Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CJ0180

    Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 6 juli 2017.
    Toshiba Corp. tegen Europese Commissie.
    Hogere voorziening – Mededinging – Mededingingsregelingen – Markt voor projecten inzake gasgeïsoleerd schakelmateriaal – Besluit van de Europese Commissie dat na de gedeeltelijke nietigverklaring van de oorspronkelijke beschikking door het Gerecht van de Europese Unie is vastgesteld – Wijziging van de geldboeten – Rechten van de verdediging – Geen vaststelling van een nieuwe mededeling van punten van bezwaar – Gelijke behandeling – Gemeenschappelijke onderneming – Berekening van het uitgangsbedrag – Mate waarin aan de inbreuk is bijgedragen – Gezag van gewijsde.
    Zaak C-180/16 P.

    Court reports – general

    Zaak C‑180/16 P

    Toshiba Corp.

    tegen

    Europese Commissie

    „Hogere voorziening – Mededinging – Mededingingsregelingen – Markt voor projecten inzake gasgeïsoleerd schakelmateriaal – Besluit van de Europese Commissie dat na de gedeeltelijke nietigverklaring van de oorspronkelijke beschikking door het Gerecht van de Europese Unie is vastgesteld – Wijziging van de geldboeten – Rechten van de verdediging – Geen vaststelling van een nieuwe mededeling van punten van bezwaar – Gelijke behandeling – Gemeenschappelijke onderneming – Berekening van het uitgangsbedrag – Mate waarin aan de inbreuk is bijgedragen – Gezag van gewijsde”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 6 juli 2017

    1. Mededinging–Administratieve procedure–Eerbiediging van de rechten van de verdediging–Mededeling van punten van bezwaar–Gedeeltelijke nietigverklaring van een besluit waarbij een geldboete is opgelegd–Vaststelling van een besluit tot wijziging van het gedeeltelijk nietig verklaarde besluit zonder nieuwe mededeling van punten van bezwaar–Toelaatbaarheid–Voorwaarden–Toezending van nadere inlichtingen over de nieuwe aspecten van de methode voor de vaststelling van het gewijzigde bedrag van de geldboete per letter of facts–Toelaatbaarheid

      (Art. 81 EG; EER-Overeenkomst, art. 53)

    2. Hogere voorziening–Middelen–Rechtsoverwegingen van een arrest waarin het Unierecht is geschonden–Dictum op andere rechtsgronden gerechtvaardigd

    3. Mededinging–Geldboeten–Bedrag–Vaststelling–Vaststelling van het basisbedrag–Bepaling van de waarde van de verkopen–Eerbiediging van het gelijkheidsbeginsel–Activiteiten die bij sommige kartelleden door een gemeenschappelijke onderneming in het referentiejaar zijn verricht–Aanpassing van de methode voor de toerekening en de verdeling van het uitgangsbedrag–Toelaatbaarheid

      (Art. 81 EG; EER-Overeenkomst, art. 53)

    4. Hogere voorziening–Middelen–Opnieuw ter discussie stellen van aspecten die in een eerder arrest van het Gerecht zijn onderzocht en niet zijn bestreden in de hogere voorziening die door diezelfde verzoekende partij tegen genoemd arrest is ingesteld–Ontvankelijkheid

      (Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 169)

    5. Mededinging–Geldboeten–Bedrag–Vaststelling–Individualisering naar de relatieve zwaarte van de bijdrage van elk van de betrokken ondernemingen–Eén enkele voortdurende inbreuk–Deelneming van een onderneming aan een mededingingsregeling in de vorm van onthouding–Eerbiediging van het gelijkheidsbeginsel–Beoordeling

      (Art. 81 EG; EER-Overeenkomst, art. 53)

    1.  Wanneer de Commissie na de gedeeltelijke nietigverklaring van een beschikking waarbij een geldboete wegens schending van artikel 81 EG en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte was opgelegd, een besluit tot wijziging van de aanvankelijke beschikking vaststelt waarbij aan de betrokken onderneming een andere geldboete worden opgelegd, kan op de inhoud van de aan die onderneming gerichte mededeling van punten van bezwaar met het oog op de vaststelling van de aanvankelijke beschikking worden afgegaan om na te gaan of de rechten van verdediging van die onderneming zijn geëerbiedigd in de procedure die tot het wijzigingsbesluit heeft geleid, vooropgesteld dat de gedeeltelijke nietigverklaring van de aanvankelijke beschikking niet van invloed is geweest op de geldigheid van de aanvankelijke mededeling van punten van bezwaar.

      De nietigverklaring van een handeling van de Unie is namelijk niet noodzakelijkerwijs van invloed op de voorbereidende handelingen, aangezien de procedure ter vervanging van de nietig verklaarde handeling in beginsel weer mag worden opgenomen op het precieze punt waarop de onwettigheid is ontstaan. De nietigverklaring van de handeling is in beginsel niet van invloed op de geldigheid van de daaraan voorafgegane voorbereidende maatregelen in het stadium voordat de onwettigheid is vastgesteld. Indien wordt vastgesteld dat de nietigverklaring niet van invloed is op de geldigheid van de voorafgegane procedurehandelingen, is de Commissie niet verplicht om, alleen vanwege deze nietigverklaring, de betrokken ondernemingen een nieuwe mededeling van punten van bezwaar te sturen.

      Hoewel de Commissie de betrokken onderneming door toezending van een letter of facts meer duidelijkheid heeft willen verschaffen over de nieuwe aspecten van de methode voor de berekening van haar geldboete, die volgens de Commissie geboden waren na de gedeeltelijke nietigverklaring van de aanvankelijke beschikking, en vaststaat dat de betrokken onderneming zich zowel schriftelijk als tijdens een vergadering daarover heeft kunnen uitlaten, neemt dat niet weg dat deze aspecten van dien aard zijn dat zij geen voorwerp van een nieuwe mededeling van punten van bezwaar hoefden te zijn.

      (zie punten 23, 24, 28, 34)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 31)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 51‑53)

    4.  Door in het kader van een beroep tot nietigverklaring van een wijzigingsbesluit dat door de Commissie is vastgesteld na de gedeeltelijke nietigverklaring van haar aanvankelijke boetebeschikking, aspecten te onderzoeken die reeds specifiek zijn onderzocht in zijn eerdere arrest houdende gedeeltelijke nietigverklaring, handelt het Gerecht niet in strijd met het gezag van gewijsde van genoemd eerder arrest, zelfs wanneer de betrokken onderneming niet tegen deze aspecten is opgekomen in het kader van haar hogere voorziening tegen dit arrest.

      Volgens artikel 169 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof strekken de conclusies van de hogere voorziening immers tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van het Gerecht zoals die in het dictum van deze beslissing voorkomt. Daaruit volgt dat de betrokken onderneming in haar hogere voorziening tegen het arrest houdende gedeeltelijke nietigverklaring niet tegen de betrokken gronden van het arrest kon opkomen, zonder tegelijk ook op te komen tegen het dictum, waarin het Gerecht de haar opgelegde geldboete nietig had verklaard. Het kan de betrokken onderneming dus niet worden verweten dat zij niet tegen die motivering is opgekomen in het kader van haar hogere voorziening voor het Hof. Niemand kan immers worden verplicht om tegen zijn eigen belangen in te handelen teneinde zijn procedurele rechten veilig te stellen, waaronder het recht om bij het Hof hogere voorziening in te stellen.

      (zie punten 75‑80)

    5.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 81‑84)

    Top