te bieden. Via de faciliteit had het programma eind 2019 financieringen verstrekt aan meer dan 500 000 kleine en middelgrote ondernemingen die actief zijn in 32 landen ( 23 ). Dit heeft ook ondernemingen geholpen die zijn getroffen door de economische gevolgen van het coronavirus. De financiële ondersteuning wordt verleend in de vorm van werkkapitaalleningen (van ten minste 12 maanden) en betalingsuitstel voor kredieten waardoor bestaande leningen later kunnen worden terugbetaald. Het Enterprise Europe Network helpt kleine en middelgrote ondernemingen ook met innovatiepartnerschappen op gebieden die verband houden met COVID-19 (zoals beschermingsmiddelen of medische apparatuur) en advies voor het verkrijgen van speciale Europese en nationale financiële steun.

    In het kader van Horizon 2020 ontvangen innovatieve starters meer gerichte financiering tijdens de startfase uit de Europese Innovatieraad en ontvangen micro- en sociale ondernemingen deze financiering uit het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie. De nadruk ligt hierbij op specifieke onderdelen van de markt – zeer innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen en sociale ondernemingen – die van oudsher bepaalde moeilijkheden ervaren bij het krijgen van financiering. De cijfers zijn bemoedigend en laten een aanzienlijke stijging in baanbrekende innovaties en snelgroeiende ondernemingen zien. Elke euro die uit de Europese Innovatieraad wordt geïnvesteerd heeft aansluitende investeringen ter waarde van 2,4 EUR tot gevolg ( 24 ). Bovendien komt er naar verwachting een financiering van meer dan 2,7 miljard EUR vrij in het kader van het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie als gevolg van garantieovereenkomsten ter waarde van 236 miljoen EUR die de Commissie heeft gesloten met financiële intermediairs.

    In het kader van Erasmus voor jonge ondernemers wordt ondernemerschap ook op niet-financiële wijze ondersteund, door uitwisselingen tussen nieuwe en ervaren ondernemers te bevorderen. In 2019 vonden er 2 100 uitwisselingen plaats en heeft meer dan 90 % van de deelnemende ondernemers het programma als een succes ervaren.

    In het kader van het venster kleine en middelgrote ondernemingen van het Europees Fonds voor strategische investeringen wordt nog een belangrijke bijdrage uit de EU-begroting geleverd. Het fonds zal naar verwachting meer dan 1,1 miljoen innovatieve micro-, kleine en middelgrote en sociale ondernemingen alsmede ondernemingen in culturele en creatieve sectoren ondersteunen met een risicofinanciering.

    1.3.4    Met de EU-begroting wordt geïnvesteerd in EU-burgerschap en -waarden door grensoverschrijdende mobiliteit te bevorderen

    Naast de directe investeringen in de economische infrastructuur en ondernemingen wordt met de EU-begroting onder het EU-motto “In verscheidenheid verenigd” ook geïnvesteerd in mensen en instellingen die gedeelde Europese waarden bevorderen

    Met Erasmus+ worden jonge mensen, leerlingen en personeel van alle leeftijden mogelijkheden geboden om binnen en buiten Europa te studeren, opleidingen te volgen en vrijwilligerswerk te doen. In 2019 kregen meer dan 900 000 mensen de kans om naar het buitenland te gaan en andere ervaringen op te doen in het hoger onderwijs, met een beroepsopleiding en via verschillende andere uitwisselingsmogelijkheden ( 25 ). De soms levensveranderende effecten van deze ervaringen vormen een enorme verbetering voor de werkgelegenheidsvooruitzichten en vergroot het gevoel van EU-burgerschap.

    De mobiliteit van werknemers werd dankzij het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie bevorderd met grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden en gerichte mobiliteitsregelingen. De ondersteuning van mobiele werknemers werd in 2019 verder verbeterd met de oprichting van de Europese Arbeidsautoriteit ( 26 ), een entiteit die erop is gericht te waarborgen dat de regels inzake arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid eerlijk en doeltreffend worden gehandhaafd, zodat burgers en ondernemingen eenvoudiger kunnen profiteren van de interne markt.

    Grensoverschrijdende samenwerking is niet alleen bevorderlijk voor verbindingen en uitwisselingen binnen de EU, maar is ook gunstig gebleken voor succesvol onderzoek met een groot effect. In het kader van Horizon 2020 werd de ondersteuning van internationale onderzoeksnetwerken voortgezet. Als onderdeel van de Marie Skłodowska-Curie-acties bleef Horizon 2020 investeren in Europese onderzoekers, zodat zij in alle stadia van hun carrière in andere landen konden werken en samenwerken, en ter ondersteuning van initiatieven om belemmeringen tussen de academische wereld, de industrie en ondernemingen weg te nemen.

    Finally, the European Solidarity Corps is promoting solidarity activities, mainly through volunteering, traineeships and jobs, to enhance the engagement of young people and organisations in accessible and high-quality solidarity activities. Young people aged between 18 and 30 undertook volunteering activities or solidarity projects managed by organisations, institutions, bodies or groups. By the end of 2019 more than 12 000 participants had been involved in volunteering actions.

    (1)

    ()    Artikel 318 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

    (2)

    ()    Artikel 247 van het Financieel Reglement.

    (3)

    ()    De jaarlijkse kwijtingsprocedure is de procedure waarbij het Europees Parlement en de Raad hun definitieve goedkeuring geven aan de uitvoering van de begroting voor een bepaald jaar en de Commissie politiek verantwoordelijk stellen voor de uitvoering van de EU-begroting ( https://ec.europa.eu/info/about-european-commission/eu-budget/how-it-works/annual-lifecycle/assessment/parliaments-approval_nl ).

    (4)

    ()    Artikel 247 van het Financieel Reglement.

    (5)

    ()    Artikel 246 van het Financieel Reglement.

    (6)

    ()    Artikel 247, lid 2, van het Financieel Reglement.

    (7)

    ()    Artikel 118, lid 8, van het Financieel Reglement.

    (8)

    ()    Artikel 261, lid 3, van het Financieel Reglement.

    (9)

    ()     https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2019/06/20/a-new-strategic-agenda-2019-2024/

    (10)

    ()     https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/political-guidelines-next-commission_nl_0.pdf

    (11)

    ()    Vastleggingskredieten uit 2019, met inbegrip van gewijzigde begrotingen, met uitzondering van overdrachten en bestemmingsontvangsten, alsmede de bedragen voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. De uitgevoerde vastleggingskredieten bedroegen 173 miljard EUR (zie geconsolideerde

    jaarrekening).

    (12)

    ()    Meer details over de stappen die de Commissie blijft nemen om de efficiëntie van het begrotingsbeheer te verbeteren, staan in deel 2 van dit verslag.

    (13)

    ()    Europese Rekenkamer, Speciaal verslag nr. 15/2019  Uitvoering bij de Commissie van het pakket van 2014 ter hervorming van het Statuut  Grote besparingen, maar niet zonder gevolgen voor het personeel.

    (14)

    ()    COM(2020) 442 final van 27.5.2020, De EU-begroting als drijvende kracht achter het herstelplan voor Europa, Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

    (15)

    ()    Raadpleeg bijlage 1 – Overzicht van de prestaties van de programma’s voor het Europees Fonds voor structuurinvesteringen.

    (16)

    ()    Raadpleeg bijlage 1 – Overzicht van de prestaties van de programma’s voor Horizon 2020.

    (17)

    ()    Directoraat-generaal Onderzoek en Innovatie, Jaarlijks activiteitenverslag 2019, blz. 18-19.

    (18)

    ()    Raadpleeg bijlage 1 – Overzicht van de prestaties van de programma’s voor Copernicus.

    (19)

    ()    Oproep voor Formobile – ook https://formobile-project.eu/

    (20)

    ()    In 2019 waren 22 Galileo-satellieten volledig operationeel voor alle diensten.

    (21)

    ()    Een belangrijke stap bij de verbetering van de omarming van de European Geostationary Navigation Overlay Service door de markt was de vaststelling van eisen voor het gebruik van het luchtruim en procedures voor prestatiegerelateerde navigatie in 2018.

    (22)

    ()    Annual Report on European SMEs 2018/2019, onderzoek uitgevoerd namens het directoraat-generaal Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf ( https://ec.europa.eu/growth/smes/business-friendly-environment/performance-review_nl#annual-report ).

    (23)

    ()    Raadpleeg bijlage 1 – Overzicht van de prestaties van de programma’s voor het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen.

    (24)

    ()    Directoraat-generaal Onderzoek en Innovatie, Jaarlijks activiteitenverslag 2019, blz. 7.

    (25)

    ()    Raadpleeg bijlage 1 – Overzicht van de prestaties van de programma’s voor Erasmus.

    (26)

    ()     Verordening (EU) 2019/1149 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit.

    Top

    Brussel, 24.6.2020

    COM(2020) 265 final

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE

    AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER











    Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting – Begrotingsjaar 2019


    1.4.Economische, sociale en territoriale samenhang

     

    Alle bedragen in miljoen EUR.

    Bron: Europese Commissie.

    In 2019 werd 57 miljard EUR euro toegewezen aan de programma’s onder dit begrotingsonderdeel, wat neerkomt op 35 % van de totale EU-begroting voor dat jaar. Cohesiebeleidprogramma’s worden onder gedeeld beheer uitgevoerd. De lidstaten moeten in het kader van de fondsen financieringen toekennen aan specifieke thematische gebieden, die worden gepland via operationele programma’s.

    De cohesiefinanciering is gericht op sociaaleconomische convergentie, veerkracht en territoriale samenhang en helpt bij het aanpakken van huidige en nieuwe uitdagingen, waardoor de basis wordt gelegd voor de duurzame toekomst van de EU. Het cohesiebeleid draagt bij tot de verwezenlijking van de belangrijkste prioriteiten van de EU door op EU-niveau groei en banencreatie en op nationaal niveau structurele hervormingen te ondersteunen. De financiering speelt een belangrijke rol bij de voorbereiding op de transitie naar een groenere, digitalere EU en het bijdragen aan een eerlijker en socialer Europa door ondersteuning te bieden aan maatregelen voor het aanpakken van jeugdwerkloosheid en armoede en het bevorderen van sociale inclusie.

    Dit begrotingsonderdeel is van toepassing op de volgende fondsen.

    ·Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, dat de economische en sociale cohesie in de Europese Unie versterkt door onevenwichtigheden tussen de regio’s te beperken. De investeringen zijn gericht op innovatie en onderzoek, de digitale agenda, ondersteuning voor kleine en middelgrote ondernemingen, koolstofarme economie en koolstofarm vervoer.

    ·Het Cohesiefonds, dat de lidstaten met de grootste ontwikkelingsbehoeften helpt (de lidstaten met een bruto nationaal inkomen per inwoner dat lager is dan 90 % van het EU-gemiddelde). Het doel van dit fonds is de economische en sociale ongelijkheden te verminderen en een duurzame ontwikkeling te bevorderen.

    ·Het Europees Sociaal Fonds, dat bedoeld is om te zorgen voor betere arbeids- en onderwijskansen in de EU en voor het verbeteren van de situatie van de kwetsbaarste mensen. Het werkt door met scholing en bijscholing te investeren in het menselijke kapitaal van de EU: haar werknemers, haar jongeren en iedereen die op zoek is naar een baan.

    ·Het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen, dat acties ondersteunt om voedsel en materiële hulp te bieden aan de meest behoeftigen.

    ·Het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, dat jongeren zonder werk, onderwijs of opleiding ondersteunt om ze te integreren op de arbeidsmarkt.

    1.4.1    Dankzij de cohesieprogramma’s wordt de levensstandaard verbeterd, worden banen gecreëerd en worden groei en convergentie in de hele EU gestimuleerd

    Het belangrijkste doel van deze programma’s is het verminderen van de economische en sociale ongelijkheden tussen regio’s in de EU. Hiervoor beschikken de lidstaten over veel flexibiliteit en moeten zij vaststellen op welke beleidsterreinen optreden het hardst nodig is. Dit kan vervolgens worden gedaan door en medegefinancierd uit de EU-programma’s. De lidstaten moeten afhankelijk van het ontwikkelingsniveau meer of minder financiering toekennen aan een beperkt aantal gekozen beleidsterreinen. Er worden aanzienlijke bedragen besteed aan kleine en middelgrote ondernemingen, vervoer, milieu en menselijk kapitaal.

    De ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen is een belangrijk aandachtspunt. Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling heeft investeringen in meer dan 400 000 kleine en middelgrote ondernemingen ondersteund, waardoor 109 000 extra banen zijn gecreëerd ( 1 ) en een aanzienlijke bijdrage is geleverd aan de economische groei. Het voorspelde aantal gecreëerde banen tegen het einde van 2019 bedroeg op basis van de geselecteerde projecten 83 % van de algehele verwachting van het totale aantal nieuwe banen tegen het einde van 2023.

    De levensstandaard en cohesie worden verder verbeterd door EU-regio’s aan elkaar te verbinden met een nieuwe en verbeterde verkeersinfrastructuur. Vervoersprojecten zijn cruciaal voor de aanhoudende economische ontwikkeling van minder ontwikkelde regio’s, om hun bevolking meer reis- en arbeidskansen te bieden en de eengemaakte markt van de EU te versterken. Met het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling is 4 259 kilometer aan nieuwe of verbeterde wegen en 938 kilometer aan nieuwe of verbeterde spoorlijnen gefinancierd ( 2 ).

    De structurele verbeteringen die worden gefinancierd om de levenstandaard en veiligheid van mensen te verbeteren, vormen een ander aspect van het cohesiebeleid. Tot nu toe hebben 27,5 miljoen mensen verbeterde gezondheidszorg genoten dankzij het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling. Dit financiert samen met het Cohesiefonds de aanleg van betere watervoorzieningen, zuiveringsinstallaties voor afvalwater en afvalrecyclingvoorzieningen. Met de projecten die op dit moment in de pijplijn zitten, zullen de doelstellingen voor 2023 naar verwachting worden overtroffen.

    Dankzij deze en andere in het kader van het cohesiebeleid gefinancierde projecten zijn minder ontwikkelde lidstaten en regio’s aanzienlijk geholpen bij het inhalen van de rest van de EU wat betreft het bruto binnenlands product ( 3 ). Naar schatting heeft elke euro die via het cohesiebeleid is besteed een opbrengst van bijna 3 EUR aan extra bruto binnenlands product opgeleverd ( 4 ). De hele EU profiteert van de ontwikkeling die er uit voortkomt. Dit geldt zowel voor cohesie- als niet-cohesielidstaten. Deze laatste profiteren zowel direct, door de hogere verkoop van investeringsgoederen, als indirect, vanwege de hogere vraag van huishoudens in cohesiegebieden die meer handel met zich meebrengt, van de gevolgen die de investering in minder ontwikkelde gebieden heeft ( 5 ).

    Met het cohesiebeleid wordt naast de structurele investeringen van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds directe ondersteuning verleend aan mensen door hen mogelijkheden te bieden voor verder onderwijs en het verwerven van de vaardigheden die noodzakelijk zijn om concurrerend te worden en blijven op de banenmarkt.

    Tegen het einde van 2019 had het Europees Sociaal Fonds met verschillende projecten 26 miljoen mensen geholpen ( 6 ). Dankzij het ESF hebben 3,1 miljoen van hen een baan gevonden en hebben 3,7 miljoen mensen een diploma behaald. De jeugdwerkloosheid is een grote zorg voor de EU. Via het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief is de werkloosheid met de EU-begroting aanzienlijk verlaagd door 2,7 miljoen jonge deelnemers onderwijs en opleidingen te bieden. Het Europees Sociaal Fonds richt zich ook op kansarme groepen en heeft bijvoorbeeld 1,9 miljoen mensen met een beperking en 3,9 miljoen migranten en mensen met een buitenlandse achtergrond ondersteund met toegang tot onderwijs en opleidingen, waardoor hun inzetbaarheid werd vergroot. In totaal behoort 40 % van de mensen die hebben geprofiteerd van door het Europees Sociaal Fonds gefinancierde projecten en een baan hebben gevonden en een opleiding hebben gekregen tot kansarme groepen.

    1.4.2    Met investeringen in duurzaamheid en werknemers ondersteunen de cohesie-uitgaven de groene transitie

    Met de cohesie-uitgaven wordt een grote bijdrage geleverd aan het ambitieuze energie- en klimaatbeleid van de EU en worden regio’s en steden geholpen om de doelstelling om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn te behalen en bij te dragen aan een maatschappelijk verantwoorde transitie. In het kader van de programma’s voor 2014-2020 wordt meer dan 47,5 miljard EUR ( 7 ) geïnvesteerd in de koolstofarme economie en de aanpassing aan klimaatverandering tegen het einde van 2023.

    Hoewel de strijd tegen klimaatverandering een gemeenschappelijke onderneming is, hebben niet alle regio’s en lidstaten dezelfde uitgangspositie. Er is vaak een omgekeerd verband tussen de mate van economische ontwikkeling en de duurzaamheid van de economie. Dit wordt in het cohesiebeleid erkend door het feit dat een van de twee belangrijkste onderdelen van het Cohesiefonds is gericht op milieudoelstellingen in economisch minder ontwikkelde lidstaten en dat met het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling vooral in minder ontwikkelde regio’s de overgang naar een klimaatneutrale economie wordt ondersteund.

    Bij duurzame groene investeringen ligt de nadruk op het aanpakken van klimaatverandering met acties die zijn gericht op mitigatie en adaptatie. Onder klimaatmitigatie vallen projecten waarmee de onderliggende oorzaken van klimaatverandering wordt aangepakt om deze te vertragen of te stoppen. Onder klimaatadaptatie vallen projecten waarmee de veerkracht van de economie en infrastructuur van de EU wordt vergroot op basis van de verwachte of daadwerkelijke klimaatverandering. Enkele grote gefinancierde projecten op dit gebied zijn betere systemen voor hoogwaterbescherming, die betrekking hebben op 4 miljoen mensen, en systemen voor bescherming tegen bosbranden, die betrekking hebben op 10,8 miljoen mensen ( 8 ).

    Enkele resultaten met betrekking tot klimaatmitigatie tot op heden zijn de instandhouding van habitats ter grootte van een gebied van bijna 3 miljoen hectare, waarbij de instandhouding van nog eens bijna 9 miljoen hectare al is gepland ( 9 ). In het kader van het cohesiebeleid zijn ook met succes een groot aantal projecten uitgevoerd voor het verlagen van de uitstoot van broeikasgassen. Dankzij deze projecten is de uitstoot van broeikasgassen al gedaald met 1,3 miljoen ton kooldioxide-equivalent per jaar en zijn nog meer projecten geselecteerd die zullen leiden tot een verlaging van nog eens bijna 10,3 miljoen ton kooldioxide-equivalent per jaar ( 10 ) ( 11 ). Dit is bereikt met projecten zoals de bevordering van hernieuwbare energiebronnen en het verlenen van financiering voor de aanleg van meer dan 1 000 MW extra elektriciteitscapaciteit die afkomstig is van deze hernieuwbare bronnen ( 12 ).

    De Commissie is bovendien actief betrokken bij het initiatief steenkoolregio’s in transitie, waarmee in dertien steenkool- en koolstofintensieve industriële proefregio’s ondersteuning op maat wordt geboden voor de transitie naar schone energie. Deze inspanningen worden in het kader van het toekomstige financieel kader voortgezet met het voorstel voor een Fonds voor een rechtvaardige transitie, dat gericht is op het beperken van de sociale en economische gevolgen van de energietransitie, zoals de gevolgen van het sluiten van kolenmijnen.

    De transitie kan alleen verantwoord verlopen als het menselijk kapitaal centraal staat. De EU verstrekt via het Europees Sociaal Fonds geld voor de bijscholing en omscholing van werknemers om hen op deze wijze voor te bereiden op de toekomst.

    1.4.3    Volgens de prestatiebeoordeling is de achterstand bij de uitvoering ingehaald, maar moeten de betalingsniveaus nog omhoog

    De uitvoering van de cohesiebeleidprogramma’s voor 2014-2020 ging ook in 2019 op volle kracht door ( 13 ). Meer dan 322 miljard EUR, dat wil zeggen 92 % van de totale financiering die beschikbaar is voor de periode, is al op het terrein toegekend aan concrete projecten. In december 2019 hadden het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief meer dan 1 miljoen projecten uit de hele EU die in aanmerking kwamen voor steun geselecteerd. Tegen het einde van 2019 was het niveau van projectselectie vergelijkbaar met hetzelfde tijdsbestek van de periode 2007-2013. De problemen in verband met de uitvoering, zoals de late aanvang van operationele programma’s aan het begin van de periode, zijn over het algemeen verholpen, maar de verschillen tussen en binnen de lidstaten blijven aanzienlijk.

    Een groot aantal geselecteerde projecten vertaalt zich niet automatisch in snelle uitgaven. De verrichte betalingen bleven in 2019 stijgen, maar het cumulatieve betalingsniveau is lager dan in deze fase van de voorgaande periode. Het aandeel tussentijdse betalingen voor 2014-2020 lag aan het einde van het zesde jaar van de uitvoering nog altijd 7 procentpunt achter ten opzichte van de programmeringsperiode 2007-2013. De uitgaven worden langzamer verwezenlijkt voor projecten die zich nog in de plannings- of aankoopfase bevinden, meerjarige projecten of projecten die om andere redenen nog niet voldoende zijn ontwikkeld.

