Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CJ0046

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    Harmonisatie van wetgevingen – Merken – Richtlijn 89/104 – In handel brengen, door houder van exclusieve licentie, van als driedimensionaal merk beschermde gasflessen – Activiteit van concurrent van licentiehouder bestaande in navullen van die flessen – Verzet door licentiehouder – Ontoelaatbaarheid ingevolge uitputtingsbeginsel neergelegd in artikel 7, lid 1, behoudens uitzonderingen vervat in artikel 7, lid 2, van richtlijn

    (Richtlijn 89/104 van de Raad, art. 5 en 7, leden 1 en 2)

    Samenvatting

    De artikelen 5 en 7 van de Eerste richtlijn (89/104) betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten moeten aldus worden uitgelegd dat de houder van een exclusieve licentie voor het gebruik van composietgasflessen die zijn bestemd om te worden hergebruikt, waarvan de vorm is beschermd als driedimensionaal merk en waarop die houder zijn als woord‑ en beeldmerken ingeschreven naam en logo heeft aangebracht, zich niet op grond van die bepalingen ertegen kan verzetten dat die flessen, na te zijn aangekocht door consumenten die vervolgens het daarin aanwezige gas hebben opgebruikt, door een derde, tegen betaling, worden ingewisseld voor composietflessen die zijn gevuld met gas dat niet van die houder afkomstig is, tenzij die houder zich kan beroepen op een gegronde reden in de zin van artikel 7, lid 2, van richtlijn 89/104.

    Door de verkoop van de composietfles zijn de rechten uitgeput die de houder van een licentie op het recht op het merk bestaande in de vorm van de composietfles en houder van de daarop aangebrachte merken, aan die merken ontleent. Voorts is door die verkoop het recht om vrijelijk over die fles te beschikken – met inbegrip van het recht om de fles bij een onderneming van zijn eigen keuze, dat wil zeggen niet enkel bij de merk‑ of licentiehouder maar ook bij een van diens concurrenten, in te wisselen of te laten navullen wanneer het oorspronkelijke gas is opgebruikt – overgegaan op de koper. Dat recht van de koper heeft als logisch gevolg het recht van de concurrenten van de merk‑ of licentiehouder om, binnen de door artikel 7, lid 2, van richtlijn 89/104 gestelde grenzen, over te gaan tot het navullen en inwisselen van de lege flessen.

    Wat de door dit artikel 7, lid 2, gestelde grenzen betreft, kan de houder van een merk zich, ondanks dat van zijn merk voorziene waren in de handel zijn gebracht, tegen verdere verhandeling van die waren verzetten wanneer daarvoor gegronde redenen bestaan en, met name, wanneer de toestand van de waren, nadat zij in de handel zijn gebracht, is gewijzigd of verslechterd. Het gebruik van de bijwoordelijke bepaling „met name” in voornoemd artikel 7, lid 2, wijst erop, dat het geval van wijziging of verslechtering van de toestand van de van het merk voorziene waren slechts als voorbeeld van gegronde redenen is genoemd.

    Zo bestaat een dergelijke gegronde reden ook wanneer het gebruik door een derde van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met een merk, de reputatie hiervan ernstig schaadt, of wanneer er van dat teken gebruik wordt gemaakt op een wijze die de indruk kan wekken dat er een economische band bestaat tussen de merkhouder en die derde, en meer in het bijzonder dat laatstgenoemde tot het distributienet van de merkhouder behoort of dat er een bijzondere band tussen die twee personen bestaat.

    De etikettering van de composietflessen alsmede de omstandigheden waaronder zij worden ingewisseld, mogen de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument niet doen veronderstellen dat er tussen de twee betrokken ondernemingen een economische band bestaat of dat het voor het vullen van die flessen gebruikte gas afkomstig is van de merkhouder. Om te kunnen beoordelen of een dergelijke onjuiste indruk uitgesloten is, dient rekening te worden gehouden met de praktijken in die sector, en, inzonderheid, met het antwoord op de vraag of de consumenten eraan gewend zijn dat gasflessen door andere distributeurs worden nagevuld. Voorts kan er redelijkerwijs van worden uitgegaan dat een consument die zich rechtstreeks tot een concurrent wendt om hetzij zijn lege gasfles in te wisselen tegen een gevulde, hetzij zijn eigen fles te laten navullen, gemakkelijk kan nagaan of er al dan niet een band bestaat tussen die onderneming en de merkhouder.

    (cf. punten 35‑37, 40, 42 en dictum)

    Top