Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CJ0028

Commissie/Raad

Zaak C‑28/12

Europese Commissie

tegen

Raad van de Europese Unie

„Beroep tot nietigverklaring — Gemengde internationale overeenkomsten — Besluit waarbij machtiging wordt verleend tot ondertekening en voorlopige toepassing van die overeenkomsten — Besluit van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen — Autonomie van de rechtsorde van de Unie — Deelneming van de lidstaten aan de procedure en het besluit bedoeld in artikel 218 VWEU — Wijze van stemming binnen de Raad”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 28 april 2015

  1. Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Begrip – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Besluit van de Raad en van de lidstaten waarbij machtiging wordt verleend tot ondertekening en voorlopige toepassing van een gemengde internationale overeenkomst – Daaronder begrepen

    (Art. 263, tweede alinea, VWEU; besluit 2011/708 van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten)

  2. Beroep tot nietigverklaring – Beroep van de lidstaten, het Parlement, de Raad en de Commissie – Ontvankelijkheid niet afhankelijk van het bewijs van het procesbelang

    (Art. 263, tweede alinea, VWEU)

  3. Internationale overeenkomsten – Bevoegdheden van de Unie en van de lidstaten – Gemeenschappelijk besluit van de Raad en van de lidstaten betreffende de ondertekening namens de Unie van een gemengde overeenkomst en de voorlopige toepassing ervan op nationaal niveau – Ontoelaatbaarheid – Verplichting de in het Verdrag neergelegde bevoegdheidsverdeling en procedure- en stemregels te eerbiedigen

    (Art. 13, lid 2, VEU; art. 218, leden 2, 5 en 8, VWEU; besluit 2011/708 van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten)

  4. Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Beperking door het Hof – Handhaving van de gevolgen van de bestreden handeling tot de vervanging van deze laatste binnen een redelijke termijn – Rechtvaardiging op grond van redenen van rechtszekerheid

    (Art. 264, tweede alinea, VWEU; besluit 2011/708 van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten)

  1.  Beroep tot nietigverklaring op grond van artikel 263 VWEU dient open te staan tegen alle door de instellingen van de Unie getroffen maatregelen, ongeacht de aard of de vorm ervan, die beogen rechtsgevolgen teweeg te brengen. Als een handeling van de Raad die vatbaar is voor beroep tot nietigverklaring, is te beschouwen een besluit van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten betreffende de ondertekening van een overeenkomst over de toetreding van derde staten tot een door de Unie gesloten internationale overeenkomst en van een aanvullende overeenkomst namens de Unie, en betreffende de voorlopige toepassing van die overeenkomsten door de Unie enerzijds en door de lidstaten anderzijds, wanneer de Raad op al die punten aan de totstandkoming van de vastgestelde besluiten heeft deelgenomen.

    (cf. punten 14, 15, 17)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 18)

  3.  Volgens artikel 13, lid 2, VEU dient elke instelling te handelen binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar in de Verdragen zijn toegedeeld en volgens de daarin bepaalde procedures, voorwaarden en doelstellingen. De regels voor de wilsvorming van de instellingen van de Unie zijn vastgelegd in de Verdragen en staan niet ter beschikking van de lidstaten noch van de instellingen zelf.

    Een besluit waarbij machtiging wordt verleend tot ondertekening van een overeenkomst tussen de Unie en derde staten of internationale organisaties en, in voorkomend geval, tot de voorlopige toepassing ervan door de Unie, valt volgens artikel 218, lid 5, VWEU niet onder de bevoegdheid van de lidstaten, maar moet worden vastgesteld door de Raad. Een besluit van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten waarbij machtiging wordt verleend tot ondertekening van een gemengde overeenkomst namens de Unie en waarin de voorlopige toepassing ervan wordt vastgelegd, dat in werkelijkheid twee verschillende handelingen samenvoegt, te weten een handeling betreffende de ondertekening van de betrokken overeenkomst namens de Unie en de voorlopige toepassing ervan door deze laatste, en een handeling betreffende de voorlopige toepassing van de overeenkomst door de lidstaten, zonder dat kan worden onderscheiden welke handeling de wil van de Raad weergeeft en welke handeling de wil van de lidstaten, moet dus nietig worden verklaard. Bij een dergelijk besluit is de Raad als instelling van de Unie betrokken geweest bij de totstandkoming van een handeling betreffende de voorlopige toepassing van een gemengde overeenkomst door de lidstaten, terwijl een dergelijke handeling allereerst onder het interne recht van elk van die staten valt en vervolgens onder het internationale recht. Aangezien bovendien de Raad op grond van artikel 218, lid 8, VWEU namens de Unie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen dient te besluiten, konden de twee verschillende, in bedoeld besluit samengevoegde handelingen dus niet geldig tot stand komen in het kader van één procedure. De handeling betreffende de voorlopige toepassing van een gemengde overeenkomst door de lidstaten impliceert de instemming van de vertegenwoordigers van die staten, en dus eenstemmigheid.

