Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61998CJ0352

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Hogere voorziening - Middelen - Loutere herhaling van reeds voor Gerecht aangevoerde middelen en argumenten - Ontbreken van aanwijzing van onjuiste rechtsopvatting - Niet-ontvankelijkheid

    [EG-Verdrag, art. 168 A (thans art. 225 EG); 's Hofs Statuut-EG, art. 51, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 112, lid 1, sub c]

    2. Niet-contractuele aansprakelijkheid - Aansprakelijkheid van Gemeenschap krachtens artikel 215 van Verdrag (thans artikel 288 EG) - Aansprakelijkheid van lidstaten voor schending van gemeenschapsrecht - Identieke voorwaarden - Voldoende gekwalificeerde schending van gemeenschapsrecht

    [EG-Verdrag, art. 215 (thans art. 288 EG)]

    3. Harmonisatie van wetgevingen - Cosmetische producten - Richtlijn 76/768 - Lijst van stoffen waarvan gebruik verboden is - Wijzigingsprocedure - Raadpleging van aanpassingscomité door Commissie - Ontbreken van advies - Intrekking van voorstel door Commissie - Toelaatbaarheid

    (Richtlijn 76/768 van de Raad)

    Samenvatting

    1. Uit artikel 168 A van het Verdrag (thans artikel 225 EG), artikel 51, eerste alinea, van 's Hofs Statuut en artikel 112, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering volgt dat een hogere voorziening duidelijk moet aangeven, tegen welke onderdelen van het arrest waarvan de vernietiging wordt gevorderd, zij is gericht, en welke argumenten rechtens die vordering specifiek staven. Een hogere voorziening die slechts de reeds voor het Gerecht aangevoerde middelen en argumenten herhaalt, en zelfs geen argumenten naar voren brengt waarin specifiek wordt aangegeven op welk punt het bestreden arrest op een onjuiste rechtsopvatting zou berusten, voldoet niet aan dit vereiste. Een dergelijke hogere voorziening beoogt immers in werkelijkheid slechts een nieuw onderzoek van het bij het Gerecht ingediende verzoek, iets waartoe het Hof niet bevoegd is.

    ( cf. punten 34-35 )

    2. De voorwaarden voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap wegens door haar instellingen of personeelsleden bij de vervulling van hun taken veroorzaakte schade mogen, behoudens indien bijzondere omstandigheden zulks rechtvaardigen, niet verschillen van die welke gelden voor de aansprakelijkheid van de staat wegens aan particulieren ten gevolge van schending van het gemeenschapsrecht berokkende schade. De bescherming van de rechten die de particulieren aan het gemeenschapsrecht ontlenen, kan namelijk niet verschillen naargelang de schade door een nationaal dan wel door een communautair orgaan is veroorzaakt.

    Het gemeenschapsrecht kent een recht op schadevergoeding toe wanneer aan drie voorwaarden is voldaan, te weten dat de geschonden rechtsregel ertoe strekt aan particulieren rechten toe te kennen, dat er sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending en, ten slotte, dat er een direct causaal verband bestaat tussen de schending en de door de benadeelde personen geleden schade.

    In verband met de voldoende gekwalificeerde schending van het gemeenschapsrecht moet, zowel wat de aansprakelijkheid van de Gemeenschap uit hoofde van artikel 215 van het Verdrag (thans artikel 288 EG) als wat de aansprakelijkheid van de lidstaten wegens schending van het gemeenschapsrecht betreft, als beslissend criterium worden gehanteerd de kennelijke en ernstige miskenning, door een lidstaat zo goed als door een gemeenschapsinstelling, van de grenzen waarbinnen diens discretionaire bevoegdheid dient te blijven. Wanneer de betrokken lidstaat of instelling slechts een zeer beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge heeft, kan de enkele inbreuk op het gemeenschapsrecht volstaan om een voldoende gekwalificeerde schending te doen vaststellen. Ter bepaling van de grenzen van de beoordelingsvrijheid waarover de betrokken instelling beschikt, is in dit verband niet beslissend of de handeling van die instelling algemeen dan wel individueel is.

    ( cf. punten 41-44, 46 )

    3. Bij ontbreken van een advies van het aanpassingscomité dat is ingesteld bij richtlijn 76/768 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten, over de maatregelen ter beperking van de maximaal toelaatbare concentratie van een bij de vervaardiging van cosmetische producten gebruikte stof, is de Commissie niet verplicht deze maatregelen ongewijzigd aan de Raad voor te leggen. De Commissie moet in kwesties die zowel ingewikkeld als gevoelig liggen, over een voldoende ruime beoordelingsmarge en voldoende ruime termijnen beschikken en kan dus nog tijdens de vergadering van het aanpassingscomité haar voorstel voor te treffen maatregelen intrekken.

    ( cf. punten 65-66 )

    Top