    Als eerste stap voor het verbeteren van de begrotingsprestaties, is er in het meerjarig financieel kader 2014-2020 een prestatiereserve van 6 % van de middelen van cohesiebeleidprogramma’s opgenomen, die aan het begin van de periode opzij is gezet. De voorwaarde voor de definitieve toewijzing van deze prestatiereserve was dat de prestatiemijlpalen van de programma’s voor 2018 werden behaald ( 14 ). Dit is in 2019 beoordeeld als onderdeel van de prestatiebeoordeling, waarbij eveneens alle beschikbare resultaten over de betrouwbaarheid van de gemelde prestatiegegevens in aanmerking werden genomen. De prestatiereserve is derhalve vrijgegeven voor de prioriteiten waarbij goed wordt gepresteerd.

    De goed presterende prioriteiten waren in totaal goed voor 82 % van de totale prestatiereserve. De beoordeling leidde tot de definitieve vrijgave van 16,5 miljard EUR ( 15 ) op een totale prestatiereserve van 20,2 miljard EUR ( 16 ). Dit bedrag kan nu volgens de oorspronkelijke planning worden uitgegeven. De resterende 3,7 miljard EUR in de prestatiereserve voor de prioriteiten waarvoor de prestatiemijlpalen voor 2018 niet zijn behaald, wordt opnieuw toegewezen aan prioriteiten waarvoor deze wel zijn behaald. Op deze manier worden de investeringen geoptimaliseerd en wordt de nadruk op meetbare en doeltreffende resultaten uit de financiering van het cohesiebeleid van de EU vergroot. Aan het einde van 2019 kon voor sommige programma’s de prestatiebeoordeling niet worden uitgevoerd vanwege tekortkomingen in de betrouwbaarheid van monitoringsystemen en -gegevens. Deze tekortkomingen zijn begin 2020 echter opgelost, waardoor de prestatiebeoordeling kon worden voltooid.

    Naar aanleiding van de beoordeling van de prestaties van de programma’s en de regelmatige monitoring van hun financiële vooruitgang, is een aantal van hen beoordeeld als “in moeilijkheden/slecht/kritiek” (14 % voor regionale ontwikkeling en 17 % voor het Europees Sociaal Fonds). Deze werden nauwlettend gemonitord, waarbij corrigerende maatregelen werden getroffen die waren afgestemd op de behoeften van elk operationeel programma en waarbij specifieke vastgestelde problemen werden aangepakt door middel van vergaderingen op hoog niveau, technische uitwisselingen, gericht advies en gesprekken met nationale autoriteiten.

    De Commissie heeft voorgesteld om prestaties in het meerjarig financieel kader 2021-2027 een nog grotere rol te geven in het begrotingsproces voor de Europese structuur- en investeringsfondsen. Zij heeft voorgesteld om uitsluitend financiering toe te kennen voor de eerste vijf jaar, in plaats van een deel van de middelen voor de programma’s te reserveren. De toewijzingen voor de laatste twee jaar worden gedaan op basis van een grondige, diepgaande tussentijdse evaluatie met een daaropvolgende herprogrammering in 2025 op basis van de vooruitgang die tot eind 2024 is geboekt. Zo kunnen niet alleen de prestaties van het programma, maar ook de gewijzigde sociaaleconomische situatie en nieuwe, onvoorziene uitdagingen in aanmerking worden genomen.

    De Commissie heeft voor het toekomstige cohesiebeleid een aantal maatregelen voorgesteld om de uitvoering te versnellen. Enkele maatregelen zijn het geleidelijk opnieuw invoeren van de regel dat lidstaten slechts twee jaar hebben om betalingsaanvragen te versturen tegen verbintenissen die zijn aangegaan voordat de toegekende financiering automatisch wordt vrijgemaakt en het verlagen van de voorfinanciering naar een jaarlijkse betaling van 0,5 % van de totale steun voor elk fonds. Andere voorgestelde maatregelen zijn gericht op het vereenvoudigen van procedures en regels om de uitvoering te versnellen en de monitoring van de financieringsstromen voor programma’s te verbeteren.

    1.5.Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

     

    Alle bedragen in miljoen EUR.

    Bron: Europese Commissie.

    In 2019 werd 59 miljard EUR toegekend aan begrotingsonderdeel 2, ter ondersteuning van duurzame groei op het gebied van natuurlijke hulpbronnen. Dit komt overeen met 37 % van de totale jaarlijkse begrotingsuitgaven. De financiering voor het landbouwbeleid bleef stabiel ten opzichte van vorig jaar. In het kader van begrotingsonderdeel 2 worden de twee pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gefinancierd: pijler I, die bestaat uit de door het Europees Landbouwgarantiefonds gefinancierde marktondersteunende maatregelen en de rechtstreekse betalingen, en pijler II, die bestaat uit de door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling gefinancierde programma’s voor plattelandsontwikkeling. Onder dit begrotingsonderdeel vallen ook het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, de internationale aspecten van het gemeenschappelijk visserijbeleid en het programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE).

    De financiering die in het kader van dit begrotingsonderdeel wordt verstrekt is essentieel voor de groene transitie, voor de kwaliteit, kwantiteit en duurzaamheid van voedingsmiddelen en voor de economische ontwikkeling van gemeenschappen in plattelands- en maritieme gebieden.

    1.5.1    Met uitgaven aan natuurlijke hulpbronnen op het land en in het water wordt het milieu beschermd en wordt de klimaatnood aangepakt

    Alle programma’s in het kader van dit begrotingsonderdeel dragen aanzienlijk bij aan het behalen van de klimaatambities van de EU en het bestrijden van het verlies aan biodiversiteit en blijven belangrijk in het kader van de Europese Green Deal.

    Het gemeenschappelijk landbouwbeleid levert de grootste bijdrage van dit begrotingsonderdeel. De twee fundamentele doelstellingen van dit beleid zijn het bieden van een eerlijk inkomen voor landbouwers en het ontwikkelen van plattelandsregio’s in de EU. Bijna alle landbouwers die EU-steun ontvangen, voeren systematisch randvoorwaarden en vergroeningsmaatregelen in die gunstig zijn voor het milieu en het klimaat: gewasdiversificatie, instandhouding van blijvend grasland en het wijden van 5 % van het bouwland aan ecologische aandachtsgebieden. Het plattelandsontwikkelingsbeleid blijft verschillende soorten oppervlaktegebonden betalingen in verband met specifieke beheersvoorschriften ondersteunen. Deze gaan vaak gepaard met de ondersteuning van bepaalde investeringen, opleidingen en adviezen, die zowel op landbouwbedrijven als in de bosbouw een gecombineerde positieve invloed hebben op biodiversiteit, bodem, water en lucht.

    Vanaf 2018 ( 17 ) was 79 % van het totale landbouwareaal van de EU onderworpen aan ten minste één “vergroeningsverplichting”, waardoor het effect van deze maatregel op het milieu werd vergroot, hoewel lidstaten om afwijkingen van bepaalde vergroeningsregels hebben gevraagd om de situatie van landbouwers die de afgelopen drie jaar zijn getroffen door uitzonderlijke weersomstandigheden te verzachten. Er is ook vooruitgang geboekt met betrekking tot beheerscontracten, die bijdragen tot koolstofvastlegging of -behoud of de verlaging van de uitstoot van broeikasgassen of ammoniak. Op dit moment is al meer dan 85 % van de doelstellingen voor klimaatacties in de landbouwsector behaald wat betreft het beheer van biodiversiteit, bodem en water.

    Een mede door de EU gefinancierd contract voor landbeheer ter bescherming van biodiversiteit. Bron: Europese Commissie.

    Ondanks die vooruitgang blijven er grote uitdagingen bestaan voor de milieuprestaties van de landbouwsector van de EU en dan met name in het kader van de Europese Green Deal, waarmee de EU zich verplicht heeft tot nog meer aanzienlijke verlagingen van de uitstoot van broeikasgassen. De essentiële natuurlijke hulpbronnen bodem, lucht en water staan in veel gebieden nog altijd onder druk en er is nog ruimte voor verbetering. De Commissie heeft hier met de “nieuwe groene architectuur” rekening mee gehouden in de voorstellen voor het toekomstig gemeenschappelijk landbouwbeleid.

    Om klimaatuitdagingen specifieker aan te pakken, wordt er met het LIFE-programma bijgedragen aan de uitvoering van het zevende milieuactieprogramma in de vorm van geïntegreerde projecten die de levenskwaliteit van burgers verbeteren door lidstaten te helpen de EU-wetgeving op vijf gebieden na te leven: natuur, water, lucht, mitigatie van klimaatverandering en aanpassing aan klimaatverandering. Het LIFE-programma is zeer aantrekkelijk en financiert een groot aantal verschillende projecten. De kwaliteit van de geselecteerde projecten en de toegevoegde waarde van het programma worden onder andere aangetoond door het aantal mensen dat profiteert van een betere luchtkwaliteit (1,5 miljoen) en het percentage soorten dat op weg is naar een staat van instandhouding (42 %). De geselecteerde projecten hebben meer effect dan oorspronkelijk werd verwacht en blijken een katalyserende werking te hebben: voor elke euro die via het LIFE-programma is besteed, wordt 45 EUR uitgegeven door andere partners ( 18 ).

    Het doel van het Metamorphosis-project van LIFE is om op industriële schaal twee innovatieve afvalverwerkingssystemen te laten zien: een voor verwerkingsinstallaties voor stedelijk afval en een ander voor verwerkingsinstallaties voor agro-industrieel en ander organisch afval. Bovendien wordt met het project het gebruik van biomethaan dat is verkregen uit afvalstromen uit de auto-industrie getest. Als dit een succes is, kunnen de twee prototypen vijf jaar na de start van het project meer dan 176 miljoen kilowattuur hernieuwbare energie per jaar produceren (dit is bijna gelijk aan het jaarlijkse energieverbruik van 50 000 huishoudens).

    Tijdens het volgende meerjarig financieel kader is LIFE een belangrijk onderdeel van de Europese Green Deal voor het ondersteunen van de transitie naar klimaatneutraliteit tussen nu en 2050, de uitvoering van de nieuwe biodiversiteitsstrategie voor 2030, het klimaatpact en de herziene klimaataanpassingsstrategie en het inzetten van een nieuw onderdeel voor de transitie naar schone energie.

    1.5.2    Dankzij innovatieve landbouwpraktijken worden landbouw en banen ondersteund en voedselzekerheid en -veiligheid gewaarborgd

    Hoewel het aandeel van de landbouwsector in de economie in de loop der tijd is afgenomen, blijft de sector essentieel voor onze maatschappij als geheel om een rendabele voedselproductie in de EU te waarborgen. In het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden dit gegeven en de uitdagingen die hieruit voorkomen erkend.

    Een van de belangrijkste doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is de landbouwbevolking te verzekeren van een redelijke levensstandaard. Deze doelstelling wordt enerzijds nagestreefd door het hoofdelijk inkomen van landbouwers en landbouwwerknemers te verhogen en anderzijds door waar nodig directe marktinterventies uit te voeren om de marktprijzen te stabiliseren.

    In 2019 profiteerden circa 6,2 miljoen landbouwers van rechtstreekse betalingen. Dit is minder dan in 2018 (6,5 miljoen), wat een weerspiegeling is van de gemiddelde dalende tendens in het aantal landbouwbedrijven. Aan de andere kant stijgt het factorinkomen in de landbouw per fulltime werknemer in vergelijking met de niveaus uit 2013, evenals de totale factorproductiviteit in de landbouwsector. Dankzij rechtstreekse betalingen konden landbouwers de negatieve gevolgen van de dalende landbouwprijzen beter opvangen en met marktmaatregelen is de volatiliteit van de binnenlandse prijzen voor de meeste landbouwproducten beperkt. Voornamelijk de marktmaatregelen waren erg succesvol en in 2018 en 2019 minder nodig.

    We krijgen de komende jaren echter nog te maken met grote uitdagingen. Het inkomen in de landbouw ligt nog steeds achter op de salarissen in de gehele economie en blijft afhankelijk van rechtstreekse steun. Bovendien heeft een groot deel van de sector nog altijd te maken met een geringe rentabiliteit, die onder andere te wijten is aan hoge productienormen en -kosten en de versplintering van de primaire sector. Ondanks de rechtstreekse steun uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid haalt een groot deel van de landbouwbedrijven de benchmark van de gemiddelde nationale arbeidsproductiviteit niet. Ten slotte is het aantal mensen dat in de landbouwsector werkt blijven dalen, ondanks de verschillende regelingen en maatregelen die zijn ondersteund in het kader van de twee pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid waardoor doelgerichter kan worden voorzien in de behoeften van bepaalde categorieën begunstigden: voornamelijk jonge landbouwers, kleinere landbouwers en specifieke sectoren of regio’s met structurele problemen.

    Sommige van deze problemen houden verband met een ontwikkelingskloof in plattelandsgebieden, waar essentiële infrastructuur en diensten vaak minder beschikbaar zijn. Dit probleem wordt aangepakt met de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, waarmee alle entiteiten die actief zijn in plattelandsgebieden worden ondersteund ter bevordering van duurzame en inclusieve groei in de EU. Eind 2019 was er sinds 2014 in het kader van dit fonds rechtstreeks 50,4 miljard EUR betaald aan lidstaten, waarmee het fonds sneller uitbetaalde dan de andere Europese structuur- en investeringsfondsen.

    Over het geheel genomen levert het fonds een grote bijdrage aan de ontwikkeling. Zo is de breedbandtoegang in plattelandsgebieden aanzienlijk verbeterd (59 % van de huishoudens op het platteland had in 2019 toegang tot een netwerk van de volgende generatie). In totaal had 86 % van de huishoudens in de EU in 2019 breedbandtoegang. ( 19 ). De mate waarin de doelstellingen in verband met de levensvatbaarheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven eind 2018 waren behaald was relatief goed, gezien het feit dat de uitvoering van investeringsactiviteiten doorgaans meerdere jaren in beslag neemt. Over het algemeen worden de economische prestaties en de marktdeelneming van de ondersteunde landbouwbedrijven dankzij de investeringssteun verhoogd. Steun voor kundige (jonge) landbouwers kan positieve gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven, voornamelijk wat betreft hun productiviteit en concurrentievermogen.

    Uit de prestatiebeoordeling die in 2019 is uitgevoerd, blijkt dat het programma redelijk goed functioneerde, ook in vergelijking met andere Europese structuur- en investeringsfondsen. Eind 2018 waren de mijlpalen van circa 64 % van de programma’s voor plattelandsontwikkeling behaald, terwijl 13 % ernstig tekort was geschoten bij het behalen van ten minste een mijlpaal. Op dergelijke programma’s waren doorgaans langetermijninvesteringen van toepassing en de desbetreffende lidstaten hebben corrigerende maatregelen getroffen.

    Voor de voorstellen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2020 zijn de verschillende problemen geïnventariseerd en hierin is een nieuw strategisch plan opgenomen dat beide pijlers omvat en dat gericht is op het ondersteunen van een rendabel landbouwinkomen en veerkracht in de hele EU om de voedselzekerheid te waarborgen.

    De steun voor plattelandsontwikkeling zal ook een doorslaggevende bijdrage leveren aan de nieuwe oproep voor betere milieu- en klimaatacties in verband met de Europese Green Deal. In de plannen zal meer nadruk liggen op onderzoek, technologie en digitalisering en staat het aantrekken van jonge landbouwers centraal, terwijl tegelijkertijd de werkgelegenheid, groei, sociale inclusie en lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden verder worden bevorderd.

    1.5.3    Investeringen in duurzame visserij lonen wat betreft hogere en stabiele opbrengsten, de winstgevendheid van de vloot en banen

    De uitdagingen in de maritieme sector zijn net even anders en hebben in grote mate te maken met de werkgelegenheid in kustgebieden en duurzaam beheer van visbestanden. Uit recente economische gegevens blijkt dat duurzame visserij loont wat betreft hogere en stabiele opbrengsten, de winstgevendheid van de vloot en banen. Net als in de voorgaande jaren is het instandhoudingsbeleid in de visserijsector van de EU gericht op de doelstelling om uiterlijk in 2020 de maximale duurzame opbrengst voor visbestanden te bereiken. Er worden waar nodig noodmaatregelen getroffen; zo was de visserij op kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee in de tweede helft van 2019 gesloten. Desondanks zijn er verdere inspanningen nodig om uiterlijk in 2020 de maximale duurzame opbrengst voor alle commercieel geëxploiteerde visbestanden te bereiken.

    Als lid van verschillende regionale organisaties voor visserijbeheer stimuleert de EU betere oceaangovernance, betere prestaties, een nalevingscultuur en wetenschappelijk onderbouwd visserijbeheer, met inbegrip van een ecosysteemgerichte en voorzorgsbenadering. De strijd tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij bleef een prioriteit. De EU steunde deze strijd in bilaterale samenwerking en in regionale organisaties voor visserijbeheer, subregionale instanties en mondiale fora.

    Verschillende EU-acties in het kader van het maritiem beleid hebben bijgedragen aan meer investeringen in een duurzame blauwe economie. De capaciteit van windenergie op zee in de EU groeit in vergelijking met de windenergie op land. Oceaanenergie heeft een relatief klein aandeel, maar naar verwachting zullen nieuwe technologieën de ingezette capaciteit in de nabije toekomst aanzienlijk verhogen. De lidstaten hebben vooruitgang geboekt bij het beter integreren van aquacultuur in hun ruimtelijke ordening en het verlagen van de administratieve lasten, maar er is meer nodig om het daadwerkelijke potentieel van de sector te benutten.

    Acties vanuit de begroting zijn vaak verbonden met het verbeteren van de duurzaamheid via investeringen in de infrastructuur en de digitalisering van de activiteiten. In 2019 heeft het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij steun verleend aan meer dan 8 700 vissersvaartuigen, te weten circa 10 % van de vloot van de EU. Geschat wordt dat de steun ten goede komt aan meer dan 80 000 vissers, hun echtgenoten of partners, 18 000 leden van producentenorganisaties en 40 000 werknemers van verwerkende bedrijven ( 20 ).

    Uit de prestatiebeoordeling die in 2019 is uitgevoerd, blijkt dat de mijlpalen van 70 % van de EU-prioriteiten in het kader van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij zijn behaald. Van de prestatiereserve werd 20 %, te weten 67 miljoen EUR, beschikbaar gesteld om opnieuw toe te wijzen, omdat de mijlpaal van de bijbehorende prioriteit niet was behaald. Dankzij het opnieuw toewijzen van de reserve konden de meeste lidstaten hun operationele programma’s uitgebreider beoordelen. Slechts één lidstaat (Slowakije) is zijn prestatiereserve kwijtgeraakt.

    1.6.Veiligheid en burgerschap

    In 2019 werd 4 miljard EUR (2 %) van de vastleggingskredieten toegekend aan “Veiligheid en burgerschap” (begrotingsonderdeel 3). Deze programma’s hebben betrekking op belangrijke politieke uitdagingen zoals migratie, grensbeheer, wetshandhaving, veiligheidsgerelateerde risico’s, gezondheid en consumentenbescherming, cultuur, de bestrijding van alle vormen van intolerantie en de bevordering van de rechten van kwetsbare groepen.

     

    Alle bedragen in miljoen EUR.

    Bron: Europese Commissie.

    1.6.1    Met de EU-begroting krijgen de lidstaten steun en solidariteit voor migratie en grensbeheer

    De EU-begroting heeft het voortgezette alomvattende antwoord in de Europese Unie op migratie-uitdagingen en het effectieve beheer van haar buitengrenzen ondersteund. Het werk aan de Europese migratieagenda heeft er positief toe bijgedragen dat veilige, ordelijke en reguliere migratie in de plaats komt van onveilige en ongecontroleerde migratie. Hieronder wordt een specificatie aangegeven van de financiering in het kader van begrotingsonderdeel 3 voor 2019 (binnen de EU). Met de financiering uit externe instrumenten (begrotingsonderdeel 4) wordt ook bijgedragen aan de externe dimensie van migratiebeleid, voornamelijk door het aanpakken van de onderliggende oorzaken van migratie.

    2,6 miljard EUR

    Steun ( 21 ) als antwoord op migratie-uitdagingen die in 2019 is verleend aan lidstaten en EU-agentschappen.

    Bron: Europese Commissie.

    Sinds 2015 hebben lidstaten en EU-agentschappen bijna 11 miljard EUR aan steun uit de EU-begroting ontvangen om te reageren op directe uitdagingen op het terrein door te investeren in betere en efficiëntere asielsystemen, efficiëntere terugkeerprocedures en integratiemaatregelen en een beter beheer van de buitengrenzen van de EU. Het Fonds voor asiel, migratie en integratie en het Fonds voor interne veiligheid spelen een belangrijke rol bij de onmiddellijke aanpak van migratiekwesties en de ondersteuning van de integratie van onderdanen uit niet-EU-landen in EU-gemeenschappen, terwijl het Europees Sociaal Fonds de integratie op de arbeidsmarkt en sociale inclusie van migranten ondersteunt. Sinds 2015 ( 22 ) is het volgende bereikt.

