Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0308

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 juni 2016.
    Europese Commissie tegen Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
    Niet-nakoming – Coördinatie van de socialezekerheidsstelsels – Verordening (EG) nr. 883/2004 – Artikel 4 – Gelijke behandeling ter zake van de toegang tot socialezekerheidsvoorzieningen – Verblijfsrecht – Richtlijn 2004/38/EG – Nationale wettelijke regeling waarbij de toekenning van bepaalde kinderbijslag en van ‚child tax credit’ wordt geweigerd aan staatsburgers van andere lidstaten die geen recht op legaal verblijf hebben.
    Zaak C-308/14.

    Court reports – general

    Zaak C‑308/14

    Europese Commissie

    tegen

    Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

    „Niet-nakoming — Coördinatie van de socialezekerheidsstelsels — Verordening (EG) nr. 883/2004 — Artikel 4 — Gelijke behandeling ter zake van de toegang tot socialezekerheidsvoorzieningen — Verblijfsrecht — Richtlijn 2004/38/EG — Nationale wettelijke regeling waarbij de toekenning van bepaalde kinderbijslag en van ‚child tax credit’ wordt geweigerd aan staatsburgers van andere lidstaten die geen recht op legaal verblijf hebben”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 juni 2016

    1. Sociale zekerheid – Migrerende werknemers – Unieregeling – Materiële werkingssfeer – Socialezekerheidsuitkeringen – Begrip – Kinderbijslag die bestemd is om de door een persoon met een of meer kinderen ten laste gedragen kosten ten dele te compenseren en wordt toegekend aan eenieder die daarom verzoekt – „Child tax credit” die wordt uitgekeerd aan eenieder die een of meer kinderen ten laste heeft, waarbij rekening wordt gehouden met verschillende factoren die verband houden met de individuele situatie van het betrokken gezin – Daaronder begrepen

      [Verordening nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, z), en 3, lid 1, j)]

    2. Sociale zekerheid – Migrerende werknemers – Toepasselijke wetgeving – Gelijktijdige toepassing van verscheidene nationale wetgevingen – Uitgesloten – Stelsel van conflictregels – Volledigheid

      [Verordening nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad, art. 11, lid 3, e)]

    3. Sociale zekerheid – Migrerende werknemers – Gelijke behandeling in de zin van artikel 4 van verordening nr. 883/2004 – Nationale wettelijke regeling die voor het recht op sociale uitkeringen de voorwaarde stelt dat het verblijf legaal is – Indirecte discriminatie – Ontoelaatbaarheid – Rechtvaardiging – Voorwaarden

      (Verordening nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4; richtlijn 2004/38 van het Europees Parlement en de Raad, art. 7 en 14, lid 2)

    4. Beroep wegens niet-nakoming – Bewijs van de niet-nakoming – Bewijslast rustend op de Commissie – Elementen die de niet-nakoming aantonen

      (Art. 258 VWEU)

    1.  Prestaties die automatisch worden toegekend aan gezinnen die aan bepaalde objectieve criteria betreffende met name hun omvang, inkomen en vermogen voldoen, los van elke individuele en discretionaire beoordeling van de persoonlijke behoeften, en die ertoe strekken de gezinslasten te compenseren, moeten worden aangemerkt als socialezekerheidsprestaties.

      Kinderbijslag die met name bestemd is om ten dele de kosten te compenseren die een persoon met een of meer kinderen ten laste heeft, en die wordt toegekend aan eenieder die daarom verzoekt, alsook de „child tax credit” die wordt betaald aan iedere persoon met een of meer kinderen ten laste, en waarvan het bedrag varieert naargelang van de gezinsinkomsten, het aantal kinderen ten laste alsmede andere factoren betreffende de individuele situatie van het betrokken gezin, moeten bijgevolg als „socialezekerheidsprestaties” in de zin van artikel 3, lid 1, onder j), van verordening nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, juncto artikel 1, onder z), ervan, worden beschouwd.

      (cf. punten 58‑61)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 63‑66, 68)

    3.  Een gastlidstaat die voor de toekenning van sociale prestaties vereist dat het verblijf van een staatsburger van een andere lidstaat op zijn grondgebied rechtmatig is, discrimineert indirect.

      Een dergelijke indirecte discriminatie is slechts gerechtvaardigd wanneer zij geschikt is om de verwezenlijking van een legitieme doelstelling te waarborgen en niet verder gaat dan noodzakelijk is om deze doelstelling te bereiken.

      In dit verband rechtvaardigt de noodzaak om de openbare middelen van de gastlidstaat te beschermen in beginsel dat kan worden gecontroleerd of het verblijf op het tijdstip waarop een sociale prestatie wordt toegekend aan met name personen uit andere lidstaten die economisch niet-actief zijn, rechtmatig is, daar die toekenning het totale bedrag van de door deze staat toekenbare steun zou kunnen beïnvloeden.

      Wat de evenredigheid van het verblijfsrechtcriterium betreft, wanneer de nationale autoriteiten in het kader van de toekenning van de betrokken sociale prestaties verifiëren of de aanvrager niet onrechtmatig op hun grondgebied verblijft, moet dit worden gezien als een verificatie van de rechtmatigheid van het verblijf van Unieburgers in de zin van artikel 14, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2004/38 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, en mag deze verificatie dus niet stelselmatig geschieden.

      Wanneer de nationale autoriteiten pas in geval van twijfel de nodige verificaties verrichten om na te gaan of de aanvrager al dan niet de voorwaarden van richtlijn 2004/38 vervult, met name die van artikel 7 ervan, en, bijgevolg, of hij rechtmatig op het grondgebied van deze lidstaat verblijft in de zin van die richtlijn, vormt die nationale wettelijke regeling dus geen bij artikel 4 van verordening nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels verboden discriminatie.

      (cf. punten 76, 79‑82, 84, 86)

    4.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 85)

    Top