    Voor het overige moet op het gebied van de gemengde overeenkomsten weliswaar worden gezorgd voor een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de instellingen van de Unie, zowel in de fase van onderhandeling en sluiting als bij de uitvoering van de aangegane verbintenissen, maar dat beginsel kan niet rechtvaardigen dat de Raad de procedurevoorschriften en stemregels van artikel 218 VWEU niet eerbiedigt.

    (cf. punten 41, 42, 44, 48‑50, 52, 54, 55)

  4.  De gevolgen van een in het kader van een beroep bij het Hof van Justitie bestreden handeling kunnen gehandhaafd blijven met het oog op de rechtszekerheid, in het bijzonder wanneer het directe effect van nietigverklaring van die handeling ernstige negatieve gevolgen zou meebrengen en de rechtmatigheid van een dergelijke handeling niet op grond van het doel of de inhoud ervan wordt aangevochten, maar wegens onbevoegdheid van de auteur ervan of schending van wezenlijke vormvoorschriften.

    Dat is het geval met besluit 2011/708/EU inzake de ondertekening, namens de Unie, en voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland, en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen, waarvan nietigverklaring met onmiddellijke ingang ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor de betrekkingen van de Unie met de betrokken derde staten en voor de marktdeelnemers die werkzaam zijn op de markt van het luchtvervoer, waaraan de voorlopige toepassing van die overeenkomsten ten goede heeft kunnen komen.

    (cf. punten 60, 61)

Top

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Begrip – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Besluit van de Raad en van de lidstaten waarbij machtiging wordt verleend tot ondertekening en voorlopige toepassing van een gemengde internationale overeenkomst – Daaronder begrepen

(Art. 263, tweede alinea, VWEU; besluit 2011/708 van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten)

2. Beroep tot nietigverklaring – Beroep van de lidstaten, het Parlement, de Raad en de Commissie – Ontvankelijkheid niet afhankelijk van het bewijs van het procesbelang

(Art. 263, tweede alinea, VWEU)

3. Internationale overeenkomsten – Bevoegdheden van de Unie en van de lidstaten – Gemeenschappelijk besluit van de Raad en van de lidstaten betreffende de ondertekening namens de Unie van een gemengde overeenkomst en de voorlopige toepassing ervan op nationaal niveau – Ontoelaatbaarheid – Verplichting de in het Verdrag neergelegde bevoegdheidsverdeling en procedure- en stemregels te eerbiedigen

(Art. 13, lid 2, VEU; art. 218, leden 2, 5 en 8, VWEU; besluit 2011/708 van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten)

4. Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Beperking door het Hof – Handhaving van de gevolgen van de bestreden handeling tot de vervanging van deze laatste binnen een redelijke termijn – Rechtvaardiging op grond van redenen van rechtszekerheid

(Art. 264, tweede alinea, VWEU; besluit 2011/708 van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten)

Samenvatting

1. Beroep tot nietigverklaring op grond van artikel 263 VWEU dient open te staan tegen alle door de instellingen van de Unie getroffen maatregelen, ongeacht de aard of de vorm ervan, die beogen rechtsgevolgen teweeg te brengen. Als een handeling van de Raad die vatbaar is voor beroep tot nietigverklaring, is te beschouwen een besluit van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten betreffende de ondertekening van een overeenkomst over de toetreding van derde staten tot een door de Unie gesloten internationale overeenkomst en van een aanvullende overeenkomst namens de Unie, en betreffende de voorlopige toepassing van die overeenkomsten door de Unie enerzijds en door de lidstaten anderzijds, wanneer de Raad op al die punten aan de totstandkoming van de vastgestelde besluiten heeft deelgenomen.

