This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62001TJ0307
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
Zaak T-307/01
Jean-Paul François
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen
„Ambtenaren — Tuchtregeling — Plaatsing in lagere salaristrap — Contract voor bewaking van gebouwen van Commissie — Redelijke termijn — Strafprocedure — Beroep tot schadevergoeding”
Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 10 juni 2004 II-1674
Samenvatting van het arrest
Ambtenaren – Tuchtregeling – Tuchtprocedure – Termijnen gesteld in artikel 7 van bijlage IX – Verplichting van administratie om binnen redelijke termijn te handelen – Niet-nakoming – Gevolgen
(Ambtenarenstatuut, bijlage IX, art. 7)
Ambtenaren – Tuchtregeling – Inleiding van tuchtprocedure – Verjaringstermijn – Geen – Verplichting van administratie om binnen redelijke termijn te handelen – Niet-nakoming – Gevolgen
(Ambtenarenstatuut, art. 86-89; bijlage IX)
Ambtenaren – Tuchtregeling – Tuchtprocedure – Tuchtprocedure- en strafprocedure die gelijktijdig worden gevoerd met betrekking tot zelfde feiten – Verplichting van administratie om positie van ambtenaar pas definitief te regelen nadat beslissing van strafgerecht onherroepelijk is geworden
(Ambtenarenstatuut, art. 88, vijfde alinea; bijlage IX, art. 7, tweede alinea)
Ambtenaren – Tuchtregeling – Tuchtprocedure – Tucht- en strafprocedure die gelijktijdig worden gevoerd met betrekking tot zelfde feiten – Doel van schorsing van tuchtprocedure – Verplichting om rekening te houden met feitelijke vaststellingen van strafrechter – Mogelijkheid om deze te kwalificeren met betrekking tot begrip tuchtrechtelijke fout
(Ambtenarenstatuut, art. 88, vijfde alinea)
Ambtenaren – Rechten en verplichtingen – Misbruik van bewakingscontract om medewerker aan te werven voor administratieve taken – Algemeen verspreide, op zich niet bedrieglijke praktijk – Ontbreken van signalering of distantiëring – Niet-nakoming van statutaire verplichtingen – Geen, voor ambtenaar van categorie B
(Ambtenarenstatuut, art. 11)
Ambtenaren – Beroep – Beroep tot schadevergoeding – Nietigverklaring van bestreden besluit, die geen passend herstel van immateriële schade oplevert – Immateriële schade veroorzaakt door onregelmatige tuchtprocedure
(Ambtenarenstatuut, art. 91)
Hoewel de in artikel 7 van bijlage IX bij het Statuut gestelde termijnen voor de afwikkeling van de tuchtprocedure niet fataal zijn, vormen zij een regel van behoorlijk bestuur die, zowel in het belang van de administratie als in dat van de ambtenaren, beoogt te voorkomen dat het besluit waarmee de tuchtprocedure wordt afgesloten, zonder geldige reden wordt vertraagd. De met de tuchtprocedure belaste autoriteiten zijn bijgevolg verplicht, de tuchtprocedure met bekwame spoed af te wikkelen en aldus te werk te gaan dat elk onderdeel van de tuchtprocedure binnen een redelijke termijn op de vorige handeling volgt. De niet-inachtneming van deze termijn — die alleen aan de hand van de bijzondere omstandigheden van de zaak kan worden beoordeeld — kan leiden lol nietigverklaring van het te laat genomen besluit.
(cf. punt 47)
Zelfs bij gebreke van een verjaringstermijn in de artikelen 86 tot en met 89 van het Statuut en in bijlage IX ervan is het tuchtgezag met name vanaf het tijdstip waarop de administratie kennis heeft gekregen van de feiten en gedragingen die een inbreuk op de statutaire verplichtingen van een ambtenaar kunnen vormen, verplicht aldus te handelen dat de procedure die tot een tuchtmaatregel kan leiden, binnen een redelijke termijn wordt ingeleid. De niet-inachtneming van deze termijn, die afhangt van de bijzondere omstandigheden van de zaak, kan leiden tot onwettigheid van de tuchtprocedure die door de administratie buitensporig laat is ingeleid en dus tot nietigverklaring van de tuchtmaatregel die aan het einde van deze procedure is genomen.
Het beginsel van rechtszekerheid komt in het gedrang wanneer de administratie buitensporig lang wacht met de inleiding van de tuchtprocedure. Zowel de beoordeling door de administratie van de feiten en de gedragingen die een tuchtrechtelijke fout kunnen opleveren, als de uitoefening door de ambtenaar van zijn rechten van verdediging, kan immers bijzonder moeilijk worden indien veel tijd verstrijkt lussen het tijdstip waarop deze feilen en gedragingen zich hebben voorgedaan, en hel begin van hel tuchtonderzoek.
