EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0383R(01)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het programma Rechten en waarden

COM/2018/383 final/2 - 2018/0207 (COD)

Brussel, 30.5.2018

COM(2018) 383 final

2018/0207(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het programma Rechten en waarden

{SEC(2018) 274 final}
{SWD(2018) 290 final}
{SWD(2018) 291 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel, dat van toepassing zou moeten worden op 1 januari 2021, gaat uit van een Unie van 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich terug te trekken uit de Europese Unie en uit Euratom, die de Europese Raad op 29 maart 2017 heeft ontvangen uit hoofde van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

·Motivering en doel

De Europese Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen. De Unie is een rechtsgemeenschap en ontleent haar bestaan aan haar waarden. Deze waarden zijn verankerd in de EU-Verdragen, het Handvest van de grondrechten van de EU en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

In het bijzonder luidt artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie als volgt: „De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.” Voorts wordt in artikel 3 bepaald: „De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen” en „De Unie eerbiedigt haar rijke verscheidenheid van cultuur en taal en ziet toe op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed”. In overeenstemming hiermee stelt de Commissie in haar discussienota over de toekomst van de EU-financiën 1 : „De EU-begroting ondersteunt dit [doel], in samenwerking met de nationale begrotingen en ter aanvulling van andere inspanningen op Europees en nationaal niveau”.

Deze waarden omvatten in het bijzonder grondrechten zoals non-discriminatie en gelijkheid, antiracisme en verdraagzaamheid, eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, culturele diversiteit, een levendig maatschappelijk middenveld, vrijheid van meningsuiting en burgerparticipatie in het democratisch bestel.

Het gevoel deel te hebben aan gemeenschappelijk cultureel erfgoed, collectief geheugen en collectieve herdenking is bovendien een noodzakelijke voorwaarde voor het deelnemen aan een democratische gemeenschap en het wegnemen van stereotypen en verdeeldheid tussen Europeanen.

De huidige Commissie heeft de totstandkoming van een Unie van democratische verandering als een van haar tien politieke prioriteiten bestempeld, en streeft er in die context naar om de burgers sterker te betrekken bij de activiteiten van de EU en de wijze waarop zij functioneert, en hun vertrouwen in de Unie te geven.

De EU-financiën kunnen een meerwaarde bieden en bijdragen tot de eerbiediging van de gemeenschappelijke Europese waarden.

Om de gemeenschappelijke Europese waarden en rechten te bevorderen, heeft de EU een aantal instrumenten gecombineerd in een samenstel van wetgeving, beleid en financiering. Met name tonen de volgende financieringsprogramma’s een sterke maatschappelijke focus en een duidelijk verband met de Europese waarden: het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap, het programma Europa voor de burger en het programma Justitie.

Deze programma’s hebben geleid tot reële vooruitgang ten aanzien van de waarden en de rechten die de EU-wetgeving toekent aan mensen in heel de Unie.

Om een paar voorbeelden te noemen: mensen zijn zich meer bewust van hun rechten en hun gemeenschappelijke geschiedenis en cultuur, meer vrouwen werken, de rechten van het kind worden bevorderd en beschermd, de rechtsstelsels zijn doeltreffender geworden, juristen zijn ervan op de hoogte wanneer en hoe het acquis van de EU moet worden toegepast, en er is een levendige grensoverschrijdende samenwerking, er is op EU-niveau meer democratische en burgerparticipatie en er is meer begrip en respect voor de verschillende herinneringen, culturen en tradities.

Overeenkomstig het recht van de Unie genieten mensen bepaalde rechten en hebben zij recht op een onafhankelijk en doeltreffend gerecht en de eerbiediging van de rechtsstaat. Via specifieke fondsen heeft de EU blijk gegeven van haar gehechtheid aan de bestrijding van geweld tegen vrouwen en kinderen en van alle vormen van discriminatie, de bevordering en bescherming van de rechten van personen met een handicap en de ondersteuning van een dynamisch en sterk maatschappelijk middenveld in de EU.

Ondanks de vooruitgang die met de lopende programma’s is geboekt, zijn er nog altijd lacunes op de beleidsterreinen in kwestie, en er zijn nieuwe uitdagingen bijgekomen die moeten worden aangepakt.

De gemeenschappelijke uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd op het gebied van justitie, rechten en waarden zijn tweeledig:

het streven van de Unie om een gemeenschap te zijn die gegrondvest is op gedeelde waarden en rechten, een gedeeld historisch en cultureel erfgoed en de betrokkenheid van de mensen, wordt gehinderd door een aantal in opkomst zijnde bewegingen die zich keren tegen het idee van een open, inclusieve, hechte en democratische samenleving waar burgerparticipatie en burgerrechten de mogelijkheden scheppen voor de ontwikkeling van een verdraagzame wijze van samenleven;

het versnipperde karakter en de beperkte middelen waarover kan worden beschikt in het kader van de huidige financieringsprogramma’s op het gebied van waarden, rechten, burgerschap en justitie beperken het vermogen van de EU om het hoofd te bieden aan reeds bestaande en nieuwe uitdagingen. Onvoldoende budget binnen de programma’s om aan de vraag te voldoen is een belangrijk probleem, dat volgens de respondenten van de openbare raadpleging kan verhinderen dat de doelstellingen van de huidige programma’s worden verwezenlijkt.

Uit nadere analyse blijkt ook het volgende:

mensen kunnen nog altijd niet volledig aanspraak maken op hun rechten: ongelijkheid en discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie bestaan nog steeds. Geweld is nog steeds een realiteit in het dagelijks leven van veel vrouwen, kinderen en andere personen die risico lopen;

er moet meer worden gedaan om burgers bewust te maken van de waarden van de EU en de voordelen van het burgerschap van de Unie, om een hoger niveau van politieke en maatschappelijke participatie tot stand te brengen en om het inzicht in de EU, haar geschiedenis, cultureel erfgoed en diversiteit te versterken;

de uit het EU-burgerschap voortvloeiende rechten — vrij verkeer, consulaire bescherming en kiesrecht — zijn nog onvoldoende bekend en worden onvoldoende toegepast, wat een hindernis vormt voor de politieke en maatschappelijke participatie van de burgers;

economische crises, aanhoudende ongelijkheden en problemen zoals in verband met migratie hebben ertoe geleid dat sommige mensen de rechten en waarden waarop de Unie is gegrondvest, in twijfel trekken. In sommige gevallen worden ook de rechtsstaat, de toegang tot de rechter, de ruimte voor het maatschappelijk middenveld en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht aangevochten;

er is onvoldoende justitiële samenwerking in strafzaken en burgerlijke zaken en de toegang tot de rechter in een andere lidstaat stuit nog steeds op problemen. De instrumenten om vergelijkende gegevens over de kwaliteit, onafhankelijkheid en efficiëntie van de rechtsstelsels van de lidstaten te verzamelen, moeten worden verbeterd. Een belangrijke hindernis voor wederzijdse erkenning en justitiële samenwerking is het gebrek aan vertrouwen in de rechtsstelsels van andere lidstaten.

Als deze problemen niet worden aangepakt, kan dat ernstige gevolgen hebben, doordat het vertrouwen in de democratie en de steun voor de instandhouding van de waarden en grondrechten zouden worden aangetast.

Deze uitdagingen gelden voor alle lidstaten en hebben een grensoverschrijdende dimensie. Actie op nationaal niveau is weliswaar belangrijk, maar de afzonderlijke lidstaten alleen hebben onvoldoende mogelijkheden om deze uitdagingen aan te pakken.

Het bevorderen en verdedigen van de EU-waarden en EU-rechten heeft vergaande implicaties voor het politieke, sociale, culturele en economische leven van de Unie en draagt bij tot de tastbare invloed van de EU op het dagelijks leven van de mensen. Op dit gebied is permanente, intensievere actie op EU-niveau vereist om de resterende leemten en nieuwe uitdagingen aan te pakken, en te zorgen voor bevordering, doeltreffende bescherming en eerbiediging van de rechten en waarden; dit zal ook bijdragen tot de voltooiing van de interne markt en de welvaart en cohesie in de EU bevorderen. De EU zal hierdoor ook een belangrijke rol kunnen spelen waar het gaat om het verdedigen en bevorderen van haar waarden op mondiaal niveau en kunnen bijdragen aan de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling van de VN.

Gezien het bovenstaande zal het nieuwe financieringsprogramma Rechten en waarden gericht zijn op het beschermen en bevorderen van de rechten en waarden die zijn verankerd in de EU-verdragen en het Handvest van de grondrechten van de EU, onder meer door ondersteuning te bieden aan maatschappelijke organisaties, met als doel een open, democratische en inclusieve samenleving in stand te houden.

Dit nieuwe programma zal samen met het programma Justitie deel uitmaken van een nieuw Fonds voor justitie, rechten en waarden binnen de EU-begroting, dat moet bijdragen tot de instandhouding van een open, democratische, pluralistische en inclusieve samenleving. Het Fonds zal mensen ook nieuwe mogelijkheden bieden door de rechten en waarden te beschermen en te bevorderen en bij te dragen tot de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte.

·Verenigbaarheid met bestaande beleidsbepalingen

Het Fonds voor justitie, rechten en waarden draagt rechtstreeks bij tot verschillende van de prioriteiten 2 van de Europese Commissie, met name de totstandbrenging van een op wederzijds vertrouwen gebaseerde ruimte van recht en grondrechten, een diepere, billijkere interne markt en een Unie van democratische verandering, groei en werkgelegenheid.

Het nieuwe programma is in overeenstemming met de Europese pijler van sociale rechten, die op 17 november 2017 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie gezamenlijk is afgekondigd. De pijler van sociale rechten behelst nieuwe en doeltreffendere rechten voor de burger op basis van twintig fundamentele beginselen, waaronder gendergelijkheid, gelijke kansen, ondersteuning van kinderen en integratie van mensen met een handicap.

Burgerschap is een beleidsterrein dat bij uitstek geschikt is voor het ontwikkelen van synergieën tussen de huidige financieringsprogramma’s inzake onderwijs, cultuur en EU-burgerschap. Sterkere synergieën tussen het programma Europa voor de burger en het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap kunnen tot stand komen door middel van nauwere thematische samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van racismebestrijding, gelijkheid, cultureel erfgoed, herdenking en culturele diversiteit. Herdenkingsactiviteiten, stedenbanden en pan-Europese netwerken zijn bedoeld om een breder perspectief en een gevoel van Europese saamhorigheid en Europese identiteit te ontwikkelen.

·Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het Fonds voor justitie, rechten en waarden en beide daaronder vallende financieringsprogramma’s dragen bij tot de versterking en verdediging van de EU-waarden, de eerbiediging van de rechtsstaat en de instandhouding van de open, democratische, inclusieve en creatieve samenlevingen die de Europeanen wensen. Ook volgens huidige regels moeten de lidstaten al aantonen dat hun voorschriften en procedures voor het financiële beheer van de EU-gelden solide zijn en dat de financiering voldoende wordt beveiligd tegen misbruik en fraude. Slechts een onafhankelijke rechterlijke macht die de rechtsstaat en de rechtszekerheid in alle lidstaten beschermt, kan uiteindelijk garanderen dat het geld van de EU-begroting afdoende wordt beschermd.

Op basis van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een verordening inzake de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten. Die nieuwe verordening vormt een aanvulling op de instrumenten ter bescherming van de gemeenschappelijke waarden van de EU, waaronder dit programma.

Het programma Rechten en waarden richt zich op de financiering van beleid op het gebied van waarden en rechten en concentreert zich op het leven van mensen en hun participatie in de samenleving. In dat verband kunnen nauwe synergieën met verschillende beleidsmaatregelen en financieringsprogramma’s tot stand komen. De volgende synergieën verdienen bijzondere aandacht:

Synergieën met het beleid op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken en onderwijs

Het toekomstige Europees Sociaal Fonds plus wordt een belangrijke onderdeel van de cluster „Investeren in mensen en waarden”. Dit onderdeel is bedoeld om steun te verlenen aan de burgers door te investeren in: menselijk kapitaal, (jeugd)werkgelegenheid, sociale innovatie, verwerving van digitale basisvaardigheden, integratie van migranten, sociale inclusie van de meest behoeftigen, en een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid. Potentiële synergieën zullen worden ontwikkeld en versterkt, met name om gendergelijkheid en gelijke kansen voor ondervertegenwoordigde groepen zoals de Roma, sociale rechtvaardigheid, de waarden van de EU en de eerbiediging van de grondrechten te bevorderen.

De synergieën met het Erasmus+-programma kunnen worden versterkt, aangezien Erasmus+ ook kansarme groepen ondersteunt, zoals jongeren met een handicap, bij het verkrijgen van betere toegang tot onderwijs. Erasmus+ ondersteunt tevens acties voor sterkere sociale inclusie en is verder bedoeld ter bevordering van gemeenschappelijke waarden door middel van onderwijs. De reeds bestaande synergieën met het programma Creatief Europa zullen worden gehandhaafd en versterkt, met name op het gebied van cultureel erfgoed en culturele diversiteit.

Synergieën met het externe beleid en het ontwikkelingssamenwerkings- en uitbreidingsbeleid

De bevordering van waarden en rechten binnen de EU gaat samen met de bevordering ervan op mondiaal niveau, onder meer door koppeling met de uitvoering van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling. In dit verband moeten synergieën worden ontwikkeld met vooral het externe EU-optreden op multilateraal niveau maar ook ten aanzien van de ontwikkelingssamenwerking en het uitbreidingsbeleid, om te zorgen voor samenhang met betrekking tot de bevordering van de mensenrechten, de rechtsstaat, gendergelijkheid, non-discriminatie en verdraagzaamheid.

Synergieën met de eengemaakte markt

Het toekomstige programma voor de eengemaakte markt zal steun verlenen aan burgers en consumenten op de eengemaakte markt om hen te helpen hun rechten te versterken en hun positie te verbeteren. In dit verband zal dat programma een aanvulling vormen op de acties die worden gefinancierd door het programma Rechten en waarden, dat sterke nadruk legt op het mondiger maken van mensen.

Door financiering van activiteiten met betrekking tot het vennootschapsrecht, het overeenkomstenrecht en de bestrijding van witwassen vormt het toekomstige programma voor de eengemaakte markt een aanvulling op het programma Justitie en zal het rechtstreeks bijdragen tot de uitvoering van het justitiebeleid van de EU en de totstandbrenging van een Europese rechtsruimte. Hetzelfde geldt voor het consumentenbeleid.

