1. 

Hogere voorziening — Middelen — Onjuiste beoordeling van de feiten en het bewijsmateriaal — Niet-ontvankelijkheid — Toetsing door het Hof van de beoordeling van de feiten en het bewijsmateriaal — Uitgesloten, behoudens het geval van onjuiste opvatting — Middel inzake onjuiste opvatting van de bewijzen — Noodzaak om de onjuist opgevatte elementen precies aan te geven en om de analysefouten die tot deze onjuiste opvatting hebben geleid, te bewijzen — Vereiste dat de onjuiste opvatting duidelijk uit de processtukken blijkt [Art. 256, lid 1, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, vierde alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 168, lid 1, d)] (cf. punten 28, 29)

2. 

Beroep tot nietigverklaring — Beroep dat in werkelijkheid een geschil inzake een overeenkomst betreft — Vordering tot nietigverklaring van de door een instelling aan een contractant toegezonden brieven met het voorstel om een deskundige bij de uitvoering van een kaderovereenkomst te vervangen –Onbevoegdheid van de Unierechter — Niet-ontvankelijkheid (Art. 263 VWEU, 272 VWEU, 274 VWEU) (cf. punten 37‑39, 43)

3. 

Beroep tot nietigverklaring — Natuurlijke personen of rechtspersonen — Handelingen die hen niet rechtstreeks en individueel raken — Niet-ontvankelijkheid — Rechterlijke bescherming verzekerd door het beroep tot schadevergoeding (Art. 263, vierde alinea, VWEU en 268 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47) (cf. punten 54, 55)

1) 

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2) 

Alexandre Borde en Carbonium SAS worden hoofdelijk verwezen in de kosten.