EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61996TJ0040

Samenvatting van het arrest

ARREST VAN HET GERECHT (Eerste kamer)

6 maart 1997

Gevoegde zaken T-40/96 en T-55/96

A. de Kerros en V. Kohn-Bergé

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Ambtenaren — Aanwerving — Toegang tot interne vergelijkende onderzoeken — Aankondiging van vergelijkend onderzoek — Toelatingsvoorwaarden — Voorwaarde betreffende anciënniteit in dienst”

Volledige Franse tekst   II-135

Betreft:

In zaak T-40/96, een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de jury van intern vergelijkend onderzoek COM/T/B/96, en in zaak T-55/96, een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de jury van intern vergelijkend onderzoek COM/T/C/96, waarbij verzoekers niet tot het examen van bovengenoemde vergelijkende onderzoeken zijn toegelaten op grond dat zij niet voldoen aan de voorwaarde van een anciënniteit van drie volle jaren zonder onderbreking in dienst van de Europese Gemeenschappen als personeelslid in de zin van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

Beslissing:

Nietigverklaring.

Resumé van het arrest

Verzoeker in zaak T-40/96 treedt op 16 maart 1992 in dienst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (Commissie) als hulpfunctionaris in de categorie B. De eerste overeenkomst wordt gesloten voor zes maanden en loopt met twee verlengingen tot 15 maart 1993. Van 16 tot en met 31 maart 1993 oefent verzoeker dezelfde functie uit in de hoedanigheid van extra uitzendkracht in de categorie B. Per 1 april 1993 wordt verzoeker door de Commissie aangesteld als tijdelijk functionaris en ingedeeld in de rang B 5. Die overeenkomst wordt gesloten voor zes maanden en loopt met verschillende verlengingen tot en met 31 maart 1996. Op 22 augustus 1995 publiceert de Commissie aankondiging van intern vergelijkend onderzoek op de grondslag van een examen COM/T/B/96 voor de reeds in dienst zijnde tijdelijke functionarissen in de categorie B. In punt II, sub b, van de aankondiging wordt gepreciseerd, dat de sollicitanten uiterlijk op 30 september 1995 een anciënniteit van drie volle jaren zonder onderbreking in dienst van de Europese Gemeenschappen als personeelslid in de zin van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen (Regeling andere personeelsleden) moeten hebben. Verzoeker meldt zich aan voor dat vergelijkend onderzoek. Bij nota van 18 december 1995 wordt hem meegedeeld, dat de jury van het vergelijkend onderzoek heeft beslist hem niet tot het schriftelijk examen toe te laten. De jury stelt vast, dat hij niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarde gesteld in punt II, sub b, van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek.

Verzoekster in zaak T-55/96 wordt door de Commissie per 16 oktober 1991 voor vier maanden aangesteld als hulpfunctionaris in de categorie C. Verzoeksters overeenkomst van hulpfunctionaris wordt verlengd tot 15 oktober 1992. Van 16 tot en met 31 oktober 1992 wordt verzoekster door de firma Manpower ter beschikking van de Commissie gesteld. Bij brief van 30 oktober 1992 biedt het directoraatgeneraal Personeelszaken en algemeen beheer (DG IX) verzoekster een overeenkomst van tijdelijk functionaris voor twaalf maanden aan. Per 1 november 1992 vervult verzoekster hetzelfde ambt op grond van een overeenkomst van tijdelijk functionaris in de rang C 5. Deze overeenkomst wordt verschillende keren verlengd. Op 22 augustus 1995 publiceert de Commissie aankondiging van intern vergelijkend onderzoek op de grondslag van een examen COM/T/C/96 voor de reeds in dienst zijnde tijdelijke functionarissen in de categorie C met het oog op de vorming van een aanwervingsreserve. In punt II, sub b, van de aankondiging wordt gepreciseerd, dat de sollicitanten uiterlijk op 30 september 1995 een anciënniteit van drie volle jaren zonder onderbreking in dienst van de Europese Gemeenschappen als personeelslid in de zin van Regeling andere personeelsleden moeten hebben. Verzoekster meldt zich aan voor dat vergelijkend onderzoek. Bij nota van 18 december 1995 wordt haar meegedeeld, dat de jury van het vergelijkend onderzoek heeft beslist haar niet tot het schriftelijk examen toe te laten, op grond dat zij op 30 september 1995 minder dan drie volle jaren zonder onderbreking als personeelslid in de zin van de Regeling andere personeelsleden in dienst van de Europese Gemeenschappen was geweest.

