EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CJ0277

Samenvatting van het arrest

Zaak C-277/11

M.

tegen

Minister for Justice, Equality and Law Reform e.a.

[verzoek van de High Court (Ierland) om een prejudiciële beslissing]

„Prejudiciële verwijzing — Gemeenschappelijk Europees asielstelsel — Richtlijn 2004/83/EG — Minimumnormen voor toekenning van vluchtelingenstatus of subsidiairebeschermingsstatus — Artikel 4, lid 1, tweede zin — Samenwerking van lidstaat met verzoeker om relevante elementen van zijn verzoek te beoordelen — Strekking — Rechtmatigheid van nationale procedure voor behandeling van verzoek om subsidiaire bescherming na afwijzing van verzoek om erkenning van vluchtelingenstatus — Eerbiediging van grondrechten — Recht om te worden gehoord”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 22 november 2012

Grenscontroles, asiel en immigratie – Asielbeleid – Vluchtelingenstatus of subsidiairebeschermingsstatus – Richtlijn 2004/83 – Nationale regeling die voorziet in twee afzonderlijke en opeenvolgende procedures voor behandeling van asielverzoek en verzoek om subsidiaire bescherming – Verplichting tot eerbiediging van recht om te worden gehoord in kader van elk van die procedures

(Richtlijn 2004/83 van de Raad, art. 4, lid 1)

De in artikel 4, lid 1, tweede zin, van richtlijn 2004/83 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, voor een lidstaat neergelegde verplichting tot samenwerking met een asielzoeker kan niet aldus worden uitgelegd dat, indien een vreemdeling om de subsidiairebeschermingsstatus verzoekt na een weigering om hem de vluchtelingenstatus te verlenen en indien de bevoegde nationale autoriteit voornemens is ook dit tweede verzoek af te wijzen, die autoriteit om die reden, alvorens een beslissing te nemen, betrokkene moet meedelen dat zij voornemens is zijn verzoek af te wijzen en hem de redenen moet meedelen waarop zij de weigering van het verzoek wil baseren, zodat die verzoeker de mogelijkheid heeft om zijn standpunt dienaangaande kenbaar te maken.

Wanneer het echter een nationale regeling betreft die wordt gekenmerkt door twee afzonderlijke en opeenvolgende procedures voor de behandeling van het verzoek om toekenning van de vluchtelingenstatus respectievelijk het verzoek om subsidiaire bescherming, dient de verwijzende rechter er zorg voor te dragen dat in het kader van elk van deze procedures de grondrechten van de verzoeker worden geëerbiedigd en meer bepaald zijn recht om te worden gehoord, dit wil zeggen dat hij in staat moet worden gesteld naar behoren zijn opmerkingen kenbaar te maken alvorens een beslissing wordt genomen waarbij de verlangde bescherming wordt geweigerd. In een dergelijk stelsel houdt de omstandigheid dat de betrokkene reeds naar behoren is gehoord in het kader van de behandeling van zijn verzoek om toekenning van de vluchtelingenstatus, niet in dat dit vormvoorschrift niet meer behoeft te worden nageleefd in het kader van de procedure inzake het verzoek om subsidiaire bescherming.

Het recht om in elke procedure te worden gehoord, dat is neergelegd in de artikelen 41, 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet worden toegepast in elke procedure die tot een bezwarende handeling kan leiden en moet worden geëerbiedigd ook al voorziet de toepasselijke regeling niet uitdrukkelijk in een dergelijke formaliteit. Bijgevolg moet dit recht ten volle worden toegepast op de procedure voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming door de bevoegde nationale autoriteit overeenkomstig de in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel vastgestelde voorschriften. Wanneer een lidstaat heeft gekozen voor de invoering van twee onderscheiden en opeenvolgende procedures voor de behandeling van het asielverzoek en het verzoek om subsidiaire bescherming, moet het recht van de betrokkene om te worden gehoord, gelet op het wezenlijke karakter ervan, in beide procedures ten volle worden gewaarborgd.

