EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CJ0660

Samenvatting van het arrest

Court reports – general

Gevoegde zaken C‑660/11 en C‑8/12

Daniele Biasci e.a. tegen Ministero dell’Interno en Questura di Livorno (C‑660/11) en Cristian Rainone e.a.

tegen

Ministero dell’Interno e.a. (C‑8/12)

(verzoeken van het Tribunale amministrativo regionale per la Toscana om een prejudiciële beslissing)

„Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Artikelen 43 EG en 49 EG — Kansspelen — Aannemen van weddenschappen — Vergunningvoorwaarden — Vereiste van politievergunning en concessie — Nationale regeling — Verplichte minimumafstanden tussen inzamelpunten van weddenschappen — Grensoverschrijdende activiteiten vergelijkbaar met activiteiten waarvoor concessie wordt verleend — Verbod — Wederzijdse erkenning van vergunningen inzake kansspelen”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 september 2013

  1. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Kansspelen – Nationale wettelijke regeling die onder bedreiging met strafsancties verbiedt zonder concessie of vergunning weddenschappen in te zamelen – Rechtvaardiging op grond van algemeen belang – Bestrijding van criminaliteit – Toetsing door nationale rechterlijke instanties

    (Art. 45 EG, 46 EG en 55 EG)

  2. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Kansspelen – Nationale wettelijke regeling die onder bedreiging met strafsancties verbiedt zonder concessie of vergunning weddenschappen in te zamelen – Vereiste van politievergunning naast concessie – Toelaatbaarheid

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  3. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Kansspelen – Nationale wettelijke regeling die onder bedreiging met strafsancties verbiedt zonder concessie of vergunning weddenschappen in te zamelen – Weigering van concessie of vergunning in strijd met Unierecht – Verlening van nieuwe concessies om dit te verhelpen – Verplichting voor nieuwe marktdeelnemers om minimumafstanden tussen vestigingen in acht te nemen – Ontoelaatbaarheid

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  4. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Kansspelen – Nationale wettelijke regeling die onder bedreiging met strafsancties verbiedt zonder concessie of vergunning weddenschappen in te zamelen – Voorwaarden voor verval van concessies die zijn verleend na aanbesteding – Verplichting om die voorwaarden duidelijk, nauwkeurig en ondubbelzinnig te formuleren – Eerbiediging van beginselen van gelijke behandeling en rechtszekerheid – Toetsing door nationale rechterlijke instantie

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  5. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Kansspelen – Nationale wettelijke regeling die onder bedreiging met strafsancties verbiedt zonder concessie of vergunning weddenschappen in te zamelen – Nationale regeling die feitelijk elke grensoverschrijdende activiteit verhindert – Ontoelaatbaarheid – Concessiehouder die in lidstaat is gevestigd en spelen exploiteert door middel van internetsites die zich buiten het grondgebied van die lidstaat bevinden – Toetsing door nationale rechterlijke instantie

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  6. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Kansspelen – Wederzijdse erkenning van door lidstaten verleende vergunningen inzake kansspelen – Geen

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 21‑25)

  2.  De artikelen 43 EG en 49 EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale wettelijke regeling op grond waarvan ondernemingen die activiteiten inzake kansspelen wensen uit te oefenen, behalve over een door de staat verleende concessie voor de uitoefening van dergelijke activiteiten, dienen te beschikken over een politievergunning, en op grond waarvan een dergelijke vergunning met name alleen wordt verleend aan aanvragers die reeds over een dergelijke concessie beschikken.

    Het vereiste van een politievergunning, waardoor de in die sector actieve exploitanten en hun lokalen worden onderworpen aan een initiële controle en voortdurend toezicht, draagt immers duidelijk bij tot het doel te voorkomen dat deze exploitanten bij criminele of frauduleuze activiteiten worden betrokken. Daarnaast is de omstandigheid dat een exploitant zowel over een concessie als over een politievergunning moet beschikken om toegang te hebben tot de betrokken markt, op zich niet onevenredig in het licht van de doelstelling om de aan kansspelen verbonden criminaliteit te bestrijden.

