Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CJ0700

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 december 2023.
RegioJet a. s. en STUDENT AGENCY k.s. tegen České dráhy a.s. e.a.
Prejudiciële verwijzing – Verordening (EU) 2015/1589 – Bestaande en nieuwe steun – Steun die is verleend in strijd met de procedureregels van artikel 108, lid 3, VWEU – Verstrijken van de in artikel 17 van verordening (EU) 2015/1589 neergelegde verjaringstermijn – Verplichting voor de nationale rechter om de terugvordering van de steun te bevelen.
Zaak C-700/22.

Court reports – general

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2023:960

Zaak C‑700/22

RegioJet a.s.
en
STUDENT AGENCY k.s.

tegen

České dráhy a.s.,
Správa železnic, státní organizace
en
Česká republika, Ministerstvo dopravy

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Nejvyšší soud)

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 december 2023

„Prejudiciële verwijzing – Verordening (EU) 2015/1589 – Bestaande en nieuwe steun – Steun die is verleend in strijd met de procedureregels van artikel 108, lid 3, VWEU – Verstrijken van de in artikel 17 van verordening (EU) 2015/1589 neergelegde verjaringstermijn – Verplichting voor de nationale rechter om de terugvordering van de steun te bevelen”

Steunmaatregelen van de staten – Terugvordering van onrechtmatige steun – Steun die is verleend in strijd met de procedureregels van artikel 108 VWEU – Verstrijken van de in artikel 17 van verordening (EU) 2015/1589 neergelegde verjaringstermijn van tien jaar – Geen gevolgen voor de bevoegdheid van de nationale rechter om de terugbetaling van steun te bevelen

(Art. 108, lid 3, VWEU; verordening 2015/1589 van de Raad, art. 17)

(zie punten 13‑21)

Samenvatting

Op 26 juni 2008 heeft České dráhy, een in Tsjechië gevestigde spoorwegonderneming, met de nationale spoorwegdienst een overeenkomst gesloten waarbij zij een deel van haar onderneming aan die spoorwegdienst heeft overgedragen.

Volgens RegioJet en STUDENT AGENCY, concurrenten van České dráhy, komt de prijs die in het kader van deze transactie aan České dráhy werd betaald neer op staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, en is deze steun onrechtmatig omdat hij noch werd aangemeld bij de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU, noch door die instelling werd goedgekeurd.

Het dienaangaande voor de Tsjechische rechter gerezen geschil is aanhangig gemaakt bij de Nejvyšší soud (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Tsjechië).

In dit geding rijst met name de vraag of het verstrijken van de in artikel 17, lid 1, van verordening 2015/1589 ( 1 ) vastgestelde verjaringstermijn van tien jaar waardoor een onrechtmatig ten uitvoer gelegde steunmaatregel bestaande steun wordt, eraan in de weg staat dat een nationale rechter die zich moet uitspreken over een verzoek tot terugvordering van dergelijke steun, de terugbetaling van die steun door de begunstigde onderneming beveelt. Het Hof beantwoordt deze door de hoogste Tsjechische rechter gestelde vraag ontkennend.

Beoordeling door het Hof

Om te beginnen herinnert het Hof eraan dat de nationale rechterlijke instanties en de Commissie aanvullende en onderscheiden taken vervullen bij de toepassing van de voorschriften van het Verdrag inzake staatssteun. Terwijl de beoordeling van de verenigbaarheid van steunmaatregelen met de interne markt onder de exclusieve bevoegdheid valt van de Commissie, die daarbij onder toezicht van de Unierechters staat, zien de nationale rechterlijke instanties namelijk toe op de vrijwaring van de rechten van de justitiabelen in geval van niet-nakoming van de bij artikel 108, lid 3, VWEU opgelegde verplichting om de steunmaatregelen vooraf bij de Commissie aan te melden.

Vervolgens merkt het Hof, wat de gevolgen betreft van het verstrijken van de in artikel 17, lid 1, van verordening 2015/1589 vastgestelde verjaringstermijn van tien jaar voor nationale procedures met betrekking tot onrechtmatige steun, op dat die verordening geen voorschriften bevat over de bevoegdheden en de verplichtingen van de nationale rechterlijke instanties, die geregeld blijven door de Verdragsbepalingen. De verjaringstermijn van artikel 17, lid 1, van verordening 2015/1589 ziet dus enkel op de bevoegdheden van de Commissie om staatssteun terug te vorderen.

In die omstandigheden moet onrechtmatige steun bij gebreke van een Unieregeling ter zake door de nationale autoriteiten worden teruggevorderd overeenkomstig de uitvoeringsvoorschriften waarin het toepasselijke nationale recht voorziet. In dit kader zijn bijgevolg eventueel de nationaalrechtelijke verjaringsregels van toepassing, onder voorbehoud van het doeltreffendheids- en het gelijkwaardigheidsbeginsel.

Ten slotte merkt het Hof op dat de begunstigde onderneming, České dráhy, geen argument kan putten uit het feit dat bij bestaande steun, die onder artikel 108, lid 1, VWEU valt, de nationale rechterlijke instanties niet bevoegd zijn om de terugvordering van die steun te bevelen. Op grond van artikel 1, onder b), iv), en artikel 17, lid 3, van verordening 2015/1589 wordt steun die in strijd met artikel 108, lid 3, VWEU ten uitvoer is gelegd, na het verstrijken van de in artikel 17, lid 1, van die verordening vastgestelde verjaringstermijn namelijk weliswaar bestaande steun, maar die bepaling heeft niet tot gevolg dat onrechtmatige steun met terugwerkende kracht wordt geregulariseerd wegens de enkele omstandigheid dat die steun bestaande steun wordt.

Gelet op het voorgaande stelt het Hof vast dat artikel 108, lid 3, VWEU aldus moet worden uitgelegd dat de nationale rechterlijke instanties de terugbetaling kunnen bevelen van staatssteun die is verleend in strijd met de in die bepaling neergelegde verplichting tot voorafgaande aanmelding, zelfs indien voor die steun de verjaringstermijn van artikel 17, lid 1, van verordening 2015/1589 is verstreken en deze steun bijgevolg als bestaande steun moet worden aangemerkt.


( 1 ) Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2015, L 248, blz. 9).

Top