This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62016CJ0494
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 7 maart 2018.
Giuseppa Santoro tegen Comune di Valderice en Presidenza del Consiglio dei Ministri.
Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd – Overeenkomsten gesloten met een werkgever uit de publieke sector – Maatregelen ter bestraffing van misbruik van overeenkomsten voor bepaalde tijd – Gelijkwaardigheidsbeginsel en doeltreffendheidsbeginsel.
Zaak C-494/16.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 7 maart 2018.
Giuseppa Santoro tegen Comune di Valderice en Presidenza del Consiglio dei Ministri.
Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd – Overeenkomsten gesloten met een werkgever uit de publieke sector – Maatregelen ter bestraffing van misbruik van overeenkomsten voor bepaalde tijd – Gelijkwaardigheidsbeginsel en doeltreffendheidsbeginsel.
Zaak C-494/16.
Court reports – general
Zaak C‑494/16
Giuseppa Santoro
tegen
Comune di Valderice en Presidenza del Consiglio dei Ministri
(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunale di Trapani)
„Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd – Overeenkomsten gesloten met een werkgever uit de publieke sector – Maatregelen ter bestraffing van misbruik van overeenkomsten voor bepaalde tijd – Gelijkwaardigheidsbeginsel en doeltreffendheidsbeginsel”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 7 maart 2018
Sociale politiek – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Richtlijn 1999/70 – Maatregelen ter voorkoming van misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Overeenkomsten gesloten met een werkgever uit de publieke sector – Nationale regeling die misbruik van dergelijke overeenkomsten niet bestraft door de betaling, aan de betrokken werknemer, van een vergoeding ter compensatie van de niet-omzetting van de arbeidsverhouding voor bepaalde tijd in een arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd – Toekenning van een andere vergoeding, met daarnaast de mogelijkheid, voor die werknemer, om volledige vergoeding te krijgen van de schade voortvloeiend uit het verlies van tewerkstellingskansen of uit het verlies van de kans om te slagen voor een administratief vergelijkend examen – Toelaatbaarheid – Voorwaarde – Bestaan van een doeltreffend en afschrikkend bestraffingsmechanisme – Verificatie door de nationale rechterlijke instantie
(Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausule 5)
Clausule 5 van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een nationale regeling die, enerzijds, misbruik, door een werkgever die tot de publieke sector behoort, van opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd niet bestraft door de betaling, aan de betrokken werknemer, van een vergoeding ter compensatie van de niet-omzetting van de arbeidsverhouding voor bepaalde tijd in een arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd, maar wel voorziet in de toekenning van een vergoeding die minimaal 2,5 maal en maximaal 12 maal het laatst ontvangen maandloon van die werknemer bedraagt, met daarnaast de mogelijkheid, voor die werknemer, om volledige vergoeding van de schade te krijgen indien hij middels een vermoeden aantoont dat hij andere tewerkstellingskansen heeft verloren of dat hij, indien volgens de regels een vergelijkend examen voor aanwerving was georganiseerd, daarvoor zou zijn geslaagd, voor zover die regeling wordt vergezeld van een bestraffingsmechanisme dat doeltreffend en afschrikkend is, hetgeen de verwijzende rechterlijke instantie dient na te gaan.
Gelet op de problemen die inherent zijn aan het bewijs van het bestaan van het verlies van een kans, moet worden vastgesteld dat een mechanisme van vermoeden dat de werknemer die tewerkstellingskansen heeft verloren als gevolg van misbruik van opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd, de mogelijkheid beoogt te waarborgen om de gevolgen van een dergelijke schending van het Unierecht weg te nemen, aan het doeltreffendheidsvereiste kan voldoen.
In elk geval kan de omstandigheid dat de maatregel die de nationale wetgever heeft vastgesteld om misbruik van overeenkomsten voor bepaalde tijd door werkgevers in de particuliere sector te bestraffen, de ruimste bescherming biedt die aan een werknemer kan worden verleend, op zich niet tot gevolg hebben dat de doeltreffendheid van nationale maatregelen voor werknemers in de publieke sector minder wordt.
(zie punten 50, 51, 54 en dictum)