Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0299

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 25 februari 2016.
    Vestische Arbeit Jobcenter Kreis Recklinghausen tegen Jovanna García-Nieto e.a.
    Prejudiciële verwijzing – Vrij verkeer van personen – Burgerschap van de Unie – Gelijke behandeling – Richtlijn 2004/38/EG – Artikel 24, lid 2 – Socialebijstandsuitkeringen – Verordening (EG) nr. 883/2004 – Artikelen 4 en 70 – Bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties – Uitsluiting van staatsburgers van een lidstaat gedurende de eerste drie maanden van hun verblijf in de gastlidstaat.
    Zaak C-299/14.

    Court reports – general

    Zaak C‑299/14

    Vestische Arbeit Jobcenter Kreis Recklinghausen

    tegen

    Jovanna García-Nieto e.a.

    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Landessozialgericht Nordrhein-Westfalen)

    „Prejudiciële verwijzing — Vrij verkeer van personen — Burgerschap van de Unie — Gelijke behandeling — Richtlijn 2004/38/EG — Artikel 24, lid 2 — Socialebijstandsuitkeringen — Verordening (EG) nr. 883/2004 — Artikelen 4 en 70 — Bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties — Uitsluiting van staatsburgers van een lidstaat gedurende de eerste drie maanden van hun verblijf in de gastlidstaat”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 25 februari 2016

    1. Burgerschap van de Unie — Recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven — Richtlijn 2004/38 — Beginsel van gelijke behandeling — Verplichting van de gastlidstaat om het recht op sociale uitkeringen toe te kennen aan staatsburgers van andere lidstaten die geen economische activiteit uitoefenen — Voorwaarden — Verblijf op het grondgebied van de gastlidstaat dat voldoet aan de voorwaarden van de richtlijn

      (Richtlijn 2004/38 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 10 en art. 24, lid 1)

    2. Burgerschap van de Unie — Recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven — Richtlijn 2004/38 — Beginsel van gelijke behandeling — Nationale regeling die staatsburgers van andere lidstaten gedurende de eerste drie maanden van hun verblijf in de gastlidstaat uitsluit van het recht op bepaalde bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties — Toelaatbaarheid

      (Verordening nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4 en 70, lid 2; richtlijn 2004/38 van het Europees Parlement en de Raad, art. 6, lid 1, 14, lid 1, en 24, lid 2)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 38, 39)

    2.  Artikel 24 van richtlijn 2004/38 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, en artikel 4 van verordening nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een regeling van een lidstaat die staatsburgers van andere lidstaten die zich bevinden in de situatie als bedoeld in artikel 6, lid 1, van die richtlijn, uitsluit van het recht op bepaalde „bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties”, in de zin van artikel 70, lid 2, van verordening nr. 883/2004, die ook „sociale bijstand” vormen in de zin van artikel 24, lid 2, van voornoemde richtlijn.

      Artikel 6, lid 1, van die richtlijn bepaalt immers dat burgers van de Unie het recht hebben gedurende maximaal drie maanden op het grondgebied van een andere lidstaat te verblijven zonder andere voorwaarden of formaliteiten dan de verplichting in het bezit te zijn van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort, welk recht zij, volgens artikel 14, lid 1, van deze richtlijn, behouden zolang zij geen onredelijke belasting voor het socialebijstandsstelsel van de gastlidstaat vormen. De gastlidstaat kan in een dergelijk geval evenwel met een beroep op de afwijking van artikel 24, lid 2, van richtlijn 2004/38 besluiten om die burger de gevraagde sociale bijstand niet te verlenen. Uit de bewoordingen van die bepaling volgt immers uitdrukkelijk dat de gastlidstaat kan weigeren om aan andere personen dan werknemers of zelfstandigen of personen die deze status hebben behouden, ook maar enige sociale bijstand toe te kennen gedurende de eerste drie maanden van verblijf. Die bepaling is in overeenstemming met de door richtlijn 2004/38 nagestreefde doelstelling om het financiële evenwicht van het socialebijstandsstelsel van de lidstaten te bewaren, zoals met name volgt uit overweging 10 van die richtlijn. Aangezien de lidstaten van burgers van de Unie niet mogen eisen dat zij, wanneer zij gedurende een periode van maximaal drie maanden op hun respectieve grondgebieden verblijven, over voldoende bestaansmiddelen en een persoonlijke ziektekostenverzekering beschikken, is het gerechtvaardigd om deze lidstaten niet te verplichten gedurende deze periode de zorg voor deze burgers op zich te nemen.

      Dezelfde slotsom geldt voor de uitlegging van artikel 4 van verordening nr. 883/2004. De betrokken uitkeringen, die „bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties” in de zin van artikel 70, lid 2, van die verordening zijn, worden krachtens lid 4 van datzelfde artikel 70 immers uitsluitend toegekend door de lidstaat waarin de betrokkene woont, overeenkomstig de wetgeving van die staat. Hieruit volgt dat niets zich ertegen verzet dat aan staatsburgers van andere lidstaten die niet de hoedanigheid bezitten van werknemer of zelfstandige of personen die deze status hebben behouden, dergelijke uitkeringen worden geweigerd gedurende de eerste drie maanden van hun verblijf in de gastlidstaat.

      (cf. punten 42‑45, 52 en dictum)

    Top