Dit document is overgenomen van EUR-Lex
Document 62015TJ0262
Arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 15 juni 2017.
Dmitrii Konstantinovich Kiselev tegen Raad van de Europese Unie.
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen met betrekking tot acties die Oekraïne ondermijnen of bedreigen – Bevriezing van tegoeden – Beperkingen inzake de toegang tot het grondgebied van de lidstaten – Natuurlijke persoon die acties die Oekraïne ondermijnen of bedreigen actief steunt – Motiveringsplicht – Kennelijk onjuiste beoordeling – Vrijheid van meningsuiting – Evenredigheid – Rechten van verdediging.
Zaak T-262/15.
Arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 15 juni 2017.
Dmitrii Konstantinovich Kiselev tegen Raad van de Europese Unie.
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen met betrekking tot acties die Oekraïne ondermijnen of bedreigen – Bevriezing van tegoeden – Beperkingen inzake de toegang tot het grondgebied van de lidstaten – Natuurlijke persoon die acties die Oekraïne ondermijnen of bedreigen actief steunt – Motiveringsplicht – Kennelijk onjuiste beoordeling – Vrijheid van meningsuiting – Evenredigheid – Rechten van verdediging.
Zaak T-262/15.
Jurisprudentie – Algemeen
Zaak T‑262/15
Dmitrii Konstantinovich Kiselev
tegen
Raad van de Europese Unie
„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen met betrekking tot acties die Oekraïne ondermijnen of bedreigen – Bevriezing van tegoeden – Beperkingen inzake de toegang tot het grondgebied van de lidstaten – Natuurlijke persoon die acties die Oekraïne ondermijnen of bedreigen actief steunt – Motiveringsplicht – Kennelijk onjuiste beoordeling – Vrijheid van meningsuiting – Evenredigheid – Rechten van verdediging”
Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 15 juni 2017
Internationale overeenkomsten – Partnerschapsovereenkomst Gemeenschappen-Rusland – Maatregelen die nodig zijn voor de bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen van een partij – Geval van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden – Begrip – Acties van de Russische Federatie met betrekking tot de situatie in Oekraïne in 2015 en 2016 – Daaronder begrepen – Verplichting tot voorafgaande inlichting of raadpleging – Geen
[Partnerschapsovereenkomst Gemeenschappen-Rusland, art. 99, punt 1, d)]
Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in het licht van de situatie in Oekraïne – Verbod van binnenkomst en doorreis alsmede bevriezing van de tegoeden – Verplichting tot mededeling van de motivering aan de belanghebbende tegelijk met of onmiddellijk na de vaststelling van de voor hem bezwarende handeling – Grenzen – Veiligheid van de Unie en de lidstaten of het voeren van hun internationale betrekkingen – Besluit genomen in een voor de belanghebbende bekende context zodat deze de draagwijdte van de hem betreffende maatregel kan begrijpen – Toelaatbaarheid van een beknopte motivering
[Art. 296, tweede alinea, VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 2; besluiten (GBVB) 2015/432, 2015/1524 en 2016/359 van de Raad; verordeningen 2015/427, 2015/1514 en 2016/353 van de Raad]
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Oekraïne – Verbod van binnenkomst en doorreis alsmede bevriezing van de tegoeden – Actieve steun aan acties of beleidsmaatregelen die de territoriale integriteit, de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen – Begrip – Mediasteun verleend door het hoofd van een persbureau dat als een „gecentraliseerd bedrijf” van de Russische staat is aangemerkt – Daaronder begrepen
[Besluiten van de Raad (GBVB) 2014/145, art. 1, lid 1, a), en 2, lid 1, a), 2015/432, 2015/1524 en 2016/359; verordeningen van de Raad nr. 269/2014, art. 3, lid 1, a), 2015/427, 2015/1514 en 2016/353]
Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Ontbrekende of ontoereikende motivering – Ander middel dan het middel betreffende de materiële wettigheid
(Art. 263 VWEU en 296 VWEU)
Europese Unie – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van de handelingen van de instellingen – Beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Oekraïne – Omvang van het toezicht – Bewijs van de gegrondheid van de maatregel – Verplichting voor de bevoegde autoriteit van de Unie om in geval van betwisting de gegrondheid van de tegen de betrokken personen of entiteiten aangevoerde redenen aan te tonen
[Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; besluiten (GBVB) 2015/432, 2015/1524 en 2016/359 van de Raad; verordeningen 2015/427, 2015/1514 en 2016/353 van de Raad]
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Oekraïne – Bevriezing van de tegoeden van een natuurlijke persoon die actief steun verleent aan acties of beleidsmaatregelen die Oekraïne ondermijnen of bedreigen – Beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting – Schending van het evenredigheidsbeginsel – Geen
[Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 11 en 52, lid 1; besluiten (GBVB) 2015/432, 2015/1524 en 2016/359 van de Raad; verordeningen 2015/427, 2015/1514 en 2016/353 van de Raad]
Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Vaststelling van het voorwerp van het geschil – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen – Vergelijkbare vereisten voor de ter ondersteuning van een middel aangevoerde argumenten – Regels van openbare orde – Ambtshalve onderzoek door de Unierechter
[Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 76, d)]
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Oekraïne – Bevriezing van tegoeden – Rechten van de verdediging – Mededeling van de bezwarende elementen – Later besluit waarbij de naam van de verzoeker wordt gehandhaafd op de lijst van personen voor wie die maatregelen gelden – Geen nieuwe redenen – Schending van het recht om te worden gehoord – Geen
[Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 2, a); besluit (GBVB) 2015/432 van de Raad; verordening 2015/427 van de Raad]
Recht van de Europese Unie – Beginselen – Rechten van de verdediging – Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in het licht van de situatie in Oekraïne – Bevriezing van tegoeden – Recht van toegang tot de documenten – Rechten afhankelijk van de voorwaarde dat een verzoek daartoe wordt ingediend bij de Raad
[Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 2, a); besluit (GBVB) 2015/432 van de Raad; verordening 2015/427 van de Raad]
Wat de situatie in Oekraïne in maart en september 2015 en maart 2016 betreft, kan worden aangenomen dat het optreden van de Russische Federatie een geval is van „oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden” in de zin van artikel 99, punt 1, onder d), van de overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds. Gelet op het belang dat de Unie en haar lidstaten hebben bij de stabiliteit van Oekraïne, dat een buurland is, kon het noodzakelijk blijken dat beperkende maatregelen werden vastgesteld om de Russische Federatie ertoe te bewegen haar acties te staken die de territoriale integriteit, de soevereiniteit of de onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen. In dat verband dient te worden opgemerkt dat de partnerschapsovereenkomst niet bepaalt dat een partij die maatregelen wenst te nemen op basis van die bepaling de andere partij vooraf moet inlichten, raadplegen of haar daarvoor redenen moet verstrekken.
(zie punten 32, 33)
Zie de tekst van de beslissing.
(zie punten 39‑41, 45, 50)
Gelet op de belangrijke rol die de media, voornamelijk de audiovisuele media, in de hedendaagse samenleving spelen, was te voorzien dat grootschalige steun van de media aan de acties en de beleidsmaatregelen van de Russische regering die Oekraïne destabiliseren, die met name werd betuigd tijdens erg populaire uitzendingen door een persoon die bij decreet van president Poetin was benoemd tot hoofd van een persbureau dat wordt aangemerkt als een „gecentraliseerd bedrijf” van de Russische staat, kon vallen onder het criterium dat betrekking had op natuurlijke personen die actief steun verleenden aan acties of beleidsmaatregelen die de territoriale integriteit, de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen.
Het begrip „actieve steun” kan namelijk slechts aldus worden opgevat dat het ziet op personen die, zonder dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor acties en beleidsmaatregelen van de Russische regering die Oekraïne destabiliseren en zonder dat zij zelf die acties of beleidsmaatregelen uitvoeren, daaraan hun steun verlenen. Het criterium ziet niet op alle vormen van steun aan de Russische regering, maar op die vormen van steun, die door het kwantitatieve of kwalitatieve belang ervan, ertoe bijdragen dat die regering haar acties en beleidsmaatregelen voortzet waarmee Oekraïne wordt gedestabiliseerd. Het betrokken criterium – onder het toezicht van de rechter van de Unie uitgelegd in samenhang met de doelstelling die erin bestaat de Russische regering ertoe te bewegen genoemde acties en beleidsmaatregelen te staken – bakent dus op objectieve wijze een categorie van personen en entiteiten af waarvan de tegoeden kunnen worden bevroren. Bij de uitlegging van dit criterium dient de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in acht te worden genomen die erkent dat het onmogelijk is om wetten met absolute nauwkeurigheid op te stellen, vooral op gebieden waar de situatie verschilt naargelang de heersende meningen in de samenleving, en dat wegens de noodzaak een te strakke regeling te voorkomen en zich aan de wijzigende situaties aan te passen, talrijke wetten meer of minder vage formuleringen gebruiken, waarvan de uitlegging en de toepassing van de praktijk afhangen. Aan de voorwaarde dat een wet een duidelijke omschrijving geeft van de strafbare feiten, is voldaan wanneer de justitiabele uit de bewoordingen van de relevante bepaling, zo nodig met behulp van de door de rechterlijke instanties daaraan gegeven uitlegging, kan opmaken voor welk handelen of nalaten hij aansprakelijk kan worden gesteld.
(zie punten 43, 73‑76)
Zie de tekst van de beslissing.
(zie punt 52)
Zie de tekst van de beslissing.
(zie punten 61‑63)
Zie de tekst van de beslissing.
(zie punten 66, 67, 69‑72, 80‑82, 84‑88, 122‑125)
Zie de tekst van de beslissing.
(zie punten 137, 138)
Zie de tekst van de beslissing.
(zie punten 139, 145, 146)
Zie de tekst van de beslissing.
(zie punten 139, 151)