EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0395

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 januari 2016.
Vodafone GmbH tegen Bundesrepublik Deutschland.
Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten – Richtlijn 2002/21/EG – Artikel 7, lid 3 – Procedure voor de consolidatie van de interne markt voor elektronische communicatie – Richtlijn 2002/19/EG – Artikelen 8 en 13 – Exploitant die is aangewezen als exploitant met een aanmerkelijke marktmacht – Verplichtingen opgelegd door nationale regelgevende instanties – Verplichtingen inzake prijscontrole en kostentoerekening – Tariefvergunning voor mobielegespreksafgifte.
Zaak C-395/14.

Court reports – general

Zaak C‑395/14

Vodafone GmbH

tegen

Bundesrepublik Deutschland

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesverwaltungsgericht)

„Prejudiciële verwijzing — Gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten — Richtlijn 2002/21/EG — Artikel 7, lid 3 — Procedure voor de consolidatie van de interne markt voor elektronische communicatie — Richtlijn 2002/19/EG — Artikelen 8 en 13 — Exploitant die is aangewezen als exploitant met een aanmerkelijke marktmacht — Verplichtingen opgelegd door nationale regelgevende instanties — Verplichtingen inzake prijscontrole en kostentoerekening — Tariefvergunning voor mobielegespreksafgifte”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 januari 2016

  1. Harmonisatie van de wetgevingen — Telecommunicatiesector — Elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten — Regelgevingskader — Richtlijn 2002/19 — Artikelen 8, lid 2, en 13, lid 1 — Richtlijn 2002/21 — Artikel 16, lid 2 — Bevoegdheid van de nationale regelgevende instanties om een marktpartij met een aanmerkelijke marktmacht op te leggen een tariefvergunning te verkrijgen — Verplichting die het voorwerp kan zijn van meerdere consolidatieprocedures

    (Richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad 2002/19, art. 8, lid 2, en 13, lid 1, en 2002/21, art. 7, lid 3, en 16, leden 2 en 4)

  2. Recht van de Europese Unie — Uitlegging — Methoden — Letterlijke, systematische en teleologische uitlegging

  3. Harmonisatie van de wetgevingen — Telecommunicatiesector — Elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten — Regelgevingskader — Richtlijnen 2002/19 en 2002/21 — Beoogde vergunning door een nationale regelgevende instantie voor tarieven voor mobielegespreksafgifte — Maatregel die wordt bestreken door de verplichtingen inzake prijscontrole en is onderworpen aan de in artikel 7, lid 3, van richtlijn 2002/21 bedoelde consolidatieprocedure — Invloed op de handel tussen de lidstaten

    [Richtlijnen 2002/19 van het Europees Parlement en de Raad, art. 8 en 13, lid 1, en 2002/21 van het Europees Parlement en de Raad, art. 7, lid 3, a) en b)]

  1.  Uit de artikelen 7, lid 3, en 16, lid 4, van richtlijn 2002/21 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (kaderrichtlijn), gelezen in samenhang met de artikelen 8, lid 2, en 13, lid 1, van richtlijn 2002/19 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn) vloeit voort dat een nationale regelgevende instantie (NRI) die voornemens is jegens een exploitant die is aangewezen als exploitant met een aanmerkelijke macht op een bepaalde markt, een maatregel te nemen waarbij „verplichtingen [worden opgelegd] inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole [...], inclusief verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen, voor het verlenen van specifieke interconnectie‑ en/of toegangtypes” en die van invloed kan zijn op de handel tussen de lidstaten, gehouden is de consolidatieprocedure van artikel 7, lid 3, toe te passen.

