Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CJ0615

    ClientEarth en PAN Europe/EFSA

    Zaak C‑615/13 P

    ClientEarth

    en

    Pesticide Action Network Europe (PAN Europe)

    tegen

    Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA)

    „Hogere voorziening — Toegang tot documenten van de Europese instellingen — Verordening (EG) nr. 1049/2001 — Artikel 4, lid 1, onder b) — Verordening (EG) nr. 45/2001 — Artikel 8 — Uitzondering op het recht van toegang — Bescherming van persoonsgegevens — Begrip ‘persoonsgegevens’ — Voorwaarden voor doorgifte van persoonsgegevens — Naam van de indiener van elk van de opmerkingen betreffende ontwerprichtsnoeren van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) over de wetenschappelijke literatuur die moet worden gevoegd bij een verzoek tot toelating voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen — Weigering van toegang”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 16 juli 2015

    1. Instellingen van de Europese Unie – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening nr. 45/2001 – Begrip persoonsgegevens – Naam van de personen die beroepsmatig opmerkingen over een ontwerp van een agentschap van de Unie hebben gemaakt – Daaronder begrepen

      [Verordening nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, a)]

    2. Instellingen van de Europese Unie – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening nr. 45/2001 – Verzoek om toegang tot persoonsgegevens – Verplichting tot bewijs van de noodzaak van doorgifte van deze gegevens – Omvang – Beroep op het transparantiebeginsel – Noodzaak om specifieke redenen in verband met de zaak aan te voeren

      [Art. 1 VEU en 11, lid 2, VEU; art. 15 VWEU; verordening nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, a), en 8, b)]

    3. Instellingen van de Europese Unie – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening nr. 45/2001 – Verzoek om toegang tot persoonsgegevens – Verplichting om het bestaan vast te stellen van een aantasting van de rechtmatige belangen van de betrokkene – Omvang

      [Verordening nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 8, b)]

    1.  Wat het begrip „persoonsgegevens” betreft, zoals bedoeld in artikel 2, onder a), van verordening nr. 45/2001 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, doet de omstandigheid dat informatie behoort tot een professionele context niet af aan de kwalificatie ervan als een geheel van persoonsgegevens. In dat verband betreft de mededeling van de namen van buiten een agentschap van de Unie afkomstige deskundigen die opmerkingen over ontwerprichtsnoeren hebben gemaakt, op basis waarvan het mogelijk zou zijn een bepaalde deskundige met bepaalde opmerkingen in verband te brengen, informatie die betrekking heeft op geïdentificeerde natuurlijke personen en die dus een geheel van persoonsgegevens in de zin van artikel 2, onder a), van verordening nr. 45/2001 vormt. Evenzo betekent het feit dat zowel de identiteit van de betrokken deskundigen als de opmerkingen openbaar zijn gemaakt op de website van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid niet dat de betrokken informatie niet langer aldus kan worden gekwalificeerd.

      Voorts mogen de begrippen „persoonsgegevens” in de zin van artikel 2, onder a), en „gegevens betreffende de persoonlijke levenssfeer” niet worden verward. Het argument dat de betrokken informatie geen betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer van de betrokken deskundigen, is derhalve niet ter zake dienend. Bovendien is het verzet van de betrokkene tegen openbaarmaking van de betrokken informatie geen constitutief bestanddeel van het begrip persoonsgegevens. De kwalificatie van informatie betreffende een persoon als een persoonsgegeven hangt dus niet af van een dergelijk verzet.

      (cf. punten 27‑33)

    2.  Wanneer een verzoek ertoe strekt toegang te krijgen tot persoonsgegevens in de zin van artikel 2, onder a), van verordening nr. 45/2001 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, worden de bepalingen van die verordening, met name artikel 8, onder b), in volle omvang van toepassing. Uit de bewoordingen van artikel 8, onder b), blijkt dat deze bepaling de doorgifte van persoonsgegevens afhankelijk stelt van twee cumulatieve voorwaarden. Dienaangaande staat het allereerst aan degene die om een dergelijke doorgifte verzoekt, aan te tonen dat deze noodzakelijk is. Indien dit is aangetoond, staat het vervolgens aan de betrokken instelling om na te gaan of er geen reden bestaat om aan te nemen dat de betrokken doorgifte de rechtmatige belangen van de betrokkene zou kunnen schaden. Bij ontbreken van een dergelijke reden moeten de gevraagde gegevens worden doorgegeven, terwijl in het andere geval de betrokken instelling de verschillende betrokken belangen moet afwegen om zich over het verzoek om toegang uit te spreken.