    (cf. punten 26, 27, dictum 1)

  3.  De artikelen 43 EG en 49 EG, het beginsel van gelijke behandeling en het doeltreffendheidsbeginsel moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat een lidstaat die in strijd met het Unierecht een categorie van exploitanten heeft uitgesloten van de verlening van concessies om een economische activiteit uit te oefenen en probeert die schending te verhelpen door een aanzienlijk aantal nieuwe concessies aan te besteden, de door de bestaande exploitanten verworven handelsposities beschermt, met name door minimumafstanden vast te stellen tussen de vestigingen van nieuwe concessiehouders en die van bestaande exploitanten.

    (cf. punten 32, 38, dictum 2)

  4.  Uit de artikelen 43 EG en 49 EG, het beginsel van gelijke behandeling, de transparantieverplichting en het rechtszekerheidsbeginsel volgt dat de voorwaarden en modaliteiten van een aanbesteding betreffende kansspelen, en in het bijzonder de bepalingen die voorzien in het verval van op grond van een dergelijke aanbesteding verleende concessies, duidelijk, nauwkeurig en ondubbelzinnig moeten zijn geformuleerd; het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie dit na te gaan.

    (cf. punten 33, 38, dictum 2)

  5.  De artikelen 43 EG en 49 EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die feitelijk elke grensoverschrijdende activiteit in de kansspelsector verhindert, ongeacht de vorm waarin deze activiteit wordt uitgeoefend, en in het bijzonder in de gevallen waarin een direct contact tussen de consument en de exploitant plaatsvindt en fysiek politietoezicht op de vertegenwoordigers van de onderneming die op het nationale grondgebied aanwezig zijn, mogelijk is. Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie om na te gaan of dat het geval is voor een nationale regeling op grond waarvan een concessie om weddenschappen in te zamelen vervallen wordt verklaard indien de concessiehouder, direct of indirect, op het grondgebied van de betrokken lidstaat of door middel van internetsites die zich buiten het nationale grondgebied bevinden, kansspelen exploiteert die vergelijkbaar zijn met openbare kansspelen of met andere kansspelen die door de bevoegde nationale autoriteit worden beheerd, of kansspelen exploiteert die in die lidstaat verboden zijn.

    (cf. punten 37, 38, dictum 2)

  6.  De artikelen 43 EG en 49 EG moeten aldus worden uitgelegd dat in de huidige stand van het Unierecht de omstandigheid dat een exploitant in zijn lidstaat van vestiging beschikt over een vergunning om kansspelen aan te bieden, niet belet dat een andere lidstaat, met inachtneming van de vereisten van het Unierecht, de mogelijkheid voor deze exploitant om consumenten op zijn grondgebied dergelijke diensten aan te bieden afhankelijk stelt van het bezit van een door zijn eigen autoriteiten verleende vergunning.

    Gelet op de ruime beoordelingsmarge waarover de lidstaten beschikken wat betreft de doelstellingen die zij wensen na te streven en het niveau van consumentenbescherming dat zij willen waarborgen en op de omstandigheid dat er geen sprake is van harmonisatie inzake kansspelen, kan in de huidige stand van het Unierecht immers geen verplichting tot wederzijdse erkenning van de door de verschillende lidstaten verleende vergunningen bestaan. De verschillende lidstaten beschikken niet noodzakelijk over dezelfde middelen om kansspelen te controleren en maken in dit verband niet noodzakelijkerwijs dezelfde keuzes. Het feit dat een bepaalde lidstaat de consument met behulp van geavanceerde controle‑ en toezichtstechnieken uitstekend kan beschermen, betekent niet dat hetzelfde beschermingsniveau kan worden bereikt in andere lidstaten die niet over deze middelen beschikken of niet dezelfde keuze hebben gemaakt. Een lidstaat heeft overigens het recht om de economische activiteiten die zich op zijn grondgebied afspelen, te controleren, hetgeen hij niet zou kunnen doen indien hij zou moeten vertrouwen op controles die de autoriteiten van een andere lidstaat hebben uitgevoerd door middel van een regelgevingskader waar hij geen vat op heeft.

