Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0242

Saatgut-Treuhandverwaltung

Zaak C‑242/14

Saatgut-Treuhandverwaltungs GmbH

tegen

Gerhard und Jürgen Vogel GbR e.a.

(verzoek van het Landgericht Mannheim om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing — Communautair kwekersrecht — Verordening (EG) nr. 2100/94 — Afwijking in de zin van artikel 14 — Gebruik door de landbouwers van het oogstproduct voor vermeerderingsdoeleinden zonder toestemming van de houder van het kwekersrecht — Verplichting voor de landbouwers om een billijke vergoeding te betalen voor dat gebruik — Termijn waarin deze vergoeding moet worden betaald om in aanmerking te komen voor de afwijking — Mogelijkheid voor de houder om zich te beroepen op artikel 94 — Inbreuk”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 25 juni 2015

Landbouw — Eenvormige wettelijke regelingen — Kwekersrecht — Afwijking van he communautair kwekersrecht — Gebruik van het oogstproduct voor vermeerderingsdoeleinden zonder toestemming van de houder — Verplichting tot betaling van een billijke vergoeding — Termijn — Gevolgen van de niet-inachtneming

(Verordening nr. 2100/94 van de Raad, art. 13, lid 2, 14, leden 1 en 3, en 94)

Om in aanmerking te komen voor de in artikel 14 van verordening nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht bedoelde afwijking van de verplichting om de toestemming van de houder van het betrokken kwekersrecht te verkrijgen, is een landbouwer die, zonder contractuele afspraken met deze houder, door aanplanting verkregen teeltmateriaal van een beschermd plantenras (zaaigoed) heeft gebruikt, gehouden gehouden tot betaling van de op grond van artikel 14, lid 3, vierde streepje, verschuldigde billijke vergoeding binnen een termijn die afloopt aan het einde van het verkoopseizoen waarin dat gebruik plaatsvond, dat wil zeggen uiterlijk op 30 juni na de zaaidatum.

Een dergelijke landbouwer die de uit hoofde van de afwijking verschuldigde billijke vergoeding niet binnen die termijn heeft betaald, moet dus worden geacht zonder toestemming een van de handelingen bedoeld in artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2100/94 te hebben verricht; de houder kan de landbouwer dan in rechte aanspreken in de zin van artikel 94 van deze verordening.

(cf. punten 31, 32 en dictum)

Top

Zaak C‑242/14

Saatgut-Treuhandverwaltungs GmbH

tegen

Gerhard und Jürgen Vogel GbR e.a.

(verzoek van het Landgericht Mannheim om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing — Communautair kwekersrecht — Verordening (EG) nr. 2100/94 — Afwijking in de zin van artikel 14 — Gebruik door de landbouwers van het oogstproduct voor vermeerderingsdoeleinden zonder toestemming van de houder van het kwekersrecht — Verplichting voor de landbouwers om een billijke vergoeding te betalen voor dat gebruik — Termijn waarin deze vergoeding moet worden betaald om in aanmerking te komen voor de afwijking — Mogelijkheid voor de houder om zich te beroepen op artikel 94 — Inbreuk”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 25 juni 2015

Landbouw – Eenvormige wettelijke regelingen – Kwekersrecht – Afwijking van he communautair kwekersrecht – Gebruik van het oogstproduct voor vermeerderingsdoeleinden zonder toestemming van de houder – Verplichting tot betaling van een billijke vergoeding – Termijn – Gevolgen van de niet-inachtneming

(Verordening nr. 2100/94 van de Raad, art. 13, lid 2, 14, leden 1 en 3, en 94)

Om in aanmerking te komen voor de in artikel 14 van verordening nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht bedoelde afwijking van de verplichting om de toestemming van de houder van het betrokken kwekersrecht te verkrijgen, is een landbouwer die, zonder contractuele afspraken met deze houder, door aanplanting verkregen teeltmateriaal van een beschermd plantenras (zaaigoed) heeft gebruikt, gehouden gehouden tot betaling van de op grond van artikel 14, lid 3, vierde streepje, verschuldigde billijke vergoeding binnen een termijn die afloopt aan het einde van het verkoopseizoen waarin dat gebruik plaatsvond, dat wil zeggen uiterlijk op 30 juni na de zaaidatum.

Een dergelijke landbouwer die de uit hoofde van de afwijking verschuldigde billijke vergoeding niet binnen die termijn heeft betaald, moet dus worden geacht zonder toestemming een van de handelingen bedoeld in artikel 13, lid 2, van verordening nr. 2100/94 te hebben verricht; de houder kan de landbouwer dan in rechte aanspreken in de zin van artikel 94 van deze verordening.

(cf. punten 31, 32 en dictum)

Top