Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61996TJ0102

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1 Beroep tot nietigverklaring - Procesbelang - Adressaat van beschikking waarbij concentratie onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard

    (EG-Verdrag, art. 173, vierde alinea)

    2 Mededinging - Concentraties - Verordening nr. 4064/89 - Territoriale werkingssfeer

    (Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 1)

    3 Mededinging - Concentraties - Voorgenomen concentratie van buiten Gemeenschap gevestigde ondernemingen - Concentratie met gevolgen in Gemeenschap - Toepassing van verordening nr. 4064/89 - Toelaatbaarheid vanuit volkenrechtelijk oogpunt

    (Verordening nr. 4064/89 van de Raad)

    4 Gemeenschapsrecht - Uitlegging - Handelingen van de instellingen - Standpunten verdedigd tijdens totstandkoming - Subsidiaire ten opzichte van bewoordingen en doel van handeling

    5 Mededinging - Concentraties - Verordening nr. 4064/89 - Werkingssfeer - Collectieve machtspositie - Daaronder begrepen

    (EG-Verdrag, art. 85 en 86; verordening nr. 4064/89 van de Raad)

    6 Mededinging - Concentraties - Onderzoek door Commissie - Economische beoordelingen - Discretionaire bevoegdheid - Rechterlijke toetsing - Grenzen

    (Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2)

    7 Mededinging - Concentraties - Beoordeling van verenigbaarheid met gemeenschappelijke markt - Structurele banden vóór concentratie - Wijziging van concurrentieverhoudingen na concentratie

    (Verordening nr. 4064/89 van de Raad)

    8 Mededinging - Concentraties - Beoordeling van verenigbaarheid met gemeenschappelijke markt - Bestaan van machtspositie waardoor daadwerkelijke mededinging wordt belemmerd - Bewijs - Marktaandelen

    (EG-Verdrag, art. 3, sub g; verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, lid 3)

    9 Mededinging - Concentraties - Beoordeling van verenigbaarheid met gemeenschappelijke markt - Collectieve machtspositie - Criteria - Structurele banden tussen betrokken ondernemingen - Niet noodzakelijk criterium

    (Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, lid 3)

    10 Mededinging - Concentraties - Onderzoek door Commissie - Verbintenissen van betrokken ondernemingen om aangemelde concentratie verenigbaar te maken met gemeenschappelijke markt

    (Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, leden 2 en 3, en 8, lid 2)

    Samenvatting

    1 Een door een natuurlijke of rechtspersoon ingesteld beroep tot nietigverklaring is slechts ontvankelijk, wanneer de verzoeker belang heeft bij nietigverklaring van de bestreden handeling; dat is onder meer het geval, wanneer daarmee kan worden voorkomen, dat de beweerde onwettigheid zich nog eens in de toekomst voordoet.

    De onderneming die de adressaat is van een beschikking waarbij een concentratie onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard, heeft een procesbelang en heeft er belang bij, dat de wettigheid van die beschikking door de gemeenschapsrechter wordt getoetst.

    2 Artikel 1 van verordening nr. 4064/89 bepaalt niet, dat een concentratie enkel als concentratie van communautaire dimensie kan worden aangemerkt en dus binnen de werkingssfeer van de verordening valt, indien de betrokken ondernemingen in de Gemeenschap zijn gevestigd of de winnings- en/of productieactiviteiten waarop de concentratie betrekking heeft, op het grondgebied van de Gemeenschap worden verricht.

    3 Toepassing van verordening nr. 4064/89 is volkenrechtelijk gerechtvaardigd, wanneer voorzienbaar is, dat een voorgenomen concentratie van buiten de Gemeenschap gevestigde ondernemingen onmiddellijke en wezenlijke gevolgen in de Gemeenschap zal hebben.

    De omstandigheid dat bij een mondiale vraag andere delen van de wereld door de concentratie worden geraakt, belet de Gemeenschap niet controle uit te oefenen op een concentratie die de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wezenlijk beïnvloedt door een machtspositie tot stand te brengen.