    Het Fonds voor asiel, migratie en integratie:

    ·heeft meer dan 2 miljoen mensen geholpen met steun voor asiel of huisvesting en bijna 30 000 opvangplaatsen gefinancierd;

    ·heeft bijna 6 miljoen mensen geholpen met integratiebijstand, en meer dan 70 000 mensen hebben deelgenomen aan activiteiten voor vertrek;

    ·heeft bijna 159 000 mensen geholpen om vrijwillig terug te keren en bijna 115 000 mensen terugkeer- en re-integratiebijstand verleend;

    ·heeft meer dan 62 000 mensen die internationale bescherming nodig hadden met hervestigingsregelingen veilige en legale migratiemogelijkheden naar de EU geboden;

    ·biedt samen met de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties jaarlijks 25 000 opvangplaatsen op het Griekse vasteland en de eilanden en financiële bijstand aan meer dan 90 000 asielzoekers;

    ·biedt samen met internationale partnerorganisaties 1 100 plaatsen voor onbegeleide minderjarigen in opvanglocaties op het Griekse vasteland en toegang tot onderwijs in openbare scholen voor meer dan 12 000 kinderen.

    Het Fonds voor interne veiligheid heeft bijgedragen aan:

    ·de verbetering van de infrastructuur van 1 987 consulaten van lidstaten;

    ·het bieden van een training inzake visumbeleid aan 3 629 personeelsleden, onder wie 424 immigratieverbindingsfunctionarissen in EU-ambassades over de hele wereld;

    ·de training van meer dan 15 500 functionarissen op het gebied van grensbeheer en misdaadpreventie;

    ·de financiering van 202 gemeenschappelijke onderzoeksteams en het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging.

    Bron: Europese Commissie.

    Op basis van het bestaande mandaat heeft het Europees Grens- en kustwachtagentschap in 2019 circa 7 000 grensbewakers en andere deskundigen ingezet om lidstaten te helpen bij de bescherming van de EU-grenzen en de uitvoering van het terugkeerbeleid van de EU. Frontex heeft de terugkeer van bijna 16 000 personen georganiseerd en geholpen bij het redden van meer dan 28 600 migranten op zee ( 23 ). De gezamenlijke operaties van het Europees Grens- en kustwachtagentschap hebben naast het terugdringen van irreguliere migratie geholpen bij het in beslag nemen van 390 gestolen voertuigen en meer dan 125 ton drugs aan de buitengrenzen.

    Het jaar 2019 was een mijlpaal voor het grensbeheer van de EU; zo werden de nieuwe regels ter versterking van het Europees Grens- en kustwachtagentschap in december van kracht ( 24 ). Dankzij deze regels kan het agentschap de lidstaten ondersteunen bij het beheer van hun grenzen en kan er gezamenlijk een geïntegreerd grensbeheer op EU-niveau worden uitgevoerd. Met deze brede nieuwe verordening wordt het beheer van de buitengrenzen van de EU versterkt en wordt er in het agentschap een permanent korps van 10 000 operationele personeelsleden opgericht. Dit permanente korps heeft uitvoerende bevoegdheden en beschikt over zijn eigen uitrusting om waar nodig in te grijpen langs de buitengrenzen van de EU of op verzoek van niet-buurlanden. Voor dit versterkte mandaat heeft het agentschap in het volgende financieel kader zoals dat is voorgesteld door de Commissie jaarlijks een aanzienlijk hogere bijdrage van de EU nodig die overeenstemt met de geleidelijke toename van personeelsleden en uitrusting.

    1.6.2    Met de EU-begroting worden burgers beschermd dankzij verbeterde civiele beschermingsmogelijkheden

    Rampen kennen geen grenzen. Een goed gecoördineerde aanpak op EU-niveau voorkomt dubbele hulpacties en zorgt ervoor dat de bijstand voldoet aan de daadwerkelijke behoeften van de getroffen regio. Civiele beschermingsbijstand is overheidshulp direct na een ramp om het verlies aan mensenlevens zo laag mogelijk te houden en door rampen veroorzaakte economische, materiële en milieuschade tot een minimum te beperken. De Europese responscapaciteit voor noodsituaties is opgericht voor een samenhangende, voorspelbare, kosteneffectieve en beter zichtbare EU-aanpak bij rampen en staat klaar om waar nodig hulp te bieden in lidstaten en niet-EU-landen. Het Uniemechanisme voor civiele bescherming van de EU is deels gefinancierd in het kader van begrotingsonderdeel 3 en deels onder begrotingsonderdeel 4.

    In maart 2019 heeft de EU het rampenrisicobeheer verbeterd en versterkt door het Uniemechanisme voor civiele bescherming te verbeteren. Het resultaat hiervan was rescEU en het doel is om burgers beter te beschermen tegen rampen en nieuwe risico’s beter te beheren. rescEU brengt een nieuwe reservecapaciteit in de Europese Unie met zich mee (de “rescEU-reserve”), die in eerste instantie een vloot blusvoertuigen en -helikopters omvat. rescEU is echter niet alleen van toepassing op bosbranden en is ook bedoeld voor de aanpak van andere dreigingen, zoals medische noodsituaties of chemische, biologische, radiologische en nucleaire incidenten. Voorafgaand aan de upgrade werd het Uniemechanisme voor civiele bescherming in 2019 twintig keer geactiveerd, met drie verzoeken om hulp vanuit de EU en zeventien van buiten de deelnemende staten. Later in 2019 werd het rescEU-programma ook geactiveerd om bij te dragen aan de brandbestrijding in Griekenland vanuit de lucht en werden er voorbereidende werkzaamheden getroffen om het nieuwe rescEU-mechanisme in te voeren. Vanwege de uitbraak van COVID-19 zijn alle inspanningen gericht op het aanleggen van een voorraad medische apparatuur, met een oorspronkelijke begroting van 50 miljoen EUR.

    1.6.3    De EU-begroting ondersteunt de eengemaakte markt door de veiligheid van consumenten en burgers te bevorderen

    Consumenten moeten erop kunnen vertrouwen dat er op de EU-markt geen plaats voor onveilige producten is en dat de relevante regels zowel nationaal als internationaal doeltreffend en efficiënt worden gehandhaafd. Daarom ondersteunt de EU een gecoördineerde, coherente aanpak voor de handhaving van de regels inzake veiligheid en markttoezicht tussen de lidstaten. De autoriteiten van de lidstaten hebben in 2019 in het kader van het consumentenprogramma meer dan 2 000 meldingen van gevaarlijke producten gedaan via het systeem voor snelle uitwisseling van informatie over gevaarlijke non-foodproducten.

    Veiligheid is net zo belangrijk als het over eten gaat. Het programma levensmiddelen en diervoeders draagt bij tot een hoog niveau van gezondheid van mens, dier en plant in de hele voedselketen door ziekten en plagen te voorkomen en uit te roeien en te waarborgen dat de consument en het milieu goed zijn beschermd. Deze acties verhogen het algehele veiligheidsniveau en versterken tegelijkertijd het concurrentievermogen van de levensmiddelen- en diervoederindustrie in de EU, waardoor het scheppen van werkgelegenheid wordt bevorderd. In 2019 zijn circa 13 500 ambtenaren in lidstaten en niet-EU-landen die verantwoordelijk zijn voor officiële controles opgeleid om hun effectiviteit, efficiëntie en betrouwbaarheid te verbeteren.

    Met het programma Justitie wordt de justitiële samenwerking tussen de autoriteiten van lidstaten bevorderd en bijgedragen aan de effectieve, coherente toepassing en handhaving van het EU-recht op civiel- en strafrechtelijk gebied, de rechten van personen die worden verdacht of beschuldigd van een strafbaar feit en de rechten van de slachtoffers van strafbare feiten. Dankzij het programma Justitie wordt de toepassing van veel rechtsinstrumenten van de EU bij justitiële samenwerking in strafzaken ondersteund, zoals het Europees aanhoudingsbevel, dat met meer dan 10 000 zaken per jaar het succesvolste EU-instrument in strafzaken is. In het elektronische Europees Strafregister Informatiesysteem, een IT-systeem dat wordt gebruikt door de centrale autoriteiten van de lidstaten, is een grote stijging van het aantal uitwisselingen van informatie geregistreerd: eind 2019 was er meer dan 3,5 miljoen keer informatie uitgewisseld.

    1.7.Europa als wereldspeler

    In 2019 werd 12 miljard EUR van de vastleggingskredieten (7 % van de totale begroting) toegekend aan “Europa als wereldspeler” (begrotingsonderdeel 4) en als volgt verdeeld onder de belangrijkste programma’s.

     

    Alle bedragen in miljoen EUR.

    Bron: Europese Commissie.

    De programma’s in het kader van dit begrotingsonderdeel dragen bij tot een sterker Europa in de wereld. Hiermee worden geografische en thematische acties gefinancierd die de armste mensen in de wereld helpen en ervoor zorgen dat de EU democratie, vrede, solidariteit, stabiliteit, armoedebestrijding, welvaart en de instandhouding van natuurlijke hulpbronnen zowel in haar directe omgeving als over de hele wereld bevordert. De ontwikkeling, het nabuurschap en ander extern beleid van de EU delen belangrijke doelstellingen, zoals het bevorderen van een duurzame economie die niet in strijd is met het bereiken van sociale en ecologische ontwikkeling, mensenrechten en het bevorderen van democratie, goed bestuur en de rechtsstaat. De EU is zich blijven inspannen voor crisispreventie om de vrede te bewaren en de internationale veiligheid te vergroten.

    1.7.1    Met externe samenwerking worden mondiale uitdagingen aangepakt, worden de EU-waarden bevorderd en wordt bijgedragen aan vrede en welvaart in de wereld

    In het kader van het externe optreden van de EU is het voornaamste doel van ontwikkelingssamenwerking de vermindering en, op de lange termijn, de uitbanning van armoede. De inzet en bijdrage van de EU hebben voornamelijk een grote rol gespeeld bij het verzekeren van voedsel- en voedingszekerheid, het ontwikkelen van duurzame landbouw en het ondersteunen van gezondheids- en onderwijsprogramma’s, door onder andere gendergelijkheid, de positie van vrouwen, de rechten van kinderen en cultuur te bevorderen. Economische groei en het scheppen van banen zijn ondersteund door de ontwikkeling van de handel en de particuliere sector, voornamelijk met betrekking tot lokale ondernemers, door de digitale economie te verbeteren en lokale werknemers training en onderwijs te verschaffen.

    De Europese Green Deal heeft een sterke externe dimensie die erop gericht is de rol van de EU als wereldleider op het gebied van milieu, klimaat en energie te versterken. Voor een effectieve uitvoering van de Agenda 2030 en de Overeenkomst van Parijs heeft de EU het milieu en klimaatverandering beter geïntegreerd in alle instrumenten en sectoren van haar internationale samenwerking en ontwikkeling.

    Het ambitieuze plan voor externe investeringen heeft innovatieve manieren geboden om publieke en private middelen voor het financieren van ontwikkeling te mobiliseren. Met initiatieven zoals de Digital Energy Facility heeft de EU de basis gelegd voor het moderniseren en digitaliseren van de energiesector, het bevorderen van innovatieve bedrijfsmodellen en het creëren van de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor betere wereldwijde toegang tot duurzame energie, waarbij de nadruk ligt op Afrika.

    In de context van de kleiner wordende burgerlijke en democratische ruimte heeft de EU opnieuw verklaard deze waarden onvoorwaardelijk wereldwijd te steunen en tegelijkertijd haar centrale rol in internationale fora bevestigd. Volgens de “rechtsstaat”-score van de Wereldbank is de situatie sinds 2014 gestaag verslechterd. Wat betreft bijvoorbeeld de verhouding zetels in nationale parlementen die worden bezet door vrouwen is de kleine vooruitgang die tussen 2015 en 2018 was geboekt in 2019 ongedaan gemaakt. De EU is de democratie, de rechtsstaat, het bestuur, mensenrechten en de beginselen van het internationale recht vooral via het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) blijven bevorderen.

    In 2019 zijn er met projecten en programma’s in Latijns-Amerika grote resultaten geboekt in belangrijke sectoren, zoals water en klimaatverandering, de particuliere sector en investeringen, economische ontwikkeling, veiligheid, de rechtsstaat en bestuur. Wat betreft regionale samenwerking zijn er in strategische sectoren succesvolle initiatieven gestart die in de loop van het jaar verder zijn ontwikkeld. Op het gebied van veiligheid zijn er twee acties overeengekomen om de samenwerking voor geïntegreerd grensbeheer binnen Latijns-Amerika te bevorderen, door vier grensovergangen waarbij zeven landen betrokken zijn te selecteren, en om de strijd tegen mensenhandel te ondersteunen.

    Bij de ontwikkelingssamenwerking in Azië en het Midden-Oosten/de Golfstaten lag de nadruk ook in 2019 op de minst ontwikkelde en kwetsbaarste landen met extra aandacht voor goed bestuur en hervormingen van de duurzame sector. Er was een versterkte focus op het scheppen van werkgelegenheid en inclusieve groei door de bevordering van investeringen. De ontwikkeling van de particuliere sector was essentieel, omdat deze een grote rol moet spelen in de duurzame economische ontwikkeling en groei.

    Het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede is van groot belang voor de inspanningen van de EU voor de bevordering van vrede onder verschillende omstandigheden in Afghanistan, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Colombia, Libië, Syrië, Oekraïne en Jemen. De versterking van de dialoog met de maatschappij, conflictpreventie en vredesopbouw zijn essentieel om te voorkomen dat humanitaire crises verergeren. De bescherming van de burgerbevolking is verbeterd door de ondersteuning van veiligheid en strijdkrachten in onrustige regio’s.

    Humanitaire hulp wordt samen met ontwikkelingssamenwerking ingezet om de gevolgen van conflicten en natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen aan te pakken op basis van behoeften. Dit biedt hulp in overeenstemming met de humanitaire beginselen menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. In totaal hebben in 2019 177 miljoen mensen humanitaire hulp ontvangen. Het grootste deel van de begroting voor humanitaire hulp van 2019 ging naar vluchtelingen uit Syrië en Jemen en mensen die door de conflicten in deze landen ontheemd zijn geraakt, terwijl 23 % tussen 2014 en 2019 naar “vergeten crises” ging (crises die weinig aandacht krijgen in de media en waarover dus weinig wordt bericht), zoals de regionale vluchtelingencrisis in Burundi, het conflict in Oekraïne en het conflict in Colombia waarbij de guerrillabeweging FARC betrokken is. De EU is zich blijven inspannen voor crisispreventie om de vrede te bewaren en de internationale veiligheid te vergroten. De EU was in 2019 betrokken bij elke wezenlijke humanitaire crisis. Bij grotere crises reageerde de EU steevast op situaties waarin er geen andere donoren waren en speelde zij vaak de rol van coördinator en katalysator. Het programma heeft ook bijgedragen aan de versterking van de capaciteit en weerbaarheid van kwetsbare of door rampen getroffen gemeenschappen. In rampgevoelige regio’s hebben 38 miljoen mensen geprofiteerd van acties voor rampenparaatheid. Een cruciaal aspect dat ten grondslag ligt aan de positieve resultaten van de EU bij het bevorderen van veerkracht is de groeiende overgang naar hulp in geld, omdat de Commissie haar zich hield aan de verbintenis om 35 % van de humanitaire hulp te verlenen via het betalen van geld.

    1.7.2    De EU pakt migratie-uitdagingen samen met haar internationale partners aan

    Sinds het begin van de migratiecrisis in 2015 heeft de EU miljoenen mensen in nood onmisbare steun en bescherming verleend, waarmee zij helpt de oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding aan te pakken door middel van economische en arbeidskansen en versterking van de veerkracht. Zij heeft ook geholpen bij de totstandbrenging van de voorwaarden voor legale migratie, onder andere door hervestiging, en effectief migratiebeheer. De werkzaamheden voor het voorkomen van irreguliere migratie zijn in samenwerking met partnerlanden voortgezet, onder meer door het bestrijden van migrantensmokkelnetwerken in de Sahel. Verder is er doorgewerkt aan de verbetering van de daadwerkelijke terugkeer van mensen zonder verblijfsrecht in de EU of andere landen. Eind 2019 lag het aantal irreguliere grensoverschrijdingen in de EU 92 % ( 25 ) onder het record uit 2015.

    Bovendien bleef de EU samenwerken met partners uit de hele wereld voor het aanpakken van uitdagingen in verband met gedwongen ontheemding. Elk jaar gaat 80 % van de begroting voor humanitaire hulp van de EU (1,6 miljard EUR in 2019) naar projecten voor het helpen van ontheemden en hun gastgemeenschappen om te voorzien in hun directe elementaire behoeften in conflictsituaties, crises of langdurige ontheemding.

    In 2019 heeft het Noodtrustfonds van de EU voor Afrika (EUTF) bijgedragen aan het bevorderen van de politieke dialoog met Afrikaanse partnerlanden, innovatieve benaderingen toegepast en opvallende en zichtbare resultaten geboekt in de drie operationele regio’s van het fonds (Noord-Afrika/de Hoorn van Afrika/de Sahel en het Tsjaadmeer) door de financiering en deskundigheid van veel belanghebbenden te bundelen. De resultaten van het fonds zijn verder geconsolideerd, waardoor er in totaal 224 programma’s zijn goedgekeurd voor een totaalbedrag van 4,4 miljard EUR.

    De faciliteit voor vluchtelingen in Turkije blijft de hulp die hard nodig is verlenen aan vluchtelingen en gastgemeenschappen in Turkije in alle prioritaire gebieden, d.w.z. basisbehoeften, onderwijs, gezondheidszorg, bescherming, sociaaleconomische steun en gemeentelijke infrastructuur. De eerste tranche van 3 miljard EUR is volledig aanbesteed met 72 projecten die zijn uitgerold. De volledige operationele begroting van de tweede tranche van 3 miljard EUR was eind 2019 volledig toegewezen. De stuurgroep van de faciliteit komt regelmatig bij elkaar om de uitvoering ervan te monitoren en aan te sturen. In de openbare, halfjaarlijkse monitoringverslagen wordt bevestigd dat de faciliteit haar doelen blijft behalen.

    Dankzij de faciliteit kregen meer dan 1,7 miljoen vluchtelingen een maandelijkse vergoeding, het zogenaamde sociale vangnet voor noodgevallen, om te voorzien in hun basisbehoeften. Eind 2019 waren 1,7 miljoen van de kwetsbaarste vluchtelingen geholpen met humanitaire hulp. In totaal waren 684 919 Syrische kinderen ingeschreven voor het schooljaar 2019-2020, wat overeenkomt met 63 % van het totale aantal Syrische kinderen in de schoolgaande leeftijd in Turkije. Sinds het begin van de faciliteit zijn meer dan 3 900 onderwijsvoorzieningen (waaronder kinderopvangcentra) verbeterd met nieuwe benodigdheden en zijn er veertig nieuwe scholen gebouwd. Nog eens 320 scholen zijn in aanbouw. Bovendien zijn er nu 179 gezondheidscentra operationeel. Sinds het begin van de financiering van de faciliteit zijn er 11,9 miljoen consulten in de eerstelijnsgezondheidszorg gegeven aan vluchtelingen en zijn er 3,5 miljoen vaccinaties verstrekt aan Syrische kinderen en zwangere vrouwen.

    Sinds juni 2019 heeft het Trustfonds van de EU in respons op de Syrische crisis diensten verleend onder andere op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, waterbeheer en levensonderhoud aan 4,3 miljoen mensen in de landen die zijn getroffen door de Syrische crisis. In totaal zijn 92 gezondheidscentra verbeterd, gerenoveerd en uitgerust.

    1.7.3    Met de EU-begroting kunnen buurlanden stabiele democratische instellingen ontwikkelen en behouden

    Met het instrument voor pretoetredingssteun worden kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten ondersteund bij de vaststelling en uitvoering van politieke, institutionele, juridische, administratieve, sociale en economische hervormingen die nodig zijn om te voldoen aan de waarden van de EU. Bovendien worden zij hiermee geholpen om zich geleidelijk aan te passen aan de regels, normen, beleidslijnen en praktijken van de EU met het oog op het EU-lidmaatschap. Op vijf beleidsterreinen wordt financiële steun verleend aan de begunstigde landen ( 26 ): a) hervormingen ter voorbereiding op het EU-lidmaatschap en de daarmee verband houdende opbouw van instellingen en capaciteit; b) sociaaleconomische en regionale ontwikkeling; c) werkgelegenheid, sociaal beleid, onderwijs, bevordering van gendergelijkheid en ontwikkeling van het menselijk potentieel; d) landbouw en plattelandsontwikkeling; en e) regionale en territoriale samenwerking. In het onderstaande kader staat een specifiek voorbeeld van de werking van dit instrument.

    In Noord-Macedonië verslechtert de kwaliteit van zowel het oppervlaktewater als het grondwater, door het lozen van onbehandeld of onvoldoende behandeld afvalwater. Dankzij de afvalwaterzuiveringsinstallatie die in het oosten van het land is gebouwd, profiteert de hele bevolking van die regio van in totaal 54 676 mensen rechtstreeks van naar behoren behandeld afvalwater. Ook alle landbouwbedrijven plukken de vruchten van betere milieu-omstandigheden voor hun producten. Zowel burgers als de natuur zijn gezonder. Er wordt minder onbehandeld gemeentelijk afvalwater geloosd in de rivier de Strumica, waardoor de negatieve invloed op de kwaliteit van watervoorraden, de natuur en de gezondheid in de regio Strumica tot een minimum wordt beperkt.