Synergieën met het beleid inzake migratie, grensbeheer en veiligheid

Het programma Rechten en waarden zal helpen het hoofd te bieden aan de diverse problemen die de sociale cohesie in de EU aantasten. Het programma zal steun verlenen aan activiteiten ter voorkoming en bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat, haatuitingen en gewelddadig extremisme en zodoende bijdragen tot de strijd tegen radicalisering en terrorisme in het algemeen. Door de rechten van kinderen in kwetsbare situaties (waaronder migratie) te bevorderen en beschermen, geweld tegen vrouwen en kinderen tegen te gaan en acties ter bestrijding van discriminatie te ondersteunen, levert dit programma ook een bijdrage aan de prioriteiten en doelstellingen met betrekking tot betere migratiebeheersing, bevordering van integratie en bestrijding van mensenhandel.

Synergieën met het milieubeleid

Het programma Rechten en waarden bestrijkt gezondheidsvraagstukken als aanvulling op de dekking daarvan onder het milieubeleid van de EU; dit geldt ook voor maatregelen met een milieudimensie in het kader van de LIFE-verordening 3 .

Integratie van klimaatactie

In het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader 2021–2027 worden ambitieuzere doelen gesteld voor de integratie van klimaatactie in alle EU-programma’s: het algemene streefcijfer is dat 25% van de EU-uitgaven moet bijdragen tot de klimaatdoelstellingen. De bijdrage van dit programma tot de verwezenlijking van dit algemene streefcijfer wordt gemonitord met behulp van een op passend niveau uitgesplitst systeem van klimaatmarkers, onder meer door gebruik te maken van exactere methoden als die beschikbaar zijn. De Commissie zal jaarlijks in de context van de ontwerpbegroting de nodige informatie blijven verstrekken in termen van vastleggingskredieten.

Om mogelijk te maken dat het potentieel van het programma om aan de klimaatdoelstellingen bij te dragen volledig wordt benut, zal de Commissie tijdens het hele proces van de voorbereiding, uitvoering, toetsing en evaluatie van het programma relevante acties aanwijzen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

·Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 16, lid 2, artikel 19, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 24, artikel 167, lid 5, en artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De combinatie van deze artikelen is nodig om de beleidsmaatregelen die worden ontwikkeld en uitgevoerd in het kader van de huidige programma’s te kunnen blijven ondersteunen. Het is niet de bedoeling de activiteiten uit te breiden tot nieuwe beleidsterreinen. De combinatie van artikelen is nodig om de algemene doelstellingen van het programma volledig te kunnen verwezenlijken en de financiering te vereenvoudigen en doeltreffender te maken.

Krachtens artikel 16, lid 2, VWEU beschikt de Unie over de bevoegdheid om voorschriften vast te stellen betreffende de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie, alsook door de lidstaten, bij de uitoefening van activiteiten die binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie vallen, alsmede de voorschriften betreffende het vrij verkeer van die gegevens. Deze verdragsbepaling is een van de rechtsgrondslagen voor dit voorstel.

Conform artikel 19, lid 2, VWEU kunnen stimuleringsmaatregelen worden vastgesteld ter ondersteuning van de actie die de lidstaten ondernemen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie te bestrijden, met inbegrip van activiteiten ter bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen en ter ondersteuning van de rechten van het kind. Deze verdragsbepaling is een van de rechtsgrondslagen voor dit voorstel.

Op grond van artikel 21, lid 2, VWEU kunnen EU-maatregelen worden vastgesteld ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van de burger om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven. Ook acties die tot doel hebben burgers en autoriteiten te informeren over het recht op diplomatieke en consulaire bescherming en over het stemrecht kunnen onder dit artikel vallen, aangezien het daardoor voor burgers gemakkelijker wordt om hun recht van vrij verkeer en verblijf uit te oefenen.

Democratische betrokkenheid, burgerparticipatie en de facilitering van het maatschappelijk middenveld zijn essentiële bouwstenen van het concept van het burgerschap van de Unie en het recht op vrij verkeer en verblijf in de EU, zoals gedefinieerd in artikel 21, lid 1. In deze context zijn dit cruciale faciliterende factoren voor het recht op vrij verkeer en verblijf in de EU.

Artikel 24 VWEU voorziet in een burgerinitiatief in de zin van artikel 11 VEU. Eerstgenoemd artikel is een van de rechtsgrondslagen voor dit voorstel, aangezien het voorziet in de financiering van technische en organisatorische ondersteuning voor de uitvoering van verordening [(EU) nr. 211/2011], en zo de grondslag vormt voor de uitoefening door de burgers van hun recht om Europese burgerinitiatieven te organiseren en er steun aan te betuigen.

Op grond van artikel 167 VWEU dient de Unie bij te dragen tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, daarbij de nadruk leggend op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Het optreden van de Unie moet de samenwerking tussen de lidstaten aanmoedigen en hun activiteiten op gebieden als verbetering van de kennis en verbreiding van de cultuur en de geschiedenis van de Europese volkeren en instandhouding en bescherming van het cultureel erfgoed van Europees belang aanvullen. Artikel 167, lid 5, VWEU is daarom een van de rechtsgrondslagen voor dit voorstel.

Krachtens artikel 168 VWEU moet een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid worden verzekerd en moet het optreden van de Unie, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid, gericht zijn op het voorkomen van aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Geweld, waaronder geweld tegen kinderen en vrouwen, is een gevaar voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Kinderen zijn kwetsbare burgers, die goed moeten worden beschermd tegen deze gevaren voor hun lichamelijke en geestelijke gezondheid, waaronder vaak ook grensoverschrijdende dreigingen. Ook geweld tegen vrouwen is een ernstige bedreiging voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de slachtoffers, die goede bescherming nodig hebben. Artikel 168 VWEU is daarom een van de rechtsgrondslagen voor dit voorstel.

·Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De bevordering en bescherming van waarden vereist mechanismen voor grensoverschrijdende samenwerking en netwerkmogelijkheden. Doorgaans zijn de lidstaten afzonderlijk hiertoe niet in staat.

Op vele gebieden, zoals gelijkheid en non-discriminatie en burgerschap, worden individuen wel beschermd door het Unierecht en de Uniewetgeving, maar kennen zij hun rechten onvoldoende. Alleen door middel van bewustmaking, het delen van beste praktijken en het aanbieden van training op EU-niveau is het mogelijk iedereen in alle lidstaten te bereiken, informatie te bieden aan bestuurlijke structuren en autoriteiten en een consistente boodschap over te brengen. Optreden op EU-niveau levert bovendien schaalvoordelen op, waarborgt de kwaliteit van de maatregelen en zorgt voor een consistente interpretatie en coherente toepassing van de wetgeving in de hele EU.

Op nationaal en regionaal niveau is de financiering voor activiteiten ter bevordering van de burgerparticipatie in de EU slechts zeer beperkt en in veel Europese landen zijn nog minder middelen beschikbaar voor herdenkingsactiviteiten. Ook als begunstigden financiering ontvangen voor soortgelijke activiteiten, geven alternatieve financieringsbronnen geen prioriteit aan de bevordering van burgerschap en herdenking op EU-niveau. Het feit dat belanghebbenden niet of nauwelijks in staat zijn om zonder financiële steun van de EU dergelijke projecten uit te voeren, wijst erop dat de begunstigden in hoge mate afhankelijk zijn van EU-middelen.

·Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het is beperkt tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstelling op Europees niveau te verwezenlijken, en gaat niet verder dan wat daarvoor nodig is.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

·Evaluatie achteraf van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De tussentijdse evaluatie van het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap toont aan dat de problemen en onderliggende factoren van de algemene doelstelling en de specifieke doelstellingen nog steeds relevant zijn. De algemene steunbehoeften die bij de aanvang van het programma waren vastgesteld, zijn niet volledig verwezenlijkt, maar zijn nog steeds relevant. Het programma bereikt over het algemeen de relevante doelgroepen op adequate wijze, maar bij de tenuitvoerlegging zouden hun behoeften systematischer moeten worden geanalyseerd. Bovendien zijn er problemen geïdentificeerd met betrekking tot gelijke kansen (verdeling van de middelen over begunstigdengroepen, betrokkenheid van instanties voor gelijke behandeling, gendermainstreaming, mainstreaming van de rechten van het kind en de rechten van personen met een handicap) op het gebied van programmering, uitvoering en toezicht. Ook coördinatie en uitwisseling van informatie tussen de programma’s en projecten zou helpen om de samenhang te vergroten.

Met de uitvoering van het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap zijn bevredigende vorderingen gemaakt wat betreft de financiële uitvoering en de wijze waarop het programma de deelnemers bereikt. Uit analyse van de resultaten van het programma blijkt dat de groepen die deelnemen aan door het programma gefinancierde activiteiten nu een beter begrip hebben van het recht en het beleid van de Unie. De begunstigden gaven de activiteiten waaraan zij hadden deelgenomen een overwegend positieve beoordeling, maar er is ruimte voor verbetering. De voorlichtingsactiviteiten ter promotie van het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap waren overwegend succesvol. Verdere inspanningen zijn echter nodig om ervoor te zorgen dat alle potentiële aanvragers in alle lidstaten worden bereikt. Een van de belangrijkste resultaten van het nieuwe programma, in vergelijking met voorgaande programma’s, is dat het de begunstigden minder tijd en geld kost: de respondenten gaven aan dat zowel de voorbereiding van de voorstellen als de uitvoering van de activiteiten minder omslachtig was.

De verschillende soorten uitvoeringsmaatregelen (exploitatiesubsidies, subsidies voor acties, rechtstreekse subsidies en aanbestedingen) zijn in overeenstemming met de doelstellingen van het programma en de behoeften van belanghebbenden die voor steun in aanmerking komen. De financieringsverordening voor het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap bood een hoge mate van flexibiliteit door middel van niet-openbare oproepen tot het indienen van voorstellen, met name voor grootschalige bewustmakingsacties op het gebied van gegevensbescherming en het voorkomen van geweld. De begunstigden van het programma toonden zich bezorgd over de efficiëntie van de aanvraagprocedure en de verplichtingen en mechanismen voor uitvoering en rapportage. Er is nog ruimte voor verdere vereenvoudiging.

Uit evaluaties en studies van het programma Europa voor de burger die de afgelopen tien jaar zijn uitgevoerd, is gebleken dat het programma een belangrijke rol heeft gespeeld als enige EU-programma dat rechtstreeks op de burgers is gericht en hen erbij betrekt door middel van een bottom-upaanpak. Uit de tussentijdse evaluatie van het programma Europa voor de burger 2014–2020 is gebleken dat de doelstellingen ervan relevant waren en nog steeds zijn voor de nagestreefde aanpak, namelijk om a) het inzicht van de burgers in de Unie en haar gedeelde geschiedenis en diversiteit te vergroten, en b) het Europees burgerschap te stimuleren en de voorwaarden voor democratische en burgerparticipatie op EU-niveau te bevorderen. Deze twee onderdelen zijn niet alleen onderling complementair, maar versterken elkaar ook vanwege het verband tussen de lessen uit het verleden en de plannen voor de toekomst van Europa. Het grote aantal directe en indirecte deelnemers die Europa voor de burger heeft bereikt, laat zien dat het programma zijn doel heeft bereikt tegen relatief lage kosten. Tegelijkertijd heeft de sterke vraag van subsidieaanvragers uitgewezen dat er ruimte is voor aanvullende financiering, een punt dat belanghebbenden ook noemden bij de evaluatie. Het Europees Parlement heeft in zijn verslag van maart 2017 over de uitvoering van Europa voor de burger 2014–2020 zijn krachtige steun uitgesproken voor het programma en gepleit voor een aanmerkelijke verhoging van het budget. Europa voor de burger heeft zijn toegevoegde waarde op EU-niveau aangetoond dankzij het effect op de deelnemers en zijn rol als aanvulling op andere financieringsprogramma’s en beleidsinitiatieven van de EU op het gebied van onderwijs, cultuur en EU-burgerschap. Aspecten ten aanzien waarvan er ruimte is voor verbetering, zijn onder andere vergroting van de zichtbaarheid van het programma, herziening van de monitoringindicatoren en ontwikkeling van sterkere synergieën met andere relevante financieringsprogramma’s en initiatieven van de EU.

·Raadpleging van belanghebbenden

In het kader van de raadpleging ter ondersteuning van de voorbereidende werkzaamheden voor het programma zijn onder meer de volgende maatregelen uitgevoerd: i) een openbare raadpleging over waarden en mobiliteit en over het voorstel voor het meerjarig financieel kader na 2020; ii) openbare raadplegingen inzake de tussentijdse evaluatie van de huidige financieringsprogramma’s; en iii) een aantal ad-hocraadplegingen die de Commissie heeft georganiseerd in de vorm van rondetafelgesprekken met belanghebbenden, conferenties en seminars.

Openbare raadpleging over EU-financiering op het gebied van waarden en mobiliteit

Er zijn raadplegingen uitgevoerd in het kader van de evaluatie van bestaande financieringsprogramma’s van de EU op diverse beleidsterreinen, waarbij met name is gekeken naar de huidige prestaties en uitdagingen voor de toekomst. De openbare raadpleging over EU-financiering op het gebied van waarden en mobiliteit was bedoeld om de standpunten van alle belanghebbenden te vernemen over de beste manier om ervoor te zorgen dat elke euro uit de EU-begroting optimaal wordt besteed. De raadpleging duurde van 10 januari tot 9 maart 2018 en was beschikbaar in 23 officiële talen van de EU.

De Commissie ontving in totaal 1 839 reacties uit heel Europa. Daarvan kwam 52% van respondenten die ervaring hebben met Erasmus+ en 43% van respondenten die ervaring hebben met Creatief Europa.

Uit elke lidstaat werd ten minste één reactie ontvangen. De meeste bijdragen kwamen uit Duitsland (24,4%), Frankrijk (8,7%), België (7,7%) en Spanje (5,4%).

Van de 1 839 via de onlinevragenlijst ontvangen reacties kwam 65,2% (1 199) van organisaties en 34,8% (640) van burgers.

Uiteenlopende belanghebbenden hebben hun standpunt uiteengezet: van de 1 199 bijdragen van organisaties waren er 355 (19,3%) afkomstig van niet-gouvernementele organisaties, platformen en netwerken, 270 (14,7%) van particuliere ondernemingen (vooral kleine en micro-ondernemingen) en 127 (6,9%) van onderzoekers en academici.

De onderstaande analyse is toegespitst op respondenten die ervaring hebben met een of meer van de volgende EU-programma’s:

1. Europa voor de burger

2. Rechten, gelijkheid en burgerschap

3. Creatief Europa

4. Justitie

Enkele van de voornaamste resultaten:

„Bevordering van de Europese identiteit en gemeenschappelijk waarden” en „bevordering van rechten en gelijkheid” werden (onder de vier eerstgenoemde beleidsuitdagingen) door de respondenten aangemerkt als belangrijke gemeenschappelijke beleidsuitdagingen waaraan elk van de vier programma’s aandacht moet schenken. Ook „steun voor actief burgerschap, democratische participatie in de samenleving en rechtsstaat” en „bevordering van sociale integratie en rechtvaardigheid” werden gezien als belangrijke uitdagingen die moeten worden aangepakt in de desbetreffende programma’s. Dit gold in mindere mate voor het programma Creatief Europa, waarvoor „economische uitdagingen en culturele diversiteit” belangrijker werd gevonden.

