EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002CJ0071

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van Hof – Uitlegging van artikel 28 EG gevraagd in feitelijke omstandigheden die beperkt zijn tot nationaal grondgebied – Geen niet‑ontvankelijkheid – Voorwaarden – Concreet geval

(Art. 28 EG en 234 EG)

2. Vrij verkeer van goederen – Kwantitatieve beperkingen – Maatregelen van gelijke werking – Nationale regeling houdende verbod van reclame die verwijst naar commerciële herkomst van goederen die uit failliete boedel afkomstig zijn, maar daarvan geen deel meer uitmaken – Maatregel die verkoopmodaliteiten op niet-discriminerende wijze regelt – Maatregel die niet valt onder verbod van artikel 28 EG – Geen schending van grondrecht van vrijheid van meningsuiting – Nastreven van legitieme doelen van consumentenbescherming en eerlijkheid van handelstransacties

(Art. 28 EG; richtlijn 84/450 van de Raad, art. 7)

Samenvatting

1. Een verzoek om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 28 EG is niet niet-ontvankelijk op de enkele grond dat in het aan de nationale rechter voorgelegde concrete geval alle elementen binnen één enkele lidstaat zijn gesitueerd, indien niet onmiskenbaar vaststaat dat de gevraagde uitlegging niet noodzakelijk is voor de nationale rechter. Een antwoord op de gestelde vraag zou namelijk nuttig voor hem kunnen zijn wanneer moet worden uitgemaakt of een nationale regeling, zoals het verbod op reclame die verwijst naar de commerciële herkomst van goederen die uit een failliete boedel afkomstig zijn, maar daarvan geen deel meer uitmaken, een potentiële belemmering van de handel tussen lidstaten in de zin van artikel 28 EG kan vormen.

(cf. punten 19, 21)

2. Artikel 28 EG staat niet in de weg aan een nationale regeling die verbiedt om, los van de waarheidsgetrouwheid van de mededeling, te vermelden dat goederen uit een failliete boedel afkomstig zijn, wanneer in openbare aankondigingen of in mededelingen die voor een ruime kring van personen bedoeld zijn, de verkoop wordt aangekondigd van goederen die uit een failliete boedel afkomstig zijn, maar daarvan geen deel meer uitmaken.

Een dergelijke beperking van reclame, die binnen de werkingssfeer kan vallen van richtlijn 84/450 inzake misleidende reclame, welke de lidstaten de bevoegdheid verleent om een verdergaande consumentenbescherming te waarborgen dan die waarin de richtlijn voorziet, mits bij de uitoefening van deze bevoegdheid het fundamentele beginsel van het vrije verkeer van goederen wordt geëerbiedigd, moet namelijk worden geacht betrekking te hebben op verkoopmodaliteiten, en valt niet onder het verbod van artikel 28 EG, aangezien zij zonder onderscheid van toepassing is op alle betrokken marktdeelnemers en de handel in nationale en ingevoerde producten op dezelfde wijze raakt.

Deze beperking schendt evenmin het grondrecht van vrijheid van meningsuiting, dat in artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is erkend, aangezien zij redelijk is en evenredig aan de legitieme doelen, te weten de bescherming van de consument en de eerlijkheid van de handelstransacties.

(cf. punten 31, 33‑34, 39, 41‑43, 50, 52‑53 en dictum)

Top