    De rechtsstaat zal in de toetredingsonderhandelingen nog meer centraal staan, bijvoorbeeld door het opnemen van corruptiebestrijding en door meer nadruk te leggen op de volgende grondslagen: functionerende democratische instellingen, de hervorming van het overheidsapparaat en de ondersteuning van economische hervormingen. Wat betreft de naleving van deze fundamentele onderdelen van de politieke criteria voor uitbreidingslanden, is de situatie verbeterd. Eind 2019 was er in Turkije sprake van achteruitgang op het gebied van de rechtsstaat en grondrechten, de hervorming van het overheidsapparaat en de functionerende markteconomie. Dit heeft geleid tot de goedkeuring van een herzien indicatief strategiedocument in augustus 2018. Eerdere indicatieve toewijzingen voor pretoetredingssteun in Turkije voor de periode 2018-2020 zijn met 40 % verlaagd. Bij de selectie van projecten in het kader van het nieuwe instrument voor pretoetredingssteun ligt de nadruk op de fundamentele onderdelen van het acquis, voornamelijk de rechtsstaat, waarbij uitsluitend technisch volwassen projecten worden geselecteerd voor ondersteuning.

    Het Europees nabuurschapsinstrument is het belangrijkste financiële instrument voor de uitvoering van het Europees nabuurschapsbeleid ( 27 ), dat politieke en economische hervormingen ondersteunt om stabiliteit, veiligheid en welvaart in de directe omgeving van de EU te bevorderen. Er zijn met name positieve ontwikkelingen in het Oostelijk Nabuurschap, met goede resultaten op de prioritaire gebieden economie, connectiviteit en sterkere samenleving. Er moet echter meer vooruitgang worden geboekt op het gebied van de rechtsstaat, corruptiebestrijding, ruimte voor het maatschappelijk middenveld en onafhankelijke media. In het Zuidelijk Nabuurschap wordt de vooruitgang belemmerd door externe factoren, zoals politieke instabiliteit en de veiligheidssituatie. De samenwerking met partnerlanden in Noord-Afrika is een uitdaging en is vooral in Libië afhankelijk van voortdurend veranderende parameters. De inspanningen voor democratische en economische hervormingen in Tunesië en de hervatting van de samenwerking met Marokko maken de aanhoudende steun echter relevant en veelbelovend. In het hele Midden-Oosten zorgt de invloed van voortdurende conflicten, onzekerheid en slecht bestuur voor de destabilisering van de EU-partners, de ontwrichting van de handel en investeringen en de beperking van de mogelijkheden voor de bevolking. Deze structurele tekortkomingen worden nog eens versterkt door het grote aantal vluchtelingen en ontheemden.

    1.7.4    Het verhogen van de effectiviteit, flexibiliteit en coherentie van de externe instrumenten van de EU

    De Commissie heeft voorgesteld om in het kader van het toekomstige meerjarig financieel kader een nieuw, geïntegreerd instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking in het leven te roepen. Dit wordt het belangrijkste instrument van de EU voor de uitbanning van armoede en de bevordering van duurzame ontwikkeling, welvaart, vrede en stabiliteit. Met de nieuwe langetermijnbegroting zal de externe dimensie van de EU-begroting aanzienlijk worden gemoderniseerd. Op basis van de lessen die zijn getrokken uit de huidige instrumenten worden hiermee de effectiviteit en zichtbaarheid van de externe beleidslijnen van de EU vergroot, wordt de afstemming op interne beleidslijnen versterkt en krijgt de EU de flexibiliteit om sneller te reageren op nieuwe crises en uitdagingen.

    1.8.Speciale instrumenten

    1.8.1    De EU-begroting heeft de solidariteit binnen de EU laten zien door noodhulp te financieren en de gevolgen van globalisering te verzachten

    Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

    Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering verleent steun aan ontslagen werknemers en aan mensen die hun activiteiten hebben stopgezet als gevolg van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen die zijn toe te schrijven aan de globalisering of als gevolg van de negatieve gevolgen van de wereldwijde financiële en economische crisis. Tussen 2014 en 2019 is er met de financiering van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering steun geboden aan 45 047 werknemers en 4 099 jongeren die geen werk hebben en evenmin onderwijs of een opleiding volgen in 27 verschillende economische sectoren. In 2019 is er slechts één aanvraag ingediend (maar niet goedgekeurd). Dit komt wellicht doordat er minder massaontslagen door toedoen van de globalisering waren en door de algehele verbetering van de economische situatie in de lidstaten voorafgaand aan de crisis, waardoor werknemers eenvoudiger konden re-integreren op de arbeidsmarkt.

    Volgens de eindverslagen die tussen 2017 en 2019 zijn ontvangen, is gemiddeld 61 % van de werknemers na de hulp van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering begonnen met een nieuwe baan. Het re-integratiepercentage van de individuele gevallen varieerde echter van 40 % tot 92 %, afhankelijk van de economische sector en het betrokken gebied, omdat dit wordt beïnvloed door de absorptiecapaciteit van de lokale en regionale arbeidsmarkt.

    Enkele verbeterpunten die naar voren kwamen uit de tussentijdse evaluatie voor 2014-2020 zijn de lange mobilisatieprocedure en de moeilijkheden waar lidstaten mee te maken krijgen bij het verstrekken van de uitgebreide achtergrondanalyse van de gebeurtenis die de aanleiding vormt (globalisering of crises) die nodig is voor de mobilisatie van de financiering. Deze aandachtspunten worden aan de orde gesteld in het voorstel van de Commissie voor de volgende langetermijnbegroting en in overeenstemming daarmee wordt de steun van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering uitsluitend gebaseerd op het criterium aanzienlijk effect dat is vastgesteld op 250 ontslagen werknemers.

    Het Solidariteitsfonds van de EU

    Het Solidariteitsfonds van de EU wordt op verzoek van een in aanmerking komende lidstaat geactiveerd bij grote of regionale natuurrampen, zoals aardbevingen, overstromingen, droogte, bosbranden, stormen of grote noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid. Het wordt gebruikt om de lidstaten en regio’s te helpen hun weerbaarheid en paraatheid te vergroten om de negatieve gevolgen van klimaatverandering en andere natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen het hoofd te bieden.

    In 2019 werd naar aanleiding van aanvragen van drie lidstaten met betrekking tot natuurrampen uit 2018 293 miljoen EUR toegekend voor de financiering van nood- en hersteloperaties: overstroming in Roemenië en slechte weersomstandigheden in Italië en Oostenrijk. In 2019 ontving de Commissie vier steunaanvragen: van Oostenrijk in verband met de extreme weersomstandigheden in 2018, van Griekenland in verband met de stormen op Kreta in 2019, van Portugal in verband met de storm Lorenzo op de Azoren in 2019 en van Spanje in verband met extreem weer eind 2019.

    In mei 2019 heeft de Commissie de eerste ex-postevaluatie ( 28 )van het optreden van het Solidariteitsfonds van de EU tussen 2002 en 2016 gepubliceerd, waarin de toegevoegde waarde van het instrument voor de EU werd bevestigd. In de evaluatie werd geconcludeerd dat het fonds een waardevol instrument in de toolkit van de EU voor interventies in rampsituaties is. Tegelijkertijd moet er meer aandacht worden besteed aan beleidsmaatregelen die het interventiepotentieel van het fonds vergroten.    

    (1)

    ()    Raadpleeg bijlage 1 – Overzicht van de prestaties van de programma’s voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling.

    (2)

    ()    Raadpleeg bijlage 1 – Overzicht van de prestaties van de programma’s voor het Cohesiefonds.

    (3)

    ()    Directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling, Jaarlijks activiteitenverslag 2019.

    (4)

    ()    Bron:  SWD(2016) 318, “Ex-postevaluatie van het EFRO en CF 2007-13 ” van 19.9.2016.

    (5)

    ()    Directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling, Jaarlijks activiteitenverslag 2019. Bron: Berekeningen van Eurostat en DG Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling.

    (6)

    ()    Raadpleeg bijlage 1 – Overzicht van de prestaties van de programma’s voor het Europees Sociaal Fonds.

    (7)

    ()    Inclusief de nationale medefinanciering bedraagt deze investering 66 miljard EUR.

    (8)

    ()    Open Data Platform Regionale Ontwikkeling ( https://cohesiondata.ec.europa.eu/themes/4# ). Gegevens verkregen in maart 2020.

    (9)

    ()    Open Data Platform Regionale Ontwikkeling ( https://cohesiondata.ec.europa.eu/themes/6# ). Gegevens verkregen in maart 2020.

    (10)

    ()    Met kooldioxide-equivalent wordt uitgedrukt hoeveel aardopwarming een bepaalde soort en hoeveelheid broeikasgas kan veroorzaken, waarbij de functionele gelijkwaardige hoeveelheid of concentratie kooldioxide als referentie wordt gebruikt.

    (11)

    ()    Open Data Platform Regionale Ontwikkeling ( https://cohesiondata.ec.europa.eu/themes/6# ). Gegevens verkregen in maart 2020.

    (12)

    ()    Raadpleeg bijlage 1 – Overzicht van de prestaties van de programma’s voor het Cohesiefonds.

    (13)

    ()    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Strategisch verslag 2019 over de uitvoering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (COM(2019) 627). Dit samenvattende verslag van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen over de programma’s en de voortgangsverslagen over de uitvoering tot het einde van 2018 is gepubliceerd op 17 december 2019. Voor alle fondsen bij elkaar is de projectselectie (besloten financiering) sinds 2017 meer dan verdubbeld. Deze bedraagt 464 miljard EUR (72 % van de totaal geplande investering).

    (14)

    ()    Als de mijlpaal aan het einde van 2018 ten minste voor 85 % was behaald, werd de prestatie als toereikend beschouwd.

    (15)

    ()    Raadpleeg bijlage 1, Overzicht van de prestaties van de programma’s voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds en het Europees Sociaal Fonds.

    (16)

    ()     https://cohesiondata.ec.europa.eu/stories/s/A-guide-to-the-ESIF-performance-framework/szxz-5m2d

    (17)

    ()    Bron: Uitvoeringsverslagen van de lidstaten over 2018 die in juni 2019 zijn ingediend bij de Commissie. De gegevens over 2019 komen halverwege juli 2020 beschikbaar.

    (18)

    ()    Bijlage 1 bevat meer gegevens.

    (19)

    ()    Onderzoek naar breedbanddekking in Europa 2018 ( https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/news/study-broadband-coverage-europe-2018 ).

    (20)

    ()    Raadpleeg bijlage 1 – Overzicht van de prestaties van de programma’s voor het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij.

    (21)

    ()    Waarden volgens Migratieverslag 2019 met C1-kredieten, exclusief het Fonds voor interne veiligheid en veiligheidsgerelateerde gedecentraliseerde agentschappen.

    (22)

    ()    Op basis van de goedkeuring van de rekeningen van de lidstaten voor de begrotingsjaren 2015-2019.

    (23)

    ()    Gegevensbron: Het Europees grens- en kustwachtagentschap. Het agentschap kan lidstaten uitsluitend helpen bij de uitvoering van uitvoerbare terugkeerbesluiten die zijn afgegeven door de bevoegde nationale autoriteiten.

    (24)

    ()    Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht.

    (25)

    ()    Een afname van 1 822 177 in 2015 naar 141 741 in 2019.

    (26)

    ()    De huidige begunstigden zijn: Albanië , Bosnië en Herzegovina ,  Noord-Macedonië , Kosovo (deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo), Montenegro , Servië en Turkije .

    (27)

    ()    Via haar Europees nabuurschapsbeleid, dat in november 2015 werd herzien, werkt de EU samen met haar zuidelijke en oostelijke buurlanden aan de bevordering van stabiliteit, veiligheid en welvaart, in overeenstemming met de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU.

    (28)

    ()    Directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling, Ex-postevaluatie van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie 2002-2016 ( https://ec.europa.eu/regional_policy/en/information/publications/evaluations/2019/ex-post-evaluation-of-the-european-union-solidarity-fund-2002-2016 ).

    Top

    Brussel, 24.6.2020

    COM(2020) 265 final

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE

    AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER


    Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting – Begrotingsjaar 2019


    Deel 2 –
    Interne controle en financieel beheer

    2.1.De Commissie beheert de EU-begroting in een complexe omgeving

    De Commissie hecht veel belang aan het goede financiële beheer van de EU-begroting, het Europees Ontwikkelingsfonds en de trustfondsen van de EU. Het is de taak van de Commissie om het geld van de belastingbetaler zo goed mogelijk te gebruiken voor het behalen van de beleidsdoelstellingen van de EU. Daarom is het essentieel om zowel te waarborgen dat de geldende regels goed worden nageleefd als dat de financiering op doeltreffende, efficiënte en zuinige wijze terechtkomt bij de beoogde begunstigden. Om die reden streeft de Commissie ernaar om de hoogste normen voor financieel beheer te bereiken en tegelijkertijd de juiste balans te behouden tussen weinig fouten, snelle betalingen en redelijke kosten voor controles.

    2.2.De EU-begroting: veel verschillende gebieden, begunstigden en uitgaven

    In 2019 bedroegen de uitgaven ( 1 ) uit de EU-begroting 147 miljard EUR (zie onderstaande tabel), wat overeenkomt met 240 000 betalingen variërend van een paar honderd euro (Erasmus-beurzen) tot honderden miljoenen euro’s (grote projecten zoals ITER of Galileo en Copernicus, en begrotingssteun aan ontwikkelingslanden). Deze betalingen worden gedaan ter ondersteuning van uiteenlopende activiteiten, zoals landbouw en de ontwikkeling van stedelijke en plattelandsgebieden, de verbetering van digitale en vervoersinfrastructuur, onderzoek, hulp voor kleine en middelgrote ondernemingen, de bescherming van het milieu, opleidingen voor werklozen, de integratie van migranten en grensbescherming, steun voor landen die willen toetreden tot de EU en hulp voor buurlanden en ontwikkelingslanden. Er zijn talloze ontvangers van EU-fondsen in allerlei soorten en maten.

    Natuurlijke hulpbronnen

    Cohesie

    Onderzoek, industrie, ruimte, energie en vervoer

    Externe betrekkingen

    Ander intern beleid

    Overige diensten en administratie

    7 miljard EUR (5 %)

    59 miljard EUR (40 %)

    47 miljard EUR (32 %)

    15 miljard EUR
    (10 %)

    12 miljard EUR (8 %)

    7 miljard EUR (5 %)

    Van de 10,5 miljoen landbouwbedrijven werden 6,2 miljoen landbouwbedrijven ondersteund

    Regio’s en steden

    Bijna 500 000 ondernemingen ondersteund sinds 2014

    Meer dan 12 000 kleine en middelgrote ondernemingen ondersteund,

    evenals onderzoekers, laboratoria en grote organisaties

    90 niet-EU-landen en grondgebieden die rechtstreekse steun ontvangen, evenals talloze internationale en niet-gouvernementele organisaties

    Erasmus+: in 2019 bijna 360 000 studenten ondersteund

    (meer dan 4,6 miljoen deelnemers sinds 2014)

    Relevante uitgaven van de EU-begroting die de Commissie in 2019 heeft verricht, per beleidsterrein, in % en in miljard EUR

    Bron: Jaarlijkse activiteitenverslagen van de Europese Commissie.

    Meer dan twee derde van de begroting wordt onder gedeeld beheer uitgevoerd. De lidstaten of door hen aangewezen organen verdelen de fondsen en beheren de uitgaven in overeenstemming met het nationale en EU-recht (bv. in geval van uitgaven met betrekking tot cohesie en natuurlijke hulpbronnen). De rest van de begroting wordt rechtstreeks uitgegeven door de Commissie of indirect in samenwerking met uitvoerende entiteiten. In de onderstaande tabel worden de drie beheersvormen beschreven.

    Beheersvorm

    Beschrijving

    % van de relevante uitgaven in 2019

    Voorbeelden van programma’s/besteding

    Andere betrokken actoren, in samenwerking met de Commissie

    Direct beheer

    Fondsen worden besteed door de Commissie

    22 %

    Horizon 2020;

    Connecting Europe Facility;

    administratieve uitgaven

    N.v.t. (financiering gaat rechtstreeks naar de begunstigden)

    Indirect beheer

    Fondsen worden in samenwerking met externe entiteiten besteed

    7 %

    Erasmus+;

    deel van de ontwikkelingshulp en humanitaire hulp; pretoetredingssteun

    Agentschappen,

    gemeenschappelijke ondernemingen,

    Verenigde Naties, Wereldbank, Europese Investeringsbank, Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, niet-EU-landen

    Gedeeld beheer

    Fondsen worden besteed in samenwerking met nationale en/of regionale autoriteiten van lidstaten, die de eerste verantwoordelijkheid hebben

    71 %

    Landbouwfondsen; Fonds voor maritieme zaken en visserij;

    Europees Fonds voor regionale ontwikkeling; Europees Sociaal Fonds;

    migratie- en veiligheidsfondsen

    Betaalorganen voor gemeenschappelijk landbouwbeleid: 76;

    beheersautoriteiten voor cohesiefondsen: 492, in alle lidstaten

    Gezien het feit dat de EU-begroting op veel verschillende manieren en met verschillende actoren wordt uitgevoerd, zijn de bijbehorende risico’s voor elk programma en elke beheersvorm anders (zie bijlage 3). Hier wordt rekening mee gehouden bij de ontwikkeling van de controlestrategieën (zie deel 2.2).

    2.3.Governance, verantwoording en transparantie

    Het verantwoordingstraject

    Het door de Europese Commissie gebruikte governancesysteem is toegesneden op haar unieke structuur en rol. De governanceregelingen van de Commissie zijn in de loop der tijd verbeterd en aangepast aan veranderende omstandigheden. Interne en externe auditors hebben onlangs bevestigd dat deze regelingen solide zijn. De Commissie-Von der Leyen, die in december 2019 is aangetreden, stelt verantwoording en transparantie ook centraal in haar werkzaamheden, zoals is bevestigd in de bijgewerkte werkmethoden ( 2 ) en opdrachtbrieven die naar alle leden van de Commissie zijn verzonden. De laatste ontwikkelingen zijn opgenomen in de bijgewerkte mededeling over governance in de Commissie die samen met dit verslag wordt gepubliceerd ( 3 ).

    Het college van commissarissen is politiek verantwoordelijk voor het beheer van de EU-begroting. De belangrijkste bouwstenen van de governance van de EU-begroting, die worden ondersteund door een duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheden tussen politieke en beheersniveaus, leiden tot een solide keten van zekerheidsopbouw en verantwoordingsplicht. Deze zijn weergegeven in het onderstaande schema. Op Commissieniveau is het verantwoordingskader gebaseerd op goed gedefinieerde beheersverantwoordelijkheden en verslaglegging (zie hieronder).

    Deze robuuste governanceregelingen helpen het college van commissarissen om de doelstellingen van de Commissie te verwezenlijken, de middelen efficiënt en effectief te gebruiken en te waarborgen dat de EU-begroting wordt uitgevoerd in overeenstemming met de beginselen van goed financieel beheer.

    De zekerheidsopbouw en verantwoordingsplicht van de Commissie: duidelijke rollen en verantwoordelijkheden.

    Bron: Europese Commissie.

    Verantwoording en verslaglegging op dienstenniveau

    Het college van commissarissen delegeert het dagelijkse operationele beheer aan de vijftig directeuren-generaal ( 4 ) of het equivalent daarvan ( 5 ) (hierna te noemen de directeuren-generaal), die de administratieve structuren van de Commissie leiden. Zij beheren en vormen hun diensten volgens de institutionele regels en normen van de Commissie om hun doelstellingen te verwezenlijken zoals deze zijn gedefinieerd in hun strategische plannen, waarbij zij rekening houden met de beschikbare middelen. Zij zijn verantwoordelijk voor het deel van de EU-begroting dat door hun diensten wordt uitgevoerd.

    In hun jaarlijkse activiteitenverslagen brengen zij op transparante wijze verslag uit van de bereikte prestaties en resultaten, de werking van hun interne-controlesystemen en het financieel beheer van hun aandeel van de EU-begroting, met inachtneming van de zekerheid die de lidstaten onder gedeeld beheer hebben geboden. In het betrouwbaarheidsverslag, dat deel uitmaakt van het jaarlijkse activiteitenverslag, verklaren zij of zij redelijke zekerheid hebben dat:

    ·de informatie in hun verslag een “getrouw beeld” (d.w.z. betrouwbaar, volledig en correct) geeft van de stand van zaken in hun dienst;

    ·de aan hun dienst toegewezen middelen voor het beoogde doel ervan en overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer zijn gebruikt;

    ·de binnen hun dienst ingevoerde controleprocedures de nodige garanties verstrekken in verband met de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

    Om deze zekerheid te verkrijgen, gebruiken de directeuren-generaal alle beschikbare informatie (die is samengevat in hun jaarlijkse activiteitenverslag), te weten:

    ·de resultaten van de controles die door of namens hun eigen diensten zijn uitgevoerd;

    ·de controle- en beheersinformatie die door de lidstaten en andere uitvoerende entiteiten op basis van hun eigen controlesystemen wordt verstrekt, in het geval van gedeeld en indirect beheer;

    ·het werk dat is gedaan door de dienst Interne Audit (zie bijlage 6);

    ·audits van de Europese Rekenkamer, de onafhankelijke externe controleur van de EU.