„Ondersteuning van innovatie”, „stimulering van Europese culturele diversiteit en cultureel erfgoed” en „bevordering van de Europese identiteit en gemeenschappelijk waarden” werden door 50% of meer van de respondenten die ervaring hadden met de vier programma’s genoemd als beleidsterreinen die de uitdagingen waarmee zij worden geconfronteerd, geheel of vrij goed aanpakken. Tevens was 52% van de respondenten met ervaring met Creatief Europa van mening dat het beleid ter „ondersteuning van het concurrentievermogen van de Europese culturele en creatieve sector” een volledig tot vrij goed antwoord geeft op de uitdagingen.

Rond 80% van de respondenten met ervaring op het gebied van de vier bovengenoemde EU-programma’s was het ermee eens dat deze programma’s in hoge of vrij hoge mate een toegevoegde waarde bieden aan de resultaten die de lidstaten kunnen bereiken op nationaal, regionaal of lokaal niveau.

Als belemmeringen die kunnen verhinderen dat de programma’s hun doel bereiken, noemden de respondenten, ongeacht het specifieke programma, vrijwel dezelfde problemen. „Te klein budget om aan de vraag te voldoen”, „onvoldoende ondersteuning voor kleinschalige belanghebbenden” en „onvoldoende steun voor aanvragers die voor het eerst een aanvraag indienen” werden als de drie belangrijkste obstakels genoemd.

Respondenten die ervaring hebben met een of meer van de vier programma’s vinden „gebruik van eenvoudiger aanvraagformulieren”, „facilitering van gestructureerde netwerken en partnerschappen”, „vergemakkelijken van financiering voor acties die op meerdere sectoren betrekking hebben” en „betere coördinatie tussen de verschillende programma’s/fondsen” de belangrijkste stappen om de administratieve lasten voor de begunstigden te verminderen.

Effectbeoordeling

De effectbeoordeling is opgesteld om te analyseren of het nuttig is de programma’s Rechten, gelijkheid en burgerschap 2014–2020, Europa voor de burger, Creatief Europa en Justitie samen te voegen tot één programma Europese cultuur, rechten en waarden. De Commissie heeft besloten om Creatief Europa te handhaven als zelfstandig programma en een Fonds voor justitie, rechten en waarden in het leven te roepen, dat uit twee financieringsprogramma’s bestaat: het programma Justitie en het programma Rechten en waarden. De effectbeoordeling blijft geldig als onderbouwing van al deze initiatieven.

Op 20 april 2018 heeft de Raad voor regelgevingstoetsing een gunstig advies uitgebracht over de bijgaande effectbeoordeling. De Raad voor regelgevingstoetsing beval ook aan om het verslag van de effectbeoordeling verder te verbeteren. Enkele hoofdpunten waren dat de resultaten van de evaluatie en de bevindingen volledig moesten worden benut, dat de toekomstige prioriteiten beter moesten worden opgezet en dat de verwachte impact van de verandering van de uitvoeringsmechanismen duidelijker moest worden beschreven. Deze aspecten zijn verbeterd in de uiteindelijke versie van de effectbeoordeling. De effectbeoordeling geeft een overzicht van de lessen die zijn getrokken uit de programma’s Creatief Europa, Rechten, gelijkheid en burgerschap, Europa voor de burger en Justitie en bevat een voorstel voor een nieuwe structuur. Daarnaast is gekeken naar de uitvoeringsmechanismen waarmee de cultuur en waarden van de EU worden bevorderd en de mate waarin de doelstellingen van het komende meerjarig financieel kader op het gebied van efficiëntie, flexibiliteit, synergie en vereenvoudiging zullen worden bereikt. Er is rekening gehouden met de resultaten van de tussentijdse evaluatie. Voor alle geëvalueerde programma’s is een duidelijke toegevoegde waarde aangetoond. Met de nieuwe clusterstructuur zal het mogelijk zijn om de mogelijkheden van de huidige programma’s ter bevordering van de waarden van de Unie verder te benutten en de toegevoegde waarde van de EU te vergroten.

De drie onderzochte hoofdscenario’s zijn:

handhaving van de status quo met vier financieringsprogramma’s in de subcluster „waarden” van de EU-begroting, namelijk Rechten, gelijkheid en burgerschap, Justitie, Creatief Europa en Europa voor de burger.

Als alternatief voor de huidige situatie en het basisscenario werd een tweede scenario voorgesteld, in het kader waarvan synergieën worden ontwikkeld tussen de huidige programma’s en deze worden gecombineerd in één overkoepelend politiek document inzake de waarden van de EU met twee onderliggende financieringsprogramma’s, Europese cultuur, rechten en waarden en Justitie.

Het derde scenario behelst de instelling van één financieringsprogramma dat alle vier bovengenoemde financieringsprogramma’s bestrijkt.

Basisscenario: status quo met vier financieringsprogramma’s en een evenredige verlaging van het budget met 15%

Uit de analyse van het basisscenario met een mogelijke verlaging van 15% van de beschikbare financiering blijkt dat dit resulteert in negatieve gevolgen voor de uitvoering van het beleid. In het bijzonder geldt het volgende:

Vermindering van de financiering van het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap met 15% zou resulteren tot prioritering op jaarbasis, d.w.z. dat de middelen in een bepaald jaar op sommige beleidsterreinen zouden worden geconcentreerd en dat de volgende jaren weer andere beleidsterreinen aan bod zouden komen, hetgeen in tegenspraak zou zijn met het feit dat de behoeften in de praktijk toenemen. Deze verlaging zou ook betekenen dat minder middelen beschikbaar zijn voor studies, gegevensverzameling, bewustmakingscampagnes en dergelijke, die alle noodzakelijk zijn voor beleid en wetgeving die deugdelijk en empirisch onderbouwd zijn.

Wat het programma Europa voor de burger betreft , zou een verlaging van 15% leiden tot een daling van de begroting met 157 miljoen EUR, waardoor de Commissie niet meer zou kunnen voldoen aan haar belofte om de burgers centraal te stellen in het Europese proces. De kritische massa van deelnemers en de geografische dekking van de activiteiten die nodig zijn voor het bedoelde effect zouden niet meer kunnen worden bereikt. Een stabiele begrotingstoewijzing (gebaseerd op de begroting voor 2017) zou de continuïteit waarborgen, maar niettemin een beperkt effect hebben.

Een verlaging met 15% van de middelen voor het subprogramma Media (onderdeel van Creatief Europa) zou onvermijdelijk leiden tot afslanking en concentratie op een beperkt aantal acties. Verlaging van de financiering zou een onevenredig grote impact hebben op landen met een lagere productie en/of landen met een beperkt geografisch en/of taalgebied. Dit zou ook leiden tot een vermindering van het aantal opleidingsactiviteiten voor vakmensen op audiovisueel gebied en het aantal EU-coproducties, d.w.z. werken die in andere lidstaten een groter publiek kunnen bereiken. Beperking van de omvang van het netwerk van bioscoopexploitanten zou negatieve gevolgen zou hebben voor de toegang van EU-burgers, met name die uit de Midden- en Oost-Europese landen, tot niet-nationale Europese inhoud.

Door een verlaging van het budget voor het subprogramma Cultuur (onderdeel van Creatief Europa) met 15% niet langer de kritische massa worden bereikt die noodzakelijk is om aan de behoeften van de culturele en creatieve sector te kunnen voldoen. Dit leidt met name tot minder Europese toegevoegde waarde en derhalve een geringer effect op culturele diversiteit, minder mogelijkheden voor grensoverschrijdende samenwerking, minder marktmogelijkheden en minder carrièremogelijkheden voor professionals in de culturele en creatieve sector. Het maatschappelijke effect zou terugvallen, de internationale openstelling van het programma zou wellicht moeten worden beperkt tot het niveau van vóór 2014 en deelname van de belangrijkste naburige partnerlanden zou niet langer mogelijk zijn.

De financiële garantie voor de culturele en creatieve sector zou in gevaar kunnen komen, hetgeen schadelijk zou zijn voor de sector, met name voor de oostelijke landen, die een minder goed ontwikkelde financiële markt hebben, waardoor er minder mogelijkheden zijn om financiering te krijgen.

Afgewezen alternatief in het kader van de effectbeoordeling: één programma

Het in het derde scenario voorgestelde alternatief, combinatie van alle programma’s in één instrument/programma, is om redenen die verband houden met de rechtsgrondslag afgewezen. De meeste van de activiteiten en beleidsterreinen zijn namelijk gebaseerd op artikelen die in een gewone wetgevingsprocedure voorzien, met uitzondering van het huidige programma Europa voor de burger. Momenteel ligt de nadruk in Europa voor de burger op burgerparticipatie en is het programma daarom gebaseerd op artikel 352 VWEU (eenparigheid van stemmen). Uit analyse is gebleken dat de doelstellingen van de desbetreffende activiteiten, met enige wijziging van de aandachtspunten, konden worden aangepast aan de nieuwe aanpak, die een breder programma behelst; in dat geval zouden de doelstellingen vallen onder artikel 167, leden 1 en 2, VWEU, dat in toepassing van de gewone wetgevingsprocedure voorziet. Gezien echter de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland met betrekking tot de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en de positie van Denemarken, zoals vastgelegd in de Protocollen nrs. 21 en 22 die aan de Verdragen zijn gehecht, dient het programma Justitie, hoewel het eveneens op de gewone wetgevingsprocedure is gebaseerd, een afzonderlijk instrument te blijven.

Voorgesteld alternatief in het kader van de effectbeoordeling: een kader voor EU-rechten met twee financieringsprogramma’s

Uit de analyse blijkt dat er ruimte is voor verbetering ten opzichte van de huidige situatie, waarin er vier financieringsprogramma’s bestaan. Als alternatief voor de huidige situatie en het basisscenario wordt daarom voorgesteld dat synergieën worden ontwikkeld tussen de huidige programma’s en prerogatieve begrotingsonderdelen en dat deze worden gecombineerd in één overkoepelend politiek document inzake de waarden van de EU met twee onderliggende financieringsprogramma’s: Europese cultuur, rechten en waarden en Justitie, zoals hierna gepresenteerd.

De nieuwe architectuur van de toekomstige financiering die als alternatief voor het basisscenario wordt voorgesteld, is erop gericht:

synergieën te ontwikkelen tussen beleidsterreinen door een gemeenschappelijke basis voor actie vast te stellen, met inachtneming van de specifieke kenmerken van die beleidsterreinen;

overlapping en versnippering terug te dringen;

flexibiliteit bij de toewijzing van middelen te waarborgen, waarbij wordt gezorgd voor een zekere mate van voorspelbaarheid van de financiering voor elk beleidsterrein;

sectoroverschrijdende en innovatieve acties te bevorderen;

te zorgen voor een kritische massa aan middelen ter bevordering van waarden, waarbij ook rekening wordt gehouden met de behoeften van ieder beleidsgebied.

Gekozen alternatief

De Commissie heeft besloten om Creatief Europa te handhaven als zelfstandig programma en een Fonds voor justitie, rechten en waarden in het leven te roepen, dat twee programma’s omvat: het programma Justitie en het programma Rechten en waarden. De effectbeoordeling blijft geldig als onderbouwing van deze initiatieven. Dit besluit is opgenomen in het voorstel voor een meerjarig financieel kader voor de periode na 2020, dat de Commissie op 2 mei 2018 heeft ingediend 4 .

·Vereenvoudiging

Het voorgestelde programma Rechten en waarden is het resultaat van het bundelen van twee financieringsprogramma’s, namelijk Rechten, gelijkheid en burgerschap en Europa voor de burger. Deze programma’s zijn instrumenten van geringe omvang, die geen kritische massa kunnen bereiken en waarvan de effectiviteit wordt beperkt door hun betrekkelijk kleine budget. Samenvoeging leidt daarom tot vereenvoudiging, creëert synergieën en wederzijdse versterking en maakt de programma’s doeltreffender.

Met name door de activiteiten op het gebied van burgerschap te hergroeperen onder dezelfde doelstellingen worden de procedures eenvoudiger voor de begunstigden, die dan al hun voorstellen bij dezelfde instantie kunnen indienen.

Het huidige Europa voor de burger heeft al een ingrijpende vereenvoudiging ondergaan door maatregelen als vaste bedragen en vaste percentages, en toegankelijkheid van aanvragen en subsidiebesluiten via een elektronisch formulier. Voor de beleidsterreinen die worden gefinancierd via het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap wordt volgens dit model gestreefd naar vereenvoudigde uitvoering, met maatregelen zoals vaste bedragen, vaste tarieven en eenheidskosten.

De complexiteit en diversiteit van de financieringsregels van de huidige programma’s vormen voor de aanvragers een hindernis. Door externe gebruikers voor de deelname aan het subsidieproces (met een breed systeem voor het beheer van alle subsidiekwesties) één contactpunt te bieden in de vorm van een portaalsite, kan de toegang tot het programma sterk worden vereenvoudigd. Het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap wordt beheerd met het systeem dat de Commissie oorspronkelijk heeft opgezet voor het Horizon 2020-programma. In een later stadium komt daarbij eventueel het programma Europa voor de burger. Wanneer de migratie is voltooid, kunnen zowel het programma Rechten en waarden als de begunstigden daarvan hun voordeel doen met de zo verkregen vereenvoudiging.

·Grondrechten

De doelstellingen van het programma Rechten en waarden zijn nauw verbonden met de bevordering van de grondrechten en zijn in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de EU. Het nieuwe programma zal samen met het programma Justitie deel uitmaken van een Fonds voor justitie, rechten en waarden in het kader van de EU-begroting, dat gericht zal zijn op de instandhouding van een democratische, open en inclusieve samenleving, burgers meer invloed geeft door de rechten en waarden te beschermen en te bevorderen en de ruimte van recht verder ontwikkelt.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De financiële toewijzing voor de uitvoering van het programma Rechten en waarden in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 belopen [641 705 000] EUR (lopende prijzen).

5.OVERIGE ELEMENTEN

·Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Er zal een uitvoeringsplan worden opgesteld om de regelingen voor het beheer van het programma vast te stellen.

Er wordt een monitoring- en evaluatieplan ontwikkeld, waarin wordt gespecificeerd hoe de acties in de praktijk zullen worden uitgevoerd en welke gegevensstrategie zal worden toegepast. Het programma wordt gemonitord op permanente basis (bijvoorbeeld om tijdig te kunnen reageren op onvoorziene gebeurtenissen en uitzonderlijke behoeften) en op regelmatige basis (om verslag uit te brengen over belangrijke gebeurtenissen zoals oproepen tot het indienen van voorstellen, projectbeoordelingen, coördinatie of verspreiding van resultaten). Indien relevant zullen de monitoringresultaten worden gebruikt als input voor de belangrijkste programma-indicatoren. De monitoringverslagen zullen worden gebruikt bij:

de tussentijdse evaluatie (uiterlijk vier jaar na het begin van de uitvoering van het programma), gecombineerd met de eindevaluatie van de voorgaande programma’s; en

de eindevaluatie (uiterlijk vier jaar na het einde van de programmeringsperiode).

