This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62009CJ0546
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Douane-unie – Ontstaan en invordering van douaneschuld bij douaneovertredingen – Inning van vertragingsrente – Toelaatbaarheid – Criteria
(Verordening nr. 2913/92 van de Raad, art. 202 tot en met 205, 210 tot en met 211, 220 en 232, lid 1, sub b; verordening nr. 2454/93 van de Commissie)
2. Douane-unie – Ontstaan en invordering van douaneschuld bij douaneovertredingen – Inning van compenserende rente – Ontoelaatbaarheid
(Verordening nr. 2913/92 van de Raad, art. 214, lid 3; verordening nr. 2454/93 van de Commissie, art. 519, lid 1)
3. Recht van Unie – Algemene rechtsbeginselen – Legaliteitsbeginsel inzake straffen – Draagwijdte
1. Artikel 232, lid 1, sub b, van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1791/2006, moet aldus worden uitgelegd dat de vertragingsrente over het bedrag van de nog te vorderen douanerechten krachtens deze bepaling uitsluitend mag worden geïnd over de periode na het verstrijken van de termijn voor de betaling van dit bedrag.
Doel van artikel 232, lid 1, sub b, van het douanewetboek is niet, financieel verlies voor de douane te voorkomen, en evenmin de voordelen te compenseren die marktdeelnemers hebben bij vertragingen bij de boeking van de douaneschuld in de zin van dit wetboek en bij de bepaling van het bedrag of de debiteur ervan.
Het douanewetboek noch verordening nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 voorziet namelijk in bijzondere maatregelen zoals een verhoging van de douanerechten met het bedrag van de vertragingsrente over de periode tussen het ontstaan van de douaneschuld en de boeking ervan of tussen de datum of opeisbaarheid van de oorspronkelijk geboekte douaneschuld en de boeking achteraf ervan, wanneer de douaneschuld ontstaat op basis van de artikelen 202 tot en met 205, 210 en 211 alsmede 220 van het douanewetboek, die alle betrekking hebben op situaties waarin de betrokken marktdeelnemer de communautaire douanewetgeving schendt.
(cf. punten 32‑34, dictum1)
2. Bij gebreke van relevante bepalingen in verordening nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening nr. 214/2007, moet artikel 214, lid 3, van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1791/2006, aldus worden uitgelegd dat de nationale autoriteiten de debiteur van de douaneschuld op basis van deze bepaling geen compenserende rente mogen opleggen over de periode tussen het tijdstip van de oorspronkelijke douaneaangifte en het tijdstip van de boeking ervan achteraf.
Artikel 519, lid 1, van verordening nr. 2454/93 voorziet slechts in de toepassing van compenserende rente wanneer een douaneschuld ontstaat voor onder de regeling actieve veredeling of tijdelijke invoer geplaatste veredelingsproducten of invoergoederen.
De douaneadministratie kan op basis van artikel 214, lid 3, van het douanewetboek dus geen compenserende rente in het kader van andere douaneregelingen toepassen.
(cf. punten 37‑39, dictum2)
3. De algemene beginselen van het recht van de Unie, met name het legaliteitsbeginsel inzake delicten en straffen, verzetten zich ertegen dat de nationale autoriteiten op een douaneovertreding een sanctie toepassen waarin de nationale wettelijke regeling niet uitdrukkelijk voorziet.
Dit beginsel vereist namelijk dat de wet de inbreuken en de straffen erop duidelijk vaststelt. Aan deze voorwaarde is voldaan wanneer de justitiabele uit de bewoordingen van de relevante bepaling, zo nodig met behulp van de uitleggen die de rechterlijke instanties daaraan hebben gegeven, kan opmaken voor welk handelen of nalaten hij strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld.
(cf. punten 42‑43, dictum3)