This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62014CJ0097
SMK
SMK
Zaak C‑97/14
SMK kft
tegen
Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-alföldi Regionális Adó Főigazgatósága
en
Nemzeti Adó- és Vámhivatal
(verzoek van de Gyulai Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság om een prejudiciële beslissing)
„Prejudiciële verwijzing — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde — Richtlijn 2006/112/EG — Artikelen 52, onder c), en 55 — Bepaling van de plaats van een dienst — Afnemer van de dienst die voor doeleinden van de belasting over de toegevoegde waarde in verschillende lidstaten is geïdentificeerd — Verzending of vervoer buiten de lidstaat waar de dienst daadwerkelijk is verricht”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 30 april 2015
Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Bepaling van de relevante elementen van Unierecht – Herformulering van de vragen
(Art. 267 VWEU)
Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Dienstverrichtingen – Bepaling van het fiscale aanknopingspunt – Expertises of werkzaamheden met betrekking tot lichamelijke roerende zaken – Afwijking voor dergelijke diensten die worden verstrekt aan afnemers die voor doeleinden van de belasting over de toegevoegde waarde zijn geïdentificeerd in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de diensten daadwerkelijk zijn verricht – Afnemer die in verschillende lidstaten is geïdentificeerd – Verzending of vervoer buiten de lidstaat waar de dienst daadwerkelijk is verricht, niet nadat de dienst is verricht, maar wel na de latere verkoop van die zaken
[Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 52, c), en 55]
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 27‑30)
Artikel 55 van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, in de tot 1 januari 2010 geldende versie, moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is in een situatie waarin de afnemer van de diensten voor doeleinden van de belasting over de toegevoegde waarde was geïdentificeerd in zowel de lidstaat waar de diensten daadwerkelijk zijn, verricht als in een andere lidstaat, en vervolgens alleen in die andere lidstaat, en waarin de lichamelijke roerende zaken waarvoor die diensten zijn verricht, niet nadat die diensten waren verricht, maar wel na de latere verkoop van die zaken zijn verzonden of vervoerd buiten de lidstaat waar de diensten daadwerkelijk zijn verricht.
Aangezien de plaats van de dienst alleen aan de hand van de feitelijke gegevens in verband met de betrokken belastbare handeling moet worden bepaald, moet de in artikel 55 van richtlijn 2006/112 voor de toepassing van de in dat artikel bedoelde afwijking gestelde voorwaarde dat de goederen worden verzonden of vervoerd buiten de lidstaat waar de diensten daadwerkelijk zijn verricht, immers tegen de achtergrond van eventuele latere handelingen, maar alleen aan de hand van die gegevens worden beoordeeld. Derhalve is dat artikel 55 slechts van toepassing indien de goederen zijn vervoerd of verzonden in het kader van de werkzaamheden met betrekking tot die goederen, vóór het in voorkomend geval verrichten van een andere aan de belasting over de toegevoegde waarde onderworpen handeling met betrekking tot die goederen.
(cf. punten 37, 38, 42 en dictum)
1. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Bepaling van de relevante elementen van Unierecht – Herformulering van de vragen
(Art. 267 VWEU)
2. Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Dienstverrichtingen – Bepaling van het fiscale aanknopingspunt – Expertises of werkzaamheden met betrekking tot lichamelijke roerende zaken – Afwijking voor dergelijke diensten die worden verstrekt aan afnemers die voor doeleinden van de belasting over de toegevoegde waarde zijn geïdentificeerd in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de diensten daadwerkelijk zijn verricht – Afnemer die in verschillende lidstaten is geïdentificeerd – Verzending of vervoer buiten de lidstaat waar de dienst daadwerkelijk is verricht, niet nadat de dienst is verricht, maar wel na de latere verkoop van die zaken
[Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 52, c), en 55]
1. Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 27‑30)
2. Artikel 55 van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, in de tot 1 januari 2010 geldende versie, moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is in een situatie waarin de afnemer van de diensten voor doeleinden van de belasting over de toegevoegde waarde was geïdentificeerd in zowel de lidstaat waar de diensten daadwerkelijk zijn, verricht als in een andere lidstaat, en vervolgens alleen in die andere lidstaat, en waarin de lichamelijke roerende zaken waarvoor die diensten zijn verricht, niet nadat die diensten waren verricht, maar wel na de latere verkoop van die zaken zijn verzonden of vervoerd buiten de lidstaat waar de diensten daadwerkelijk zijn verricht.
Aangezien de plaats van de dienst alleen aan de hand van de feitelijke gegevens in verband met de betrokken belastbare handeling moet worden bepaald, moet de in artikel 55 van richtlijn 2006/112 voor de toepassing van de in dat artikel bedoelde afwijking gestelde voorwaarde dat de goederen worden verzonden of vervoerd buiten de lidstaat waar de diensten daadwerkelijk zijn verricht, immers tegen de achtergrond van eventuele latere handelingen, maar alleen aan de hand van die gegevens worden beoordeeld. Derhalve is dat artikel 55 slechts van toepassing indien de goederen zijn vervoerd of verzonden in het kader van de werkzaamheden met betrekking tot die goederen, vóór het in voorkomend geval verrichten van een andere aan de belasting over de toegevoegde waarde onderworpen handeling met betrekking tot die goederen.
(cf. punten 37, 38, 42 en dictum)