Atlasiet eksperimentālās funkcijas, kuras vēlaties izmēģināt!

Šis dokuments ir izvilkums no tīmekļa vietnes EUR-Lex.

Dokuments 62008CJ0204

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C-204/08

    Peter Rehder

    tegen

    Air Baltic Corporation

    (verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing)

    „Verordening (EG) nr. 44/2001 — Artikel 5, punt 1, sub b, tweede streepje — Verordening (EG) nr. 261/2004 — Artikelen 5, lid 1, sub c, en 7, lid 1, sub a — Verdrag van Montreal — Artikel 33, lid 1 — Luchtvervoer — Compensatievorderingen van passagiers tegen luchtvaartmaatschappijen bij vluchtannulering — Plaats van uitvoering van dienst — Rechterlijke bevoegdheid bij luchtvervoer van lidstaat naar andere lidstaat door luchtvaartmaatschappij gevestigd in derde lidstaat”

    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 9 juli 2009   I ‐ 6076

    Samenvatting van het arrest

    1. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Gerecht van plaats van uitvoering van verbintenis die aan eis ten grondslag ligt – Overeenkomst voor verstrekking van diensten – Meerdere plaatsen voor verstrekking van diensten in verschillende lidstaten – Bevoegdheid van gerecht van plaats waar hoofddienst moet worden verstrekt

      (Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 1, sub b, tweede streepje)

    2. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Gerecht van plaats van uitvoering van verbintenis die aan eis ten grondslag ligt – Overeenkomst voor verstrekking van diensten – Luchtvervoer van personen van lidstaat naar andere lidstaat – Compensatievordering wegens vluchtannulering gebaseerd op verordening nr. 261/2004 – Bevoegdheid van gerechten van plaats van vertrek en plaats van aankomst naar keuze van eiser

      (Verordening nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad; verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 1, sub b, tweede streepje)

    1.  De bijzonderebevoegdheidsregel voor verbintenissen uit overeenkomst in artikel 5, punt 1, van verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, beantwoordt aan een nabijheidsdoelstelling en is ingegeven door de wenselijkheid van een nauwe band tussen de overeenkomst en het gerecht dat daarvan kennis moet nemen. In het geval dat diensten op meerdere plaatsen in verschillende lidstaten moeten worden verstrekt, moet tegen de achtergrond van de doelstellingen van nabijheid en voorspelbaarheid worden nagegaan, op welke plaats de band tussen de betrokken overeenkomst en het bevoegde gerecht het nauwst is, met name op welke plaats volgens die overeenkomst de hoofddienst moet worden verstrekt.

      (cf. punten 32, 37-38)

    2.  Artikel 5, punt 1, sub b, tweede streepje, van verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet aldus worden uitgelegd dat in het geval van luchtvervoer van personen van een lidstaat naar een andere lidstaat op grond van een overeenkomst die is gesloten met één enkele luchtvaartmaatschappij, welke de vlucht uitvoert, het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering tot compensatie gebaseerd op die vervoerovereenkomst en op verordening nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening nr. 295/91, naar keuze van de eiser het gerecht is in het rechtsgebied waarvan zich de plaats van vertrek of de plaats van aankomst van het vliegtuig bevindt, zoals deze plaatsen in die overeenkomst zijn overeengekomen.

      De diensten die ter uitvoering van de verbintenissen uit een overeenkomst voor het vervoer van personen door de lucht worden verstrekt, betreffen het inchecken en instappen van de passagiers, het onthaal van de passagiers aan boord van het vliegtuig op de in de vervoerovereenkomst overeengekomen plaats van vertrek, het vertrek van het toestel op het voorziene tijdstip, het vervoer van de passagiers en hun bagage van de plaats van vertrek naar de plaats van aankomst, de zorg voor de passagiers tijdens de vlucht, en, ten slotte, het uitstappen van de passagiers in veilige omstandigheden op de plaats en het tijdstip van landing die in die overeenkomst zijn overeengekomen. De enige plaatsen die een rechtstreekse band hebben met deze diensten, zijn de plaats van vertrek en die van aankomst van het vliegtuig, met dien verstande dat het gaat om de plaatsen die zijn overeengekomen in de vervoerovereenkomst. Bij luchtvervoer gaat het naar de aard daarvan om diensten die op ondeelbare wijze en als één geheel worden verstrekt vanaf de plaats van vertrek tot op die van aankomst van het vliegtuig, zodat niet een afzonderlijk onderdeel van de dienstverrichting kan worden aangewezen dat de op een welbepaalde plaats verstrekte hoofddienst zou vormen. Elk van deze twee plaatsen heeft een toereikende band van nabijheid met de feiten van het geding waardoor de nauwe band tussen de overeenkomst en het bevoegde gerecht kan worden verzekerd conform de doelstellingen van nabijheid en voorspelbaarheid, die worden verwezenlijkt door de concentratie van de rechterlijke bevoegdheid op de plaats waar de diensten moeten worden verstrekt, en door de aanwijzing van één bevoegde rechter voor alle vorderingen uit een overeenkomst.

      (cf. punten 37, 40-44, 47 en dictum)

    Augša