(cf. punten 48-49)
Volgens artikel 88, vijfde alinea, van het Statuut mag het tot aanstelling bevoegd gezag de positie van de betrokken ambtenaar op tuchtrechtelijk vlak niet definitief regelen door uitspraak te doen over feiten waaromtrent tegelijk een strafprocedure loopt, zolang de beslissing van hel slrafgerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, niet onherroepelijk is geworden. Dat artikel verleent dat gezag bijgevolg geen discretionaire bevoegdheid, anders dan artikel 7, tweede alinea, van bijlage IX bij het Statuut, volgens hetwelk de tuchtraad in geval van strafrechtelijke vervolging van de ambtenaar kan besluiten zijn advies op te schorten totdat de rechterlijke beslissing is gegeven.
(cf. punt 59)
Artikel 88, vijfde alinea, van het Statuut heeft een tweevoudige bestaansreden.
Dat artikel komt enerzijds tegemoet aan de bezorgdheid om geen nadelige invloed uit te oefenen op de positie van de betrokken ambtenaar in het kader van de strafvervolging die tegen hem is ingesteld wegens feiten naar aanleiding waarvan ook een tuchtprocedure in zijn instelling is ingeleid. De schorsing van de tuchtprocedure in afwachting van de afsluiting van de strafprocedure maakt het anderzijds mogelijk, in het kader van deze tuchtprocedure rekening te houden met de feitelijke vaststellingen van de strafrechter wanneer diens beslissing onherroepelijk is geworden. Artikel 88, vijfde alinea, van het Statuut bevestigt met andere woorden het beginsel „Ie pénal tient le disciplinaire en état”, hetgeen met name gerechtvaardigd is wegens het feit dat de nationale strafrechtelijke instanties grotere opsporingsbevoegdheden hebben dan het tot aanstelling bevoegd gezag. Ingeval dezelfde feiten zowel een strafrechtelijke inbreuk als een niet-nakoming van de statutaire verplichtingen van de ambtenaar kunnen opleveren, is de administratie derhalve gebonden aan de feitelijke vaststellingen van de strafrechter in de strafprocedure. Zodra deze laatste het bestaan van de feiten heeft vastgesteld, kan de administratie deze feiten vervolgens juridisch kwalificeren met betrekking tot het begrip tuchtrechtelijke fout door met name te onderzoeken of deze feiten een inbreuk op de statutaire verplichtingen opleveren.
(cf. punt 75)
Het is ongerechtvaardigd, een ambtenaar van categorie B, die volgens artikel 5, lid 1, van het Statuut functies met een uitvoerend en leidinggevend karakter kan uitoefenen, doch in geen geval hogere leidinggevende functies, zoals ambtenaren van categorie A, te verwijten dat hij zijn statutaire verplichtingen niet is nagekomen door het feit alleen dat hij niet heeft gesignaleerd dat een medewerker die zuiver administratieve taken uitvoerde, werd betaald door de vennootschap waaraan de bewakingsopdracht was gegund, of zich daarvan niet met passende middelen heeft gedistantieerd, wanneer deze praktijk door de verschillende diensten van de instelling werd georganiseerd, algemeen verspreid was, door de hiërarchieke meerderen in de instelling werd aangemoedigd en, hoewel onregelmatig, op zich niet bedrieglijk was.
(cf. punten 92-93)
Behoudens in bijzondere gevallen vormt de nietigverklaring van het door een ambtenaar bestreden besluit op zichzelf. een passend en in beginsel toereikend herstel van de immateriële schade die de ambtenaar kan hebben geleden.
Wanneer daarentegen in het kader van een tuchtprocedure in de verschillende administratieve besluiten en adviezen tegen de verzoeker beschuldigingen zijn geuit die onjuist zijn gebleken, de instelling bij de inleiding van de tuchtprocedure het beginsel van de redelijke termijn heeft geschonden, deze procedure bovendien tot aan de vaststelling van de tuchtmaatregel bijna drie jaar heeft aangesleept en niet is geschorst in afwachting van de afsluiting van de tegen verzoeker ingestelde strafprocedure, moet worden aangenomen dat dit geheel van omstandigheden verzoekers reputatie heeft geschaad, zijn privé-leven heeft verstoord en hem in een lange toestand van onzekerheid heeft doen verkeren, waardoor hem immateriële schade is berokkend die niet toereikend wordt hersteld door de nietigverklaring van hel bestreden besluit, die deze schade niet met terugwerkende kracht kan doen wegnemen.
(cf. punt 110)