    Als hierin tekortkomingen met een aanzienlijke impact worden vastgesteld, dan nemen zij in hun betrouwbaarheidsverklaring een voorbehoud op. Tegelijkertijd stellen zij actieplannen op om toekomstige risico’s te beperken en hun controlesystemen te versterken (zie deel 2.3.5 en bijlage 4).

    Verantwoording en verslaglegging op institutioneel niveau

    Het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting bevat de situatie op het niveau van de Commissie. Dit verslag maakt deel uit van het pakket geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie ( 6 ) dat wordt goedgekeurd door het college en is gebaseerd op de zekerheid en voorbehouden uit alle jaarlijkse activiteitenverslagen.

    De daaropvolgende jaarlijkse kwijtingsprocedure stelt het Europees Parlement en de Raad in staat de Commissie politiek verantwoordelijk te stellen voor de uitvoering van de EU-begroting. Het besluit van het Europees Parlement over de kwijting wordt gebaseerd op:

    ·de verslagen van de Europese Rekenkamer waarin zij een oordeel geeft over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven, en de resultaten van haar audits van specifieke uitgaven of beleidsterreinen, of begrotings- of beheerskwesties presenteert;

    ·de geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie:

    ·hoorzittingen met commissarissen en directeuren-generaal en antwoorden op schriftelijke vragen;

    ·een aanbeveling van de Raad.

    De Commissie brengt elk jaar tijdens de kwijtingsprocedure verslag uit over haar follow-up van verzoeken van het Europees Parlement en de Raad aan de Commissie.

    2.4.De Commissie vertrouwt op verschillende instrumenten om te waarborgen dat het geld van de belastingbetaler goed wordt beheerd

    De Commissie beschikt over verschillende instrumenten om ervoor te zorgen dat de begroting goed wordt uitgevoerd en wordt beschermd tegen tekortkomingen en onregelmatigheden in deze complexe omgeving.

    2.5.Een sterk interne-controlekader

    De Commissie heeft een sterk institutioneel interne-controlekader dat is gebaseerd op de hoogste internationale normen ( 7 ).

    De directeuren-generaal voeren dit institutionele kader binnen hun diensten uit met afgestemde interne-controlesystemen, waarbij rekening wordt gehouden met hun specifieke werkomgeving, risico’s en behoeften. Zij worden hierin bijgestaan door de centrale diensten ( 8 ), die instructies, richtsnoeren en adviezen verschaffen en de uitwisseling van goede praktijken vergemakkelijken. Elk jaar beoordelen zij de werking van hun interne-controlesystemen volgens een gemeenschappelijke methode en vatten zij hun conclusies samen in hun jaarlijkse activiteitenverslagen.

    Bovendien kan de dienst Interne Audit controle-opdrachten uitvoeren over de werking van de interne-controlesystemen en de beoordeling van deze systemen door de diensten van de Commissie (zie bijlage 6).

    Voor 2019, het tweede jaar waarin het huidige interne-controlekader volledig werd uitgevoerd, blijkt uit de beoordelingen van de diensten van de Commissie dat hun interne-controlesystemen doeltreffend blijven. De globale situatie wordt weergegeven in het onderstaande diagram.

    De beoordeling bevat een bevestiging van de verbeteringen in verband met de controleactiviteiten, de positieve impact van het versterkte institutionele toezicht op risico-identificatie en risicobeheer en de verbeteringen op het gebied van informatietechnologie.

    Uit deze resultaten blijkt dat de Commissie een gevorderd niveau van interne controle heeft bereikt. De centrale diensten blijven richtsnoeren verschaffen en de uitwisseling van goede praktijken vergemakkelijken om het interne-controlekader nog meer te bevorderen als beheersinstrument waarmee de organisatie haar doelstellingen kan behalen.



    Beoordeling van de werking van de 17 internecontrolebeginselen

    Bron: Jaarlijkse activiteitenverslagen van de Europese Commissie.

    2.6.Met meerjarige controlestrategieën wordt gewaarborgd dat het geld van de belastingbetaler goed wordt besteed

    Binnen het institutionele kader van de Commissie stellen de directeuren-generaal, als beheerders van de EU-begroting, meerjarige controlestrategieën op voor het voorkomen van fouten en, als het niet mogelijk is om fouten te voorkomen, voor het opsporen en corrigeren ervan. Hiervoor moeten zij hun zekerheid vanaf het begin opbouwen en de fouten waardoor de EU-uitgaven worden getroffen gedetailleerd beoordelen, d.w.z. per programma of een ander relevant uitgavensegment. Op deze manier kan de Commissie tekortkomingen opsporen en corrigeren en ook de onderliggende oorzaken van systeemfouten vaststellen (bv. de complexiteit van de regels), gericht corrigerende maatregelen treffen en ervoor zorgen dat er in de opzet van toekomstige financiële programma’s rekening wordt gehouden met de lessen die worden getrokken.

    Van preventie naar opsporing en correctie

    Aangezien de uitgavenprogramma’s van de EU als meerjarenprogramma’s zijn opgezet, bestrijken de desbetreffende controlesystemen en beheerscycli ook meerdere jaren. Dit betekent dat fouten die in een bepaald jaar worden ontdekt, pas worden gecorrigeerd in het lopende jaar of in latere jaren nadat de betaling is gedaan en tot de afsluiting aan het einde van de looptijd van het programma. Bovendien zijn de controlestrategieën naar risico gedifferentieerd, d.w.z. dat ze worden aangepast aan de verschillende beheersmethoden, beleidsterreinen en/of financieringsregelingen en de bijbehorende risico’s.

    De meerjarige controlecyclus van de Commissie (zie deel 2.3.1 hieronder voor de resultaten voor 2019 uit de cirkels)

    Bron: Europese Commissie.

    De preventie van fouten

    Preventie is de eerste verdedigingslinie tegen fouten. De belangrijkste preventieve mechanismen van de Commissie omvatten controles door de beheersautoriteiten van de lidstaten (onder gedeeld beheer), controles vooraf die leiden tot de afwijzing van niet-subsidiabele bedragen voordat de Commissie uitgaven aanvaardt en betalingen verricht, systeemcontroles om tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen van uitvoerende partners op te sporen (preventief voor toekomstige uitgaven) en de onderbreking en schorsing van betalingen totdat de tekortkomingen in de systemen zijn opgelost.

    Deze maatregelen dienen ook als stimulans voor de lidstaten om betalingen te corrigeren voordat ze hun kostendeclaraties indienen bij de Commissie. Dit verklaart waarom het risicobedrag bij betaling onder gedeeld beheer relatief laag is voor betalingen die de Commissie aan de lidstaten heeft gedaan, omdat de fouten al door de lidstaten zijn gecorrigeerd voordat ze hun betalingsaanvragen of jaarrekening ter goedkeuring indienen bij de Commissie.

    In 2019 is voor 416 miljoen EUR aan preventieve maatregelen bevestigd. Het gaat onder meer om aftrekkingen en andere aanpassingen vóór betaling/aanvaarding van rekeningen door de Commissie, aftrekkingen door lidstaten van nieuwe uitgaven die bij de Commissie zijn gedeclareerd (aftrekken aan de bron) en andere aanpassingen vooraf.

    Bovendien hebben de lidstaten voor cohesiebeleidsfondsen voor de periode 2014-2020 voor in totaal 670 miljoen EUR aan correcties toegepast. Dit is het gevolg van de versterkte regelgevingsbepalingen waardoor de verantwoordingsplicht van beheersautoriteiten wordt vergroot en de positie van de Commissie bij het beschermen van de EU-begroting tegen onregelmatige uitgaven aanzienlijk wordt versterkt.

    Naast deze mechanismen helpen de aan de uitvoerende partners verstrekte richtsnoeren ook bij het voorkomen van fouten.

    Opsporing en correctie van fouten waardoor de EU-uitgaven worden getroffen

    Indien preventiemechanismen niet doeltreffend zijn, is het belangrijk dat de fouten waardoor de EU-uitgaven worden getroffen achteraf worden opgespoord met controles op bedragen die de Commissie heeft aanvaard en betaald (controles achteraf).

    De Commissie corrigeert deze fouten in hetzelfde of de volgende jaren door middel van financiële correcties of de vervanging van niet-subsidiabele uitgaven onder gedeeld beheer, en terugvorderingen bij de eindontvangers in geval van direct en indirect beheer.

    In 2019 werd voor 1,5 miljard EUR aan corrigerende maatregelen bevestigd (25 % meer dan in 2018). Deze hebben voornamelijk betrekking op fouten in verband met betalingen in de voorgaande jaren.

    Tegelijkertijd worden tekortkomingen in controlesystemen die worden opgespoord met op risicoanalyses gebaseerde systeemcontroles opgelost en worden systemen gecorrigeerd om te voorkomen dat dezelfde fouten zich in de toekomst nogmaals voordoen. In het kader van gedeeld en indirect beheer wordt dit in de eerste plaats gedaan door de uitvoerende lidstaten en partners.

    Raadpleeg bijlage 5 voor meer informatie over de bescherming van de EU-begroting.

    Vertrouwen op de controlesystemen van uitvoerende partners

    Bijna 80 % van de begroting wordt uitgevoerd in samenwerking met de lidstaten en uitvoerende entiteiten als uitvoerende partners (zie de tweede tabel in deel 2.1.1). Het is dus belangrijk om te controleren dat deze partners de financiële belangen van de EU beschermen op een niveau dat gelijk is aan de bescherming die wordt geboden als de Commissie de begroting zelf beheert. Om deze reden voert de Commissie een beoordeling uit van de systemen, regels en procedures van de personen of entiteiten die de EU-fondsen ten uitvoer leggen. Dit heeft voornamelijk betrekking op de beoordeling van de beheers- en controlesystemen van de lidstaten en uitvoerende entiteiten door middel van systeemcontroles in combinatie met gegevensgerichte controles van uitgaven en andere soorten controles die pijlerbeoordelingen of aanwijzingsprocedures worden genoemd voordat de partner de EU-begroting mag uitvoeren namens de Commissie.

    Bij indirect beheer brengen de partners elk jaar in een beheersverklaring verslag uit over het goede financiële beheer van de toevertrouwde begroting. Op basis hiervan kunnen de desbetreffende diensten van de Commissie in deze beheers- en controleomgeving hun zekerheid opbouwen.

    De Commissie werkt op dit moment aan een geautomatiseerde workflow voor de verschillende controles die het gehele proces omvat. Met een dergelijke tool kan de gecentraliseerde, coherente en gecoördineerde uitvoering van alle stadia die nodig zijn om een entiteit in aanmerking te laten komen voor samenwerking bij indirect beheer met de Commissie worden gewaarborgd.

    Op het gebied van gedeeld beheer brengen de lidstaten elk jaar verslag uit over hun controles op het gebruik van EU-fondsen op nationaal niveau en over het goede financiële beheer van hun respectieve programma’s met een zekerheidspakket dat bestaat uit een beheersverklaring, een jaarlijkse samenvatting van de controles die zijn verricht en een jaarlijks controleverslag met daarin een foutenpercentage op basis van een representatieve steekproef en een auditoordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven. Deze verslaglegging vormt de basis voor de aanvaarding van de jaarrekening van de programma’s door de Commissie en om de desbetreffende diensten van de Commissie in staat te stellen om hun zekerheid op te bouwen. Deze wordt ook gebruikt om de potentiële risico’s voor de EU-begroting vast te stellen en om tekortkomingen en de gebieden waar nadere controles nodig zijn op te sporen.

    De lidstaten delen de beste praktijken over interne controles in het kader van netwerken voor structurele en landbouwfondsen en het openbare interne-controlenetwerk onder leiding van de Commissie.



    Bovendien heeft de Commissie een voorstel gedaan ( 9 ) om de EU-begroting te beschermen in geval van fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten. Over dit voorstel zijn, als integraal onderdeel van het toekomstige meerjarig financieel kader, onderhandelingen gaande in het Europees Parlement en de Raad.

    De Commissie werkt ook samen met de lidstaten aan het bevorderen van het begrip en de uitvoering van de aangescherpte regels inzake belangenconflicten die van kracht zijn sinds het van toepassing worden van het herziene Financieel Reglement op 2 augustus 2018. Zij houdt ook toezicht op alle aantijgingen die in het kader hiervan onder haar aandacht worden gebracht.

    De kosteneffectiviteit van controles

    Alle diensten van de Commissie passen de hierboven beschreven gangbare controles toe, waarbij voor specifieke programma’s of andere uitgavensegmenten op meerjarenbasis preventieve en corrigerende maatregelen worden getroffen. Zoals we echter in deel 2.1.1 hebben gezien, kunnen de afzonderlijke uitgavenprogramma’s zeer divers zijn en daarom moeten controlestrategieën worden aangepast aan de verschillende beheersvormen, beleidsterreinen en/of financieringsmodaliteiten en de daaraan verbonden risico’s. De controlestrategieën moeten zo worden gedifferentieerd om te waarborgen dat de controles kosteneffectief blijven, d.w.z. dat de juiste balans wordt behouden tussen weinig fouten (effectiviteit), snelle betalingen (doeltreffendheid) en redelijke kosten (zuinigheid). Bij risicovollere gebieden zullen de controles grondiger en/of frequenter worden uitgevoerd, terwijl de controles voor gebieden met een laag risico minder intensief, duur of belastend zouden moeten zijn. Bovendien zal het daadwerkelijke herstelpotentieel van onterecht uitgegeven EU-fondsen worden overwogen bij het opstellen van de controlestrategie (bv. de kosten-batenanalyse van audits op locatie). 

    De Commissie en de Europese Rekenkamer: verschillende rollen leiden tot verschillen in de aanpak van controles

    De Commissie en de Rekenkamer hebben elk een andere rol in de controleketen van de EU-begroting en daarom zijn er grote verschillen tussen de manieren waarop zij controles aanpakken. Als beheerder van de EU-begroting moet de Commissie fouten voorkomen en waar nodig corrigeren en onterecht uitgegeven fondsen terugvorderen. Hiervoor is een bottom-upbeoordeling van de controlesystemen nodig om vast te stellen waar er tekortkomingen zijn, zodat er in de programma’s of zelfs bij de uitvoerende partners gericht corrigerende maatregelen kunnen worden getroffen. De Rekenkamer moet aan de andere kant jaarlijks een auditoordeel verstrekken over de wettigheid en regelmatigheid van de EU-uitgaven als geheel, dat kan worden aangevuld met specifieke beoordelingen van belangrijke onderdelen van de EU-begroting (zie de vergelijkende tabel op de volgende pagina). Hoewel verschillende concepten voor beide instellingen gelden, verschilt de werkwijze van de Commissie behoorlijk van die van de Rekenkamer.

    Dit kan ertoe leiden dat de Rekenkamer en de Commissie verschillende foutenpercentages melden. Als de Rekenkamer tijdens een steekproef fouten in verband met aanbestedingen en/of de beschikbaarheid van bewijsstukken voor subsidies opspoort in een of meerdere verrichtingen, dan extrapoleert zij de gevolgen daarvan naar het hele begrotingsonderdeel of de hele EU-begroting, waardoor het gewicht van dergelijke fouten vaak wordt vergroot. Gezien haar gedetailleerdere uitgavensegmentatie op basis van risicoprofielen en controlesystemen kan de Commissie dergelijke fouten als zij deze opspoort preciezer extrapoleren naar de bevolking die waarschijnlijk wordt getroffen. Daarom kan zij een genuanceerder beeld van het foutenpercentage in alle verrichte betalingen geven en duidelijk vaststellen waar verbeteringen nodig zijn.

    In het onderstaande kader staan enkele voorbeelden van deze verschillen.

    Natuurlijke hulpbronnen

    In 2018 heeft de Rekenkamer bij drie van de zes verrichtingen in de steekproef in verband met het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij fouten aangetroffen. Omdat dit fonds onder het begrotingsonderdeel “Natuurlijke hulpbronnen” valt, heeft de Rekenkamer de fouten geëxtrapoleerd naar het volledige begrotingsonderdeel, ondanks het feit dat visserij slechts 1,3 % van de uitgaven in het kader van dit begrotingsonderdeel uitmaakt en dat de beheers- en controlesystemen ervan anders zijn dan die voor uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Commissie hanteert een hogere mate van granulariteit voor de extrapolatie van fouten.

    Het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij is inderdaad onderdeel van de structuurfondsen en heeft dezelfde beheers- en controlecyclus als de uitgaven die worden gedaan in het kader van cohesie. Voor cohesie beoordeelt de Rekenkamer de wettigheid en regelmatigheid van verrichtingen na de jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen, d.w.z. als alle controles vooraf zijn afgerond. Dit is in overeenstemming met de werkwijze van de Commissie voor alle uitgaven in het kader van de structuurfondsen, terwijl de bevindingen van de Rekenkamer voor de gecontroleerde verrichtingen in het kader van visserij gedaan zijn voordat alle controles vooraf zijn afgerond en nog gecorrigeerd hadden kunnen worden vóór de betaling door de Commissie.

    Cohesie

    Hoewel de Rekenkamer en de Commissie dezelfde opvatting hebben over de belangrijkste oorzaken voor fouten in de uitgaven in het kader van cohesie, heeft de Rekenkamer in sommige gevallen een afwijkende en beperktere interpretatie van de geldende nationale of EU-regels. Dit is van invloed op het berekende foutenpercentage, waardoor het foutenpercentage voor het hele begrotingsonderdeel na de extrapolatie wordt versterkt.

    Naast de interpretatie van de geldende regels kan de kwantificering van fouten van de Rekenkamer “afwijken van die welke gehanteerd wordt door de Commissie of de lidstaten wanneer besloten wordt op welke wijze gereageerd zal worden op de onjuiste toepassing van de aanbestedingsregels” ( 10 ). De Rekenkamer kwantificeert aanbestedingsfouten systematisch op 100 %. De Commissie beoordeelt daarentegen de daadwerkelijke financiële gevolgen op basis van haar juridische interpretaties en richtsnoeren ( 11 ), d.w.z. dat de Commissie een financiële correctie van 100 % voor een dergelijke schending niet evenredig zou achten. Bovendien kunnen aanbestedingsfouten volgens de geldende richtsnoeren van de Commissie worden gekwantificeerd op 5 %, 10 % of 25 % als de Rekenkamer een fout slechts als een nalevingskwestie beschouwt zonder invloed op de berekening van het foutenpercentage.

    Externe betrekkingen

    In voorgaande jaren zorgde de (tijdige) toegang tot bewijsstukken van uitvoerende entiteiten, waaronder internationale organisaties, voor onregelmatigheden. Dit was ook een reden voor het relatief hoog geschatte foutenpercentage van de Rekenkamer voor het Europees Ontwikkelingsfonds (5,2 % voor 2018). Dat geschatte foutenpercentage was echter berekend voordat alle controles vooraf waren uitgevoerd en in het bijzonder voordat er bewijsstukken waren verschaft. De Rekenkamer erkende dat “[v]an de 39 betalingsverrichtingen die kwantificeerbare fouten bevatten, [...] het bij 9 (23 %) [ging] om definitieve verrichtingen die waren goedgekeurd nadat alle controles vooraf waren verricht” ( 12 ). Daarom zou het foutenpercentage voor de andere dertig transacties mogelijk lager zijn geweest, als de Rekenkamer ze had gecontroleerd nadat alle controles vooraf waren uitgevoerd.



    Europese Commissie
    beheersperspectief

    Europese Rekenkamer
    controleperspectief

    Rollen

    ·Jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring verstrekken

    ·Tekortkomingen vaststellen en actie ondernemen op meerjarenbasis

    ·De EU-begroting beschermen

    ·Een auditoordeel over de wettigheid en regelmatigheid van financiële verrichtingen voor een bepaald jaar verstrekken

    Mate van granulariteit

    ·Foutenpercentage voor de EU-begroting als geheel en individuele foutenpercentages voor elke dienst en elk beleidsterrein onder begrotingsonderdelen 1 tot en met 5, plus voor ontvangsten

    ·Foutenpercentages berekend per beleidsterrein, programma en/of relevant (sub)segment

    ·De uitgaven en ontvangsten van het jaar (of twee jaar voor onderzoek) met een meerjarenperspectief

    ·Foutenpercentage voor de EU-begroting als geheel en individuele foutenpercentages voor begrotingsonderdelen 1a, 1b, 2 en 5, plus voor ontvangsten

    ·Uitgaven en ontvangsten van het jaar

    Meerjarigheid

    ·Twee foutenpercentages (risicobedrag bij betaling en risicobedrag bij afsluiting ( 13 ));
    Met de meerjarigheid wordt prospectief rekening gehouden voor het risicobedrag bij afsluiting, via geschatte toekomstige correcties voor alle programma’s

    ·Eén foutenpercentage (meest waarschijnlijke fout)

    ·Met de meerjarigheid wordt retroactief rekening gehouden, alleen via financiële correcties voor afgesloten programma’s

    Materialiteitsdrempel

    ·2 %

    ·Behalve voor ontvangsten (1 %) en voor Horizon 2020 (tussen 2 % en 5 %)

    ·2 %

    Meer informatie

    ·Bijlage 3 bij dit verslag

    ·Bijlage 1.1 bij het jaarverslag van de Rekenkamer

    Vergelijking tussen het perspectief van de Commissie en dat van de Europese Rekenkamer

    2.7.Fraude ten nadele van de belastingbetaler wordt voorkomen met strategieën en controles met meerdere niveaus

    Er moet worden benadrukt dat fraude een zeer klein deel van de illegale of onregelmatige uitgaven uitmaakt en dat deze voornamelijk worden veroorzaakt door fouten. De Commissie voert een nultolerantiebeleid ten aanzien van fraude.

