Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0521

    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 21 januari 2016.
    SOVAG – Schwarzmeer und Ostsee Versicherungs-Aktiengesellschaft tegen If Vahinkovakuutusyhtiö Oy.
    Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Artikel 6, punt 2 – Rechterlijke bevoegdheid – Vordering tot vrijwaring of tot voeging of tussenkomst, door een derde aanhangig gemaakt tegen een partij bij een procedure voor de rechterlijke instantie waarbij de oorspronkelijke vordering aanhangig is gemaakt.
    Zaak C-521/14.

    Court reports – general

    Zaak C‑521/14

    SOVAG – Schwarzmeer und Ostsee Versicherungs-Aktiengesellschaft

    tegen

    If Vahinkovakuutusyhtiö Oy

    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Korkein oikeus)

    „Prejudiciële verwijzing — Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Verordening (EG) nr. 44/2001 — Artikel 6, punt 2 — Rechterlijke bevoegdheid — Vordering tot vrijwaring of tot voeging of tussenkomst, door een derde aanhangig gemaakt tegen een partij bij een procedure voor de rechterlijke instantie waarbij de oorspronkelijke vordering aanhangig is gemaakt”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 21 januari 2016

    1. Recht van de Europese Unie — Uitlegging — Meertalige teksten — Eenvormige uitlegging — Divergentie tussen de verschillende taalversies — Inaanmerkingneming van de algemene opzet en van de doelstelling van de betrokken regeling

      (Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 6, punt 2)

    2. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken — Verordening nr. 44/2001 — Bijzondere bevoegdheden — Vordering tot vrijwaring of tot voeging of tussenkomst, die door een derde aanhangig is gemaakt tegen een partij bij een procedure voor de rechterlijke instantie waarbij de oorspronkelijke vordering aanhangig is gemaakt en die nauw samenhangt met die vordering — Bevoegdheid van die rechterlijke instantie — Voorwaarde

      (Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 6, punt 2)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 35)

    2.  Artikel 6, punt 2, van verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat het toepassingsgebied ervan zich uitstrekt tot een door een derde in overeenstemming met de bepalingen van nationaal recht tegen de verweerder in de oorspronkelijke procedure ingediende vordering waarmee een met de oorspronkelijke vordering nauw samenhangende aanspraak geldend wordt gemaakt die strekt tot vergoeding van door die derde aan de verzoeker in die oorspronkelijke procedure uitgekeerde schadeloosstellingen, op voorwaarde dat die vordering er niet enkel toe strekt de verweerder af te trekken van zijn gerecht.

      In overweging 15 van die verordening wordt immers verklaard dat met het oog op een harmonische rechtsbedeling parallel lopende processen zoveel mogelijk moeten worden beperkt en moet worden voorkomen dat in twee lidstaten onverenigbare beslissingen worden gegeven, terwijl in overweging 12 van deze verordening eraan wordt herinnerd dat naast de woonplaats van de verweerder alternatieve bevoegdheidsgronden mogelijk moeten zijn, gebaseerd op de nauwe band tussen het gerecht en de vordering of de noodzaak een goede rechtsbedeling te vergemakkelijken. Wanneer de oorspronkelijke vordering en een door een derde tegen een der partijen bij de oorspronkelijke procedure gerichte vordering die nauw samenhangt met de eerste vordering, worden behandeld in het kader van dezelfde procedure, is dat in het belang van bovengenoemde doelstellingen in een situatie waarin door de gelaedeerde een vordering is ingediend tegen de verzekeraar van de persoon die aansprakelijk is voor de schade, en een andere verzekeraar, die deze persoon reeds gedeeltelijk schadeloos heeft gesteld, die schadeloosstelling op de eerste verzekeraar tracht te verhalen. Indien die mogelijkheid niet bestond, zou immers het gevaar bestaan dat twee gerechten in een zelfde zaak tot divergerende oplossingen komen, waarvan de erkenning en de tenuitvoerlegging dan onzeker zouden zijn.

      (cf. punten 38‑40, 47 en dictum)

    Top