(cf. punten 74, 82, 85, 86, 89, 91, 95 en dictum)

Top

Zaak C-277/11

M.

tegen

Minister for Justice, Equality and Law Reform e.a.

[verzoek van de High Court (Ierland) om een prejudiciële beslissing]

„Prejudiciële verwijzing — Gemeenschappelijk Europees asielstelsel — Richtlijn 2004/83/EG — Minimumnormen voor toekenning van vluchtelingenstatus of subsidiairebeschermingsstatus — Artikel 4, lid 1, tweede zin — Samenwerking van lidstaat met verzoeker om relevante elementen van zijn verzoek te beoordelen — Strekking — Rechtmatigheid van nationale procedure voor behandeling van verzoek om subsidiaire bescherming na afwijzing van verzoek om erkenning van vluchtelingenstatus — Eerbiediging van grondrechten — Recht om te worden gehoord”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 22 november 2012

Grenscontroles, asiel en immigratie — Asielbeleid — Vluchtelingenstatus of subsidiairebeschermingsstatus — Richtlijn 2004/83 — Nationale regeling die voorziet in twee afzonderlijke en opeenvolgende procedures voor behandeling van asielverzoek en verzoek om subsidiaire bescherming — Verplichting tot eerbiediging van recht om te worden gehoord in kader van elk van die procedures

(Richtlijn 2004/83 van de Raad, art. 4, lid 1)

De in artikel 4, lid 1, tweede zin, van richtlijn 2004/83 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, voor een lidstaat neergelegde verplichting tot samenwerking met een asielzoeker kan niet aldus worden uitgelegd dat, indien een vreemdeling om de subsidiairebeschermingsstatus verzoekt na een weigering om hem de vluchtelingenstatus te verlenen en indien de bevoegde nationale autoriteit voornemens is ook dit tweede verzoek af te wijzen, die autoriteit om die reden, alvorens een beslissing te nemen, betrokkene moet meedelen dat zij voornemens is zijn verzoek af te wijzen en hem de redenen moet meedelen waarop zij de weigering van het verzoek wil baseren, zodat die verzoeker de mogelijkheid heeft om zijn standpunt dienaangaande kenbaar te maken.

Wanneer het echter een nationale regeling betreft die wordt gekenmerkt door twee afzonderlijke en opeenvolgende procedures voor de behandeling van het verzoek om toekenning van de vluchtelingenstatus respectievelijk het verzoek om subsidiaire bescherming, dient de verwijzende rechter er zorg voor te dragen dat in het kader van elk van deze procedures de grondrechten van de verzoeker worden geëerbiedigd en meer bepaald zijn recht om te worden gehoord, dit wil zeggen dat hij in staat moet worden gesteld naar behoren zijn opmerkingen kenbaar te maken alvorens een beslissing wordt genomen waarbij de verlangde bescherming wordt geweigerd. In een dergelijk stelsel houdt de omstandigheid dat de betrokkene reeds naar behoren is gehoord in het kader van de behandeling van zijn verzoek om toekenning van de vluchtelingenstatus, niet in dat dit vormvoorschrift niet meer behoeft te worden nageleefd in het kader van de procedure inzake het verzoek om subsidiaire bescherming.

Het recht om in elke procedure te worden gehoord, dat is neergelegd in de artikelen 41, 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet worden toegepast in elke procedure die tot een bezwarende handeling kan leiden en moet worden geëerbiedigd ook al voorziet de toepasselijke regeling niet uitdrukkelijk in een dergelijke formaliteit. Bijgevolg moet dit recht ten volle worden toegepast op de procedure voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming door de bevoegde nationale autoriteit overeenkomstig de in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel vastgestelde voorschriften. Wanneer een lidstaat heeft gekozen voor de invoering van twee onderscheiden en opeenvolgende procedures voor de behandeling van het asielverzoek en het verzoek om subsidiaire bescherming, moet het recht van de betrokkene om te worden gehoord, gelet op het wezenlijke karakter ervan, in beide procedures ten volle worden gewaarborgd.

(cf. punten 74, 82, 85, 86, 89, 91, 95 en dictum)

Top