Deze evaluaties zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 5 , waarbij de drie instellingen bevestigden dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere maatregelen. Bij de evaluaties wordt het effect van het programma in de praktijk beoordeeld, waarbij gebruik wordt gemaakt van programma-indicatoren en doelstellingen en een analyse van de mate waarin het programma relevant, doeltreffend en doelmatig kan worden geacht, voldoende toegevoegde waarde biedt voor de EU en in overeenstemming is met andere beleidsterreinen van de EU. Bij de evaluatie komt ook aan de orde welke lessen kunnen worden getrokken om de geconstateerde tekortkomingen en problemen te verhelpen, en zullen aanbevelingen worden gedaan om alle mogelijkheden voor verdere verbetering van de acties en de resultaten daarvan te benutten en hun gebruik/effect te maximaliseren.

De Commissie zal geregeld verslag uitbrengen aan het Europees Parlement, de Raad en alle andere betrokken EU-instellingen door middel van monitoring- en evaluatieverslagen en een publiek scorebord van de belangrijkste indicatoren van het programma.

Een aanzienlijk deel van het programma zal uitgevoerd worden door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA), onder toezicht van de diensten van de Commissie die verantwoordelijk zijn voor het programma.

·Artikelsgewijze toelichting

De algemene doelstelling van het voorgestelde programma Rechten en waarden gericht is het beschermen en bevorderen van de rechten en waarden die zijn verankerd in de EU-verdragen en het Handvest van de grondrechten van de EU, onder meer door ondersteuning te bieden aan maatschappelijke organisaties, met als doel de instandhouding van een open, democratische en inclusieve samenleving. Deze algemene doelstelling wordt bereikt door het realiseren van drie specifieke doelstellingen: bevordering van gelijkheid en rechten, bevordering van de betrokkenheid van de burger bij en diens participatie in het democratisch bestel van de Unie, en bestrijding van alle vormen van geweld. Het programma zal zorgen voor synergieën tussen de verschillende specifieke doelstellingen teneinde de betrokken beleidsterreinen doeltreffende te ondersteunen en hun potentieel om mensen te bereiken, te versterken. Om effectief te zijn, dient het programma rekening te gehouden met de specifieke aard van de verschillende beleidsmaatregelen en hun uiteenlopende doelgroepen en specifieke behoeften door middel van een speciaal toegesneden benadering.

2018/0207 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het programma Rechten en waarden

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 16, lid 2, artikel 19, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 24, artikel 167 en artikel 168,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 6 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 7 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)In artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt bepaald: „De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.” Voorts wordt in artikel 3 bepaald: „De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen” en „De Unie eerbiedigt haar rijke verscheidenheid van cultuur en taal en ziet toe op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed”. Deze waarden worden bevestigd en verder uitgewerkt in de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(2)Deze rechten en waarden moeten voortdurend worden bevorderd en gehandhaafd en verspreid onder de burgers en volkeren, en dienen kernwaarden te zijn van het Europese project. Met dat doel voor ogen dient binnen de EU-begroting een nieuw Fonds voor justitie, rechten en waarden te worden ingesteld, waarvan het programma Rechten en waarden en het programma Justitie deel uitmaken. Nu de Europese samenlevingen worden geconfronteerd met extremisme, radicalisering en verdeeldheid, is het belangrijker dan ooit om justitie en rechten en de waarden van de EU, mensenrechten, respect voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid en de rechtsstaat te bevorderen, te versterken en te verdedigen. Dit zal vergaande, rechtstreekse gevolgen hebben voor het politieke, sociale, culturele en economische leven in de EU. De steunverlening via het programma Justitie ten behoeve van de verdere ontwikkeling van een ruimte van recht in de Unie en grensoverschrijdende samenwerking zal in het kader van het nieuwe fonds worden gehandhaafd. In het programma Rechten en waarden worden het bij Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad 8 vastgestelde programma Rechten, gelijkheid en burgerschap voor de periode 2014–2020 en het bij Verordening (EU) nr. 390/2014 van de Raad 9 vastgestelde programma Europa voor de burger (hierna „voorgaande programma’s” genoemd), samengebracht.

(3)Het Fonds voor justitie, rechten en waarden en de twee onderliggende financieringsprogramma’s zullen voornamelijk gericht zijn op personen en entiteiten die ertoe bijdragen dat onze gemeenschappelijke waarden, rechten en rijke diversiteit levendig en dynamisch blijven. Het uiteindelijke doel is om een op rechten gebaseerde, egalitaire, inclusieve en democratische samenleving te bevorderen en in stand te houden. Dat betekent dat een levendig maatschappelijk middenveld en de democratische, civiele en sociale participatie van de mensen moet worden aangemoedigd en dat de rijke diversiteit van de Europese samenleving, gebaseerd op onze gemeenschappelijke geschiedenis en ons collectief geheugen, moet worden bevorderd. Overeenkomstig artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn de instellingen verplicht de burgers en representatieve organisaties langs passende wegen de mogelijkheid te bieden hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in het openbaar in discussie te treden.

(4)Het programma Rechten en waarden, hierna „het programma” genoemd, moet het mogelijk maken synergieën te ontwikkelen teneinde de uitdagingen aan te pakken die gemeenschappelijk zijn voor de bevordering en bescherming van waarden en een kritische dimensie te bereiken om tot concrete resultaten te bereiken in het veld. Hiertoe moet worden voortgebouwd op de positieve ervaringen die met de voorgaande programma’s zijn opgedaan. Op deze wijze kunnen potentiële synergieën optimaal worden benut teneinde de bestreken beleidsterreinen doeltreffender te kunnen ondersteunen en hun vermogen om mensen te bereiken, te vergroten. Om effectief te zijn, dient het programma rekening te gehouden met de specifieke aard van de verschillende beleidsmaatregelen en hun uiteenlopende doelgroepen en specifieke behoeften door middel van een speciaal toegesneden benadering.

(5)Om de Europese Unie dichter bij haar burgers te brengen, zijn allerlei acties en gecoördineerde inspanningen vereist. Door burgers nader tot elkaar te brengen in het kader van stedenbanden of netwerken van gemeenten en steun te verlenen aan maatschappelijke organisaties die actief zijn op de door het programma bestreken gebieden, wordt bijgedragen tot het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij de samenleving en uiteindelijk hun betrokkenheid bij het democratisch bestel van de Unie. Tegelijkertijd wordt door bij te dragen aan activiteiten ter bevordering van wederzijds begrip, diversiteit, dialoog en respect voor anderen het ontstaan van een gevoel van Europese saamhorigheid en een Europese identiteit bevorderd op basis van een gedeeld begrip van de Europese waarden, cultuur, geschiedenis en erfgoed. De bevordering van een sterker gevoel van betrokkenheid bij de Unie en de waarden van de Unie is van bijzonder belang ten aanzien van de burgers van de ultraperifere regio’s van de EU, gezien hun afgelegen ligging en de grote afstand tot het Europese continent.

(6)Herdenkingsactiviteiten en kritische reflectie op Europa’s verleden zijn noodzakelijk om de burgers bewust te maken van de gemeenschappelijke geschiedenis, als basis voor een gemeenschappelijke toekomst, morele zingeving en gedeelde waarden. Er dient ook rekening te worden gehouden met de relevantie van historische, culturele en interculturele aspecten en met de verbanden tussen herdenking en het ontstaan van een Europese identiteit en een Europees saamhorigheidsgevoel.

(7)Burgers zouden zich ook beter bewust moeten zijn van de rechten die zij aan het burgerschap van de Unie ontlenen, moeten met een gerust hart kunnen wonen, reizen, studeren, werken en vrijwilligerswerk doen in een andere lidstaat en moeten erop kunnen vertrouwen dat zij al hun burgerschapsrechten kunnen genieten en uitoefenen en er gelijke toegang toe hebben en dat zij zonder discriminatie volledig aanspraak op hun rechten en de bescherming daarvan kunnen maken, ongeacht waar zij zich in de Unie bevinden. Maatschappelijke organisaties moeten steun krijgen voor activiteiten inzake bevordering, bescherming en bewustmaking op het gebied van de gemeenschappelijke waarden van de EU op grond van artikel 2 VEU en voor het leveren van bijdragen aan de effectieve uitoefening van rechten krachtens het recht van de Unie.

(8)Gelijkheid van vrouwen en mannen is een fundamentele waarde en een doelstelling van de Europese Unie. Discriminatie en ongelijke behandeling van vrouwen schendt hun grondrechten en belemmert hun volwaardige politieke, sociale en economische deelname aan de samenleving. Bovendien vormt het bestaan van structurele en culturele barrières een belemmering voor de verwezenlijking van reële gendergelijkheid. Bevordering van gendergelijkheid bij alle activiteiten van de Unie is derhalve een kernactiviteit van de Unie en een motor voor economische groei, en moet derhalve door het programma worden ondersteund.

(9)Gendergerelateerd geweld en geweld tegen kinderen en jongeren houdt een ernstige schending van de grondrechten in. Geweld blijft in de hele Unie voorkomen in alle sociale en economische contexten, met ernstige gevolgen voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de slachtoffers en voor de samenleving in haar geheel. Kinderen, jongeren en vrouwen zijn bijzonder kwetsbaar voor geweld, met name geweld in nauwe persoonlijke relaties. Er moeten maatregelen worden genomen om de rechten van het kind te bevorderen en om kinderen te beschermen tegen schade en geweld, die een gevaar vormen voor hun lichamelijke en geestelijke gezondheid en een inbreuk vormen op hun recht op ontwikkeling, bescherming en waardigheid. Bestrijding van alle vormen van geweld, bevordering van preventie en bescherming en ondersteuning van slachtoffers zijn prioriteiten van de Unie die bijdragen aan de verwezenlijking van de grondrechten van natuurlijke personen en bijdragen tot de gelijkheid van vrouwen en mannen. Deze prioriteiten moeten door het programma worden ondersteund.

(10)Om alle vormen van geweld te voorkomen en bestrijden en de slachtoffers te beschermen, zijn een daadkrachtige politieke inzet en gecoördineerde maatregelen vereist op basis van de methoden en resultaten van de eerdere Daphne-programma’s, het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap en het programma Justitie. Sinds de lancering van het Daphne-programma in 1997 biedt het financiering ter ondersteuning van de slachtoffers van geweld en ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, kinderen en jongeren. Deze financiering heeft veel succes gehad, zowel wat betreft de receptie door de belanghebbenden (overheden, academische instellingen en niet-gouvernementele organisaties) als wat betreft de effectiviteit van de gefinancierde projecten. De gefinancierde projecten hadden betrekking op voorlichting, ondersteuning van slachtoffers en ondersteuning van de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) die werkzaam zijn op het terrein. Het programma Daphne was gericht op alle vormen van geweld, zoals huiselijk geweld, seksueel geweld en mensenhandel, alsook nieuwe vormen van geweld, zoals cyberpesten. Het is daarom van belang dat al deze acties worden voortgezet en dat met de resultaten en de daaruit getrokken lessen terdege rekening wordt gehouden bij de uitvoering van het programma.

(11)Non-discriminatie is een grondbeginsel van de Unie. Artikel 19 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt dat discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie moet worden bestreden. Non-discriminatie is ook verankerd in artikel 21 van het Handvest. Er moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de verschillende vormen van discriminatie en ter voorkoming en bestrijding van discriminatie op een of meer gronden moeten parallel passende maatregelen worden uitgewerkt. Via het programma moet steun worden verleend aan acties ter voorkoming en bestrijding van discriminatie, racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme, moslimhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid. In dit verband moet ook bijzondere aandacht worden besteed aan het voorkomen en bestrijden van alle vormen van geweld, haat, segregatie en stigmatisering, en aan het bestrijden van pesten, intimidatie en onverdraagzame behandeling. Het programma moet samen met andere activiteiten van de Unie die dezelfde doelstellingen op een wederzijds versterkende manier worden uitgevoerd; dit geldt met name voor de activiteiten bedoeld in de mededeling van de Commissie van 5 april 2011 „Een EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma tot 2020” 10 en de aanbeveling van de Raad van 9 december 2013 over doeltreffende maatregelen voor integratie van de Roma in de lidstaten 11 .

(12)Sociale en fysieke drempels en gebrekkige toegankelijkheid vormen een belemmering voor de volledige feitelijke participatie in de samenleving van mensen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen. Mensen met een handicap ondervinden hindernissen bij onder andere de toegang tot de arbeidsmarkt, het volgen van inclusief kwaliteitsonderwijs, het voorkomen van armoede en sociale uitsluiting, de toegang tot culturele initiatieven en de media en de uitoefening van politieke rechten. De Unie en alle lidstaten hebben zich er als partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap toe verbonden het volledige genot van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid door alle personen met een handicap te bevorderen, te beschermen en te waarborgen. De bepalingen van dit verdrag zijn een integrerend onderdeel geworden van de rechtsorde van de Unie.

(13)Het recht op eerbiediging van het privéleven, het familie- en gezinsleven, de woning en de communicatie (het recht op privacy) is een grondrecht dat is vastgelegd in artikel 7 van het Handvest van de grondrechten. De bescherming van persoonsgegevens is een grondrecht dat is vastgelegd in artikel 8 van het Handvest van de grondrechten en artikel 16 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Op de naleving van de regels voor de bescherming van persoonsgegevens wordt controle uitgeoefend door onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten. Het rechtskader van de Unie, en met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 12 en Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad 13 , bevatten bepalingen die waarborgen dat het recht op de bescherming van persoonsgegevens doeltreffend wordt beschermd. Bij deze wetgevingsinstrumenten zijn de nationale toezichthoudende autoriteiten voor gegevensbescherming belast met de taak de publieke bekendheid met en het inzicht in de risico’s, voorschriften, waarborgen en rechten in verband met de verwerking van persoonsgegevens te bevorderen. Gezien het belang van het recht op de bescherming van persoonsgegevens in tijden van snelle technologische ontwikkelingen moet de Unie in staat worden gesteld voorlichtingsactiviteiten uit te voeren en studies en andere relevante activiteiten te verrichten.

(14)Op grond van artikel 24 VWEU stellen het Europees Parlement en de Raad bepalingen vast voor de procedures en voorwaarden voor de indiening van een burgerinitiatief in de zin van artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Zij hebben dat gedaan bij Verordening [(EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad 14 ]. Het programma moet voorzien in financiering van de technische en organisatorische ondersteuning voor de uitvoering van Verordening [(EU) nr. 211/2011] en zo de grondslag vormen voor de uitoefening door de burgers van hun recht om Europese burgerinitiatieven te organiseren en er steun aan te betuigen.

