Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62000CJ0074

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Hogere voorziening - Ontvankelijkheid - Hogere voorziening geregeld in Statuut-EGKS - Tussenkomende partij andere dan lidstaten en instellingen - Ontbreken van hoedanigheid van onderneming in zin van artikel 80 EGKS-Verdrag - Irrelevantie - Noodzaak, door beslissing van Gerecht rechtstreeks te zijn aangetast

(Statuut-EGKS van het Hof van Justitie, art. 34, alinea 1, en 49, alinea 2)

2. EGKS - Steun aan ijzer- en staalindustrie - Administratieve procedure - Verplichting van Commissie om belanghebbenden aan te manen, hun opmerkingen te maken - Recht van ontvanger van steun om te worden gehoord - Grenzen

[EG-Verdrag, art. 93, lid 2 (thans art. 88, lid 2, EG); algemene beschikking nr. 3855/91, art. 6, lid 4]

3. EGKS - Steun aan ijzer- en staalindustrie - Verbod - Ongunstige beïnvloeding van handelsverkeer tussen lidstaten - Irrelevantie

(EGKS-Verdrag, art. 4, sub c)

4. EGKS - Steun aan ijzer- en staalindustrie - Goedkeuring door Commissie - Voorwaarden - Aanmelding - Niet-inachtneming van termijn - Gevolgen

(Algemene beschikkingen nrs. 257/80, 3484/85, 3855/91 en 2496/96)

5. Handelingen van de instellingen - Toepassing ratione temporis - Terugwerkende kracht van materiële rechtsregel - Voorwaarden - Niet-terugwerkende kracht van regels van staalsteuncodes

(EGKS-Verdrag, art. 2, 3 en 4; algemene beschikking nr. 3855/91)

6. EGKS - Steun aan ijzer- en staalindustrie - Administratieve procedure - Ontbreken van verjaringstermijn voor uitoefening van bevoegdheden door Commissie - Inachtneming van rechtszekerheidsvereisten

7. Steunmaatregelen van de staten - Terugvordering van onwettige steun - Schending van evenredigheidsbeginsel - Geen - Betaling van rente, gerechtvaardigd door noodzaak om vroegere toestand te herstellen - Vaststelling van rentevoet - Bevoegdheden van Commissie

8. EGKS - Steun aan ijzer- en staalindustrie - Beschikking van Commissie - Beoordeling van wettigheid aan hand van gegevens die beschikbaar waren op ogenblik van vaststelling van beschikking - Zorgvuldigheidsplicht van lidstaat die steun verleent, en van ontvanger van steun met betrekking tot mededeling van alle relevante gegevens

(Algemene beschikking nr. 3855/91, art. 6. lid 4)

Samenvatting

1. Op grond van artikel 49, tweede alinea, van het Statuut-EGKS van het Hof van Justitie staat hogere voorziening open voor andere tussenkomende partijen dan lidstaten en instellingen van de Gemeenschap wanneer de beslissing van het Gerecht hun situatie rechtstreeks aantast. Een natuurlijke of rechtspersoon die krachtens artikel 34, eerste alinea, van genoemd statuut als tussenkomende partij in een geding in eerste aanleg is toegelaten, moet dus niet bewijzen dat hij een onderneming is in de zin van artikel 80 EGKS-Verdrag, die in voorkomend geval beroep kan instellen op grond van artikel 33, tweede alinea, EGKS-Verdrag, om hogere voorziening te kunnen instellen tegen een beslissing van het Gerecht in dat geding.

Het verschil tussen de tekst van artikel 49, tweede alinea, en die van artikel 34, eerste alinea, van het Statuut-EGKS van het Hof van Justitie, wat de tussenkomst van natuurlijke of rechtspersonen betreft, volgens welke bepaling er slechts een belang bij de oplossing van het geschil moet worden bewezen, houdt echter in dat niet volstaat dat is voldaan aan deze laatste voorwaarde, en dat tussenkomst in het geding in eerste aanleg is toegelaten, maar dat de partij bovendien rechtstreeks moet worden aangetast door de beslissing van het Gerecht.

( cf. punten 53-55 )

2. Tijdens de in artikel 6, lid 4, van de vijfde staalsteuncode, vastgesteld bij beschikking nr. 3855/91, bedoelde onderzoeksfase, waarvoor soortgelijke bepalingen gelden als die van artikel 93, lid 2, van het Verdrag (thans artikel 88, lid 2, EG), wat de deelname van de belanghebbenden aan de procedure betreft, moet de Commissie de belanghebbenden aanmanen, hun opmerkingen te maken.