    (cf. punten 40‑43, dictum 3)

Top

Gevoegde zaken C‑660/11 en C‑8/12

Daniele Biasci e.a. tegen Ministero dell’Interno en Questura di Livorno (C‑660/11) en Cristian Rainone e.a.

tegen

Ministero dell’Interno e.a. (C‑8/12)

(verzoeken van het Tribunale amministrativo regionale per la Toscana om een prejudiciële beslissing)

„Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Artikelen 43 EG en 49 EG — Kansspelen — Aannemen van weddenschappen — Vergunningvoorwaarden — Vereiste van politievergunning en concessie — Nationale regeling — Verplichte minimumafstanden tussen inzamelpunten van weddenschappen — Grensoverschrijdende activiteiten vergelijkbaar met activiteiten waarvoor concessie wordt verleend — Verbod — Wederzijdse erkenning van vergunningen inzake kansspelen”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 september 2013

  1. Vrij verkeer van personen — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Kansspelen — Nationale wettelijke regeling die onder bedreiging met strafsancties verbiedt zonder concessie of vergunning weddenschappen in te zamelen — Rechtvaardiging op grond van algemeen belang — Bestrijding van criminaliteit — Toetsing door nationale rechterlijke instanties

    (Art. 45 EG, 46 EG en 55 EG)

  2. Vrij verkeer van personen — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Kansspelen — Nationale wettelijke regeling die onder bedreiging met strafsancties verbiedt zonder concessie of vergunning weddenschappen in te zamelen — Vereiste van politievergunning naast concessie — Toelaatbaarheid

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  3. Vrij verkeer van personen — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Kansspelen — Nationale wettelijke regeling die onder bedreiging met strafsancties verbiedt zonder concessie of vergunning weddenschappen in te zamelen — Weigering van concessie of vergunning in strijd met Unierecht — Verlening van nieuwe concessies om dit te verhelpen — Verplichting voor nieuwe marktdeelnemers om minimumafstanden tussen vestigingen in acht te nemen — Ontoelaatbaarheid

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  4. Vrij verkeer van personen — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Kansspelen — Nationale wettelijke regeling die onder bedreiging met strafsancties verbiedt zonder concessie of vergunning weddenschappen in te zamelen — Voorwaarden voor verval van concessies die zijn verleend na aanbesteding — Verplichting om die voorwaarden duidelijk, nauwkeurig en ondubbelzinnig te formuleren — Eerbiediging van beginselen van gelijke behandeling en rechtszekerheid — Toetsing door nationale rechterlijke instantie

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  5. Vrij verkeer van personen — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Kansspelen — Nationale wettelijke regeling die onder bedreiging met strafsancties verbiedt zonder concessie of vergunning weddenschappen in te zamelen — Nationale regeling die feitelijk elke grensoverschrijdende activiteit verhindert — Ontoelaatbaarheid — Concessiehouder die in lidstaat is gevestigd en spelen exploiteert door middel van internetsites die zich buiten het grondgebied van die lidstaat bevinden — Toetsing door nationale rechterlijke instantie

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  6. Vrij verkeer van personen — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Kansspelen — Wederzijdse erkenning van door lidstaten verleende vergunningen inzake kansspelen — Geen

    (Art. 43 EG en 49 EG)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 21‑25)

  2.  De artikelen 43 EG en 49 EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale wettelijke regeling op grond waarvan ondernemingen die activiteiten inzake kansspelen wensen uit te oefenen, behalve over een door de staat verleende concessie voor de uitoefening van dergelijke activiteiten, dienen te beschikken over een politievergunning, en op grond waarvan een dergelijke vergunning met name alleen wordt verleend aan aanvragers die reeds over een dergelijke concessie beschikken.

    Het vereiste van een politievergunning, waardoor de in die sector actieve exploitanten en hun lokalen worden onderworpen aan een initiële controle en voortdurend toezicht, draagt immers duidelijk bij tot het doel te voorkomen dat deze exploitanten bij criminele of frauduleuze activiteiten worden betrokken. Daarnaast is de omstandigheid dat een exploitant zowel over een concessie als over een politievergunning moet beschikken om toegang te hebben tot de betrokken markt, op zich niet onevenredig in het licht van de doelstelling om de aan kansspelen verbonden criminaliteit te bestrijden.