(15)Conform de artikelen 8 en 10 van het VWEU moeten doelstellingen inzake gendermainstreaming en de bestrijding van discriminatie worden geïntegreerd in alle activiteiten van het programma.

(16)Op grond van artikel 3, lid 3, VEU moet de Unie de bescherming van de rechten van het kind bevorderen, overeenkomstig artikel 24 van het Handvest en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind.

(17)Krachtens handelingen van de Unie inzake gelijke behandeling richten de lidstaten onafhankelijke organen op om gelijke behandeling te bevorderen, doorgaans instanties voor gelijke behandeling genoemd, die tot taak hebben discriminatie op grond van ras, etnische afstamming en geslacht te bestrijden. Veel lidstaten gaan echter verder dan deze vereisten en bepalen dat instanties voor gelijke behandeling ook bevoegd zijn om op te treden tegen discriminatie op andere gronden, zoals leeftijd, seksuele oriëntatie, godsdienst en overtuiging en handicaps. Instanties voor gelijke behandeling spelen een belangrijke rol voor het bevorderen van gelijkheid en effectieve toepassing van de wetgeving inzake gelijke behandeling, door met name onafhankelijke bijstand te verlenen aan slachtoffers van discriminatie, onafhankelijke onderzoeken over discriminatie uit te voeren, onafhankelijke verslagen te publiceren en aanbevelingen te doen over elk onderwerp in verband met discriminatie in het betrokken land. Het is van essentieel belang dat de werkzaamheden van instanties voor gelijke behandeling wat dit betreft op EU-niveau worden gecoördineerd. In 2007 is Equinet opgericht. De leden ervan zijn de nationale instanties voor gelijke behandeling, zoals vastgelegd in de Richtlijnen 2000/43/EG 15 en 2004/113/EG 16 van de Raad en de Richtlijnen 2006/54/EG 17 en 2010/41/EU 18 van het Europees Parlement en de Raad. Equinet neemt een uitzonderlijke positie in, omdat het enige entiteit is die zorgt voor de coördinatie van activiteiten tussen de instanties voor gelijke behandeling. De coördinatieactiviteiten van Equinet zijn van cruciaal belang voor de goede toepassing van de antidiscriminatiewetgeving van de Unie in de lidstaten en moeten worden ondersteund door het programma.

(18)Onafhankelijke mensenrechteninstanties en maatschappelijke organisaties spelen een essentiële rol voor de bevordering en bescherming van en de voorlichting over de gemeenschappelijke waarden van de Unie bedoeld in artikel 2 VEU, en leveren een essentiële bijdrage aan het effectieve genot van de rechten die voortvloeien uit het Unierecht, waaronder het Handvest van de grondrechten van de EU. Zoals ook is aangegeven in de resolutie van het Europees Parlement van 18 april 2018 is voldoende financiële steun van cruciaal belang voor de ontwikkeling van een gunstige en duurzame omgeving waarbinnen maatschappelijke organisaties hun rol kunnen versterken en hun taken onafhankelijk en effectief kunnen uitoefenen. Als aanvulling op de nationale inspanningen dient de financiering door de EU er derhalve toe bij te dragen dat onafhankelijke maatschappelijke organisaties die zich voor de mensenrechten inzetten en waarvan de activiteiten (zoals belangenbehartiging en optreden als waakhond) de strategische handhaving bevorderen van de rechten die voortvloeien uit het Unierecht en het Handvest van de grondrechten van de EU, worden ondersteund, meer mogelijkheden krijgen en hun capaciteit kunnen vergroten, en dat de gemeenschappelijke waarden op nationaal niveau worden beschermd, bevorderd en uitgedragen.

(19)De Commissie moet zorgen voor de algehele samenhang, complementariteit en synergie met het werk van de organen en instanties van de Unie, in het bijzonder het Europees Instituut voor gendergelijkheid en het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, en moet de balans opmaken van het werk dat andere nationale en internationale actoren verrichten op de gebieden die onder het programma vallen.

(20)Het programma moet onder bepaalde voorwaarden openstaan voor deelname van de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), alsmede EVA-landen die geen lid zijn van de EER en andere Europese landen. Toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten waarop een pretoetredingsstrategie van toepassing is, dienen eveneens aan het programma te kunnen deelnemen.

(21)Met het oog op een doeltreffende toewijzing van middelen uit de algemene begroting van de Unie is het noodzakelijk om de Europese toegevoegde waarde van alle uitgevoerde acties en hun complementariteit met het optreden van de lidstaten te waarborgen, en toe te zien op de samenhang, complementariteit en synergie met financieringsprogramma’s die beleidsterreinen ondersteunen die onderling nauw verbonden zijn, in het bijzonder binnen het kader van het Fonds voor justitie, rechten en waarden – en derhalve het programma Justitie – en het programma Creatief Europa en Erasmus+, teneinde het potentieel van culturele kruisbestuiving op het gebied van cultuur, media, kunst, onderwijs en creativiteit te verwezenlijken. Er dienen synergieën te worden gecreëerd met andere Europese financieringsprogramma’s, met name op het gebied van werkgelegenheid, de eengemaakte markt, ondernemerschap, jeugdzaken, gezondheid, burgerschap, justitie, migratie, veiligheid, onderzoek, innovatie, technologie, industrie, cohesie, toerisme, externe betrekkingen, handel en ontwikkeling.

(22)Bij deze verordening worden voor het programma Rechten en waarden de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad het voornaamste referentiebedrag vormen in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure, in de zin van [ punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 19 ].

(23)Verordening (EU, Euratom) [nieuw Financieel Reglement], hierna „Financieel Reglement” genoemd, is op dit programma van toepassing. De verordening bevat regels voor de uitvoering van de Uniebegroting, daaronder begrepen regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirecte uitvoering, financiële bijstand, financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties.

(24)De financieringsvormen en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze begroting moeten worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het vervullen van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van resultaten, waarbij met name rekening wordt gehouden met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Dit houdt mede in het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en eenheidskosten, alsook financiering die niet gekoppeld is aan de kosten, als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement. Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 20 , Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad 21 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 22 en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 23 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd met evenredige maatregelen, daaronder begrepen preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 24 . Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

(25)Derde landen die lidstaat zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen deelnemen aan Unieprogramma’s in het kader van de samenwerking binnen de EER-overeenkomst, die in de uitvoering van programma’s bij een besluit uit hoofde van die overeenkomst voorziet. Derde landen kunnen ook deelnemen op grond van andere rechtsinstrumenten. In deze verordening moet een specifieke bepaling worden opgenomen waarbij de nodige rechten worden toegekend en toegang wordt verleend aan de bevoegde ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.

(26)De horizontale financiële voorschriften die zijn vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad uit hoofde van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn van toepassing op deze verordening. Deze in het Financieel Reglement vastgestelde voorschriften betreffen met name de procedure voor de opstelling en de uitvoering van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van de financiële actoren. De regelingen die uit hoofde van artikel 322 VWEU zijn vastgesteld, hebben tevens betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële voorwaarde is voor goed financieel beheer en doeltreffende EU-financiering.

(27)Volgens [ artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad 25 ] komen in landen en gebieden overzee (LGO) gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.

(28)Gelet op het belang van de strijd tegen klimaatverandering, overeenkomstig de verplichtingen die de Unie is aangegaan voor de uitvoering van de overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties zal dit programma bijdragen tot de mainstreaming van klimaatactie en de verwezenlijking van het algemene streefcijfer dat 25% van de uitgaven op de EU-begroting de klimaatdoelstellingen ondersteunt. Bij de voorbereiding en de uitvoering van het programma zullen relevante acties worden vastgesteld en bij de tussentijdse evaluatie zullen deze opnieuw worden beoordeeld.

(29)Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 moet dit programma worden geëvalueerd op basis van informatie die is verzameld aan de hand van specifieke monitoringvoorschriften, waarbij overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, moeten worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden beoordeeld.

(30)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de indicatoren die zijn vastgesteld in de artikelen 14 en 16 en in bijlage II. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(31)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 26 ,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I
Algemene bepalingen

Artikel 1
Onderwerp

Bij deze verordening wordt het programma Rechten en waarden ingesteld, hierna „het programma” genoemd.

In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begroting voor de periode 2021–2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.

Artikel 2
Doelstellingen van het programma

1.De algemene doelstelling van het programma is de bescherming en bevordering van de rechten en waarden die in de EU-Verdragen zijn verankerd, onder meer door ondersteuning van maatschappelijke organisaties met het oog op de instandhouding van een open, democratische en inclusieve samenleving.

2.Binnen het kader van de algemene doelstelling als bedoeld in lid 1 heeft het programma de volgende specifieke doelstellingen, die overeenstemmen met de onderdelen ven het programma:

a)bevordering van gelijkheid en rechten (onderdeel Gelijkheid en rechten)

b)bevordering van de betrokkenheid van de burgers bij en hun participatie in het democratisch bestel van de Unie (onderdeel Betrokkenheid en participatie van de burger)

c)bestrijding van geweld (onderdeel Daphne).

Artikel 3
Onderdeel Gelijkheid en rechten

In het kader van de specifieke doelstelling in artikel 2, lid 2, ander a), is het programma vooral gericht op:

a)het voorkomen en bestrijden van ongelijkheid en discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie, en het ondersteunen van een alomvattend beleid ter bevordering van gendergelijkheid en discriminatiebestrijding en de mainstreaming daarvan, en van beleid ter bestrijding van racisme en alle vormen van onverdraagzaamheid;

b)het beschermen en bevorderen van de rechten van het kind, de rechten van personen met een handicap, de rechten van burgers van de Unie en het recht op de bescherming van persoonsgegevens.

Artikel 4
Onderdeel Betrokkenheid en participatie van de burger

In het kader van de specifieke doelstelling in artikel 2, lid 2, ander b), is het programma vooral gericht op:

a)het vergroten van het inzicht van de burgers in de Unie, haar geschiedenis, haar cultureel erfgoed en haar culturele diversiteit;

b)het bevorderen van uitwisseling en samenwerking tussen burgers van verschillende landen; het bevorderen van democratische participatie van de burgers, waardoor burgers en representatieve organisaties hun standpunten over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar kunnen maken en publiekelijk kunnen uitwisselen.

Artikel 5
Onderdeel Daphne

In het kader van de specifieke doelstelling in artikel 2, lid 2, ander c), is het programma vooral gericht op:

a)het voorkomen en bestrijden van alle vormen van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen, alsmede geweld tegen andere groepen die risico lopen;

b)het ondersteunen en beschermen van slachtoffers van dergelijk geweld.

Artikel 6
Begroting

1.De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021–2027 bedragen [641 705 000] EUR in lopende prijzen.

2.Van het in lid 1 bedoelde totaal worden de onderstaande indicatieve bedragen toegewezen aan de verschillende doelstellingen:

a)[408 705 000] EUR voor de specifieke doelstellingen bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a) en c);

b)[233 000 000] EUR voor de specifieke doelstelling bedoeld in artikel 2, lid 2, onder b).

3.Het in lid 1 bedoelde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor het uitvoeren van het programma, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, met inbegrip van institutionele informatietechnologiesystemen, studies, bijeenkomsten van deskundigen en mededelingen over prioriteiten en gebieden die verband houden met de algemene doelstellingen van het programma.

4.Onverminderd het Financieel Reglement zijn uitgaven voor acties die voortvloeien uit in het eerste werkprogramma opgenomen projecten vanaf 1 januari 2021 subsidiabel.

5.Op verzoek van de lidstaten kunnen de aan hen in gedeeld beheer toegewezen middelen worden overgeschreven naar het programma. De Commissie voert die middelen uit overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement op directe wijze dan wel overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement op indirecte wijze. Indien mogelijk worden die middelen gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.

Artikel 7
Met het programma geassocieerde derde landen

1.Het programma staat open voor de volgende landen, mits aan de voorwaarden wordt voldaan:

a)landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden;

b)toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma’s van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

c)landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma’s van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

d)andere derde landen, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan programma’s van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst:

een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan programma’s van de Unie deelneemt;

de voorwaarden voor deelname aan de programma’s vaststelt, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan afzonderlijke programma’s en de administratieve kosten ervan. Deze bijdragen worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel [21, lid 5], van [het nieuwe Financieel Reglement];

het derde land geen beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het programma verleent;

de rechten van de Unie om naar een goed financieel beheer te streven en haar financiële belangen te beschermen, waarborgt.

Artikel 8
Uitvoering en vormen van EU-financiering

1.Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 61, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.

2.In het kader van het programma kan financiering worden verstrekt in een van de vormen als vastgesteld in het Financieel Reglement.

3.[Bijdragen aan een systeem voor onderlinge verzekeringen kunnen dienen ter dekking van het risico dat verbonden is aan de terugvordering van door de begunstigden verschuldigde middelen en wordt beschouwd als een toereikende garantie krachtens het Financieel Reglement. De bepalingen van [artikel X] van Verordening XXX [opvolger van de verordening inzake het Garantiefonds] zijn van toepassing.]

Artikel 9
Soorten acties

Acties die bijdragen tot de verwezenlijking van een specifieke doelstelling als bedoeld in artikel 2 kunnen in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van deze verordening. Met name de in bijlage I genoemde activiteiten komen in aanmerking voor financiering.

Hoofdstuk II
Subsidies

Artikel 10
Subsidies

1.Subsidies in het kader van het programma worden toegekend en beheerd in overeenstemming met titel VIII van het Financieel Reglement.

2.Het evaluatiecomité kan uit externe deskundigen bestaan.

Artikel 11
Cumulatieve [, complementaire] en gecombineerde financiering

1.Aan een actie waaraan in het kader van het programma een bijdrage is toegekend, kan ook een bijdrage worden toegekend uit een ander programma van de Unie, met inbegrip van fondsen in gedeeld beheer, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. [De cumulatieve financiering mag de totale subsidiabele kosten van de actie niet overschrijden en de steun uit de verschillende programma’s van de Unie kan pro rata worden berekend].

2.Indien via het programma en de fondsen in gedeeld beheer, bedoeld in artikel 1 van Verordening (EU) [XX] [verordening gemeenschappelijke bepalingen] gezamenlijk financiële steun wordt verstrekt aan eenzelfde actie, wordt die actie uitgevoerd volgens de voorschriften van deze verordening, met inbegrip van de voorschriften inzake de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen.

3.Acties die in aanmerking komen voor subsidie via het programma en aan de voorwaarden van de tweede alinea voldoen, kunnen worden geïdentificeerd met het oog op financiering via de fondsen in gedeeld beheer. In dat geval gelden de medefinancieringspercentages en de subsidiabiliteitsvoorschriften waarin deze verordening voorziet.

