This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62002CJ0027
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Bevoegdheid inzake door consumenten gesloten overeenkomsten – Artikel 13, eerste alinea, punt 3, Executieverdrag – Toepassingsvoorwaarden – Rechtsvordering van consument met woonplaats in lidstaat strekkende tot veroordeling van in andere lidstaat gevestigd postorderbedrijf tot betaling van schijnbaar gewonnen prijs – Rechtsvordering die geen vordering uit overeenkomst in zin van deze bepaling is wegens ontbreken van band met overeenkomst tot levering van roerende lichamelijke zaken of diensten
(Executieverdrag, art. 13, eerste alinea, punt 3)
2. Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Bijzondere bevoegdheden – Bevoegdheid inzake overeenkomsten – Vordering uit overeenkomst – Begrip – Rechtsvordering van consument met woonplaats in lidstaat strekkende tot veroordeling van in andere lidstaat gevestigd postorderbedrijf tot betaling van schijnbaar gewonnen prijs – Daaronder begrepen – Voorwaarden – Brief aan consument waarin deze bij naam wordt aangeduid als winnaar van prijs – Aanvaarding van prijstoezegging door consument en verzoek om betaling van prijs – Toekenning van prijs niet afhankelijk van bestelling van waren, en afwezigheid van bestelling – Geen invloed
(Executieverdrag, art. 5, punt 1)
1. Betreffende artikel 13, eerste alinea, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, bij het Verdrag van 25 oktober 1982 betreffende de toetreding van de Helleense Republiek, bij het Verdrag van 26 mei 1989 betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek en bij het Verdrag van 29 november 1996 betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, met betrekking tot de bevoegdheid inzake door consumenten gesloten overeenkomsten, is punt 3 van deze bepaling slechts van toepassing voorzover, ten eerste, de verzoeker een niet bedrijfs‑ of beroepsmatig handelende particuliere eindconsument is, ten tweede, de rechtsvordering verband houdt met een tussen deze consument en de beroepsverkoper gesloten overeenkomst tot levering van roerende lichamelijke zaken of diensten waaruit wederkerige en onderling samenhangende verplichtingen tussen de twee partijen bij de overeenkomst zijn ontstaan, en, ten derde, de twee specifieke voorwaarden van artikel 13, eerste alinea, punt 3, sub a en b, zijn vervuld.
In een situatie waarin een beroepsverkoper zich tot een consument heeft gericht door hem een brief op naam te sturen die de toezegging van een prijs bevatte en waarbij een catalogus en een bestelbon waren gevoegd, waarin hij zijn roerende lichamelijke zaken te koop aanbood in de verdragsluitende staat waar de consument zijn woonplaats had, teneinde deze ertoe over te halen in te gaan op het verzoek van de verkoper, maar waarbij de pogingen van deze laatste niet hebben geleid tot het sluiten, tussen de consument en de beroepsverkoper, van een overeenkomst over een van de in artikel 13, eerste alinea, punt 3, Executieverdrag bedoelde specifieke zaken in het kader waarvan deze partijen wederkerige verbintenissen zouden zijn aangegaan, kan de door de consument tot uitbetaling van de prijs ingestelde vordering bijgevolg niet worden aangemerkt als een vordering uit overeenkomst in de zin van deze bepaling.
(cf. punten 34, 36, 38)
2. De bevoegdheidsregels van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, bij het Verdrag van 25 oktober 1982 betreffende de toetreding van de Helleense Republiek, bij het Verdrag van 26 mei 1989 betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en bij het Verdrag van 29 november 1996 betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, moeten aldus worden uitgelegd:
– dat een rechtsvordering waarmee een consument krachtens de wetgeving van de verdragsluitende staat op het grondgebied waarvan hij woonplaats heeft, een in een andere verdragsluitende staat gevestigd postorderbedrijf wil laten veroordelen tot uitbetaling van een door hem schijnbaar gewonnen prijs, een vordering uit overeenkomst in de zin van artikel 5, punt 1, Executieverdrag is, indien, enerzijds, deze vennootschap teneinde de consument te bewegen om een overeenkomst te sluiten, aan die consument een op naam gestelde brief heeft gezonden waarin de indruk wordt gewekt dat hem een prijs zal worden toegekend mits de belanghebbende de bij die brief gevoegde tegoedbon terugstuurt, en anderzijds deze consument de door de verkoper gestelde voorwaarden aanvaardt en de uitbetaling van de toegezegde prijs daadwerkelijk opeist;
– dat anderzijds, zelfs indien deze brief daarnaast een reclamecatalogus van de producten van deze vennootschap bevat, samen met een formulier voor een „vrijblijvende proefaanvraag”, de dubbele omstandigheid dat de toekenning van de prijs niet afhangt van een bestelling van waren en dat de consument de facto ook geen bestelling heeft geplaatst, geen invloed heeft op deze uitlegging.
(cf. punt 61 en dictum)