    De fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie slaat aan

    Op grond van artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie beschermen de Commissie en de lidstaten de EU-begroting tegen fraude en andere onwettige activiteiten. Hiervoor hebben de Commissie en haar afdelingen en uitvoerende agentschappen elk een fraudebestrijdingstrategie ontwikkeld, met daarin punten die kwetsbaar zijn voor fraude en prioriteiten bij de bestrijding van fraude.

    Op initiatief van het Europees Bureau voor fraudebestrijding heeft de Commissie in april 2019 een nieuwe institutionele fraudebestrijdingsstrategie vastgesteld met de volgende hoofddoelstellingen:

    ·het vergroten van de kennis van de Commissie over fraude en haar analytische capaciteit voor het sturen van de fraudeaanpak;

    ·het waarborgen van nauwe samenwerking tussen diensten en uitvoerende agentschappen van de Commissie bij fraudebestrijding;

    ·het versterken van het institutionele toezicht van de Commissie op fraudebestrijding.

    Het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de andere diensten van de Commissie zijn begonnen met de invoering van de nieuwe fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie ( 14 ).

    Het verslag over de bescherming van de financiële belangen van de EU is het vlaggenschip van de strategische fraudebestrijdingsanalyse. Ter gelegenheid van de dertigste uitgave, die op 11 oktober 2019 is gepubliceerd, heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding een brochure uitgebracht met daarin de belangrijkste hoogtepunten van de bestrijding van fraude en corruptie in de afgelopen dertig jaar ( 15 ).

    Het beheerssysteem voor onregelmatigheden waarmee de lidstaten, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten opgespoorde fraude en andere onregelmatigheden bij de uitvoering van de EU-fondsen melden bij de Commissie, is verder ontwikkeld zoals is gepland in het actieplan voor de fraudebestrijdingsstrategie. Met de gegevens die in het systeem worden verzameld, kunnen gebruikers bepaalde vooraf gedefinieerde realtime analyses uitvoeren. Het instrument geeft gebruikers de mogelijkheid om gegevens gemakkelijk en intuïtief te benutten om empirisch onderbouwde beleidslijnen op te zetten, waardoor hun motivatie om tijdig en nauwkeurig meldingen te doen wordt vergroot.

    Om samenwerking en toezicht te bevorderen is er een structuur opgezet om de praktische uitwisseling van standpunten en goede praktijken tussen de diensten van de Commissie, met inbegrip van de collegiale toetsing van fraudebestrijdingsstrategieën, te vergemakkelijken. De versterking van het institutionele overzicht is op dit moment gericht op het monitoren van de follow-up van de aanbevelingen van het Europees Bureau voor fraudebestrijding door de Commissie en haar uitvoerende agentschappen. De hoofden van de centrale diensten van de Commissie ( 16 ) bespreken de conclusies van dit voortdurende proces regelmatig.

    Het Europees Bureau voor fraudebestrijding ( 17 ) is niet alleen als beleidsvormer onmisbaar bij de bestrijding van fraude, maar ook essentieel als onafhankelijk onderzoeksorgaan. Dankzij de administratieve onderzoeken naar fraude, corruptie en andere strafbare feiten en onregelmatigheden van het Europees Bureau voor fraudebestrijding kunnen fraudeurs ter verantwoording worden geroepen en kan de schade die is aangericht aan de EU-begroting worden hersteld. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding heeft in 2019 181 onderzoeken afgesloten en 1 174 selecties afgerond ( 18 ).




    Fraudebestrijding in de praktijk

    Voorbeeld: het onderzoeken van vermeend misbruik van onderzoeksfondsen van de EU

    De basis van dit onderzoek waren aantijgingen van onder andere de mogelijke verduistering en het mogelijke misbruik van enkele miljoenen euro aan onderzoeksfondsen van de EU door een onderneming die verzuimde om zoals contractueel vereist was verschuldigde bedragen uit te betalen aan haar partners bij het onderzoeksproject en tegelijkertijd op bedrieglijke wijze insolventieprocedures ontweek.

    Als onderdeel van de activiteiten en in nauwe samenwerking met het Europees Bureau voor fraudebestrijding hebben de Duitse autoriteiten op verschillende locaties in Duitsland huiszoekingen uitgevoerd in bedrijfsruimten en privéwoningen van betrokkenen. De Franse politie heeft op basis van een rechtshulpverzoek van de Duitse rechterlijke autoriteiten ook gelijktijdige doorzoekingen uitgevoerd in Frankrijk. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding heeft deelgenomen aan de doorzoekingen, die van tevoren waren gecoördineerd met behulp van het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken.

    Als gevolg van de gecoördineerde doorzoekingen hebben de Duitse autoriteiten enorme hoeveelheden bewijsmateriaal in beslag genomen dat essentieel is voor de ontwikkeling van het lopende onderzoek.

    Voorbeeld: gezamenlijke douaneoperatie “Hygiea”

    De Aziatische en Europese douaneautoriteiten hebben in een operatie die werd gecoördineerd door het Europees Bureau voor fraudebestrijding circa 200 000 stuks imitatieparfum, -tandpasta en cosmetische producten, 120 ton imitatieschoonmaakmiddelen, -shampoo en -luiers, meer dan 4,2 miljoen andere namaakartikelen (accucellen, schoeisel, speelgoed, tennisballen, scheerapparaten, elektronische apparatuur enz.), 77 miljoen sigaretten en 44 ton imitatiewaterpijptabak in beslag genomen.

    Tijdens deze operatie hebben de douaneautoriteiten gerichte fysieke of röntgencontroles uitgevoerd op een paar honderd geselecteerde verzendingen in zeecontainers. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding heeft de samenwerking tussen de deelnemende landen vergemakkelijkt met ondersteuning van een team van tien verbindingsfunctionarissen uit Bangladesh, China, Japan, Litouwen, Maleisië, Malta, Portugal, Spanje, Vietnam en het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving, die allemaal samenwerkten in Brussel. Voor de binnenkomende informatie werd gebruik gemaakt van een virtuele operationele coördinatie-eenheid, een veilig communicatiekanaal voor dergelijke gezamenlijke douane-operaties. Dankzij deze realtime uitwisseling van informatie konden alle betrokken deskundigen de verdachte stromen namaakartikelen onderscheiden van de gewone handelstransacties.

    Tegelijkertijd en in grote mate op basis van de informatie die is verzameld met het onderzoek van het Europees Bureau voor fraudebestrijding vinden fraudepreventie en sancties plaats via het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting, waarmee onbetrouwbare marktdeelnemers vroegtijdig kunnen worden opgespoord en uitgesloten van de uitvoering van EU-fondsen in direct en indirect beheer. In 2019 is het aantal voorlichtingsactiviteiten bij de diensten van de Commissie opgevoerd en dit jaar zijn het aantal geregistreerde gevallen van vroegtijdige opsporing en het aantal gevallen dat is ingediend voor mogelijke administratieve sancties (d.w.z. uitsluiting en/of financiële boetes en waar nodig de publicatie daarvan) aanzienlijk gestegen. Deze zijn in lijn met het evenredigheidsbeginsel (ernst van de situatie, met inbegrip van de gevolgen voor de financiële belangen en het imago van de EU; de tijd die sinds het desbetreffende gedrag is verstreken, de duur en herhaling, opzet of mate van onvoorzichtigheid het bedrag waar het om gaat).

    2.8.De controleresultaten van de Commissie bevestigen dat de EU-begroting goed wordt beschermd

    De Commissie is van mening dat de begroting doeltreffend wordt beschermd wanneer het risicobedrag bij afsluiting minder dan 2 % van de desbetreffende uitgaven is, wat de materialiteitsdrempel is die ook wordt gehanteerd door de Rekenkamer.

    Als er tijdens de looptijd van het programma tekortkomingen of fouten worden opgespoord, treft de Commissie alle noodzakelijke maatregelen.

    Uiterlijk bij de sluiting van het programma, d.w.z. als alle controles, correcties, terugvorderingen enz. zijn gedaan, moet het risicobedrag bij afsluiting lager zijn en worden geschat dan 2 %.

    2.9.Aan het eind van de looptijd van de programma’s is het risico lager dan 2 %

    Op basis van de audits en controles die worden uitgevoerd zoals hierboven is beschreven, schat elke dienst van de Commissie elk jaar het risico voor de wettigheid en regelmatigheid van de EU-uitgaven bij twee stadia van de meerjarige controlecyclus: bij de betaling en bij afsluiting.

    Het risicobedrag bij betaling is een schatting van de fouten die niet zijn voorkomen en ondanks de controles vooraf nog altijd van invloed kunnen zijn op de betalingen (die worden gedaan aan de lidstaten, intermediaire organisaties, begunstigden enz.). Deze worden opgespoord met controles achteraf en audits over de verrichte betalingen.

    Het risicobedrag bij afsluiting is een schatting van de feiten die aan het eind van de looptijd van de programma’s blijven bestaan nadat alle controles achteraf en correcties zijn uitgevoerd. Dit is gelijk aan het risicobedrag bij betaling minus een conservatieve schatting van de toekomstige correcties in het kader van de meerjarige correctiemechanismen, die plaats zullen vinden tussen de verslaglegging en het einde van de looptijd van het programma.

    Raadpleeg bijlage 3 voor meer details over deze concepten en de methode die wordt gehanteerd om deze schattingen te bepalen en de percentages per beleidsterrein en per dienst van de Commissie.



    Voor 2019 wordt het algemene risicobedrag bij afsluiting geschat op 0,7 % van de relevante uitgaven van de Commissie (zie grafiek).

    Vanwege het hogere risicobedrag bij betaling voor cohesieuitgaven dit jaar, bedraagt het algemene risicobedrag bij betaling voor 2019 2,1 % (1,7 % in 2018). Omdat de bijbehorende geschatte toekomstige correcties ook hoger zijn (1,4 % in vergelijking tot 0,9 % in 2018) leidt dit echter tot een stabiel en laag risicobedrag bij afsluiting van 0,7 % (0,8 % in 2018).

    Omdat dit naar schatting met inachtneming van de toekomstige correcties lager dan 2 % is, betekent dit dat de doeltreffende bescherming van de EU-begroting in 2019 over het algemeen is gewaarborgd met de meerjarige controlesystemen van de Commissie.

    Hieronder wordt de situatie van de risicobedragen bij betaling en bij afsluiting voor 2019 per beleidsterrein beschreven en de ontwikkeling ervan in de periode 2017-2019 wordt weergegeven in een grafiek. Raadpleeg bijlage 3 voor meer details over onder andere de diensten waarop de beleidsterreinen van toepassing zijn.

    Natuurlijke hulpbronnen

    Voor natuurlijke hulpbronnen zet het risicobedrag bij betaling zijn neerwaartse trend voort met een verdere afname van 2,1 % in 2018 naar 1,9 % in 2019, wat onder de materialiteitsdrempel is. Dit komt overeen met het risicobedrag bij betaling voor landbouwuitgaven, aangezien deze het grootste deel van de uitgaven op dit beleidsterrein vertegenwoordigen (98 %), vergeleken met de uitgaven voor maritieme zaken en visserij ( 19 ), milieu en klimaat.

    Ten eerste is het risicobedrag bij betaling in het gemeenschappelijk landbouwbeleid het laagst bij de rechtstreekse steunbetalingen van het garantiefonds (1,6 %) en ligt dit voor het derde jaar op rij onder de materialiteitsdrempel. Deze uitgaven, die onder pijler 1 van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vallen, hebben inherent een laag risico vanwege het terugbetalingsmechanisme op basis van rechten (zie deel 2.3.2). Ten tweede blijft het risicobedrag bij betaling voor de marktinterventies van het garantiefonds, nog altijd onder pijler 1 van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, hoger (2,8 %). Ten derde is het risicobedrag bij betaling voor plattelandsontwikkeling, onder pijler 2 van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, ook hoger (2,7 %), maar dit is de afgelopen jaren aanhoudend afgenomen.

    Voor beide pijlers is de aanhoudende daling van het foutenpercentage te danken aan doeltreffende beheers- en controlesystemen die zijn toegepast, in het bijzonder het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, met inbegrip van het landbouwpercelenidentificatiesysteem, en de succesvolle samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten, waarbij actieplannen van de lidstaten een effectief hulpmiddel zijn gebleken om de tekortkomingen die bij bepaalde betaalorganen zijn vastgesteld te herstellen.

    Als gevolg van de opzet van de beheers- en controlesystemen op dit beleidsterrein zullen bijna alle fouten die van invloed zijn op betalingen en die aan het eind van het jaar niet zijn ontdekt, naar verwachting worden gedekt door latere terugvorderingen (door lidstaten) of financiële correcties. Dit verklaart het hoge niveau van geschatte toekomstige correcties (1,8 %). Met 0,1 % blijft het geschatte risicobedrag bij afsluiting ( 20 ) dus erg laag.

    Eind 2019 waren er vijf punten van voorbehoud voor uitgavensegmenten of programma’s waar tekortkomingen in de controle en/of foutenpercentages boven 2 % waren vastgesteld (zie deel 2.3.5 en meer details in bijlage 4), namelijk:

    ·drie punten van voorbehoud voor landbouw: de marktmaatregelen en rechtstreekse betalingen van het Europees Landbouwgarantiefonds en de maatregelen van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling in verband met de lidstaten en betaalorganen die (tijdelijke) tekortkomingen en/of hoge foutenpercentages hebben;

    ·een terugkerend niet-gekwantificeerd voorbehoud voor het register van het EU-emissiehandelssysteem;

    ·een nieuw punt van voorbehoud in 2019 voor het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij in verband met een lidstaat en een operationeel programma met een wezenlijk foutenpercentage.

    Cohesie

    Wat cohesie betreft, is de uitvoering van de huidige programma’s volledig op kruissnelheid gekomen. Het risicobedrag bij afsluiting wordt geschat op 1,1 %, wat in overeenstemming is met 2018 (1,3 %). Hoewel het risicobedrag bij betaling is gestegen van 1,7 % in 2018 naar 2,2 % à 3,1 % in 2019, zijn de geschatte toekomstige correcties ook gestegen (1,1 % naar 2 %).

    De schatting van het toekomstige corrigerende vermogen is afkomstig uit het controlesysteem zelf: in het kader van het cohesiebeleid ( 21 ) worden alle fouten die de lidstaten, de Commissie of de Rekenkamer bij hun respectieve controles ontdekken, systematisch onderworpen aan financiële correcties. De afzonderlijke betrokken programma’s worden volledig transparant openbaar gemaakt in de jaarlijkse activiteitenverslagen, waarin ook verslag wordt uitgebracht over de vervolgstappen die zijn genomen om de nodige correcties aan te brengen. In het kader van het gedeeld beheer past de Commissie verder financiële correcties toe wanneer het foutenpercentage (gerapporteerd of herberekend) in de jaarrekeningen van de programma’s boven de 2 % blijft. Onder het cohesiebeleid worden programma’s aan het eind van hun looptijd pas afgesloten als alle nodige financiële correcties zijn doorgevoerd.

    Wat cohesie betreft, is een aantal operationele programma’s in de lidstaten in 2018 en 2019 overgegaan tot hun eerste betalingen. Dit betekent dat de controleurs voor een groter aantal programma’s en een hoger aantal betalingen het volledige proces konden onderzoeken. Dit heeft geleid tot de opsporing van meer fouten en tot een hoger foutenpercentage. Met name voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, dat het grootste deel van de uitgaven op dit beleidsterrein voor zijn rekening neemt, is het risicobedrag bij betaling gestegen van 2 % in 2018 naar 2,7 % à 3,8 % in 2019, waarbij alle mogelijke risico’s in acht worden genomen. Voor het Europees Sociaal Fonds ligt het risicobedrag bij betaling tussen 1,7 % en 2,4 %.

    In 2019 hebben de auditautoriteiten van de lidstaten onregelmatigheden gemeld volgens een gemeenschappelijke typologie die is overeengekomen met en aanbevolen door de Commissie. Niet-subsidiabele uitgaven, onregelmatigheden bij overheidsopdrachten en problemen in verband met het controlespoor zijn de belangrijkste bronnen van controlebevindingen en onregelmatigheden die de auditautoriteiten en de Commissie hebben vastgesteld tijdens hun controles.

    Om de meest voorkomende fouten aan te pakken – naast, in alle gevallen, financiële correcties voor uitgaven in het verleden en corrigerende maatregelen met betrekking tot het systeem voor de toekomst – worden de auditautoriteiten van de lidstaten door de Commissie aangemoedigd om aan de beheers- en certificeringsautoriteiten verslag uit te brengen over de belangrijkste oorzaken van vastgestelde onregelmatigheden. Dit stelt deze programma-autoriteiten in staat hun interne controles aan te passen, hun checklists te verbeteren en hun personeel en begunstigden verder op te leiden. De Commissie organiseert ook evenementen voor capaciteitsopbouw en gezamenlijke workshops met de programma-autoriteiten, voornamelijk beheers- en auditautoriteiten. Zij verstrekt gedetailleerde auditaanbevelingen en vereist gedetailleerde actieplannen voor herstel waar tekortkomingen in systemen zijn aangetroffen.

    Gezien het belang van overheidsopdrachten voor het cohesiebeleid, blijft de Commissie haar geactualiseerde actieplan inzake overheidsopdrachten uitvoeren om de procedures voor overheidsopdrachten op dit beleidsterrein beter te doen naleven. Bijzondere nadruk wordt gelegd op acties die de lidstaten helpen bij de verdere professionalisering van aanbestedende diensten, overeenkomstig het door de Commissie in oktober 2017 goedgekeurde pakket inzake overheidsopdrachten. De Commissie stelt uitgebreide richtsnoeren, voorbeelden van goede praktijken en toelichtingen online beschikbaar. Uitwisselingen tussen collega’s worden bevorderd om aanbestedende diensten en programma-autoriteiten te helpen deze kwesties aan te pakken en fouten te beperken.

    De twee cohesiediensten hebben in 2019 punten van voorbehoud voor de operationele programma’s voor 2014-2020 afgegeven met foutenpercentages boven de materialiteitsdrempel. Bovendien zijn er nog steeds een paar operationele programma’s voor 2007-2013 met een niet-gekwantificeerd voorbehoud (zie deel 2.3.5 en meer details in bijlage 4).

    Externe betrekkingen

    Wat externe betrekkingen betreft, bleef zowel het risicobedrag bij betaling (1 %) als het risicobedrag bij afsluiting (0,7 %) stabiel en ver onder de 2 %.

    In 2019 bleef de Commissie zich inspannen om haar naar risico gedifferentieerde controlestrategieën voor de uitgaven op het gebied van ontwikkeling en nabuurschap te verbeteren, waarbij haar acties specifiek gericht waren op de risicovollere segmenten. Bovendien hebben de twee verantwoordelijke diensten de transparantie van hun studies met betrekking tot het restfoutenpercentage verder verbeterd (zie bijlage 3). Voor de ontwikkelingsuitgaven is het totale percentage (1,13 %) nu bijvoorbeeld opgesplitst in een percentage voor de EU-begroting (1,14 %) en een percentage voor het Europees Ontwikkelingsfonds (1,13 %), waardoor duidelijk te zien is dat hun risicoprofielen vergelijkbaar zijn.

    Wat betreft de niet-nalevingskwesties blijft de (tijdige) toegang tot bewijsstukken van uitvoerende entiteiten, waaronder internationale organisaties, voor onregelmatigheden zorgen. Dit is ook de reden waarom de Rekenkamer het foutenpercentage voor het Europees Ontwikkelingsfonds relatief hoog inschat (5,2 % voor 2018), dat wordt bepaald voordat alle controles zijn uitgevoerd (corrigerend vermogen van 0,3 %) en vooral voordat er bewijsstukken zijn verstrekt. Daarom is er een actieplan gelanceerd voor een betere informatiestroom tussen de uitvoerende entiteiten, de Commissie en/of de Rekenkamer.

    Eind 2019 behield het DG Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen zijn twee punten van voorbehoud: een voor “subsidies onder direct beheer” (met een foutenpercentage van 2,65 %) en een voor “projecten in Libië en Syrië” (waar zekerheidsopbouw om veiligheidsredenen niet mogelijk is) (zie deel 2.3.5 en meer details in bijlage 4).

    Onderzoek, industrie, ruimte, energie en vervoer

    Voor het brede beleidsterrein onderzoek, industrie, ruimtevaart, energie en vervoer als geheel bleven de risicobedragen bij betaling (2 %) en bij afsluiting (1,5 %) stabiel.

    Binnen dit beleidsterrein blijft het risicobedrag bij betaling voor de onderzoeksprogramma’s van Horizon 2020 (3,3 %) boven de 2 %. Dit hogere risico is inherent aan subsidies die gebaseerd zijn op de terugbetaling van daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten (zie deel 2.3.2) die in het kader van Horizon 2020 en de programma’s voor het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen worden gebruikt, overeenkomstig de bijbehorende rechtsgronden. De complexiteit bij het bepalen van de exacte kosten die aan projecten in rekening kunnen worden gebracht, leidt tot fouten in kostendeclaraties en de bijbehorende betalingen.