Voor de in de eerste alinea bedoelde acties gelden de volgende cumulatieve voorwaarden:

a)de maatregelen zijn beoordeeld in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen voor het programma;

b)de maatregelen voldoen aan de minimumkwaliteitseisen die in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen zijn vastgesteld;

c)de maatregelen kunnen als gevolg van budgettaire beperkingen niet in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen worden gefinancierd.

De acties worden uitgevoerd door de beheersautoriteit bedoeld in artikel [65] van Verordening (EU) [XX] [verordening gemeenschappelijke bepalingen] overeenkomstig de in die verordening en de fondsspecifieke verordeningen opgenomen voorschriften inzake financiële correcties.

Artikel 12
In aanmerking komende entiteiten

1.Naast de in artikel [197] van het Financieel Reglement vermelde criteria zijn de in de leden 2 en 3 vastgestelde criteria om in aanmerking te komen van toepassing.

2.De volgende entiteiten komen in aanmerking:

a)juridische entiteiten die gevestigd zijn in een van de volgende landen:

een lidstaat of een met een lidstaat verbonden land of gebied overzee;

een met het programma geassocieerd derde land;

b)juridische entiteiten die zijn opgericht krachtens het Unierecht, of internationale organisaties.

3.Zonder oproep tot het indienen van voorstellen kunnen exploitatiesubsidies worden toegekend aan het Europees netwerk van instanties voor gelijke behandeling Equinet ter dekking van uitgaven die betrekking hebben op het permanente werkprogramma.

Hoofdstuk III
Programmering, monitoring, evaluatie en controle

Artikel 13
Werkprogramma

1.Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma’s als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement.

2.Het werkprogramma wordt door de Commissie vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 19 bedoelde raadplegingsprocedure.

Artikel 14
Monitoring en verslaglegging

1.De indicatoren om verslag uit te brengen over de door het programma geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 2 vermelde specifieke doelstellingen zijn vastgesteld in bijlage II.

2.Om te zorgen voor een effectieve evaluatie van de voortgang van het programma in de richting van de verwezenlijking van zijn doelstellingen, wordt de Commissie overeenkomstig artikel 16 gemachtigd om gedelegeerde handelingen voor de ontwikkeling van een kader voor monitoring en evaluatie vast te stellen, onder meer door wijziging van bijlage II teneinde de indicatoren waar nodig te herzien en aan te vullen.

3.Het systeem voor verslaglegging over de prestaties waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma op efficiënte, doeltreffend en tijdig worden verzameld. Daartoe worden de ontvangers van middelen van de Unie en de lidstaten aan evenredige verslagleggingsvereisten onderworpen.

Artikel 15
Evaluatie

1.Evaluaties worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.

2.De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen. Bij de tussentijdse evaluatie wordt rekening gehouden met de evaluaties van het langetermijneffect van de voorgaande programma’s (Rechten, gelijkheid en burgerschap en Europa voor de burger).

3.Aan het einde van de uitvoering van het programma, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit.

4.De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

Artikel 16
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 14 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2027.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 14 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig artikel 14 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt slechts in werking indien noch het Europees Parlement, noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 17
Bescherming van de financiële belangen van de Unie

Indien een derde land aan het programma deelneemt op grond van een besluit uit hoofde van een internationale overeenkomst of een ander rechtsinstrument, kent het derde land de nodige rechten toe en verleent het de nodige toegang aan de bevoegde ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. Wat OLAF betreft, omvatten deze rechten het recht om onderzoeken te verrichten, waaronder controles en verificaties ter plaatse als bedoeld in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Hoofdstuk IV
Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18
Informatie, communicatie en publiciteit

1.De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

2.De Commissie zorgt voor informatie en communicatie uit met betrekking tot het programma alsmede de in de kader uitgevoerde acties en de resultaten daarvan. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 2 bedoelde doelstellingen.

Artikel 19
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.Het comité kan in specifieke configuraties bijeenkomen voor het bespreken van de afzonderlijke onderdelen van het programma.

Artikel 20
Intrekking

Verordening (EU) nr. 1381/2013 en Verordening (EU) nr. 390/2014 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 21
Overgangsbepalingen

1.Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties op grond van Verordening (EU) nr. 1381/2013 en Verordening (EU) nr. 390/2014, die op de betrokken acties van toepassing blijven totdat zij worden afgesloten.

2.De financiële middelen voor het programma kunnen eveneens de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve bijstand om de overgang te waarborgen tussen het programma en de maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van de voorgaande programma’s die bij de Verordeningen (EU) nr. 1381/2013 en (EU) nr. 390/2014 zijn vastgesteld.

3.Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 6, lid 3, bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.

Artikel 22
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Monitoring en verslaglegging

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Programma Rechten en waarden

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 27

II. Cohesie en waarden 7. Investeren in mensen, sociale cohesie en waarden

Justitie, rechten en waarden

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

 nieuwe actie

 nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 28

 verlenging van een bestaande actie

 samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Wetgeving is een belangrijk instrument om de EU-doelstellingen op het gebied van rechten en waarden te verwezenlijken, maar dient te worden aangevuld met andere hulpmiddelen. Financiering moet daarbij een belangrijke rol spelen. Met name dient de financiering de bekendheid met waarden, de doeltreffendheid van de wetgeving en de rechtstreeks in het Verdrag vastgelegd rechten te versterken door de kennis, het bewustzijn en de competenties bij burgers, beroepsbeoefenaars en andere belanghebbenden te vergroten, door ondersteuning van:

   informatieverstrekking en voorlichtingscampagnes, onder meer door steun voor nationale en Europese campagnes om burgers te informeren over hun rechten uit hoofde van het EU-recht en over hoe zij die rechten in de praktijk kunnen afdwingen, en door herdenkingsactiviteiten;

   opleiding en capaciteitsopbouw voor rechtspractici (zoals rechters en leden van het openbaar ministerie) en andere beroepsbeoefenaars om hun de middelen te geven om de rechten en het beleid van de Unie in de praktijk effectief toe te passen.

Financiering speelt ook een centrale rol bij de bevordering van samenwerking op transnationaal niveau en de ontwikkeling van het wederzijdse vertrouwen, door:

   versterking van netwerken en het maatschappelijk middenveld, d.w.z. organisaties die in de hele EU actief zijn om de voorbereiding van toekomstige initiatieven op dit gebied te ondersteunen en de consequente toepassing ervan binnen Europa te bevorderen;

   grensoverschrijdende samenwerking op het vlak van handhaving, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van alarmeringssystemen voor vermiste kinderen en de coördinatie van de operationele en grensoverschrijdende samenwerking bij drugsbestrijding.

Voorts moeten ook de volgende activiteiten worden gefinancierd: onderzoek, analyse en andere ondersteunende activiteiten om de wetgever duidelijke en gedetailleerde informatie te verstrekken over de problemen en de situatie op het terrein. De resultaten van deze activiteiten zullen worden gebruikt bij de ontwikkeling en de uitvoering van het beleid van de Unie en zullen ervoor zorgen dat dat beleid op feiten is gebaseerd en doelgericht en goed gestructureerd is.

Al deze activiteiten zullen gedurende de hele periode van 2021 tot en met 2027 worden uitgevoerd. Het is in dit stadium moeilijk om exacte informatie te geven over de uitrol, in verband met de snelheid waarmee zich politieke ontwikkelingen voordoen waarop wij moeten reageren.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijv. coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder „toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex-ante)

De financiering uit hoofde van het programma Rechten en waarden is gericht op activiteiten waarbij maatregelen van de Unie een toegevoegde waarde kunnen bieden ten opzichte van een optreden van de lidstaten afzonderlijk. De onder deze verordening vallende activiteiten dragen bij tot de effectieve toepassing van het acquis, aangezien zij het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten versterken, grensoverschrijdende samenwerking en netwerkvorming stimuleren, en zorgen voor een correcte, coherente en consistente toepassing van het EU-recht in de hele Unie. Alleen met maatregelen op het niveau van de Unie kan worden gezorgd voor gecoördineerde activiteiten die alle lidstaten bereiken. De Europese Unie is beter dan de lidstaten in staat om in te spelen op grensoverschrijdende situaties en om een Europees platform voor wederzijdse leerprocessen te bieden. Zonder steun van de Unie zouden belanghebbenden geneigd zijn om dergelijke problemen op een versnipperde en geïsoleerde wijze aan te pakken.

De bevordering en bescherming van waarden vereist mechanismen voor grensoverschrijdende samenwerking en netwerkmogelijkheden, die over het algemeen voor zelfstandig optredende lidstaten niet haalbaar zijn.

Op vele gebieden, zoals gelijkheid, non-discriminatie en burgerschap, worden individuen wel beschermd door het Unierecht en de Uniewetgeving, maar kennen zij hun rechten onvoldoende. Slechts door middel van voorlichting en uitwisseling van beste praktijken en training op EU-niveau kan worden gewaarborgd dat iedereen in de lidstaten wordt bereikt, dat bestuurlijke structuren en autoriteiten worden geïnformeerd en dat een consistente boodschap wordt uitgedragen; daarbij worden schaalvoordelen bereikt, wordt de kwaliteit van de acties verzekerd en wordt voorzien in een consequente interpretatie en samenhangende toepassing van de rechtsinstrumenten door de lidstaten in de hele EU.

Op nationaal en regionaal niveau is de financiering voor activiteiten ter bevordering van de burgerparticipatie in de EU slechts zeer beperkt en in veel EU-landen zijn nog minder middelen beschikbaar voor herdenkingsactiviteiten. Ook als begunstigden financiering ontvangen voor soortgelijke activiteiten, geven alternatieve financieringsbronnen geen prioriteit aan de bevordering van burgerschap en herdenking op EU-niveau. Het feit dat belanghebbenden niet of nauwelijks in staat zijn om zonder financiële steun van de EU dergelijke projecten uit te voeren, wijst erop dat de begunstigden in hoge mate afhankelijk zijn van EU-middelen.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post)

Door samenwerking en netwerkvorming tussen belanghebbenden kunnen beste praktijken in de verschillende lidstaten worden verspreid, met name innovatieve en geïntegreerde benaderingen. De deelnemers aan deze activiteiten zullen dan optreden als multiplicatoren in hun respectieve beroepsomgeving en zullen deze beste praktijken in hun lidstaten ruimer verspreiden.

Er moet worden gezorgd voor een degelijke analytische basis voor de ondersteuning en de ontwikkeling van het beleid. Maatregelen van de Europese Unie maken het mogelijk dat deze activiteiten in de hele Unie op consistente wijze worden verricht en brengen schaalvoordelen mee.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Bij de tussentijdse evaluaties van het huidige programma Rechten, gelijkheid en burgerschap is bevestigd dat de programma’s over het algemeen effectief zijn. Niettemin bleken enkele aspecten vatbaar voor verbetering: met name moet er sterkere nadruk worden gelegd op opkomende behoeften, herziening van de monitoringindicatoren, een beter geografisch evenwicht wat de begunstigden betreft, vergroting van de zichtbaarheid van het programma en versterking van de synergieën met andere relevante financieringsprogramma’s en initiatieven van de EU.

Bij de tussentijdse evaluatie van het programma Europa voor de burger 2014–2020 is bevestigd dat de algemene doelstellingen relevant zijn voor de noodzaak die thans in de EU wordt gevoeld om burgerparticipatie en bekendheid met de Europese waarden, geschiedenis en diversiteit te bevorderen. Europa voor de burger heeft zijn toegevoegde waarde aangetoond wat betreft zowel het effect op de deelnemers als de rol van het programma als aanvulling op andere financieringsprogramma’s en beleidsinitiatieven van de EU op het gebied van onderwijs, cultuur en EU-burgerschap. De subsidies voor acties en exploitatiesubsidies zijn op efficiënte wijze ingezet. Aspecten ten aanzien waarvan er ruimte is voor verbetering, waren voornamelijk vergroting van de zichtbaarheid van het programma, wijziging van de monitoringindicatoren en versterking van de synergieën met andere relevante financieringsprogramma’s en initiatieven van de EU.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Met het programma zal worden gestreefd naar synergieën, samenhang en complementariteit met andere instrumenten van de Unie: onder meer met het programma voor de interne markt, aangezien steun wordt verleend om de positie van consumenten te versterken en de werkzaamheden van handhavingsautoriteiten op consumentengebied te bevorderen, en met het Europees Sociaal Fonds+, dat een krachtig direct effect heeft op mensen – onder wie de meest kansarme en gediscrimineerde – en van groot belang is voor het bevorderen van gendergelijkheid en gelijke kansen en EU-waarden en voor de eerbiediging van de grondrechten. De bevordering van waarden en rechten binnen de EU gaat samen met de bevordering ervan op mondiaal niveau, onder meer door koppeling met de uitvoering van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling. In dit verband kunnen ook synergieën worden ontwikkeld met het externe optreden op multilateraal niveau. Overlapping met activiteiten in het kader van deze andere programma’s zal worden vermeden. Ter verwezenlijking van gemeenschappelijke doelstellingen kunnen door het programma Rechten en waarden en het programma Justitie middelen worden gedeeld.

1.5.Duur en financiële gevolgen

 beperkte geldigheidsduur

   van 1.1.2021 tot en met 31.12.2027

   Financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2027 en daarna voor betalingskredieten.

onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf XXXX tot en met YYYY, gevolgd door volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 29

 direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen;

gedeeld beheer met lidstaten

indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

organen bedoeld in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder „Opmerkingen”.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Monitoring en verslaglegging

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het voorstel bevat verplichtingen inzake monitoring en evaluatie. De verwezenlijking van de specifieke doelstellingen zal jaarlijks worden gecontroleerd op basis van de in het voorstel genoemde indicatoren.

Bovendien zal de Commissie uiterlijk medio 2025 een tussentijds evaluatieverslag opstellen over de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, de efficiëntie van het gebruik van de betrokken middelen en de Europese toegevoegde waarde van het programma, en over de lessen die uit de voorgaande programma’s zijn getrokken. Na afloop van het programma zal een ex-postevaluatie worden opgesteld over de gevolgen op de langere termijn en de duurzaamheid van de effecten van het programma.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Voor de specifieke doelstellingen „rechten en gelijkheid” en „Daphne”, beheerd door DG JUST en DG EMPL

De acties waarin het programma voorziet binnen de onderdelen „Gelijkheid en rechten” en „Daphne” worden uitgevoerd in direct beheer en dragen bij tot de gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen van de Unie. Dit onderdeel van het programma zal direct door de Commissie worden beheerd met de uitvoeringsmethoden waarin het Financieel Reglement voorziet (voornamelijk subsidies en aanbestedingen), aangezien op die manier de programma’s beter kunnen worden aangepast aan de behoeften van het beleid en er meer flexibiliteit is om prioriteiten bij te stellen in geval van nieuwe behoeften. Bij direct beheer door de Commissie kan ook rechtstreeks contact worden gelegd met begunstigden/contractanten die direct zijn betrokken bij activiteiten die ten dienste staan van het Uniebeleid.