    4 Bij de uitlegging van een communautaire wetgevende handeling moet minder belang worden gehecht aan het standpunt van een lidstaat tijdens de voorbereiding, dan aan de bewoordingen en het doel van de betrokken handeling. Het feit dat na de vaststelling van de handeling een aantal lidstaten een uitleggingsvariant betwist, kan niet betekenen, dat die uitlegging uitgesloten is. Daar de lidstaten immers niet zijn gebonden aan het standpunt dat zij tijdens de beraadslagingen in de Raad hebben ingenomen, kan niet worden uitgesloten, dat een van hen van mening verandert, dan wel besluit het vraagstuk van de wettigheid van de handeling aan de gemeenschapsrechter voor te leggen.

    Wanneer de grammaticale, de historische en de systematische uitlegging van een handeling geen duidelijkheid verschaffen over hetgeen precies wordt bedoeld, moet de betrokken handeling worden uitgelegd met inachtneming van haar doel.

    5 Gelet op haar doel is verordening nr. 4064/89 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, van toepassing op collectieve machtsposities. Anders dan de artikelen 85 en 86 van het Verdrag, ziet deze verordening op alle concentraties van communautaire dimensie die wegens hun effect op de mededingingsstructuur in de Gemeenschap onverenigbaar kunnen blijken met het door het Verdrag beoogde regime van niet-vervalste mededinging. Een concentratie die een machtspositie van de betrokken partijen samen met een derde in het leven roept of versterkt, kan onverenigbaar blijken met het door het Verdrag beoogde regime van niet-vervalste mededinging. Het doel van de verordening zou derhalve slechts ten dele worden bereikt wanneer ervan wordt uitgegaan, dat alleen de concentraties die een machtspositie van de partijen bij de concentratie in het leven roepen of versterken, onder de verordening vallen. Aldus zou aan deze verordening een niet onaanzienlijk deel van haar nuttig effect worden ontnomen zonder dat de algemene opzet van de communautaire regeling betreffende de controle op concentraties dit gebiedt.

    6 Bij de beoordeling of er sprake is van een collectieve machtspositie in het kader van de controle op concentraties dient de Commissie op basis van een prospectief onderzoek van de referentiemarkt na te gaan, of de aangemelde concentratie leidt tot een situatie waarin een daadwerkelijke mededinging op de betrokken markt op significante wijze wordt belemmerd door de bij de concentratie betrokken ondernemingen en een of meer derde ondernemingen die samen, met name als gevolg van de tussen hen bestaande banden, één front kunnen vormen op de markt en in aanzienlijke mate onafhankelijk van de andere concurrenten, hun afnemers en, ten slotte, de consument kunnen handelen. De basisregels van de verordening, inzonderheid artikel 2, geven de Commissie dienaangaande een discretionaire bevoegdheid, met name voor economische beoordelingen. Bijgevolg moet de gemeenschapsrechter bij de toetsing van de uitoefening van een dergelijke bevoegdheid, die van wezenlijk belang is voor de invulling van de regels inzake concentraties, rekening houden met de aan de economische normen van de concentratieregeling ten grondslag liggende beoordelingsmarge.

    7 De omstandigheid dat een onderneming samen met andere ondernemingen een aanzienlijke of zelfs beslissende mate van invloed uitoefent in een andere onderneming, sluit niet a priori uit, dat tussen beide ondernemingen concurrentieverhoudingen kunnen bestaan en dat deze als gevolg van een concentratie waarbij de zeggenschapsstructuur van de ondernemingen wordt gewijzigd, verschuivingen ondergaan of zelfs wegvallen.

    8 Met het verbod van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 4064/89 wordt invulling gegeven aan de algemene doelstelling die in artikel 3, sub g, van het Verdrag is vastgelegd, te weten de invoering van een regime waardoor wordt gewaarborgd dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt niet wordt vervalst. Het verbod heeft betrekking op concentraties die een machtspositie in het leven roepen of versterken, waarvan sprake is in een situatie waarin één of meer ondernemingen een economische macht bezitten die hen in de gelegenheid stelt de handhaving van een daadwerkelijke mededinging op de betrokken markt te verhinderen doordat hun de mogelijkheid wordt geboden zich in aanzienlijke mate onafhankelijk te gedragen van hun concurrenten, hun afnemers en, ten slotte, de consument.