    Om deze situatie te verzachten heeft de goed ingeburgerde strategie voor controles achteraf voor het programma Horizon 2020, die wordt toegepast door alle diensten die betrokken zijn bij de uitvoering ervan, in de loop der jaren geleid tot aanzienlijke correcties achteraf, die ook als basis dienen voor de geschatte toekomstige correcties.

    Desalniettemin streven de onderzoeksdiensten er voortdurend naar om het risicobedrag bij betaling naar beneden te krijgen: bijvoorbeeld door verdere vereenvoudiging van de modelsubsidieovereenkomst, duidelijkere communicatie over subsidiabiliteitsregels en verdere uitbreiding van de financiering op basis van forfaitaire bedragen. Bovendien wordt het gebruik van vereenvoudigde kostenopties in het voorstel van de Commissie voor het volgende onderzoeksprogramma (Horizon Europa vanaf 2021) verder uitgebreid.

    Wat betreft de andere programma’s liggen de risicobedragen bij de betaling en bij afsluiting voor de Connecting Europe Facility (vervoer, energie en telecommunicatie), uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken, volledig onder de 2 %. De ruimtevaartprogramma’s van de EU ( 22 ), uitgevoerd door het Europees Ruimteagentschap en het Europees GNSS-Agentschap, brengen dankzij het soort financiering en de omvang van de uitgevoerde controles ook inherent lagere risicobedragen bij de betaling en bij afsluiting met zich mee. Deze zijn echter voorzichtigheidshalve vastgesteld op 0,5 %.

    Zoals in de voorgaande jaren hebben de onderzoeksdiensten en uitvoerende agentschappen in hun betrouwbaarheidsverklaringen geen punten van voorbehoud opgenomen met betrekking tot het programma Horizon 2020, ondanks het huidige foutenpercentage van 2,3 %. De reden hiervoor is dat zij de specifieke materialiteitsdrempel voor het programma van 2 % tot 5 % toepassen om rekening te houden met de inherente risico’s ervan en met de controlebeperkingen ( 23 ).

    Voor 2019 is er slechts één punt van voorbehoud in verband met het voorgaande zevende kaderprogramma voor onderzoek en technische ontwikkeling (zie deel 2.3.5 en meer details in bijlage 4).

    Ander intern beleid

    Voor de andere interne beleidsterreinen, waaronder voornamelijk onderwijs en cultuur, migratie en binnenlandse zaken, en economische en financiële zaken, bleven de risicobedragen bij de betaling en bij afsluiting, met respectievelijk 1,0 % en 0,8 % stabiel en ver onder de 2 %.

    Hoewel sommige onderwijs- en cultuurprogramma’s onder andere vanwege de complexiteit van de terugbetalingsprogramma’s een hoger risicoprofiel hebben, worden deze risico’s verzacht door hun controlesystemen.

    Het DG Justitie en Consumentenzaken heeft zijn voorbehoud ten aanzien van een wezenlijk foutenpercentage bij subsidies onder direct beheer gehandhaafd. Het DG Migratie en Binnenlandse Zaken heeft twee punten van voorbehoud bij gedeeld beheer (voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie en het Fonds voor interne veiligheid alsmede voor de programma’s voor solidariteit en beheer van de migratiestromen, waarvoor in enkele lidstaten een voorbehoud was gemaakt) en een voorbehoud bij subsidies voor direct beheer gehandhaafd vanwege een wezenlijk foutenpercentage (zie ook deel 2.3.5 en meer details in bijlage 4).

    Overige diensten en administratie

    De overige diensten en administratie van de Commissie beheren ten slotte voornamelijk uitgaven met een laag risico, zoals de administratieve uitgaven van het Uitbetalingsbureau. Desalniettemin is het risicobedrag bij betaling voorzichtigheidshalve vastgesteld op 0,5 %. Aangezien de meeste bijbehorende controlesystemen overwegend controles vooraf hebben, worden de toekomstige correcties vaak voorzichtig geschat op 0,0 %. Bijgevolg is het risicobedrag bij afsluiting bijna gelijk aan het risicobedrag bij betaling en blijft het met 0,5 % zeer laag. 

    Op dit beleidsterrein heeft het DG Steun voor structurele hervormingen zijn punt van voorbehoud voor een wezenlijk foutenpercentage in een segment van subsidies onder direct beheer behouden (zie deel 2.3.5 en meer details in bijlage 4).

    2.10.Programma’s met een relatief lager of hoger risico

    Uit het bovenstaande blijkt dat er programma’s of uitgavensegmenten met relatief lage of juist relatief hoge foutenpercentages zijn. Dit heeft sterk te maken met de aard van de financiering, vooral het verschil tussen nogal complexe regelingen in het kader van terugbetalingen enerzijds en vrij eenvoudige betalingen op basis van rechten ( 24 ) anderzijds.

    Op basis hiervan kan de portefeuille van de Commissie zoals hieronder wordt toegelicht worden onderverdeeld in uitgaven met een lager risico en uitgaven met een hoger risico (zie het onderstaande diagram).

    ·Lager risico. De uitgaven met een risicobedrag bij betaling onder de 2 % bedragen 80 miljard EUR (54 %);
    hieronder vallen: landbouw – rechtstreekse betalingen, het Fonds voor maritieme zaken en visserij, de Marie Skłodowska-Curie-acties, subsidies van de Onderzoeksraad, het Europees Ruimteagentschap en het Europees GNSS-Agentschap, de Connecting Europe Facility, Erasmus+, het Fonds voor asiel, migratie en integratie, begrotingssteun, subsidies, administratieve uitgaven enz.

    ·Hoger risico. De uitgaven met een risicobedrag bij betaling boven de 2 % bedragen 67 miljard EUR (46 %);
    hieronder vallen: landbouw – marktmaatregelen en plattelandsontwikkeling, het Fonds voor regionale ontwikkeling, het Sociaal Fonds, onderzoekssubsidies in het kader van Horizon 2020, complexe subsidies van andere diensten enz.

    Als deze onderverdeling in plaats hiervan gebaseerd zou zijn op het risicobedrag bij afsluiting, zou het verschil gezien het meerjarige karakter van de controlesystemen bovendien nog groter zijn. De uitgaven van het Europees Sociaal Fonds (11,2 miljard EUR, risicobedrag bij afsluiting van 1,3 %) zou dan bijvoorbeeld onder de lagere risico’s vallen.

    Benadrukt moet worden dat deze schatting voortkomt uit een analyse van het foutenpercentage per programma en andere relevante uitgavensegmenten. Deze onderverdeling is anders dan die van de Rekenkamer, die gebaseerd is op het soort terugbetalingen die zijn gedaan, d.w.z. rechten die inherent worden beschouwd als een laag risico en terugbetalingen die inherent worden beschouwd als een hoog risico, ongeacht het daadwerkelijk vastgestelde foutenpercentage. Vanuit een beheersperspectief kan het daadwerkelijke foutenpercentage dankzij de resultaten van de controles die worden uitgevoerd lager liggen dan de materialiteitsdrempel en kunnen programma’s die de Rekenkamer als een hoog risico beschouwt in werkelijkheid een laag risico vormen.

    Daarom heeft de Commissie de complexiteit en of iets als een hoger risico en/of een hoger foutenpercentage wordt beschouwd ook meegenomen in haar voorstellen voor vereenvoudiging die zijn opgenomen in de programma’s voor het volgende meerjarig financieel kader (zie deel 2.4.2 hieronder).

    2.11.De Commissie maakt haar activiteiten nog efficiënter

    In het kader van grote budgettaire beperkingen streeft de Commissie ernaar de efficiëntie van al haar activiteiten te verbeteren en tegelijkertijd hoge prestaties te blijven leveren. De bestuursraad verzorgt de aansturing van werkzaamheden binnen de Commissie voor bijvoorbeeld personeelsmanagement, financieel beheer, informatietechnologie en -beheer, communicatie, logistiek en evenementenbeheer. De werkmethoden en -processen worden gestroomlijnd om te garanderen dat de beperkte middelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt. Deze werkzaamheden worden voortgezet om ervoor te zorgen dat de middelen zo optimaal mogelijk worden toegewezen en er zo goed mogelijk wordt gepresteerd, terwijl de werklast op veel terreinen stijgt, zoals de laatste tijd in verband met de reactie op de COVID-19-pandemie.

    In haar mededeling “The synergies and efficiencies initiative: stock-taking and way forward” (Initiatief inzake synergieën en efficiëntieverbeteringen: inventarisatie en vervolgstappen) (maart 2019) heeft de Commissie het DG Begroting aangewezen als de domeinleider voor financieel beheer en het interne-controlekader. Het doel is om het goede financiële beheer voortdurend te verbeteren door de verdere professionalisering van het domein, waarbij beter rekening wordt gehouden met de recente ontwikkelingen in de wijze waarop de EU-begroting wordt beheerd. Er worden in het huidige gedecentraliseerde systeem maatregelen getroffen op twee vlakken: de verbetering van gecentraliseerde governance en gecentraliseerd toezicht, en betere coördinatie en modernisering van het financiële beheer in de hele Commissie. In 2019 werden er naast de bevordering van goed financieel beheer meer stappen ondernomen om het financieel beheer in de hele Commissie te harmoniseren, standaardiseren en vereenvoudigen. De nadruk lag op het opzetten van programma’s met meer flexibiliteit en interoperabiliteit voor de periode na 2020.

    Vereenvoudiging kan worden bewerkstelligd door middel van eenvoudigere regels, geharmoniseerde en indien mogelijk gestandaardiseerde institutionele modellen van rechtsinstrumenten en moderne hulpmiddelen voor institutionele financiële informatietechnologie, en consistentie in de betrekkingen met partners die de EU-fondsen onder indirect beheer uitvoeren.

    Enkele maatregelen die sinds 2019 op institutioneel niveau zijn getroffen, zijn de ontwikkeling van efficiëntere institutionele werkstromen (voor subsidies, aanbestedingen, financiële instrumenten) aan de hand van vereenvoudigde institutionele modellen en procedures (waarmee wordt voortgebouwd op één elektronisch gegevensuitwisselingsterrein). Bovendien heeft de Commissie gezorgd voor meer richtsnoeren en coördinatie voor lidstaten en andere diensten van de Commissie op gebieden die relevant zijn voor de uitvoering van de EU-begroting (bijvoorbeeld interne-controlesystemen in lidstaten, belangenconflicten, de rechtsstaat en fraudebestrijdingsmaatregelen). E-cohesie bij gedeeld beheer en het geospatiale systeem dat wordt gebruikt voor landbouw zijn andere initiatieven op het gebied van informatietechnologie.

    Binnen de diensten van de Commissie zijn ook initiatieven ondernomen om de efficiëntie van het financiële beheer verder te vergroten.

    ·Allereerst zijn de financiële processen van een aantal diensten van de Commissie meer gedigitaliseerd. Dit draagt bij aan een slankere, minder bureaucratische, beter geïntegreerde en flexibelere Commissie. Hierdoor kunnen de middelen beter worden besteed aan de kernactiviteiten. Dankzij geautomatiseerde dashboardinstrumenten kunnen het monitoringproces en het beheer worden verbeterd en kunnen gegevens beter worden gebruikt, terwijl het risico op gemiste kansen op een snelle reactie wordt verlaagd.

    ·Ten tweede hebben verschillende diensten van de Commissie gemeld dat zij hun controlestrategieën en/of financiële werkstromen hebben herzien om hun procedures te vereenvoudigen en de controlefrequentie en -intensiteit meer af te stemmen op het risico van de verrichtingen.

    Met de bovenstaande initiatieven wordt de EU-begroting doeltreffend beschermd en wordt tegelijkertijd de tijd die nodig is voor de uitvoering van de financiële processen verlaagd. De zeer gunstige dalende trend van de indicatoren voor de betalingstermijn is voortgezet. In 2019 bedroeg de gemiddelde nettobetalingstermijn van de Commissie 16 dagen (een daling ten opzichte van 20 en 18 in de twee voorgaande jaren), wat ruim onder het wettelijke maximum van 30 dagen is. De Commissie heeft 95 % van haar betalingen op tijd verricht (het aantal betalingen dat vertraging heeft opgelopen is gedaald van 10 % en 8 % in de twee voorgaande jaren). Het doel is echter nog altijd om voor elke betaling te voldoen aan de wettelijke betalingstermijn. Zie bijlage 8 voor meer details.

    2.12.De controlekosten blijven in verhouding met de bijbehorende risico’s

    De geschatte controlekosten zijn over het algemeen redelijk met het oog op de aard van de programma’s en/of de controleomgevingen. Bovendien blijven deze stabiel dankzij de ongewijzigde controleomgevingen en -strategieën voor de huidige programma’s.

    Door de verschillende kenmerken en kostenveroorzakers, waarvan in het onderstaande kader voorbeelden worden gegeven, is het vaak niet mogelijk programma’s een-op-een met elkaar te vergelijken.

    Voorbeelden van gebruikelijke kostenveroorzakers:

    ·de mate van complexiteit van de beheerde programma’s;

    ·de te verwerken volumes en bedragen: d.w.z. dat het verwerken van een groot aantal verrichtingen met een lage waarde arbeidsintensiever is dan het verwerken van een laag aantal verrichtingen met een hoge waarde;

    ·de specifieke risicoprofielen van de beheerde programma’s: bijvoorbeeld programma’s van externe betrekkingen waarbij de middelen voornamelijk in niet-EU-landen worden besteed;

    ·mogelijke schaalnadelen voor bepaalde kleinere programma’s, wat betreft de hoogte van de financiering, en programma’s die worden beëindigd, of middelen die door kleinere uitvoerende entiteiten worden beheerd, of diensten van de Commissie die minder hoge bedragen beheren, omdat er een minimumaantal controles moet worden uitgevoerd dat niet afhankelijk is van de hoogte van de financiering;

    ·het soort beheer: indirect en gedeeld beheer brengen met zich mee dat de controlekosten worden gedeeld tussen de Commissie en haar uitvoerende partners, nationale autoriteiten of uitvoerende entiteiten, waardoor de kosten voor de Commissie voor dergelijke programma’s veel lager kunnen zijn dan voor programma’s die direct door de Commissie worden beheerd.

    Ten behoeve van de transparantie hebben de diensten die gedeeld en/of indirect beheer toepassen de kosten van controles in lidstaten en uitvoerende entiteiten ook los van de eigen controlekosten van de Commissie gerapporteerd in hun jaarlijkse activiteitenverslagen. In het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid bedroegen de kosten die de lidstaten voor de levering hebben gerapporteerd voor 2019 bijvoorbeeld 3,5 % van de uitgaven.

    In een recente audit over de kosten voor de uitvoering van cohesiefondsen ( 25 ) constateerde de Rekenkamer dat de totale kosten voor de uitvoering van het cohesiebeleidsfonds die de Commissie in haar jaarlijkse activiteitenverslagen heeft gepresenteerd, relatief laag zijn in vergelijking met die voor andere EU-fondsen en internationaal gefinancierde programma’s. Deze kosten bedroegen als percentage van de betalingen die in 2018 zijn gedaan respectievelijk 2,87 % voor het Europees Sociaal Fonds, 2,45% voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en 2,03 % voor het Cohesiefonds.

    In 2019 concludeerden alle diensten van de Commissie dat hun controles over het geheel genomen kosteneffectief waren op basis van de gecombineerde beoordeling van de doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid van hun controles.

    2.13.Betrouwbaarheidsverklaring, auditoordeel en kwijtingsautoriteit

    Beoordelingen, zekerheid en voorbehouden van de directeuren-generaal

    In hun betrouwbaarheidsverklaringen over 2019 ( 26 ) verklaarden alle vijftig directeuren-generaal (of het equivalent daarvan) redelijke zekerheid te hebben dat: i) de informatie in hun verslag een “getrouw beeld” (d.w.z. betrouwbaar, volledig en correct) geeft van de stand van zaken in hun dienst; ii) de aan hun activiteiten toegewezen middelen voor het beoogde doel ervan en overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer zijn gebruikt; en iii) de ingevoerde controleprocedures de nodige garanties bieden met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

    In het kader van hun algemene proces van zekerheidsopbouw en vanuit hun beheersperspectief voeren de directeuren-generaal ook een meer gedetailleerde analyse uit voor elk programma of segment van hun portefeuille. Zij maken gebruik van alle beschikbare informatie, met name de resultaten van hun controles, om eventuele belangrijke kwantitatieve of kwalitatieve tekortkomingen op te sporen. Aan het eind van elk begrotingsjaar bepalen zij of de financiële gevolgen van een dergelijke tekortkoming waarschijnlijk boven de materialiteitsdrempel van 2 % liggen en/of of de reputatiegevolgen al dan niet aanzienlijk zijn. Zo ja, dan nemen zij in hun betrouwbaarheidsverklaring een voorbehoud op voor het specifieke segment van de betrokken portefeuille.



    Voor 2019 hebben 11 van de 50 directeuren-generaal een betrouwbaarheidsverklaring met in totaal 18 punten van voorbehoud afgegeven. Deze aanzienlijke daling in vergelijking met 2018 (toen er door twintig diensten veertig punten van voorbehoud werden gemeld) wordt als volgt verklaard:

    ·zes punten van voorbehoud werden opgeheven, omdat de onderliggende tekortkomingen zijn opgelost;

    ·op 17 punten van voorbehoud werd de “de-minimisregel” toegepast, waarbij punten van voorbehoud onder bepaalde voorwaarden niet langer als zinvol worden beschouwd, te weten de beperkte betrokken uitgaven (minder dan 5 % van de betalingen van de dienst) en lage financiële gevolgen die daaruit voortvloeien (minder dan 5 miljoen EUR). Deze hadden voornamelijk betrekking op oude programma’s voor 2007-2013 op het gebied van onderzoek, concurrentievermogen, onderwijs en cultuur, en externe betrekkingen;

    ·in totaal zijn 17 punten van voorbehoud terugkerende punten uit voorgaande jaren en er is slechts één nieuw punt in 2019, voornamelijk omdat de onderliggende oorzaken van het wezenlijke foutenpercentage in het kader van de juridische kaders van de huidige programma’s deels kunnen worden verzacht, maar niet volledig kunnen worden weggenomen. Raadpleeg deel 2.3.1 en de concepten in bijlage 4 voor meer details.

    De totale financiële gevolgen van alle punten van voorbehoud (1 053 miljoen EUR voor 2019, d.w.z. 2 % lager dan de 1 078 miljoen EUR in 2018) zijn vergelijkbaar met het niveau uit de voorgaande twee jaren. Voor elk punt van voorbehoud hebben de betrokken directeuren-generaal schadebeperkende maatregelen getroffen om de onderliggende tekortkomingen aan te pakken en de daaruit voortkomende risico’s te beperken.

    Bijlage 4 bevat het volledige overzicht van de punten van voorbehoud voor 2019 en een nadere toelichting en meer details.

    Werk van de dienst Interne Audit en algemeen oordeel

    De diensten van de Commissie hebben zich voor het verkrijgen van zekerheid ook gebaseerd op het werk van de dienst Interne Audit. De dienst Interne audit controleert de beheers- en controlesystemen van de Commissie en de uitvoerende agentschappen en verschaft onafhankelijke en objectieve zekerheid over de geschiktheid en doeltreffendheid ervan.

    Overeenkomstig zijn taakomschrijving ( 27 ) brengt de dienst Interne Audit jaarlijks een algemeen oordeel uit over het financiële beheer van de Commissie op basis van de auditwerkzaamheden die hij de afgelopen drie jaar (2017-2019) met betrekking tot het financiële beheer in de Commissie heeft verricht. In het algemene oordeel wordt ook rekening gehouden met informatie uit andere bronnen, met name de verslagen van de Europese Rekenkamer. Op basis van deze auditinformatie was de interne controleur van mening dat de Commissie in 2019 beschikte over governance-, risicobeheer- en interne-controleprocedures die over het geheel genomen toereikend zijn om redelijke zekerheid te verschaffen over de verwezenlijking van haar financiële doelstellingen. Het algemene oordeel bevat echter een voorbehoud in verband met de punten van voorbehoud die de gedelegeerde ordonnateurs hebben gemaakt in hun betrouwbaarheidsverklaringen die in hun respectieve jaarlijkse activiteitenverslagen zijn opgenomen.

    Bij het opstellen van zijn algemene oordeel heeft de interne controleur ook rekening gehouden met het gecombineerde effect van i) alle geschatte risicobedragen bij betaling, aangezien deze hoger zijn dan de bedragen ten aanzien waarvan voorbehoud is gemaakt en ii) de financiële correcties en terugvorderingen in verband met tekortkomingen en fouten die de afdelingen van de Commissie de komende jaren zullen opsporen en corrigeren dankzij de meerjarige correctiemechanismen die in de interne-controlesystemen van de Commissie zijn ingebouwd. Op grond van deze elementen is de dienst Interne Audit van oordeel dat de EU-begroting in haar geheel en in de loop van de tijd naar behoren wordt beschermd.

