This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62012CJ0111
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Vraag gerezen in geding dat tot één lidstaat is beperkt – Bevoegdheid gelet op eventuele toepasselijkheid van het Unierechtelijk voorschrift op dat geding wegens door nationaal recht verboden discriminatie
(Art. 267 VWEU)
2. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Architecten – Erkenning van diploma’s en titels – Verrichten van werkzaamheden aan gebouwen van artistiek belang – Regeling van gastlidstaat waarbij personen die beschikken over in artikel 11 van richtlijn 85/384 vermelde titel die is afgegeven in andere lidstaat en die toegang geeft tot werkzaamheden op het gebied van architectuur, worden onderworpen aan specifieke controle van beroepsbekwaamheid op gebied van erfgoed – Ontoelaatbaarheid
(Richtlijn 85/384 van de Raad, art. 10 en 11)
1. Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 34, 35)
2. De artikelen 10 en 11 van richtlijn 85/384 inzake de onderlinge erkenning van de diploma’s, certificaten en andere titels op het gebied van de architectuur, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling volgens welke personen die beschikken over een in artikel 11 uitdrukkelijk vermelde titel die is afgegeven door een andere dan de ontvangende lidstaat en die toegang geeft tot werkzaamheden op het gebied van architectuur, in laatstgenoemde lidstaat slechts werkzaamheden aan gebouwen van artistiek belang mogen verrichten indien zij aantonen, in voorkomend geval in het kader van een specifieke controle van hun beroepsbekwaamheid, dat zij beschikken over bijzondere bekwaamheden op het gebied van het erfgoed.
(cf. punt 52 en dictum)
Zaak C-111/12
Ministero per i beni e le attività culturali e.a.
tegen
Ordine degli Ingegneri di Verona e Provincia e.a.
(verzoek van de Consiglio di Stato om een prejudiciële beslissing)
„Richtlijn 85/384/EEG — Onderlinge erkenning van titels op het gebied van architectuur — Artikelen 10 en 11, sub g — Nationale wettelijke regeling die titel van architect en die van ingenieur gelijkstelt, maar uitvoering van werken aan als artistiek erfgoed geklasseerde gebouwen aan architecten voorbehoudt — Beginsel van gelijke behandeling — Zuiver interne situatie van lidstaat”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 21 februari 2013
Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Vraag gerezen in geding dat tot één lidstaat is beperkt – Bevoegdheid gelet op eventuele toepasselijkheid van het Unierechtelijk voorschrift op dat geding wegens door nationaal recht verboden discriminatie
(Art. 267 VWEU)
Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Architecten – Erkenning van diploma’s en titels – Verrichten van werkzaamheden aan gebouwen van artistiek belang – Regeling van gastlidstaat waarbij personen die beschikken over in artikel 11 van richtlijn 85/384 vermelde titel die is afgegeven in andere lidstaat en die toegang geeft tot werkzaamheden op het gebied van architectuur, worden onderworpen aan specifieke controle van beroepsbekwaamheid op gebied van erfgoed – Ontoelaatbaarheid
(Richtlijn 85/384 van de Raad, art. 10 en 11)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 34, 35)
De artikelen 10 en 11 van richtlijn 85/384 inzake de onderlinge erkenning van de diploma’s, certificaten en andere titels op het gebied van de architectuur, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling volgens welke personen die beschikken over een in artikel 11 uitdrukkelijk vermelde titel die is afgegeven door een andere dan de ontvangende lidstaat en die toegang geeft tot werkzaamheden op het gebied van architectuur, in laatstgenoemde lidstaat slechts werkzaamheden aan gebouwen van artistiek belang mogen verrichten indien zij aantonen, in voorkomend geval in het kader van een specifieke controle van hun beroepsbekwaamheid, dat zij beschikken over bijzondere bekwaamheden op het gebied van het erfgoed.
(cf. punt 52 en dictum)