    (cf. punten 26, 27, dictum 1)

  3.  De artikelen 43 EG en 49 EG, het beginsel van gelijke behandeling en het doeltreffendheidsbeginsel moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat een lidstaat die in strijd met het Unierecht een categorie van exploitanten heeft uitgesloten van de verlening van concessies om een economische activiteit uit te oefenen en probeert die schending te verhelpen door een aanzienlijk aantal nieuwe concessies aan te besteden, de door de bestaande exploitanten verworven handelsposities beschermt, met name door minimumafstanden vast te stellen tussen de vestigingen van nieuwe concessiehouders en die van bestaande exploitanten.

    (cf. punten 32, 38, dictum 2)

  4.  Uit de artikelen 43 EG en 49 EG, het beginsel van gelijke behandeling, de transparantieverplichting en het rechtszekerheidsbeginsel volgt dat de voorwaarden en modaliteiten van een aanbesteding betreffende kansspelen, en in het bijzonder de bepalingen die voorzien in het verval van op grond van een dergelijke aanbesteding verleende concessies, duidelijk, nauwkeurig en ondubbelzinnig moeten zijn geformuleerd; het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie dit na te gaan.

    (cf. punten 33, 38, dictum 2)

  5.  De artikelen 43 EG en 49 EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die feitelijk elke grensoverschrijdende activiteit in de kansspelsector verhindert, ongeacht de vorm waarin deze activiteit wordt uitgeoefend, en in het bijzonder in de gevallen waarin een direct contact tussen de consument en de exploitant plaatsvindt en fysiek politietoezicht op de vertegenwoordigers van de onderneming die op het nationale grondgebied aanwezig zijn, mogelijk is. Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie om na te gaan of dat het geval is voor een nationale regeling op grond waarvan een concessie om weddenschappen in te zamelen vervallen wordt verklaard indien de concessiehouder, direct of indirect, op het grondgebied van de betrokken lidstaat of door middel van internetsites die zich buiten het nationale grondgebied bevinden, kansspelen exploiteert die vergelijkbaar zijn met openbare kansspelen of met andere kansspelen die door de bevoegde nationale autoriteit worden beheerd, of kansspelen exploiteert die in die lidstaat verboden zijn.

    (cf. punten 37, 38, dictum 2)

  6.  De artikelen 43 EG en 49 EG moeten aldus worden uitgelegd dat in de huidige stand van het Unierecht de omstandigheid dat een exploitant in zijn lidstaat van vestiging beschikt over een vergunning om kansspelen aan te bieden, niet belet dat een andere lidstaat, met inachtneming van de vereisten van het Unierecht, de mogelijkheid voor deze exploitant om consumenten op zijn grondgebied dergelijke diensten aan te bieden afhankelijk stelt van het bezit van een door zijn eigen autoriteiten verleende vergunning.

    Gelet op de ruime beoordelingsmarge waarover de lidstaten beschikken wat betreft de doelstellingen die zij wensen na te streven en het niveau van consumentenbescherming dat zij willen waarborgen en op de omstandigheid dat er geen sprake is van harmonisatie inzake kansspelen, kan in de huidige stand van het Unierecht immers geen verplichting tot wederzijdse erkenning van de door de verschillende lidstaten verleende vergunningen bestaan. De verschillende lidstaten beschikken niet noodzakelijk over dezelfde middelen om kansspelen te controleren en maken in dit verband niet noodzakelijkerwijs dezelfde keuzes. Het feit dat een bepaalde lidstaat de consument met behulp van geavanceerde controle‑ en toezichtstechnieken uitstekend kan beschermen, betekent niet dat hetzelfde beschermingsniveau kan worden bereikt in andere lidstaten die niet over deze middelen beschikken of niet dezelfde keuze hebben gemaakt. Een lidstaat heeft overigens het recht om de economische activiteiten die zich op zijn grondgebied afspelen, te controleren, hetgeen hij niet zou kunnen doen indien hij zou moeten vertrouwen op controles die de autoriteiten van een andere lidstaat hebben uitgevoerd door middel van een regelgevingskader waar hij geen vat op heeft.

    (cf. punten 40‑43, dictum 3)

Top