    De COVID-19-uitbraak en de reactie van de Commissie hebben haar vermogen om de EU-begroting in 2019 te beschermen niet aangetast. Dit kan echter in 2020 en de jaren erna wel het geval zijn, omdat corrigerende maatregelen achteraf die tot nu toe tot correcties hebben geleid wellicht minder effectief worden (wat van invloed is op het corrigerend vermogen). Dit kan volgen uit de verlichting van bepaalde procedures op het gebied van uitgaven en moeilijkheden met het terugvorderen van illegale of onregelmatige uitgaven van eindbegunstigden met financiële en economische problemen als gevolg van de coronacrisis. De intern controleur maakte geen andere voorbehouden, maar voegde aan zijn verklaring wel twee “toelichtende paragrafen” toe, die zijn beschreven in bijlage 6 bij dit verslag. Deze hadden betrekking op:

    ·de uitvoering van de EU-begroting tegen de achtergrond van de huidige crisis in verband met de COVID-19-pandemie, in het bijzonder de noodzaak om een gedetailleerde beoordeling uit te voeren van de nieuwe risico’s en het vaststellen en uitvoeren van de bijbehorende mitigerende maatregelen; en

    ·strategieën voor toezicht op derden die beleid en programma’s uitvoeren.

    Om bij te dragen aan de prestatiegerichte cultuur van de Commissie en meer nadruk te leggen op kosteneffectiviteit, heeft de dienst Interne Audit in 2019 doelmatigheidscontroles uitgevoerd als onderdeel van zijn strategisch auditplan 2019-2021. Deze controles hebben geleid tot aanbevelingen, die volledig zijn aanvaard door de gecontroleerden, met betrekking tot: strategieën voor toezicht in verband met de uitvoering van programma’s door derden, controlestrategieën van geselecteerde diensten, processen voor human resources en IT-beheer en prestatiegerelateerde aspecten van de uitvoering van activiteiten en programma’s door de diensten. Voor alle aanbevelingen hebben de gecontroleerden actieplannen opgesteld, die aan de dienst Interne Audit zijn voorgelegd en door de dienst voldoende werden geacht.

    Ten slotte heeft de dienst Interne Audit in overeenstemming met zijn strikte follow-upbeleid de daadwerkelijke uitvoering van zijn aanbevelingen door de diensten en uitvoerende agentschappen van de Commissie regelmatig beoordeeld. Uit de werkzaamheden van de dienst is gebleken dat 98 % van zijn in de periode 2015-2019 afgegeven en opgevolgde aanbevelingen naar behoren en effectief is uitgevoerd door de gecontroleerden. Dit resultaat wijst erop dat de diensten van de Commissie zich inspannen om de aanbevelingen uit te voeren en de door de dienst Interne Audit gesignaleerde risico’s te verkleinen.

    Bijlage 6 bevat meer informatie over de door de dienst Interne Audit verstrekte zekerheid. Bovendien zal de Commissie de kwijtingsautoriteit overeenkomstig artikel 118, lid 8, van het Financieel Reglement een verslag van de werkzaamheden van de interne controleur toezenden als onderdeel van het pakket geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen.

    Het werk van het comité follow-up audit

    Het comité follow-up audit ( 28 ) houdt toezicht op auditkwesties binnen de Commissie en brengt jaarlijks verslag uit aan het college. Het doet dit door de onafhankelijkheid van de dienst Interne Audit te waarborgen, toezicht te houden op de kwaliteit van het interne-auditwerk en ervoor te zorgen dat interne auditaanbevelingen (d.w.z. van de dienst Interne Audit) en externe auditaanbevelingen (d.w.z. van de Europese Rekenkamer) naar behoren in acht worden genomen door de diensten van de Commissie en dat deze een passend vervolg krijgen.

    Het comité follow-up audit bleef tijdens het verslagjaar een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van de governance, de organisatorische prestaties en de verantwoording in de hele organisatie. Het is drie keer bij elkaar gekomen en heeft zijn werkzaamheden toegespitst op de vier hoofddoelstellingen die in zijn werkprogramma’s voor 2019 en 2020 zijn uiteengezet. Het comité follow-up audit was tevreden over de onafhankelijkheid en kwaliteit van het interne-auditwerk en was van mening dat de planning van de interne controleur het audituniversum adequaat bestrijkt en de belangrijkste risicogebieden blijft bestrijken. Het comité vond het bemoedigend dat de effectieve uitvoeringsgraad van de aanbevelingen van de interne controleur hoog bleef (d.w.z. 98 % voor aanbevelingen die in de periode 2015-2019 zijn gedaan) en dat in januari 2020 slechts zes zeer belangrijke controleaanbevelingen meer dan zes maanden vertraging hadden opgelopen. De voortgang bij de uitvoering van de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer was ook toereikend. In februari 2020 was slechts één aanbeveling uit de periode 2001-2014 nog niet uitgevoerd. Ten slotte was het comité follow-up audit tevreden over het feit dat de Rekenkamer voor de twaalfde keer op rij een goedkeurend oordeel heeft gegeven over de betrouwbaarheid van de geconsolideerde rekeningen van de EU.

    Bijlage 7 bevat meer informatie over het werk en de conclusies van het comité.

    Het oordeel van de Rekenkamer over de jaarrekening voor 2018 en over de wettigheid en rechtmatigheid van verrichtingen

    In 2019 heeft de Europese Rekenkamer voor het twaalfde jaar op rij een positief (goedkeurend) oordeel afgegeven over de jaarrekening van de EU.

    Validering van lokale systemen

    De rekenplichtige moet de jaarrekening aftekenen en verklaren dat hij/zij redelijke zekerheid heeft dat deze een getrouw beeld van de financiële situatie van de Commissie geeft. De validering van lokale systemen bestaat uit een aantal monitoring- en toezichtcontroles om zekerheid te bieden dat hij/zij kan vertrouwen op de informatie die de verschillende diensten van de Commissie invoeren in de boekhoudsystemen. Deze komt boven op de door het management van de diensten uitgevoerde beoordelingen van de interne-controlesystemen.

    Uit de in 2019 uitgevoerde werkzaamheden zijn een aantal sterke punten en een aantal zwakke punten en problemen naar voren gekomen, wat heeft geleid tot aanbevelingen ter verbetering van de controleomgeving en de boekhoudkundige kwaliteit van de diensten ( 29 ) die de risico’s voor de nauwkeurigheid van de financiële en wettelijk voorgeschreven managementverslaggeving moeten beperken ( 30 ). Het is niet waarschijnlijk dat de geconstateerde tekortkomingen een materieel effect zullen hebben op de jaarrekening.

    De Rekenkamer heeft wat betreft de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen een oordeel met een beperking (positief, maar met opmerkingen) afgegeven voor de EU-begroting, maar een afkeurend (negatief) oordeel voor het Europees Ontwikkelingsfonds.

    De Commissie volgt de aanbevelingen van de Rekenkamer op en brengt in haar jaarlijkse activiteitenverslagen verslag uit over de getroffen maatregelen. Bovendien brengt de Commissie regelmatig verslag uit over de uitvoering van aanbevelingen aan het comité follow-up audit, dat hiervoor in het kader van zijn bijgewerkte mandaat bepaalde monitoringactiviteiten verricht ( 31 ).

    De Rekenkamer monitort de uitvoering door de Commissie van haar aanbevelingen en geeft feedback die de Commissie helpt om haar follow-upactiviteiten te verbeteren. In haar jaarverslag 2018 heeft de Rekenkamer de kwaliteit van de follow-upmaatregelen van de Commissie aangaande 184 controleaanbevelingen uit 25 speciale verslagen die in 2015 werden gepubliceerd beoordeeld. De Rekenkamer heeft vastgesteld dat de Commissie circa driekwart van de aanbevelingen volledig of in de meeste opzichten had uitgevoerd en iets minder dan een vijfde in sommige opzichten had uitgevoerd. De Commissie had de resterende aanbevelingen niet aanvaard en derhalve niet uitgevoerd. Dit komt grotendeels overeen met de voorgaande jaren.

    Kwijting 2018

    Het Europees Parlement heeft de Commissie op 14 mei 2020 met een duidelijke meerderheid van stemmen kwijting verleend voor het begrotingsjaar 2018, na onderzoek van de verslagen van de Europese Rekenkamer, het geïntegreerde pakket inzake financiële verslaglegging van de Commissie en de aanbeveling tot kwijting van de Raad. De Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement heeft ook een aantal commissarissen en directeuren-generaal uitgenodigd om tijdens de kwijtingsprocedure van gedachten te wisselen. De kwijtingsresolutie van het Europees Parlement voor 2018 bevat aanbevelingen voor de verbetering van de uitvoering van de begroting en aanbevelingen aangaande specifieke beleidsterreinen en situaties in verband met bijvoorbeeld de rechtsstaat en vermeende belangenconflicten. Zoals gebruikelijk treft de Commissie maatregelen om deze aanbevelingen uit te voeren en wijdt zij een specifiek verslag aan deze follow-up ( 32 ).

    2.14.Verdere ontwikkelingen verwachtingen voor 2020 en de periode 2021-2027

    2.15.Gevolgen van de coronacrisis voor het goede financiële beheer in 2020

    De Commissie heeft een aantal maatregelen getroffen om te reageren op de crisis die wordt veroorzaakt door de uitbraak van COVID-19, zoals de investeringsinitiatieven om de sociaaleconomische gevolgen van het coronavirus te beperken. De pandemie zelf, via het enorme effect ervan op EU-begunstigden, nationale autoriteiten en de diensten van de Commissie, en de getroffen maatregelen zullen gevolgen hebben voor de uitvoering van de EU-begroting, maar zullen ook mogelijke uitdagingen voor de zekerheidsopbouw van de Commissie met zich meebrengen.

    Bijvoorbeeld de specifieke context van de aanpassingen in de controleprocedures die nodig zijn vanwege de crisis en meer flexibiliteit in het beheer van fondsen (bijvoorbeeld de Europese structuur- en investeringsfondsen), waardoor middelen sneller kunnen worden ingezet waar ze het hardst nodig zijn. Deze specifieke aanpassingen zijn opgenomen in gewijzigde wetgeving, aan de hand waarvan de naleving voor de door de crisis getroffen periode zal worden beoordeeld.

    Op dit moment werkt de Commissie aan een gedetailleerde vaststelling van deze nieuwe risico’s en uitdagingen, de beoordeling van de invloed ervan en verzachtende maatregelen om een evenwicht te vinden tussen de flexibiliteit die nodig is om middelen voor het bestrijden van de crisis beschikbaar te stellen aan lidstaten en andere uitvoerende partners en begunstigden en de noodzaak om het beginsel van goed financieel beheer na te leven.

    2.16.In het volgende meerjarig financieel kader worden de inspanningen voor het waarborgen van goed financieel beheer voortgezet

    De Commissie streeft er voortdurend naar dat de EU-begroting wordt beheerd volgens de hoogste normen van goed financieel beheer. Ook onder de huidige omstandigheden is dit hard nodig. In mei heeft de Commissie haar vernieuwde voorstellen voor het meerjarig financieel kader 2021-2027 goedgekeurd. In deze voorstellen wordt de verbintenis van de Commissie aan goed financieel beheer opnieuw bevestigd, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan het maximaliseren van vereenvoudigingen, synergieën en efficiëntieverbeteringen en aan de uitvoering van naar risico gedifferentieerde en kosteneffectieve controlesystemen.

    Het doel is de verwezenlijking van zowel de beleids-/programmadoelstellingen als de interne-controledoelstellingen, d.w.z. snelle betalingen, weinig fouten en lage controlekosten. Voorbeelden die aan deze drie doelstellingen kunnen bijdragen, zijn het toegenomen gebruik van subsidies op basis van forfaitaire bedragen (waardoor bovendien de behoefte aan een gedetailleerde registratie wordt verminderd) en de mogelijkheid van financiering op basis van output of resultaten (waardoor het bijvoorbeeld niet langer nodig is om de gewerkte uren te registreren aan de hand van een urenstaat of gespecificeerde facturen voor de gemaakte kosten in te dienen).

    Het goede financiële beheer van de EU-begroting wordt ook vergemakkelijkt door het verstrekken van sjablonen voor de oprichtingswet en delegatie-instrumenten voor de delegatie van programma’s aan de uitvoerende agentschappen in het volgende meerjarig financieel kader, evenals richtsnoeren voor de oprichting en de werking van uitvoerende agentschappen.

    2.17.De samenwerking met lidstaten verder verbeteren en versterken

    Het Better Spending Network (dat bestaat uit vertegenwoordigers van lidstaten en van de Commissie) moet als onderdeel van het algemene initiatief van de Commissie om haar samenwerking met de lidstaten te verbeteren en versterken helpen bij de uitwisseling van goede praktijken, het delen van kennis en informatie, het in een vroeg stadium opsporen van zwakke punten en het vinden van oplossingen met betrekking tot overheidsuitgaven, onder andere op het gebied van belangenconflicten, de rechtsstaat en fraude en corruptie. Het contact met de lidstaten vindt plaats op hoog niveau (jaarlijkse conferentie van de groep op hoog niveau van het Better Spending Network) en op technisch niveau, met de organisatie van workshops over bepaalde onderwerpen.

    De kwestie belangenconflicten staat hoog op de agenda van de Commissie en is al vaak het onderwerp van gesprekken en oproepen tot actie geweest, met name van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement. Als reactie daarop en naar aanleiding van de herziene regels voor het vermijden van belangenconflicten in het Financieel Reglement 2018, waarin de toepassing ervan uitdrukkelijk werd uitgebreid naar gedeeld beheer, stelt de Commissie een richtsnoer voor de vermijding van belangenconflicten op dat van toepassing is op alle beheersvormen (direct/indirect/gedeeld beheer). Het doel is om het begrip en de kennis over de regels voor het vermijden van belangenconflicten van de verschillende belanghebbenden die binnen de EU-instellingen en in de lidstaten gebruikmaken van EU-fondsen te vergroten. De publicatie ervan staat gepland voor het einde van het jaar.

    De Commissie overweegt ook andere acties om specifieke zorgen die het Europees Parlement heeft geuit en mogelijke problemen of mazen die het afgelopen jaar zijn vastgesteld aan te pakken. Deze acties houden bijvoorbeeld voorstellen in om de kwaliteit en interoperabiliteit van de gegevens over EU-begunstigden die beschikbaar worden gesteld aan de Commissie te verbeteren en de handhaving van terugvorderingen van EU-middelen te waarborgen.

    Op basis van de betrouwbaarheidsverklaringen en punten van voorbehoud in de jaarlijkse activiteitenverslagen ( 33 ) keurt het college dit jaarlijkse beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting – Begrotingsjaar 2019 goed en neemt het de algemene politieke verantwoordelijkheid voor het beheer van de EU-begroting op zich.

    (1)

    ()    De hoogte van de relevante uitgaven van de Commissie komt overeen met de betalingen die in 2019 zijn verricht, minus de voorfinanciering die in 2019 is betaald plus de voorfinanciering die in eerdere jaren is betaald en in 2019 is verrekend (zie bijlage 3 voor de definities en meer details).

    (2)

    ()    Mededeling van de voorzitter aan de Commissie: The Working Methods of the European Commission (Werkmethoden van de Europese Commissie) van 1.12.2019, blz. 3.

    (3)

    ()    Mededeling aan de Commissie: Governance in the European Commission (Governance in de Europese Commissie) van 24.6.2020, C(2020) 4240.

    (4)

    ()    Officieel heten zij gedelegeerde ordonnateurs. In artikel 74, lid 1, van het Financieel Reglement is het volgende bepaald: “De ordonnateur is bij de betrokken instelling van de Unie belast met het innen van de ontvangsten en het verrichten van de uitgaven overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer, onder meer door te zorgen voor verslaglegging over de prestaties, en zorgt voor de wettigheid en regelmatigheid ervan en de gelijke behandeling van de ontvangers.”

    (5)

    ()    Hoofden van uitvoerende agentschappen, bureaus, diensten, taskforces enz.

    (6)

    ()    Zoals wordt vereist in artikel 247 van het Financieel Reglement omvatten de geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen ook: de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie, het verslag over de follow-up van de kwijting van het voorgaande begrotingsjaar, het jaarverslag aan de kwijtingsautoriteit over de uitgevoerde interne controles en de langetermijnraming van toekomstige in- en uitstromen op de EU-begroting.

    (7)

    ()    Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission.

    (8)

    ()    DG Begroting, in samenwerking met het secretariaat-generaal, DG Personele middelen en veiligheid, DG Communicatie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding.

    (9)

    ()    COM(2018) 324 final

    (10)

    ()    Europese Rekenkamer, Jaarverslag 2018, methodologische bijlage 1.1, punten 18-19.

    (11)

    ()    Richtsnoeren van de Commissie voor financiële correcties in geval van onregelmatigheden bij overheidsopdrachten 2019 in de bijlage bij het besluit van de Commissie van 14.5.2019 tot vaststelling van de richtsnoeren voor het bepalen van de financiële correcties die moeten worden verricht op de door de Unie gefinancierde uitgaven in geval van niet-naleving van de toepasselijke regels inzake overheidsopdrachten, C(2019) 3452.

    (12)

    ()    Europese Rekenkamer, Jaarverslag 2018, deel over het Europees Ontwikkelingsfonds, punt 17.

    (13)

    ()    Voor de uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt de term “uiteindelijk risicobedrag” gebruikt, omdat de maatregelen in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds niet worden “afgesloten”.

    (14)

    ()    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s en de Rekenkamer, COM(2019) 196.

    (15)

    ()     https://ec.europa.eu/anti-fraud/sites/antifraud/files/pif_2018_30_years_brochure_en.pdf

    (16)

    ()    Het secretariaat-generaal, de Juridische Dienst, DG Personele middelen en veiligheid en DG Begroting.

    (17)

    ()    Raadpleeg de jaarverslagen van het Europees Bureau voor fraudebestrijding voor meer informatie: https://ec.europa.eu/anti-fraud/about-us/reports/olaf-report_nl

    (18)

    ()    Selectie is het proces van het bestuderen van binnenkomende informatie en het voorbereiden van het besluit van de directeur-generaal van het Europees Bureau voor fraudebestrijding over het al dan niet openen van een onderzoek.

    (19)

    ()    Hoewel de uitgaven voor het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij zijn opgenomen in het begrotingsonderdeel “Natuurlijke hulpbronnen”, geldt hiervoor hetzelfde uitvoeringsmechanisme als voor cohesieuitgaven.

    (20)

    ()    Omdat de maatregelen in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds niet worden afgesloten, wordt het risicobedrag bij afsluiting voor landbouwuitgaven vervangen door het uiteindelijke risicobedrag.

    (21)

    ()    Het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij heeft dezelfde beheers- en controlesystemen als het cohesiebeleid.

    (22)

    ()    Zoals Galileo, de European Geostationary Navigation Overlay Service (de Europese satellietnavigatiesystemen) en Copernicus (het aardobservatiesysteem van de EU).

    (23)

    ()    In het financieel memorandum bij het voorstel van de Commissie voor de Horizon 2020-verordening staat: “Met betrekking tot de onderzoekskosten in het kader van Horizon 2020, is de Commissie dan ook van mening dat een foutenrisico op jaarbasis tussen de 2 en 5 % een realistische doelstelling is, gelet op de kosten van controles, de voorgestelde vereenvoudigingsmaatregelen om de complexiteit van de regels te verminderen en het inherente risico dat verbonden is aan de terugbetalingskosten van het onderzoekproject. Het uiteindelijk beoogde resterende foutenpercentage bij de sluiting van de programma’s, nadat rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen, is te komen tot een niveau dat zo dicht mogelijk bij 2 % blijft.”

    (24)

    ()    De Europese Rekenkamer erkent dit ook (in haar jaarverslag over 2018, punten 1.16-32).

    (25)

    ()    Europese Rekenkamer, Speciaal verslag nr. 7/2020, Uitvoering van het cohesiebeleid: de kosten zijn relatief laag, maar er is onvoldoende informatie om de besparingen door vereenvoudiging te kunnen inschatten, 16.4.2020.

    (26)

    ()     https://ec.europa.eu/info/publications/annual-activity-reports_nl

    (27)

    ()    Laatste versie: C(2020) 1760 final.

    (28)

    ()    Het comité follow-up audit bestaat uit negen leden. Maximaal zes van hen zijn leden van de Commissie en ten minste drie van hen zijn externe leden die aantoonbaar professionele ervaring hebben met audits en daaraan gerelateerde kwesties. De helft van de leden van de Commissie van het comité follow-up audit wordt halverwege de looptijd vervangen. Er worden elk jaar contracten met externe leden opgesteld.

    (29)

    ()    Voornamelijk voor zes diensten (DG Landbouw en Plattelandsontwikkeling, DG Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp, DG Personele middelen en veiligheid, DG Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen, DG Onderzoek en Innovatie en het Uitvoerend Agentschap onderzoek).

    (30)

    ()    De belangrijkste risico’s hadden betrekking op verschillende problemen met de boekhoudkundige controleomgeving, de registratie van terugbetalingen van financiële instrumenten, de tijdige goedkeuring van voorfinanciering, de tijdige afgifte van invorderingsopdrachten en problemen met betrekking tot de synchronisatie van boekhouding op transactiebasis met lokale IT-systemen.

    (31)

    ()    Mededeling aan de Commissie: Update of the charter of the Audit Progress Committee of the European Commission (Bijwerking van het handvest van het Comité follow-up audit van de Europese Commissie) van 27.2.2020, C(2020) 1165.

    (32)

    ()    Verslag over de follow-up van de kwijting voor het begrotingsjaar 2018, dat ook onderdeel is van het pakket geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen.

    (33)

    ()    Artikel 74, lid 9, van het Financieel Reglement.

    Top