EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0601

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 11 oktober 2016.
Europese Commissie tegen Italiaanse Republiek.
Niet-nakoming – Richtlijn 2004/80/EG – Artikel 12, lid 2 – Nationale schadeloosstellingsregelingen ter waarborging van een billijke en passende schadeloosstelling van slachtoffers van opzettelijke geweldmisdrijven – Nationale regeling die niet geldt voor alle op het nationaal grondgebied gepleegde opzettelijke geweldmisdrijven.
Zaak C-601/14.

Court reports – general

Zaak C‑601/14

Europese Commissie

tegen

Italiaanse Republiek

„Niet-nakoming — Richtlijn 2004/80/EG — Artikel 12, lid 2 — Nationale schadeloosstellingsregelingen ter waarborging van een billijke en passende schadeloosstelling van slachtoffers van opzettelijke geweldmisdrijven — Nationale regeling die niet geldt voor alle op het nationaal grondgebied gepleegde opzettelijke geweldmisdrijven”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 11 oktober 2016

  1. Beroep wegens niet-nakoming – Niet-nakoming van uit een richtlijn voortvloeiende verplichtingen – Verweermiddelen – Betwisting van de rechtmatigheid van de richtlijn – Niet-ontvankelijkheid – Grenzen – Niet-bestaande handeling

    (Art. 258 VWEU, 259 VWEU, 263 VWEU en 265 VWEU)

  2. Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken – Richtlijn 2004/80 – Schadeloosstelling van slachtoffers van opzettelijke geweldmisdrijven – Verplichting van de lidstaten tot vaststelling van schadeloosstellingsregelingen voor slachtoffers – Nationale regeling die niet geldt voor alle dergelijke geweldmisdrijven – Niet-nakoming

    (Richtlijn 2004/80 van de Raad, art. 12, lid 2)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (zie punten 33, 34)

  2.  Een lidstaat komt de verplichting niet na die op haar rust krachtens artikel 12, lid 2, van richtlijn 2004/80/EG betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven, door niet alle noodzakelijke maatregelen te nemen ter waarborging, in grensoverschrijdende situaties, van een schadeloosstellingsregeling voor de slachtoffers van alle op haar grondgebied gepleegde opzettelijke geweldmisdrijven.

    Deze bepaling beoogt immers, de Unieburger te waarborgen dat hij aanspraak kan maken op een billijke en passende schadevergoeding wegens letsel dat hij oploopt op het grondgebied van de lidstaat waar hij zich in het kader van de uitoefening van zijn recht op vrij verkeer bevindt, door aan elke lidstaat de verplichting op te leggen te voorzien in een schadeloosstellingsregeling voor slachtoffers van om het even welk op zijn grondgebied gepleegd opzettelijk geweldmisdrijf.

    Ter zake van de vaststelling of er sprake is van een opzettelijk en gewelddadig misdrijf, beschikken de lidstaten weliswaar in beginsel over de bevoegdheid om de draagwijdte van dit begrip in hun interne recht af te bakenen, maar deze bevoegdheid staat hun niet toe de werkingssfeer van de schadeloosstellingsregeling van slachtoffers te beperken tot uitsluitend bepaalde opzettelijke geweldmisdrijven, omdat anders artikel 12, lid 2, van richtlijn 2004/80 elk nuttig effect zou worden ontnomen.

    Hoewel het door richtlijn 2004/80 vastgestelde samenwerkingssysteem uitsluitend betrekking heeft op de toegang tot schadeloosstelling in grensoverschrijdende situaties, sluit dit overigens niet uit dat artikel 12, lid 2, van deze richtlijn elke lidstaat verplicht om, teneinde het door deze richtlijn beoogde doel te waarborgen in dergelijke situaties, een nationale regeling vast te stellen ter waarborging van schadeloosstelling voor slachtoffers van alle opzettelijke geweldmisdrijven op zijn grondgebied.

    (zie punten 45, 46, 49, 52, dictum 1)

Top