    In dat verband is niet relevant dat deze consolidatieprocedure al eerder is gevolgd in het kader van een marktanalyseprocedure overeenkomstig artikel 16 van de kaderrichtlijn, na afloop waarvan mogelijk al verplichtingen zijn opgelegd aan de betrokken exploitant, aangezien de kaderrichtlijn, door in artikel 16, lid 2, voor te schrijven dat de NRI mogelijk moet bepalen of de onder andere in artikel 8 van de toegangsrichtlijn neergelegde verplichtingen ten aanzien van ondernemingen „moeten worden opgelegd, gehandhaafd, gewijzigd of ingetrokken”, uitdrukkelijk in het vooruitzicht stelt dat eenzelfde verplichting aan de orde kan komen in meerdere consolidatieprocedures, die, naargelang het geval, leiden tot oplegging, handhaving, wijziging of intrekking van deze verplichting.

    (cf. punten 35, 36)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 40)

  3.  Artikel 7, lid 3, van richtlijn 2002/21 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (kaderrichtlijn) moet aldus worden uitgelegd dat een nationale regelgevende instantie (NRI) die een exploitant die is aangewezen als een exploitant met aanzienlijke marktmacht, heeft verplicht mobielegespreksafgiftediensten te verrichten en de tarieven voor deze afgiftediensten na de in die bepaling neergelegde procedure aan een vergunningsplicht heeft onderworpen, gehouden is deze procedure bij elke verlening van een tariefvergunning aan die exploitant opnieuw toe te passen, indien deze vergunning van invloed kan zijn op de handel tussen de lidstaten in de zin van deze bepaling.

    Uit de bewoordingen van artikel 13, lid 1, van richtlijn 2002/19 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn) vloeit namelijk voort dat de verlening van een dergelijke vergunning wordt bestreken door de in deze bepaling bedoelde verplichtingen inzake prijscontrole die de NRI’s uit hoofde van artikel 8, lid 2, van deze richtlijn kunnen opleggen aan een exploitant met een aanmerkelijke macht op de markt voor mobiele telefonie en die, als zij in het vooruitzicht worden gesteld en voor zover zij van invloed zijn op de handel tussen de lidstaten, overeenkomstig lid 4 van artikel 8 slechts kunnen worden opgelegd na de procedure die is neergelegd in artikel 7 van de kaderrichtlijn. Deze uitlegging, die niet strijdig is met het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, aangezien zij niet tot gevolg heeft dat de Europese Commissie de bevoegdheid wordt toegekend om autonoom de tarieven voor elektronischecommunicatiediensten te bepalen, wordt geschraagd door zowel de context waarin deze bepaling is opgenomen, als de doelstellingen die door de toegangsrichtlijn en de kaderrichtlijn worden nagestreefd. Alle doelstellingen (harmonisatie, coördinatie, samenwerking en transparantie) die door de kaderrichtlijn en de toegangsrichtlijn worden nagestreefd, zouden immers worden doorkruist als de verlening van een tariefvergunning voor mobielegespreksafgifte zou ontsnappen aan de consolidatieprocedure van artikel 7, lid 3, van de kaderrichtlijn.

    Bovendien wijzen noch de bewoordingen van deze bepalingen, noch de algemene opzet van de toegangsrichtlijn of de kaderrichtlijn, noch de doelstellingen die deze nastreven erop dat de Uniewetgever beoogde onder de verplichtingen inzake prijscontrole bedoeld in artikel 13, lid 1, van de toegangsrichtlijn een onderscheid te maken tussen zogenoemde „basismaatregelen”, „fundamentele maatregelen” of „regelgevingsmaatregelen” enerzijds, die zouden moeten worden onderworpen aan de procedure in artikel 7, lid 3, van de kaderrichtlijn, en zogenoemde „uitvoeringsmaatregelen” anderzijds, die aan deze procedure zouden kunnen ontsnappen.

    Met betrekking tot de vraag of de verlening van een tariefvergunning voor mobielegespreksafgifte van invloed is op de handel tussen de lidstaten in de zin van artikel 7, lid 3, onder b), van de kaderrichtlijn, heeft een door een NRI beoogde maatregel een dergelijke invloed in de zin van deze bepaling indien hij al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, op deze handel invloed kan uitoefenen die van meer dan geringe betekenis is.

    (cf. punten 44, 45, 47, 48, 50, 51, 54, 55, 58 en dictum)

Top