Ten gronde

Het middel inzake een kennelijke beoordelingsfout

In de door de jury's toegepaste toelatingsvoorwaarde was uitdrukkelijk bepaald, dat degenen die zich voor de vergelijkende onderzoeken aanmelden, een ononderbroken dienstanciënniteit van drie jaar als personeelslid in de zin van de Regeling andere personeelsleden moeten hebben. Aangezien verzoekers niet kunnen aantonen, dat zij gedurende een ononderbroken periode van drie jaar in die hoedanigheid in dienst zijn geweest, daar zij allebei tijdens die drie jaar hun werkzaamheden gedurende twee weken als uitzendkracht hebben verricht, hebben de jury's de feiten niet verkeerd beoordeeld door te beslissen dat verzoekers niet voldoen aan de omstreden voorwaarde (r.o. 27).

Het middel inzake schending van de artikelen 27, eerste alinea, en 29, lid 1, van het Statuut alsmede van het recht van de tijdelijke functionarissen om aan de interne vergelijkende onderzoeken deel te nemen

Is onwettig wegens onverenigbaarheid met artikel 27, eerste alinea, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (Statuut), volgens welke de aanwerving erop gericht dient te zijn de instelling de medewerking te verzekeren van ambtenaren die uit een oogpunt van bekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen, juncto artikel 29, lid 1, van het Statuut, de voorwaarde in een aankondiging van vergelijkend onderzoek, en derhalve het op die voorwaarde gebaseerde besluit van de jury, die sollicitanten die niet kunnen aantonen dat zij gedurende een ononderbroken periode van drie jaar als personeelslid in de zin van de Regeling andere personeelsleden in dienst zijn geweest, de toegang tot interne vergelijkende onderzoeken met oog op aanstelling in vaste dienst van de tijdelijke functionarissen van een instelling ontzegt. Deze vaststelling wordt niet op losse schroeven gezet door de ruime beoordelingsvrijheid die het tot aanstelling bevoegd gezag bij de vaststelling van de voorwaarden voor toelating tot een vergelijkend onderzoek geniet. De door deze vrijheid geboden keuzemogelijkheid moet immers steeds worden gebruikt met inachtneming van de vereisten voor de te vervullen ambten en, meer in het algemeen, van het belang van de dienst. Gelet op artikel 27 van het Statuut, vormt het enkele doel het aantal deelnemers aan elk vergelijkend onderzoek te beperken, op zichzelf geen wettig belang van de instelling. De omstreden voorwaarde gaat in tegen het dienstbelang dat de instelling met de organisatie van zogenoemde interne vergelijkende onderzoeken „met het oog op aanstelling in vaste dienst” stelt te behartigen, daar zij leidt tot de uitsluiting van bepaalde personeelsleden die meer anciënniteit in de dienst kunnen aantonen dan andere personeelsleden die wel worden toegelaten. Dat sommige op grond van de omstreden voorwaarde uitgesloten personeelsleden zich voor toekomstige vergelijkende onderzoeken kunnen aanmelden, volstaat niet om een niet door het dienstbelang ingegeven voorwaarde die het recht van de tijdelijke functionarissen op deelneming aan de interne vergelijkende onderzoeken beperkt, met het Statuut verenigbaar te maken (r.o. 39-53).

Referentie: Gerecht 8 november 1990, Bataille e.a./Parlement, T-56/89, Jurispr. blz. II-597, r.o. 41, 42, 47 en 49; Gerecht 28 maart 1996, Noonan/Commissie, T-60/92, JurAmbt. blz. II-443, r.o. 43

Dictum:

1)

Het besluit van de jury van intern vergelijkend onderzoek COM/T/B/96 waarbij A. de Kerros niet tot het examen van dat vergelijkend onderzoek is toegelaten, wordt nietig verklaard.

2)

Het besluit van de jury van intern vergeüjkend onderzoek COM/T/C/96 waarbij V. Kohn-Bergé niet tot het examen van dat vergelijkend onderzoek is toegelaten, wordt nietig verklaard.

3)

De Commissie wordt in de kosten verwezen.

Top