This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62008CJ0012
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
Zaak C-12/08
Mono Car Styling SA, in liquidatie,
tegen
Dervis Odemis e.a.
(verzoek van het Arbeidshof te Luik om een prejudiciële beslissing)
„Verzoek om prejudiciële beslissing — Richtlijn 98/59/EG — Artikelen 2 en 6 — Procedure van voorlichting en raadpleging van werknemers bij collectief ontslag — Verplichtingen van werkgever — Beroepsrecht van werknemers — Vereiste van richtlijnconforme uitlegging”
Conclusie van advocaat-generaal P. Mengozzi van 21 januari 2009 I ‐ 6656
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 16 juli 2009 I ‐ 6686
Samenvatting van het arrest
Sociale politiek – Harmonisatie van wetgevingen – Collectief ontslag – Richtlijn 98/59 – Procedure van voorlichting en raadpleging van werknemers
(Richtlijn 98/59 van de Raad, art. 2 en 6)
Gemeenschapsrecht – Beginselen – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Nationale regeling inzake voorlichting en raadpleging van werknemers bij collectief ontslag
(Richtlijn 98/59 van de Raad, art. 2 en 6)
Sociale politiek – Harmonisatie van wetgevingen – Collectief ontslag – Richtlijn 98/59 – Procedure van voorlichting en raadpleging van werknemers
(Richtlijn 98/59 van de Raad, art. 2)
Artikel 6 van richtlijn 98/59 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag, gelezen in samenhang met artikel 2 daarvan, moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling die procedures invoert die zowel de vertegenwoordigers van de werknemers als de werknemers individueel de mogelijkheid inruimen om te doen toetsen of de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn zijn nageleefd, maar die het individuele vorderingsrecht van de werknemers beperkt ter zake van de bezwaren die kunnen worden aangevoerd en hieraan de voorwaarde verbindt dat de vertegenwoordigers van de werknemers vooraf bezwaren kenbaar hebben gemaakt aan de werkgever en de betrokken werknemer de werkgever vooraf heeft medegedeeld dat hij betwist dat de voorlichtings- en raadplegingsprocedure is nageleefd.
Het recht op voorlichting en raadpleging zoals voorzien in richtlijn 98/59, in het bijzonder in artikel 2 hiervan, is namelijk ingeruimd ten gunste van de werknemers als gemeenschap en is dus collectief van aard. Het in artikel 6 van deze richtlijn vereiste niveau van bescherming van dit collectieve recht wordt bereikt, indien de toepasselijke nationale regeling de vertegenwoordigers van de werknemers een recht tot handelen toekent waarvoor geen specifieke beperkingen of voorwaarden gelden.
(cf. punten 42-43, 45, dictum 1)
De omstandigheid dat een nationale regeling waarbij procedures worden ingevoerd waarmee de vertegenwoordigers van de werknemers kunnen doen toetsen of de werkgever alle verplichtingen tot voorlichting en raadpleging uit hoofde van richtlijn 98/59 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag heeft nageleefd, beperkingen en voorwaarden verbindt aan het individuele vorderingsrecht dat zij overigens toekent aan iedere werknemer die betrokken is bij een collectief ontslag, schendt het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming niet.
(cf. punt 52, dictum 2)
Artikel 2 van richtlijn 98/59 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die de verplichtingen van de werkgever die wil overgaan tot collectief ontslag, beperkt ten opzichte van die vermeld in genoemd artikel 2. Bij de toepassing van het nationale recht moet de nationale rechter ingevolge het beginsel van richtlijnconforme uitlegging van het nationale recht alle regels van dit recht in de beschouwing betrekken en dit recht zo veel mogelijk uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van richtlijn 98/59 om het door deze laatste beoogde resultaat te bereiken. Hij dient derhalve in het kader van zijn bevoegdheid te waarborgen dat de verplichtingen van een dergelijke werkgever niet worden beperkt ten opzichte van die vermeld in artikel 2 van genoemde richtlijn.
(cf. punt 65, dictum 3)