EUR-Lex Juurdepääs Euroopa Liidu õigusaktidele

Tagasi EUR-Lexi avalehele

See dokument on väljavõte EUR-Lexi veebisaidilt.

Dokument 62017CJ0287

Arrest van het Hof (Negende kamer) van 13 september 2018.
Česká pojišťovna a.s. tegen WCZ, spol. s r.o.
Prejudiciële verwijzing – Ondernemingsrecht – Bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties – Richtlijn 2011/7/EU – Artikel 6, leden 1 en 3 – Terugbetaling van de kosten voor invordering van een schuld – Kosten voor aanmaningen wegens betalingsachterstand van de schuldenaar.
Zaak C-287/17.

Zaak C‑287/17

Česká pojišťovna a.s.

tegen

WCZ, spol. s r.o.

(verzoek van de Okresní soud v Českých Budějovicích om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing – Ondernemingsrecht – Bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties – Richtlijn 2011/7/EU – Artikel 6, leden 1 en 3 – Terugbetaling van de kosten voor invordering van een schuld – Kosten voor aanmaningen wegens betalingsachterstand van de schuldenaar”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Negende kamer) van 13 september 2018

Harmonisatie van de wetgevingen – Bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties – Richtlijn 2011/7 – Recht op vergoeding voor de invorderingskosten – Kosten voor de aanmaningen die zijn gestuurd wegens de betalingsachterstand – Mogelijkheid om een redelijke schadeloosstelling te krijgen die het vaste bedrag te boven gaat

(Richtlijn 2011/7 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 19 en art. 6)

Artikel 6 van richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties moet aldus worden uitgelegd dat de schuldeiser die vergoeding vordert van de kosten voor de aanmaningen die hij de schuldenaar heeft gestuurd wegens diens betalingsachterstand, op grond van die bepaling recht heeft op zowel het in lid 1 van dat artikel bedoelde vaste bedrag van 40 EUR als een redelijke schadeloosstelling, in de zin van lid 3 van datzelfde artikel, voor het gedeelte van die kosten dat dit vaste bedrag te boven gaat.

Het gegeven dat in overweging 19 van richtlijn 2011/7 wordt verklaard dat deze richtlijn moest voorzien in een vast minimumbedrag als vergoeding voor de administratieve kosten en de interne kosten die als gevolg van de betalingsachterstand worden gemaakt, sluit bovendien evenmin uit dat de schuldeiser een redelijke schadeloosstelling voor deze kosten kan krijgen voor zover dit vaste minimumbedrag ontoereikend is. Weliswaar wordt in deze overweging verduidelijkt dat de toekenning van een schadeloosstelling in de vorm van een vast bedrag tot doel moest hebben de aan invordering verbonden administratieve en interne kosten te beperken, maar deze verklaring moet bovendien worden gelezen tegen de achtergrond van de overweging in haar geheel beschouwd. Met deze verduidelijking heeft de Uniewetgever bijgevolg enkel benadrukt dat de automatische toekenning van de vaste schadeloosstelling ten bedrage van 40 EUR voor de schuldeiser een aanmoediging vormt om zijn invorderingskosten tot dat bedrag te beperken, zonder daarom uit te sluiten dat deze schuldeiser in voorkomend geval aanspraak kan maken op een hogere schadeloosstelling, die evenwel niet automatisch wordt toegekend.

(zie punten 36‑38 en dictum)

Üles