Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CJ0472

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C-472/10

    Nemzeti Fogyasztóvédelmi Hatóság

    tegen

    Invitel Távközlési Zrt

    (verzoek van de Pest Megyei Bíróság om een prejudiciële beslissing)

    „Richtlijn 93/13/EEG — Artikel 3, leden 1 en 3 — Artikelen 6 en 7 — Consumentenovereenkomsten — Oneerlijke bedingen — Eenzijdige wijziging van voorwaarden van overeenkomst door verkoper — Verbodsactie namens consument door bij nationale regeling aangewezen instantie in algemeen belang ingesteld — Vaststelling van oneerlijk karakter van beding — Rechtsgevolgen”

    Samenvatting van het arrest

    1. Harmonisatie van wetgevingen – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Richtlijn 93/13 – Oneerlijk beding in zin van artikel 3 – Begrip

      (Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 3, leden 1 en 3)

    2. Harmonisatie van wetgevingen – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Richtlijn 93/13 – Middelen om einde te maken aan gebruik van oneerlijke bedingen

      (Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 6, lid 1, en 7, leden 1 en 2)

    1.  Het staat aan de verwijzende rechter om, in het kader van een verbodsactie die namens de consumenten in het algemeen belang is ingesteld door een bij de nationale wettelijke regeling aangewezen instantie, gelet op artikel 3, leden 1 en 3, van richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, het oneerlijke karakter te beoordelen van een beding in de algemene voorwaarden van consumentenovereenkomsten waarin een verkoper voorziet in een eenzijdige wijziging van de met de te verstrekken dienst verbonden kosten zonder de wijze van vaststelling van die kosten duidelijk aan te geven en een geldige reden voor die wijziging te specificeren. In het kader van die beoordeling dient de verwijzende rechter met name na te gaan of, tegen de achtergrond van alle bedingen in de algemene voorwaarden van de consumentenovereenkomsten waarvan het betrokken beding deel uitmaakt, alsook van de nationale wettelijke regeling die de rechten en plichten bepaalt welke eventueel bovenop de rechten en plichten in de betrokken algemene voorwaarden gelden, de redenen waarom of de wijze waarop de met de te verstrekken dienst verbonden kosten worden aangepast, op een duidelijke en begrijpelijke wijze zijn gespecificeerd en of de consumenten, in voorkomend geval, het recht hebben om de overeenkomst te beëindigen.

      (cf. punt 31, dictum 1)

    2.  Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, juncto artikel 7, leden 1 en 2, van deze richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat de vaststelling van de nietigheid van een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden van consumentenovereenkomsten in het kader van een in artikel 7 van genoemde richtlijn bedoelde verbodsactie die namens de consumenten door een bij de nationale wettelijke regeling aangewezen instantie in het algemeen belang tegen een verkoper is ingesteld, overeenkomstig genoemde regeling gevolgen heeft ten aanzien van alle consumenten die met de betrokken verkoper een overeenkomst hebben gesloten waarop dezelfde algemene voorwaarden van toepassing zijn, daaronder begrepen de consumenten die geen partij waren bij de verbodsactie.

      Daarbij komt dat, wanneer het oneerlijke karakter van een beding in de algemene voorwaarden van overeenkomsten in het kader van een dergelijke procedure is erkend, de nationale rechter daaruit, ook in de toekomst, ambtshalve alle door het nationale recht bepaalde consequenties dient te trekken opdat dit beding de consumenten die met de betrokken verkoper een overeenkomst hebben gesloten waarop dezelfde algemene voorwaarden van toepassing zijn, niet bindt.

      (cf. punt 44, dictum 2)

    Top

    Zaak C-472/10

    Nemzeti Fogyasztóvédelmi Hatóság

    tegen

    Invitel Távközlési Zrt

    (verzoek van de Pest Megyei Bíróság om een prejudiciële beslissing)

    „Richtlijn 93/13/EEG — Artikel 3, leden 1 en 3 — Artikelen 6 en 7 — Consumentenovereenkomsten — Oneerlijke bedingen — Eenzijdige wijziging van voorwaarden van overeenkomst door verkoper — Verbodsactie namens consument door bij nationale regeling aangewezen instantie in algemeen belang ingesteld — Vaststelling van oneerlijk karakter van beding — Rechtsgevolgen”

    Samenvatting van het arrest

    1. Harmonisatie van wetgevingen — Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten — Richtlijn 93/13 — Oneerlijk beding in zin van artikel 3 — Begrip

      (Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 3, leden 1 en 3)

    2. Harmonisatie van wetgevingen — Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten — Richtlijn 93/13 — Middelen om einde te maken aan gebruik van oneerlijke bedingen

      (Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 6, lid 1, en 7, leden 1 en 2)

    1.  Het staat aan de verwijzende rechter om, in het kader van een verbodsactie die namens de consumenten in het algemeen belang is ingesteld door een bij de nationale wettelijke regeling aangewezen instantie, gelet op artikel 3, leden 1 en 3, van richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, het oneerlijke karakter te beoordelen van een beding in de algemene voorwaarden van consumentenovereenkomsten waarin een verkoper voorziet in een eenzijdige wijziging van de met de te verstrekken dienst verbonden kosten zonder de wijze van vaststelling van die kosten duidelijk aan te geven en een geldige reden voor die wijziging te specificeren. In het kader van die beoordeling dient de verwijzende rechter met name na te gaan of, tegen de achtergrond van alle bedingen in de algemene voorwaarden van de consumentenovereenkomsten waarvan het betrokken beding deel uitmaakt, alsook van de nationale wettelijke regeling die de rechten en plichten bepaalt welke eventueel bovenop de rechten en plichten in de betrokken algemene voorwaarden gelden, de redenen waarom of de wijze waarop de met de te verstrekken dienst verbonden kosten worden aangepast, op een duidelijke en begrijpelijke wijze zijn gespecificeerd en of de consumenten, in voorkomend geval, het recht hebben om de overeenkomst te beëindigen.

      (cf. punt 31, dictum 1)

    2.  Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, juncto artikel 7, leden 1 en 2, van deze richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat de vaststelling van de nietigheid van een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden van consumentenovereenkomsten in het kader van een in artikel 7 van genoemde richtlijn bedoelde verbodsactie die namens de consumenten door een bij de nationale wettelijke regeling aangewezen instantie in het algemeen belang tegen een verkoper is ingesteld, overeenkomstig genoemde regeling gevolgen heeft ten aanzien van alle consumenten die met de betrokken verkoper een overeenkomst hebben gesloten waarop dezelfde algemene voorwaarden van toepassing zijn, daaronder begrepen de consumenten die geen partij waren bij de verbodsactie.

      Daarbij komt dat, wanneer het oneerlijke karakter van een beding in de algemene voorwaarden van overeenkomsten in het kader van een dergelijke procedure is erkend, de nationale rechter daaruit, ook in de toekomst, ambtshalve alle door het nationale recht bepaalde consequenties dient te trekken opdat dit beding de consumenten die met de betrokken verkoper een overeenkomst hebben gesloten waarop dezelfde algemene voorwaarden van toepassing zijn, niet bindt.

      (cf. punt 44, dictum 2)

    Top