This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62002CJ0201
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Milieu — Milieueffectbeoordeling van bepaalde projecten — Richtlijn 85/337 — Verplichting voor bevoegde instanties om voorafgaande milieueffectbeoordeling te verrichten — Begrip vergunning in zin van artikel 1, lid 2 — Beschikking waarbij voor project van hervatting van mijnexploitatie nieuwe voorwaarden worden gesteld — Daaronder begrepen — (Richtlijn 85/337 van de Raad, art. 1, lid 2, 2, lid 1, en 4, lid 2)
2. Milieu — Milieueffectbeoordeling van bepaalde projecten — Richtlijn 85/337 — Verplichting voor bevoegde instanties om voorafgaande milieueffectbeoordeling te verrichten — Verplichting die niet rechtstreeks verbonden is met nakoming van andere krachtens richtlijn op derde rustende verplichting — Mogelijkheid voor particulier om zich op richtlijn te beroepen — (Richtlijn 85/337 van de Raad, art. 1, lid 2, 2, lid 1, en 4, lid 2)
3. Milieu — Milieueffectbeoordeling van bepaalde projecten — Richtlijn 85/337 — Verplichting voor bevoegde instanties om voorafgaande milieueffectbeoordeling te verrichten — Verzuim van beoordeling — Verplichting voor instanties om verzuim te verhelpen — Draagwijdte — Toepassing van nationale procedurevoorschriften — (Art. 10 EG; richtlijn 85/337 van de Raad, art. 2, lid 1)
1. Artikel 2, lid 1, van richtlijn 85/337 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, op grond waarvan de lidstaten de nodige maatregelen treffen om te verzekeren dat, voordat een vergunning wordt verleend, de projecten die een aanzienlijk milieueffect kunnen hebben, aan een beoordeling van die effecten worden onderworpen, in samenhang met artikel 4, lid 2, van de richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat bij de toepassing van bepalingen als Section 22 van de Planning and Compensation Act 1991 (Britse wet inzake ruimtelijke ordening en vergoedingen) en Schedule 2 van deze wet, die in een bijzondere regeling voor vergunningen voor mijnexploitatie (old mining permissions) voorziet, de besluiten van de bevoegde instanties die tot gevolg hebben dat een mijnexploitatie kan worden hervat, samen een " vergunning" in de zin van artikel 1, lid 2, van genoemde richtlijn vormen, zodat de bevoegde instanties in voorkomend geval verplicht zijn een milieueffectbeoordeling van deze exploitatie te verrichten.
Bij een vergunningprocedure in verschillende fasen moet deze beoordeling in beginsel worden verricht zodra het mogelijk is alle milieueffecten die het project kan hebben, te onderscheiden en te beoordelen.
cf. punten 42, 53, dictum 1
2. Wanneer voor de betrokken lidstaat een verplichting bestaat om ervoor te zorgen dat de bevoegde instanties de exploitatie van een steengroeve aan een milieueffectbeoordeling onderwerpen, welke verplichting niet rechtstreeks verbonden is met de uitvoering van een verplichting die krachtens richtlijn 85/337 op de eigenaren van deze steengroeve rust, kan het feit dat laatstgenoemden wegens de laattijdige nakoming van deze verplichting door de staat moeten dulden dat de mijnexploitatie wordt stopgezet in afwachting van de resultaten van de beoordeling, een particulier niet verhinderen zich te beroepen op artikel 2, lid 1, van deze richtlijn in samenhang met de artikelen 1, lid 2, en 4, lid 2, daarvan.
Loutere negatieve gevolgen voor de rechten van derden zijn, zelfs wanneer zij vaststaan, immers geen rechtvaardiging om een particulier het recht te ontzeggen zich jegens de betrokken lidstaat te beroepen op de bepalingen van een richtlijn.
cf. punten 57-58, 61, dictum 2
3. Ingevolge artikel 10 EG zijn de bevoegde instanties van een lidstaat verplicht in het kader van hun bevoegdheden alle algemene of bijzondere maatregelen te treffen om het verzuim van een beoordeling van de milieueffecten van een project in de zin van artikel 2, lid 1, van richtlijn 85/337 te verhelpen.
De in dit verband toepasselijke procedurevoorschriften behoren volgens het beginsel van de procesautonomie van de lidstaten tot de interne rechtsorde van elke lidstaat, mits die regels niet ongunstiger zijn dan die welke voor soortgelijke nationale situaties gelden (gelijkwaardigheidsbeginsel), en zij de uitoefening van de door het gemeenschapsrecht verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken (doeltreffendheidsbeginsel).
Dienaangaande staat het aan de nationale rechter om uit te maken of het naar nationaal recht mogelijk is een reeds verleende vergunning in te trekken of te schorsen teneinde dit project overeenkomstig de vereisten van de richtlijn aan een beoordeling van de milieueffecten ervan te onderwerpen, dan wel of, als alternatief, de particulier, indien hij daarmee instemt, vergoeding van de geleden schade kan vorderen.
cf. punt 70, dictum 3