In dit verband is een mededeling in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een doeltreffend middel om alle belanghebbenden op de hoogte te brengen van het feit dat een procedure is ingeleid. Deze mededeling strekt ertoe, bij belanghebbenden alle inlichtingen ter voorlichting van de Commissie met het oog op haar toekomstige actie in te winnen. Een dergelijke procedure biedt de overige lidstaten en de belanghebbende kringen tevens de zekerheid dat zij zullen worden gehoord.

Niettemin kunnen in de procedure van controle van staatssteun andere belanghebbenden dan de lidstaat die de steun heeft verleend, zelf geen aanspraak maken op een contradictoir debat met de Commissie, zoals dit ten gunste van laatstgenoemde is vastgesteld. In dit verband kent geen enkele bepaling van de procedure van controle van staatssteun, en met name van de door de vijfde staalsteuncode voorziene procedure, aan de ontvanger van de steun tussen de belanghebbenden een bijzondere rol toe, aangezien de procedure niet jegens hem wordt ingeleid, hetgeen zou betekenen dat hij zich zou kunnen beroepen op zo ruime rechten als de rechten van de verdediging als zodanig.

( cf. punten 79-80, 82-83 )

3. Anders dan artikel 92, lid 1, EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87, lid 1, EG), dat slechts ziet op steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt, ziet artikel 4, sub c, EGKS-Verdrag zonder meer op door de staten verleende steun in welke vorm ook.

Uit dit duidelijke verschil in formulering tussen de bepalingen van het EGKS-Verdrag en die van het EG-Verdrag blijkt afdoende dat, wat staatssteun betreft, de lidstaten niet de bedoeling hadden om dezelfde voorschriften of dezelfde mogelijkheden tot tussenkomst van de Gemeenschappen vast te stellen, en dat een steunmaatregel om onder artikel 4, sub c, EGKS-Verdrag te vallen, niet noodzakelijkerwijs het handelsverkeer tussen de lidstaten of de mededinging moet beïnvloeden.

De omstandigheid dat de Commissie op grond van artikel 95 EGKS-Verdrag met instemming van de Raad van de Europese Unie en na raadpleging van het Raadgevend Comité bepalingen heeft vastgesteld voor de goedkeuring van bepaalde steunmaatregelen binnen de werkingssfeer van dit Verdrag, doet niet af aan de omschrijving van steun in artikel 4, sub c, van hetzelfde Verdrag.

( cf. punten 101-103 )

4. In tegenstelling tot de bepalingen van het EG-Verdrag betreffende staatssteun, die de Commissie een permanente bevoegdheid verlenen om zich uit te spreken over de verenigbaarheid ervan, verlenen de staalsteuncodes de Commissie deze bevoegdheid slechts voor een bepaalde periode. Indien steunmaatregelen die de lidstaten op grond van een code willen laten goedkeuren, niet zijn aangemeld tijdens de daarvoor in de code vastgestelde periode, kan de Commissie zich bijgevolg niet meer uitspreken over de verenigbaarheid van deze steunmaatregelen met deze code. Dat de Commissie of haar diensten in voorkomend geval in bepaalde omstandigheden een tegengesteld standpunt hebben ingenomen, doet niet af aan deze conclusie. Voorts kan de verenigbaarheid van steun met de gemeenschappelijke markt in het kader van de staalsteuncodes alleen worden beoordeeld volgens de regels die gelden op het ogenblik waarop deze steun daadwerkelijk is betaald.

( cf. punten 115-117 )

5. Het rechtszekerheidsbeginsel verzet zich er echter tegen dat het tijdstip van ingang van een communautair besluit op een aan de bekendmaking ervan voorafgaand tijdstip wordt bepaald, behoudens wanneer dat uitzonderlijk noodzakelijk is voor het te bereiken doel en het gewettigd vertrouwen der betrokkenen naar behoren is geëerbiedigd. Dienaangaande moeten de materiële communautaire rechtsregels ter verzekering van de eerbiediging van het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel aldus worden uitgelegd dat zij alleen gelden ten aanzien van vóór hun inwerkingtreding verworven rechtsposities voorzover er blijkens hun bewoordingen, doelstellingen of opzet zulke gevolgen aan dienen te worden toegekend.

Wat inzonderheid de vijfde staalsteuncode betreft, is in geen enkele bepaling ervan vastgesteld dat hij met terugwerkende kracht kan worden toegepast. Bovendien blijkt uit de opzet en de doelstellingen van de opeenvolgende steuncodes dat iedere steuncode regels vaststelt om de ijzer- en staalindustrie aan te passen aan de doelstellingen van de artikelen 2, 3 en 4 EGKS-Verdrag naar gelang van de tijdens een bepaalde periode bestaande behoeften. De toepassing van regels die tijdens een bepaalde periode zijn vastgesteld met inachtneming van de situatie van deze periode, op steun die is betaald tijdens een vorige periode, stemt bijgevolg niet overeen met de opzet en de doelstellingen van een dergelijke regeling.