(cf. punten 14, 15, 17)

2. Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 18)

3. Volgens artikel 13, lid 2, VEU dient elke instelling te handelen binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar in de Verdragen zijn toegedeeld en volgens de daarin bepaalde procedures, voorwaarden en doelstellingen. De regels voor de wilsvorming van de instellingen van de Unie zijn vastgelegd in de Verdragen en staan niet ter beschikking van de lidstaten noch van de instellingen zelf.

Een besluit waarbij machtiging wordt verleend tot ondertekening van een overeenkomst tussen de Unie en derde staten of internationale organisaties en, in voorkomend geval, tot de voorlopige toepassing ervan door de Unie, valt volgens artikel 218, lid 5, VWEU niet onder de bevoegdheid van de lidstaten, maar moet worden vastgesteld door de Raad. Een besluit van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten waarbij machtiging wordt verleend tot ondertekening van een gemengde overeenkomst namens de Unie en waarin de voorlopige toepassing ervan wordt vastgelegd, dat in werkelijkheid twee verschillende handelingen samenvoegt, te weten een handeling betreffende de ondertekening van de betrokken overeenkomst namens de Unie en de voorlopige toepassing ervan door deze laatste, en een handeling betreffende de voorlopige toepassing van de overeenkomst door de lidstaten, zonder dat kan worden onderscheiden welke handeling de wil van de Raad weergeeft en welke handeling de wil van de lidstaten, moet dus nietig worden verklaard. Bij een dergelijk besluit is de Raad als instelling van de Unie betrokken geweest bij de totstandkoming van een handeling betreffende de voorlopige toepassing van een gemengde overeenkomst door de lidstaten, terwijl een dergelijke handeling allereerst onder het interne recht van elk van die staten valt en vervolgens onder het internationale recht. Aangezien bovendien de Raad op grond van artikel 218, lid 8, VWEU namens de Unie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen dient te besluiten, konden de twee verschillende, in bedoeld besluit samengevoegde handelingen dus niet geldig tot stand komen in het kader van één procedure. De handeling betreffende de voorlopige toepassing van een gemengde overeenkomst door de lidstaten impliceert de instemming van de vertegenwoordigers van die staten, en dus eenstemmigheid.

Voor het overige moet op het gebied van de gemengde overeenkomsten weliswaar worden gezorgd voor een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de instellingen van de Unie, zowel in de fase van onderhandeling en sluiting als bij de uitvoering van de aangegane verbintenissen, maar dat beginsel kan niet rechtvaardigen dat de Raad de procedurevoorschriften en stemregels van artikel 218 VWEU niet eerbiedigt.

(cf. punten 41, 42, 44, 48‑50, 52, 54, 55)

4. De gevolgen van een in het kader van een beroep bij het Hof van Justitie bestreden handeling kunnen gehandhaafd blijven met het oog op de rechtszekerheid, in het bijzonder wanneer het directe effect van nietigverklaring van die handeling ernstige negatieve gevolgen zou meebrengen en de rechtmatigheid van een dergelijke handeling niet op grond van het doel of de inhoud ervan wordt aangevochten, maar wegens onbevoegdheid van de auteur ervan of schending van wezenlijke vormvoorschriften.

Dat is het geval met besluit 2011/708/EU inzake de ondertekening, namens de Unie, en voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland, en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen, waarvan nietigverklaring met onmiddellijke ingang ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor de betrekkingen van de Unie met de betrokken derde staten en voor de marktdeelnemers die werkzaam zijn op de markt van het luchtvervoer, waaraan de voorlopige toepassing van die overeenkomsten ten goede heeft kunnen komen.

(cf. punten 60, 61)

Top