Bij de tussentijdse evaluatie van het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap 2014–2020 werd geconcludeerd dat er geen duidelijke ruimte is voor verdere vereenvoudiging ten aanzien van de wijze van beheer van het programma. De huidige beheersvorm is, gezien de omvang van het programma, gepast.

Het onderdeel van het programma dat gericht is op personen met een handicap, wordt uitgevoerd in direct beheer, met gebruikmaking van de uitvoeringsmethoden waarin het Financieel Reglement voorziet: voornamelijk subsidies en aanbestedingen. Bij direct beheer kan rechtstreeks contact worden gelegd met begunstigden/contractanten die direct zijn betrokken bij activiteiten die ten dienste staan van het Uniebeleid. De Commissie zorgt voor rechtstreekse monitoring van het resultaat van de gefinancierde acties. De betalingsvoorwaarden voor de gefinancierde acties zullen worden aangepast aan de risico’s van de financiële transacties. Om de doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid in verband met de controles door de Commissie te waarborgen, zal de strategie gericht zijn op evenwichtige ex-ante- en ex-postcontroles.

Ex-postaudits zullen door externe auditors ter plaatse worden uitgevoerd voor een steekproef van de transacties. De selectie van deze transacties is gebaseerd op een combinatie van een risicobeoordeling en een willekeurige selectie.

Om de administratieve lasten verder te verminderen en de kosteneffectiviteit te vergroten, zijn de ex-postcontroles ook gebaseerd op wederzijds vertrouwen in audits en het delen van beschikbare informatie (artikelen 127 en 128 nieuw Financieel Reglement).

Voor de specifieke doelstelling „betrokkenheid en participatie van de burger”, beheerd door DG HOME

Met de uitvoering van de acties in het kader van het onderdeel „Betrokkenheid en participatie van de burger” zou een uitvoerend agentschap kunnen worden belast 30 . De meeste acties in het kader van het lopende programma Europa voor de burger worden al beheerd door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA).

Uit de derde evaluatie van EACEA, die de periode van januari 2012 tot en met december 2014 bestreek, bleek dat het mandaat van EACEA relevant was voor de behoeften van de Commissie en de aanvragers/begunstigden van het programma.

Ook moet worden onderstreept dat de vereenvoudigingsmaatregelen die zijn ingevoerd voor de acties van het huidige Europa voor de burger, de foutenpercentages sterk hebben doen dalen en de procedures voor opdrachtverlening/betaling hebben versneld.

Het programma zal worden uitgevoerd door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen en toekenning van subsidies, zoals ook voor het huidige Europa voor de burger het geval is.

Ten aanzien van de betalingsvoorwaarden is voorzien in één voorfinancieringstermijn en uitbetaling van het saldo na de indiening van het eindverslag. Het gebruik van vaste bedragen / vaste percentages vermindert het foutenrisico.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Voor de specifieke doelstellingen „rechten en gelijkheid” en „Daphne”, beheerd door DG JUST en DG EMPL De belangrijkste risico’s in verband met de financieringsactiviteiten van DG JUST zijn van tweeërlei aard:

   het risico dat niet het beste project wordt gefinancierd om het geïdentificeerde probleem aan te pakken;

   de risico’s van onregelmatigheid en illegaliteit van de gedeclareerde en vergoede kosten.

Wat de legaliteits- en regelmatigheidsrisico’s betreft, lijkt het op basis van de hoofdoorzaken en de aard van de bij ex-postaudits het vaakst geconstateerde fouten dat de belangrijkste onregelmatigheden veroorzaakt worden door slecht financieel beheer bij de begunstigden, met name doordat de regels verkeerd worden begrepen als gevolg van hun complexiteit, in het bijzonder wat de subsidiabiliteit van de kosten betreft.

Derhalve houden de risico’s voornamelijk verband met:

   het verzekeren van de kwaliteit van de geselecteerde projecten en de technische implementatie ervan;

   ondoeltreffend of niet-economisch gebruik van toegekende middelen, zowel voor subsidies (complexiteit van de terugbetaling van de daadwerkelijke subsidiabele kosten) als voor aanbestedingen (soms zijn er weinig economische actoren die over de vereiste vakkennis beschikken, waardoor er onvoldoende mogelijkheden zijn voor prijsvergelijking);

   fraude.

De meeste van deze risico’s zullen naar verwachting kunnen worden beperkt door:

   betere opzet van de oproepen tot het indien van voorstellen;

   betere richtsnoeren voor de begunstigden en bevordering van de doelgerichtheid van de voorstellen;

   meer gebruik van vereenvoudigde kosten, zoals voorzien in het nieuwe Financieel Reglement;

   gebruik van bedrijfssystemen voor het beheer van voorstellen en subsidies.

Beschrijving van het systeem voor interne controle

Het huidige controlesysteem wordt behouden voor het toekomstige programma.

De controlestrategie zal worden gebaseerd op het nieuwe Financieel Reglement en de verordening gemeenschappelijke bepalingen. Door het nieuwe Financieel Reglement en het ontwerpvoorstel voor het programma Justitie zou het gebruik van vereenvoudigde subsidievormen, zoals vaste bedragen, vaste percentages en eenheidskosten, moeten toenemen.

De controlestrategie bestaat uit verschillende elementen:

   programmering, evaluatie en selectie van voorstellen om te waarborgen dat slechts de beste voorstellen gefinancierd worden;

   sluiting en monitoring van subsidieovereenkomsten: alle transacties en procedures worden vooraf gecontroleerd door de eenheid Programmabeheer en financieel beheer van DG JUST en door de betrokken beheerseenheden. De financiële controle wordt verricht door de eenheid Programmabeheer en financieel beheer. Bij subsidies worden kostendeclaraties grondig gecontroleerd en worden op basis van een risicobeoordeling eventueel bewijsstukken gevraagd.

   in ex-postaudits wordt voorzien door middel van een dienstverleningsovereenkomst met DG HOME: de sector ex-postcontrole past een „detectiestrategie” toe om zoveel mogelijk anomalieën vast te stellen en onterechte betalingen terug te vorderen. In het kader van deze strategie worden audits uitgevoerd op een steekproef van projecten die vrijwel geheel op basis van een risicoanalyse worden geselecteerd.

De kosten van de controles bedragen circa 4,49% van de betalingen die DG JUST verricht. Dit percentage zal naar verwachting stabiel blijven of licht afnemen wanneer er in de volgende programmeringsperiode vaker gebruik wordt gemaakt van vereenvoudigde kostenopties.

Bij de implementatie ligt de nadruk op de gunning van overheidsopdrachten, terwijl is voorzien in een aantal subsidies voor specifieke activiteiten en organisaties.

De contracten voor overheidsopdrachten zullen met name worden gesloten voor studies, gegevensverzameling, evaluatie, opleiding, voorlichtingscampagnes, ITC-diensten, beheer van faciliteiten enz. De contractanten zullen hoofdzakelijk consultancyfirma’s en andere particuliere ondernemingen zijn, waaronder veel mkb-bedrijven.

Subsidies zullen voornamelijk voor ondersteunende activiteiten worden toegekend aan niet-gouvernementele organisaties, nationale overheidsinstanties enz. De uitvoeringstermijn van de gesubsidieerde projecten en activiteiten loopt uiteen van een tot hooguit drie jaar.

De belangrijkste risico’s zijn:

• ondoeltreffend of niet-economisch gebruik van toegekende middelen, zowel voor subsidies (complexiteit van de financieringsvoorschriften, met name voor kleine ondernemingen) als voor aanbestedingen (beperkt aantal economische actoren die over de vereiste vakkennis beschikken, waardoor er in sommige sectoren onvoldoende mogelijkheden zijn voor prijsvergelijking);

• reputatieschade voor de Commissie wanneer er fraude of criminele activiteiten worden ontdekt; de interne controlesystemen van derde partijen kunnen geen volledige zekerheid bieden, gezien het vrij grote aantal heterogene contractanten en begunstigden, elk met een eigen (veelal tamelijk kleinschalig) controlesysteem.

De Commissie heeft interne procedures opgezet ter dekking van de bovengenoemde risico’s. De interne procedures voldoen volledig aan het Financieel Reglement en omvatten fraudebestrijdingsmaatregelen en kosten-batenoverwegingen. Binnen dit kader blijft de Commissie nagaan hoe het beheer kan worden verbeterd en vereenvoudigd en efficiencywinst kan worden geboekt. De voornaamste kenmerken van het controlekader zijn:

Controles vóór en tijdens de uitvoering van de projecten:

• er wordt gebruikgemaakt van bij de Commissie ontwikkelde modelsubsidieovereenkomsten en modeldienstenovereenkomsten. Deze bevatten een aantal controlevoorzieningen zoals auditcertificaten, financiële garanties, audits ter plekke en inspecties door OLAF. De voorschriften betreffende de subsidiabiliteit van kosten worden vereenvoudigd, onder meer door gebruik te maken van eenheidskosten, vaste bedragen, bijdragen die niet gekoppeld zijn aan kosten en andere mogelijkheden die het Financieel Reglement biedt. Dit leidt tot lagere kosten en zorgt voor meer aandacht voor controles en verificaties op gebieden met een hoog risico;

• alle personeelsleden ondertekenen de code van goed administratief gedrag. Personeelsleden die betrokken zijn bij de selectieprocedure of het beheer van de subsidieovereenkomsten/contracten ondertekenen ook een verklaring dat er geen belangenconflict bestaat. Het personeel wordt regelmatig bijgeschoold en gebruikt netwerken om beste praktijken uit te wisselen;

• de technische uitvoering van een project wordt regelmatig onderworpen aan een documentencontrole op basis van de technische voortgangsverslagen van de contractanten en begunstigden; bovendien vinden, telkens wanneer dit nodig is, vergaderingen met de contractanten/begunstigden en bezoeken ter plekke plaats.

Controles aan het einde van het project:

Er worden ex-postaudits uitgevoerd om ter plaatse de subsidiabiliteit van kostendeclaraties te controleren. Het doel van deze controles is materiële fouten in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de financiële transacties te voorkomen, op te sporen en te corrigeren. Om een hoog controle-effect te bewerkstelligen voorziet de selectie van de aan een audit te onderwerpen begunstigden in een combinatie van een risicogebaseerde selectie (met een aselecte steekproef) en zoveel mogelijk aandacht voor de operationele aspecten tijdens de audit ter plekke.

Voor de specifieke doelstelling „betrokkenheid en participatie van de burger”, beheerd door DG HOME

a) Grootste risico’s en belangrijkste oorzaken van fouten

Het lopende programma Europa voor de burger wordt beheerd door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA). Dankzij de reeds ingevoerde vereenvoudigingsmaatregelen (met name het gebruik van vaste bedragen) ligt het geschatte foutenpercentage voor de uitvoering van Europa voor de burger ruim beneden de materialiteitsdrempel van 2%. Deze vereenvoudigingsmaatregelen worden bij het nieuwe programma voortgezet.

b) Informatie over het binnen de Commissie opgezette interne controlesysteem — toezicht op EACEA door de Commissie

De Commissie past de voor uitvoerende agentschappen voorgeschreven controlemaatregelen toe in overeenstemming met artikel 62 van het Financieel Reglement [in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 58/2003 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen].

Daarnaast ziet de Commissie erop toe en controleert zij dat het uitvoerend agentschap met betrekking tot de acties die het beheert passende controledoelstellingen verwezenlijkt. Dit toezicht wordt geïntegreerd in de samenwerking tussen het bevoegde DG en het uitvoerend agentschap en in de halfjaarlijkse verslaglegging door het agentschap.

c) Informatie over het binnen EACEA opgezette interne controlesysteem

Het controlesysteem wordt toegepast door EACEA.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

Voor de specifieke doelstellingen „rechten en gelijkheid” en „Daphne”, beheerd door DG JUST en DG EMPL

De kosten van de controles bedragen circa 4,49% van de betalingen die DG JUST verricht. Dit percentage zal naar verwachting stabiel blijven of licht afnemen wanneer er in de volgende programmeringsperiode vaker gebruik wordt gemaakt van vereenvoudigde kostenopties. Het zou niet kosteneffectief zijn om de kosten van de controles te verhogen als daarmee slechts een marginale verbetering van het foutenpercentage zou worden bereikt.

Bij DG EMPL bedragen de kosten van het voorgestelde controleniveau ca. 4% van de jaarlijkse begroting voor de beleidsuitgaven. Dit is te verklaren door het grote aantal te controleren transacties. Ten aanzien van personen met een handicap houdt indirect beheer in dat een groot aantal overeenkomsten en subsidies voor acties wordt toegekend en dat veel exploitatiesubsidies worden uitbetaald aan niet-gouvernementele organisaties. Het risico in verband met deze activiteiten heeft betrekking op het vermogen van vooral kleinere organisaties om de uitgaven daadwerkelijk te beheersen.

Op vijfjarenbasis bedroeg het foutenpercentage bij audits ter plaatse van subsidies in direct beheer 1,8%. Voor alle programma’s van DG EMPL bij elkaar ligt dit percentage, mede gezien het lage risiconiveau bij overheidsopdrachten, beneden de 1%. Dit percentage wordt aanvaardbaar geacht, aangezien het onder het materialiteitsniveau van 2% ligt.

De voorgestelde veranderingen voor het programma zullen geen gevolgen hebben voor de wijze waarop de kredieten thans worden beheerd. Het huidige controlesysteem bleek in staat fouten en/of onregelmatigheden te voorkomen en/of op te sporen, en deze in voorkomend geval te corrigeren. Naar verwachting zullen de historische foutenpercentages dan ook gelijk blijven.

Voor de specifieke doelstelling „betrokkenheid en participatie van de burger”, beheerd door DG HOME

Het jaar 2017 was het tweede jaar dat foutpercentages bekend werden gemaakt voor de door EACEA beheerde programma’s van de generatie 2014–2020, en de resultaten zijn bemoedigend: 0% voor Europa voor de burger. Gezien de geplande vereenvoudigings- en controlemaatregelen kan ervan worden uitgegaan dat het niet-nalevingspercentage voor de voorgenomen acties onder de drempel van 2% zal liggen.

Schatting van de kosten voor de controle van door EACEA beheerde acties

1. In de selectiefase en de fase van het contractbeheer

1.1. Personeelskosten

De schatting is berekend met inachtneming van de controleactiviteiten die in het kader van het huidige programma Europa voor de burger worden verricht:

– door operationeel en financieel personeel met initiërende en verifiërende taken

– in alle fasen van de projectcyclus (selectie, opdrachtverlening en betalingen).