    Een machtspositie kan het resultaat zijn van verscheidene factoren, die elk afzonderlijk niet per se beslissend behoeven te zijn. Onder die factoren is het bezit van omvangrijke marktaandelen zeer significant. Toch is een aanzienlijk marktaandeel, als bewijs voor een machtspositie, geen onveranderlijk gegeven: de betekenis ervan verschilt van markt tot markt, naar gelang van de marktstructuur, met name wat productie, aanbod en vraag betreft.

    Niettemin leveren aanzienlijke marktaandelen, uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, op zichzelf reeds het bewijs van een machtspositie. Een onderneming die gedurende langere tijd een zeer groot marktaandeel heeft, bevindt zich door de omvang van haar productie en aanbod - zonder dat de houders van veel kleinere marktaandelen op korte termijn kunnen voldoen aan de vraag van afnemers die zich van de onderneming met het grootste marktaandeel zouden willen afwenden - immers in een positie van macht die anderen op haar aangewezen doet zijn, hetgeen haar op zichzelf reeds, althans voor betrekkelijk lange tijd, de voor een machtspositie kenmerkende onafhankelijkheid van gedrag verzekert.

    Bij een oligopolie komt in vergelijking met een individuele machtspositie aan de omstandigheid dat de leden van het oligopolie grote marktaandelen bezitten, weliswaar niet dezelfde betekenis toe waar het gaat om de mogelijkheden van de leden om zich als groep in aanzienlijke mate onafhankelijk van hun concurrenten, hun afnemers en, ten slotte, de consument te gedragen, doch met name in het geval van een duopolie kan, behoudens bewijzen van het tegendeel, een groot marktaandeel ook een zeer belangrijke aanwijzing voor een gezamenlijke machtspositie zijn.

    9 Twee of meer onafhankelijke economische entiteiten kunnen tezamen ten opzichte van de andere ondernemingen op de markt een collectieve machtspositie bezitten doordat zij op een specifieke markt door economische banden zijn verenigd. Er hoeven geen structurele banden te bestaan alvorens van een collectieve machtspositie sprake kan zijn. Juridisch noch economisch is er immers enige reden om de relatie van onderlinge afhankelijkheid van de leden van een hecht oligopolie - waarbinnen zij op een markt met de desbetreffende kenmerken, waaronder concentratie van de markt, transparantie en producthomogeniteit, hun wederzijdse gedragingen kunnen voorzien en er dus sterk toe worden aangezet hun gedragingen op de markt onderling af te stemmen om aldus, via beperking van de productie in de hoop daarmee de prijs op te drijven, met name hun gezamenlijke winst te vergroten - van het begrip economische banden uit te sluiten.

    10 In het kader van verordening nr. 4064/89 is de Commissie slechts bevoegd verbintenissen te aanvaarden die de aangemelde concentratie verenigbaar kunnen maken met de gemeenschappelijke markt. De door de betrokken ondernemingen voorgestelde verbintenissen moeten de Commissie in staat stellen te concluderen, dat de betrokken concentratie geen machtspositie in het leven roept of versterkt in de zin van artikel 2, leden 2 en 3, van de verordening.

    Het maakt dus niet uit, of de door de partijen bij de concentratie voorgestelde verbintenis als louter op gedragingen betrekking hebbende verbintenis dan wel als structurele verbintenis kan worden aangemerkt. Ofschoon structurele verbintenissen, zoals verkleining van het marktaandeel van de uit de concentratie voortgekomen entiteit via de verkoop van een dochteronderneming, gelet op het doel van de verordening in beginsel de voorkeur verdienen, aangezien deze het ontstaan of de versterking van de eerder door de Commissie geconstateerde machtspositie definitief of althans voor langere tijd verhinderen, en wel zonder toezichtsmaatregelen op de middellange of lange termijn, kan niet bij voorbaat worden uitgesloten, dat ook verbintenissen die op het eerste gezicht louter op gedragingen betrekking lijken te hebben, zoals het niet gebruiken van een merk gedurende een bepaalde periode of het ter beschikking stellen van een deel van de productiecapaciteit van de uit de concentratie voortgekomen entiteit aan een derde, dan wel, meer in het algemeen, de toegang op niet-discriminerende voorwaarden tot belangrijke infrastructuur, het ontstaan of de versterking van een machtspositie kunnen verhinderen.

    Top