Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61998CJ0397

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Vrij verkeer van personen Vrijheid van vestiging Fiscale wetgeving Vennootschapsbelasting Nationale wettelijke regeling die mogelijkheid om gebruik te maken van belastingheffing naar groepsinkomen voorbehoudt aan in deze staat gevestigde vennootschappen die dochtermaatschappijen van op nationale grondgebied gevestigde moedermaatschappijen zijn Ontoelaatbaarheid

[EG-Verdrag, art. 52 (thans, na wijziging, art. 43 EG) en art. 58 (thans art. 48 EG)]

2. Vrij verkeer van personen Vrijheid van vestiging Fiscale wetgeving Vennootschapsbelasting Verplichting voor in lidstaat gevestigde dochtermaatschappijen van in andere lidstaat gevestigde moedermaatschappij om deze belasting bij wege van voorheffing te betalen Mogelijkheid voor in lidstaat gevestigde dochtermaatschappijen van eveneens aldaar gevestigde moedermaatschappij om aan deze verplichting te ontsnappen Schending van gemeenschapsrecht Verplichting om door voorheffing veroorzaakte schade te vergoeden Terugbetaling of vergoeding van geleden financieel nadeel Betaling van rente Modaliteiten van terugbetaling of schadevergoeding Toepassing van nationaal recht Voorwaarde Inachtneming van beginsel van doeltreffendheid van gemeenschapsrecht

[EG-Verdrag, art. 52 (thans, na wijziging, art. 43 EG) en art. 58 (thans art. 48 EG)]

Samenvatting

1. Artikel 52 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 43 EG) verzet zich tegen belastingbepalingen van een lidstaat die de in deze lidstaat gevestigde dochtermaatschappijen de mogelijkheid bieden gebruik te maken van een belastingheffing naar het groepsinkomen volgens welke zij zonder voorheffing van vennootschapsbelasting dividend kunnen uitkeren aan hun moedermaatschappij wanneer deze eveneens in deze lidstaat is gevestigd, doch die dit niet toestaan wanneer de moedermaatschappij in een andere lidstaat is gevestigd.

( cf. punt 76, dictum 1 )

2. Wanneer een in een lidstaat gevestigde dochtermaatschappij verplicht is geweest om bij wege van voorheffing vennootschapsbelasting te betalen over de aan haar in een andere lidstaat gevestigde moedermaatschappij uitgekeerde dividenden, terwijl dochtermaatschappijen van in de eerste lidstaat gevestigde moedermaatschappijen in vergelijkbare omstandigheden hebben kunnen opteren voor een belastingregeling waardoor zij aan deze verplichting ontsnappen, vereist artikel 52 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 43 EG), dat die dochtermaatschappijen en hun in een andere lidstaat gevestigde moedermaatschappijen over een doeltreffend rechtsmiddel beschikken om terugbetaling of vergoeding te verkrijgen van het financiële nadeel dat zij ten voordele van de autoriteiten van de betrokken lidstaat hebben geleden als gevolg van de door de dochtermaatschappijen betaalde voorheffing.

Het feit alleen dat een dergelijk beroep slechts strekt tot betaling van de rente waaruit het financiële verlies bestaat dat is geleden doordat niet over de voortijdig betaalde bedragen kon worden beschikt, is geen grond voor verwerping van dit beroep, aangezien de toekenning van rente de terugbetaling" vormt van hetgeen ten onrechte is betaald en dit onmisbaar lijkt voor het herstel van de door artikel 52 van het Verdrag gewaarborgde gelijke behandeling.

Bij gebreke van een gemeenschapsregeling is het weliswaar een aangelegenheid van het interne recht van elke lidstaat om de procesregels te bepalen voor beroepen strekkende tot terugbetaling van in strijd met het gemeenschapsrecht toegepaste heffingen of tot vergoeding van de schade voortvloeiend uit schending van het gemeenschapsrecht, met inbegrip van de bijkomende vraagstukken zoals de eventuele betaling van rente, doch die regels mogen de uitoefening van de door het gemeenschapsrecht verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken.

( cf. punten 87, 96, dictum 2 )

3. Door particulieren bij rechters van een lidstaat ingestelde vorderingen tot terugbetaling van in strijd met het gemeenschapsrecht toegepaste heffingen of tot vergoeding van de schade voortvloeiend uit de schending van het gemeenschapsrecht, zijn in beginsel onderworpen aan de nationale procesregels, die van de verzoekers in het bijzonder kunnen verlangen dat zij zich redelijke inspanningen getroosten om de schade te voorkomen of de omvang ervan te beperken.

Het gemeenschapsrecht verzet zich evenwel ertegen dat een rechter van een lidstaat een door een binnenlandse dochtermaatschappij en haar buitenlandse moedermaatschappij bij hem ingestelde vordering tot terugbetaling of vergoeding van het financiële nadeel dat zij als gevolg van de door de dochtermaatschappij bij wege van voorheffing betaalde vennootschapsbelasting hebben geleden, afwijst of vermindert op de enkele grond dat zij de belastingautoriteiten niet hebben verzocht om toepassing van de belastingregeling waardoor de dochtermaatschappij van de voorheffing bevrijd ware geweest, en dus geen gebruik hebben gemaakt van de hun ter beschikking staande rechtsmiddelen om de afwijzende beslissingen van de belastingautoriteiten met een beroep op de voorrang en de rechtstreekse werking van het gemeenschapsrecht aan te vechten, terwijl het nationale recht de binnenlandse dochtermaatschappijen en hun buitenlandse moedermaatschappijen hoe dan ook van deze regeling uitsluit.

( cf. punten 102, 107, dictum 3 )

Top