Hoeveelheid controlerend personeel    Standaardkosten per jaar

Arbeidscontractanten: 6,6 × 74 000 EUR = 488 400 EUR

Tijdelijke functionarissen: 1,6 × 143 000 EUR = 228 800 EUR

Totaal voor de duur van het programma: 5 020 400 EUR

1.2. Andere kosten — standaardkosten per jaar

Bezoeken ter plaatse: 20 × 825 EUR = 16 500 EUR

Door begunstigden over te leggen auditcertificaten: 86 000 EUR

Totaal voor de duur van het programma: 717 500 EUR

2. Ex-postcontroles

2.1. Personeelskosten

Hoeveelheid controlerend personeel    Standaardkosten per jaar

Arbeidscontractanten: 0,25 × 74 000 EUR = 18 500 EUR

Tijdelijke functionarissen: 0,05 × 143 000 EUR = 7 150 EUR

Totaal voor de duur van het programma: 179 500 EUR

2.2. Ex-postaudits

Willekeurige, risicogerelateerde en ad-hocaudits

10 × 10 500 EUR = 105 000 EUR

Totaal voor de duur van het programma: 735 000 EUR Totale kosten van controles bij EACEA, vergeleken met het potentiële te beheren operationele budget

Aangezien het operationele budget voor het onderdeel „Betrokkenheid en participatie van de burger” 204 miljoen EUR bedraagt, belopen de totale kosten voor controle van de door EACEA te beheren acties naar schatting 3,5% van de begroting.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

Naast de toepassing van alle in de wetgeving opgenomen controlemechanismen zullen de DG’s bij de uitvoering van het programma ook de fraudebestrijdingsstrategie toepassen die de Commissie op 24 juni 2011 heeft goedgekeurd, onder andere om te waarborgen dat de interne controles voor fraudebestrijding met die strategie in overeenstemming zijn en dat de benadering inzake frauderisicobeheer passend is om terreinen met een hoog frauderisico te kunnen identificeren en adequaat te reageren.

Vervolgens zullen, om negatieve gevolgen van mogelijke fraude en onregelmatigheden op te vangen, de volgende maatregelen worden getroffen:

– al bij de opzet van het programma wordt (door vereenvoudiging van de regels en een groter gebruik van vaste percentages en vaste bedragen) rekening gehouden met de mogelijkheid dat zich fraudes en onregelmatigheden voordoen;

– mogelijke gevallen van dubbele financiering en de identiteit van begunstigden die meerdere subsidies ontvangen, worden systematisch gecontroleerd;

– als er ernstige vermoedens bestaan over mogelijke onregelmatigheden en/of fraudes zullen ad-hocaudits uitgevoerd worden;

– het uitvoerend agentschap moet potentiële fraudegevallen en onregelmatigheden zowel op ad-hocbasis als in zijn periodieke verslagen aan de Commissie rapporteren;

– in besluiten, overeenkomsten en contracten die uit de uitvoering van het programma voortvloeien, zullen de Commissie (inclusief OLAF) en de Rekenkamer uitdrukkelijk worden gemachtigd om audits, controles ter plekke en inspecties uit te voeren;

– de procedure voor de toekenning van subsidies omvat een aantal voorzorgen om fraude op te sporen, zoals veelvuldige toepassing van het „twee-paar-ogenbeginsel”, verificatie van de juistheid en transparantie van de toekenningsprocedures, uitvoerige procedures ter voorkoming van belangenconflicten, controle of een aanvrager op de zwarte lijst is geplaatst overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, gebruik van IT-tools zoals EDES en Arachne, en alertheid op andere signalen die op fraude kunnen wijzen.

Na de uitvoering van een studie door een externe contractant, die medio 2018 zou moeten zijn afgerond, zal de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie worden geëvalueerd en de bijdrage van DG EMPL aan die strategie worden geactualiseerd.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort uitgave

Bijdrage

Nummer
Rubriek 2 Cohesie en waarden

07.06 Justitie, rechten en waarden

Rechten en waarden

GK/NGK 31

van EVA-landen 32

van kandidaat-lidstaten 33

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, onder b),] van het Financieel Reglement

[07.01YY]

[Rechten en waarden]

07.01.05.

NGK

JA

JA

NEE

NEE

07.06.02.01

07.06.02.02

GK

JA

JA

NEE

NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader

<2>

Rubriek 2 Cohesie en waarden

07.06 Justitie, rechten en waarden

Programma Rechten en waarden

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Beleidskredieten

Vastleggingen

(1)

78,824

80,123

81,204

81,586

81,694

81,560

80,914

565,905

Betalingen

(2)

10,578

42,020

56,269

60,625

63,576

63,814

63,490

205,533

565,905

Uit het budget van het programma gefinancierde administratieve kredieten 34  

Vastleggingen = betalingen

(3)

11,800

11,200

10,600

10,500

10,500

10,600

10,600

75,800*

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma

Vastleggingen

=1+3

90,624

91,323

91,804

92,086

92,194

92,160

91,514

641,705

Betalingen

=2+3

22,378

53,220

66,869

71,125

74,076

74,414

74,090

205,533

641,705

Deze kredieten dienen ter financiering van de activiteiten in bijlage I bij deze verordening, die bijdragen tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van de onderdelen Gelijkheid en rechten, Betrokkenheid en participatie van de burger en Daphne. De toewijzing van middelen bedoeld in artikel 6, lid 2, onder a), kan verder worden opgesplitst tussen de onderdelen Gelijkheid en rechten (ca. 75%) en Daphne (ca. 25%). De toewijzing van middelen bedoeld in artikel 6, lid 2, onder b), is bedoeld voor het onderdeel Betrokkenheid en participatie van de burger, met inbegrip van ondersteuning van ngo’s, dat direct door DG JUST wordt beheerd en ca. 20% vertegenwoordigt.

* Dit bedrag dekt tevens de uitgaven voor het programma Rechten en waarden en de bijdrage die EACEA ontvangt voor het beheer van het oude programma Europa voor de burger 2014–2020, alsook de mogelijke delegatie van het programma Rechten en waarden (onderdeel Betrokkenheid en participatie van de burger) aan een uitvoerend agentschap. Dit bedrag dekt voorts de mogelijke delegatie van de ondersteuning van ngo’s binnen het onderdeel Betrokkenheid en participatie van de burger. De afhandeling van de oude programma’s verklaart de hogere bedragen voor 2021–2023. De uitvoering van het programma kan (gedeeltelijk) worden gedelegeerd aan een uitvoerend agentschap, afhankelijk van het resultaat van een kosten-batenanalyse en vast te stellen besluiten dienaangaande, en de aanpassing van de administratieve kredieten voor de uitvoering van het programma bij de Commissie en het uitvoerend agentschap.





Rubriek van het meerjarig financieel kader

7

„Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

 24,795

24,795

24,795

24,795

24,795

24,795

24,795

173,565

Andere administratieve uitgaven

1,082

1,082

1,082

1,082

1,082

1,082

1,082

7,574

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

25,877

25,877

25,877

25,877

25,877

25,877

25,877

181,139

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor alle rubrieken van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

116,501

117,200

117,681

117,963

118,071

118,037

117,391

822,844

Betalingen

48,255

79,097

92,746

97,002

99,953

100,291

99,967

205,533

822,844

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig zoals hieronder nader omschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

HEADING 7
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

 24,795

24,795

24,795

 24,795

24,795

 24,795

 24,795

173,565

Andere administratieve uitgaven

1,082

1,082

1,082

1,082

1,082

1,082

1,082

7,574

Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

25,877

25,877

25,877

25,877

25,877

25,877

25,877

181,139

Buiten RUBRIEK 7 35
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

11,800

11,200

10,600

10,500

10,500

10,600

10,600

75,800

Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

11,800

11,200

10,600

10,500

10,500

10,600

10,600

75,800

TOTAAL

37,677

37,077

36,477

36377

36377

36477

36477

256939

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig zoals hieronder nader omschreven:

Raming in voltijdsequivalenten

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

156,75

156,75

156,75

156,75

156,75

156,75

156,75

Delegaties

Onderzoek

 Extern personeel (in voltijdsequivalenten –VTE): AC, AL, END, INT en JPD 36

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader 

– zetel

31,5

31,5

31,5

31,5

31,5

31,5

31,5

– delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma 37

– zetel

– delegaties

Onderzoek

Andere (specificeren)

TOTAAL

188,25

188,25

188,25

188,25

188,25

188,25

188,25

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

DG JUST: 134 vte’s voor het programma

Alle vte’s van DG JUST waren toegewezen aan een van de drie huidige programma’s:

vte’s voor het programma Rechten en waarden: 50% van JUST.04 (Programmabeheer en financieel beheer), 50% van andere horizontale eenheden en beleidseenheden die in verband staan met de REC (C2, C3, C4, D1, D2, D3)

DG HOME (Betrokkenheid en participatie van de burger): 6 vte’s

SG: 7,25 vte — ECI-initiatief

DG EMPL (activiteiten in verband met de rechten van personen met een handicap): 9,5 vte

Extern personeel

DG JUST: 29 vte’s voor het programma

DG HOME (Betrokkenheid en participatie van de burger): 1 vte

DG EMPL (activiteiten in verband met de rechten van personen met een handicap): 1,5 vte

3.2.3.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 38

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel …

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

(1)    COM(2017) 358 van 28 juni 2017.
(2)    https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/juncker-political-guidelines-speech_nl.pdf
(3)    Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007. Voor de EER relevante tekst.
(4)    COM(2018) 321.
(5)    Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).
(6)    PB C van , blz. .
(7)    PB C van , blz. .
(8)    Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een programma „Rechten, gelijkheid en burgerschap” voor de periode 2014–2020 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 62).
(9)    Verordening (EU) nr. 390/2014 van de Raad van 14 april 2014 tot vaststelling van het programma „Europa voor de burger” voor de periode 2014–2020 (PB L 115 van 17.4.2014, blz. 3).
(10)    COM(2011) 173.
(11)    PB C 378 van 24.12.2013, blz. 1.
(12)    PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.
(13)    PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89.
(14)    Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (PB L 65 van 11.3.2011, blz. 1).
(15)    Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22).
(16)    Richtlijn 2004/113/EG van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten (PB L 373 van 21.12.2004, blz. 37).
(17)    Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23).
(18)    Richtlijn 2010/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG van de Raad (PB L 180 van 15.7.2010, blz. 1).
(19)    [ PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1. http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32013Q1220(01) .
(20)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(21)    Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(22)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(23)    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie („EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(24)    Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(25)    Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie („LGO-besluit”) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
(26)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(27)    ABM: activity-based management (activiteitsgestuurd management) ABB: activity-based budgeting (activiteitsgestuurde begroting).
(28)    In de zin van artikel 58, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(29)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(30)    Het besluit om uitvoeringstaken aan een uitvoerend agentschap te delegeren wordt vastgesteld uit hoofde van Verordening (EG) nr. 58/2003, op basis van een kosten-batenanalyse.
(31)    GK: gesplitste kredieten / NGK: niet-gesplitste kredieten.
(32)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(33)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaten van de Westelijke Balkan.
(34)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere „BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(35)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere „BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(36)    AC = agent contractuel (arbeidscontractant); AL = agent local (plaatselijk functionaris); END = expert national détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= intérimaire (uitzendkracht); JPD = jeune professionnel en délégation (jonge professional in delegaties).
(37)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere „BA”-onderdelen).
(38)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20% aan inningskosten.
Top

Brussel,30.5.2018

COM(2018) 383 final

BIJLAGEN

bij het voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het programma Rechten en waarden

{SEC(2018) 274 final}
{SWD(2018) 290 final}
{SWD(2018) 291 final}


BIJLAGE I

Activiteiten in het kader van het programma

De in artikel 2, lid 2, bedoelde specifieke doelstellingen van het programma worden met name nagestreefd door middel van ondersteuning van de volgende activiteiten:

a)bewustmaking, verspreiding van informatie ter verbetering van de bekendheid met beleid en rechten op de onder het programma vallende gebieden;

b)wederzijdse leerprocessen door uitwisseling van goede praktijken tussen belanghebbenden om kennis en wederzijds begrip en maatschappelijke en democratische betrokkenheid te bevorderen;

c)analyse en monitoring 1 ter verbetering van het inzicht in de situatie in de lidstaten en op EU-niveau op gebieden die onder het programma vallen, alsmede ter verbetering van de uitvoering van de wetgeving en het beleid van de EU;

d)opleiding van belanghebbenden ter verbetering van hun kennis van het beleid en hun rechten op de bestreken gebieden;

e)ontwikkeling en onderhoud van tools op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT);

f)versterking van de bekendheid van de burgers met de Europese cultuur, Europese geschiedenis en Europese herdenking alsmede hun gevoel deel uit te maken van de Unie;

g)Europeanen van verschillende nationaliteiten en culturen met elkaar in contact brengen door hun de mogelijkheid te bieden deel te nemen aan activiteiten in het kader van stedenbanden;

h)aanmoediging en facilitering van actieve deelname aan de opbouw van een meer democratische Unie en versterking van het besef van rechten en waarden door ondersteuning van maatschappelijke organisaties;

i)financiering van de technische en organisatorische ondersteuning voor de uitvoering van Verordening [(EU) nr. 211/2011] en zo de grondslag vormen voor de uitoefening door de burgers van hun recht om Europese burgerinitiatieven te organiseren en er steun aan te betuigen;

j)versterking van het vermogen van Europese netwerken om het recht, de beleidsdoelstellingen en de strategieën van de EU verder te ontwikkelen en te bevorderen, en ondersteuning van maatschappelijke organisaties die actief zijn op de onder het programma vallende gebieden;

k)bevordering van de kennis van het programma en van de verspreiding en overdraagbaarheid van de resultaten ervan en bevordering van de bewustmaking van burgers, onder meer door het opzetten en ondersteunen van programmabureaus/een netwerk van nationale contactpunten.

BIJLAGE II

Indicatoren

Het programma wordt gemonitord aan de hand van een reeks indicatoren om te meten in hoeverre de algemene en specifieke doelstellingen van het programma zijn verwezenlijkt, mede om de administratieve lasten en de kosten zo laag mogelijk te houden. Daartoe zullen gegevens worden vergaard met betrekking tot onderstaande indicatoren:

Het aantal personen dat is bereikt door:

i) opleidingsactiviteiten;

ii) activiteiten inzake wederzijds leren en uitwisselen van goede praktijken;

iii) activiteiten inzake bewustmaking, voorlichting en verspreiding.

Het aantal maatschappelijke organisaties dat is bereikt door ondersteuning en capaciteitsopbouw.

Het aantal transnationale netwerken en initiatieven inzake Europese herdenking en Europees erfgoed dat via het programma tot stand is gekomen.

(1)    Deze activiteiten omvatten bijvoorbeeld het verzamelen van gegevens en statistieken; het ontwikkelen van gemeenschappelijke methoden en, in voorkomend geval, indicatoren of benchmarks; studies, onderzoeken, analyses en enquêtes; evaluaties; effectbeoordeling; het opstellen en publiceren van handleidingen, rapporten en educatief materiaal.
Top