( cf. punten 119-120 )

6. Om aan zijn doel te beantwoorden, moet een verjaringstermijn bij voorbaat worden vastgesteld en de vaststelling van deze termijn en van de toepassingsmodaliteiten ervan behoort tot de bevoegdheid van de gemeenschapswetgever. Deze laatste heeft echter geen verjaringstermijn vastgesteld op het gebied van het toezicht op de overeenkomstig het EGKS-Verdrag toegekende steun.

De fundamentele eis van rechtszekerheid verzet zich er evenwel tegen dat, wanneer bepalingen dienaangaande ontbreken, de Commissie eindeloos kan wachten met de uitoefening van haar bevoegdheden.

( cf. punten 139-140 )

7. Artikel 93, lid 2, EG-Verdrag (thans artikel 88, lid 2, EG) verstrekt de Commissie, wanneer deze vaststelt dat een steunmaatregel onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, en beslist dat de betrokken staat die maatregel moet intrekken of wijzigen, de bevoegdheid om terugbetaling van de steun te vorderen, indien deze steun in strijd met het Verdrag is toegekend, waardoor het nuttig effect van deze intrekking of deze wijziging kan worden verzekerd. De terugvordering van onwettige staatssteun beoogt derhalve de vroegere toestand te herstellen en kan in beginsel niet worden beschouwd als een maatregel die onevenredig is ten opzichte van de doelstellingen van de bepalingen van dit Verdrag inzake staatssteun.

Het herstel van de vroegere toestand kan echter noodzakelijkerwijs slechts worden benaderd indien over de terugbetaalde steun rente wordt betaald met ingang van de datum van betaling van de steun, en indien de toegepaste rentevoeten representatief zijn voor de op de markt gehanteerde rentevoeten. Indien dit niet het geval is, zou de ontvanger van de steun op zijn minst een voordeel behouden dat overeenstemt met een renteloos kasvoorschot of een gesubsidieerde lening. De ontvangers van met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun kunnen dus niet stellen dat zij niet kunnen verwachten dat de Commissie de terugbetaling van die steun vordert, vermeerderd met rente die zoveel als mogelijk representatief is voor die welke op de kapitaalmarkt wordt gevraagd.

Op de terugvordering van ten onrechte betaalde steunbedragen is weliswaar de nationaalrechtelijke procedure van toepassing, doch alleen wegens het ontbreken van gemeenschapsbepalingen. Aangezien de Commissie bevoegd is om het herstel van de vroegere toestand te gelasten, beschikt zij, onder voorbehoud van toezicht door de gemeenschapsrechter wat het bestaan van een eventuele kennelijke beoordelingsfout betreft, over de bevoegdheid om de rentevoet vast te stellen waarmee een dergelijk herstel kan worden bereikt.

( cf. punten 157, 159-161 )

8. De wettigheid van een beschikking betreffende steunmaatregelen moet worden beoordeeld aan de hand van de gegevens waarover de Commissie kon beschikken op het ogenblik waarop zij haar beschikking vaststelde.

Aangezien de beslissing om de procedure van artikel 6, lid 4, van de vijfde staalsteuncode in te leiden een voorafgaand, toereikend onderzoek van de Commissie bevat, waarin is uiteengezet waarom zij twijfelt aan de verenigbaarheid van de betrokken steunmaatregelen met de gemeenschappelijke markt, staat het aan de betrokken lidstaat en in voorkomend geval aan de begunstigde van de steun om het bewijs te leveren dat deze steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en om eventueel te wijzen op specifieke omstandigheden inzake de terugbetaling van reeds betaalde steun wanneer de Commissie terugbetaling zou vorderen.

( cf. punten 168, 170 )

9. Wanneer een vennootschap die steun heeft ontvangen, tegen de marktprijs wordt verkocht, weerspiegelt de verkoopprijs in beginsel de voordelen die overeenstemmen met de voorheen betaalde steun en behoudt de verkoper van deze vennootschap door middel van de prijs die hij ontvangt, het voordeel van de steun. In dergelijke omstandigheden is het niet abnormaal dat in voorkomend geval de terugbetaling van met de gemeenschappelijke markt onverenigbare steun die is betaald aan een vennootschap die vervolgens werd verkocht, uiteindelijk ten laste komt van de verkoper, jegens wie een dergelijke situatie geen sanctie kan vormen.

( cf. punten 180-181 )

Top