      Wat een verzoek om toegang tot de namen van deskundigen die opmerkingen hebben gemaakt over ontwerprichtsnoeren van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) betreft, wordt de noodzaak van doorgifte van die gegevens aangetoond door een argument dat wordt gestaafd door en is gebaseerd op de omstandigheid dat openbaarmaking van die informatie, in een klimaat van wantrouwen ten aanzien van de EFSA, noodzakelijk was om de transparantie te waarborgen van de procedure voor de vaststelling van een handeling die een weerslag zou hebben op de activiteiten van ondernemers, in het bijzonder om te beoordelen op welke wijze elke bij die procedure betrokken deskundige met zijn wetenschappelijk advies de inhoud van die handeling heeft kunnen beïnvloeden. Transparantie van de procedure die een openbare autoriteit volgt voor de vaststelling van een dergelijke handeling, draagt immers bij tot een grotere legitimiteit van die autoriteit in de ogen van de adressaten van die handeling en tot meer vertrouwen van hen in die autoriteit, alsook tot een grotere verantwoording van die autoriteit ten opzichte van de burgers binnen een democratisch systeem. In dat verband is het verkrijgen van de namen van de deskundigen noodzakelijk om de onpartijdigheid van elke deskundige in de uitvoering van zijn wetenschappelijke taak ten dienste van de EFSA concreet na te kunnen gaan.

      Om de noodzaak van doorgifte van de betrokken gegevens aan te tonen, is een beroep op het bestaan van een algemene transparantieverplichting die voortvloeit uit de artikelen 1 VEU, 11, lid 2, VEU en 15 VWEU, daarentegen onvoldoende om aan te tonen dat openbaarmaking van de betrokken informatie noodzakelijk is, aangezien in het algemeen het doel van transparantie niet automatisch de voorrang mag krijgen boven het recht op bescherming van persoonsgegevens.

      (cf. punten 44, 46, 47, 50‑53, 55‑58)

    3.  Wat de tweede voorwaarde voor doorgifte van persoonsgegevens zoals neergelegd in artikel 8, onder b), van verordening nr. 45/2001 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens betreft, is de betrokken autoriteit verplicht te beoordelen of de gevraagde openbaarmaking concreet en daadwerkelijk afbreuk kan doen aan het beschermde belang.

      Dienaangaande is de bewering dat openbaarmaking van de namen van deskundigen die opmerkingen hebben gemaakt over ontwerprichtsnoeren van een agentschap van de Unie, de persoonlijke levenssfeer en integriteit van die deskundigen had kunnen schaden, een algemene overweging die door geen enkel concreet gegeven wordt gestaafd. Een dergelijke openbaarmaking had integendeel op zich de vermoedens van partijdigheid kunnen wegnemen of had de eventueel betrokken deskundigen de mogelijkheid geboden om, in voorkomend geval door middel van de beschikbare beroepswegen, de gegrondheid van die beschuldigingen van partijdigheid te betwisten. Een dergelijke bewering, zonder bewijs, zou, indien aanvaard, in het algemeen van toepassing kunnen zijn op elke situatie waarin een autoriteit van de Europese Unie deskundigenadvies inwint vóór de vaststelling van een handeling met gevolgen voor de activiteiten van ondernemers die actief zijn in de door die handeling betroffen sector, welke dat ook is. Een dergelijke oplossing zou in strijd zijn met het vereiste dat de uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten in het bezit van de instellingen restrictief worden uitgelegd, wat betekent dat het bestaan moet worden vastgesteld van een risico van concrete en daadwerkelijke ondermijning van het beschermde belang.

      (cf. punten 69, 70)

    Top