This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61997CJ0333
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1 Sociale politiek - Mannelijke en vrouwelijke werknemers - Gelijke beloning - Beloning - Begrip - Kerstgratificatie die kan worden betaald als stimulans voor toekomstige arbeid en/of om verbondenheid met onderneming te bevorderen - Daaronder begrepen - Artikel 11, punt 2, van richtlijn 92/85 - Niet-toepasselijkheid
[EG-Verdrag, art. 119 (de artikelen 117-120 EG-Verdrag zijn vervangen door de artikelen 136 EG-143 EG); richtlijn 92/85 van de Raad, art. 11, punt 2]
2 Sociale politiek - Mannelijke en vrouwelijke werknemers - Gelijke beloning - Uitsluiting van vrouwen met ouderschapsverlof van betaling van kerstgratificatie welke is te beschouwen als beloning met terugwerkende kracht - Ontoelaatbaarheid - Verlaging van gratificatie wegens afwezigheid in verband met moederschapsbescherming - Ontoelaatbaarheid - Artikel 11, punt 2, van richtlijn 92/85 en clausule 2, punt 6, van bijlage bij richtlijn 96/34 - Niet-toepasselijkheid
[EG-Verdrag, art. 119 (de artikelen 117-120 EG-Verdrag zijn vervangen door de artikelen 136 EG-143 EG); richtlijnen van de Raad 92/85, art. 11, punt 2, en 96/34, bijlage, clausule 2, punt 6]
1 Een kerstgratificatie die door de werkgever als bijzondere uitkering ter gelegenheid van Kerstmis aan de werknemer wordt betaald, is een beloning in de zin van artikel 119 van het Verdrag (de artikelen 117-120 van het Verdrag zijn vervangen door de artikelen 136 EG-143 EG), ook al wordt zij vrijwillig betaald en voornamelijk of uitsluitend als stimulans voor toekomstige arbeid en/of om de verbondenheid met de onderneming te bevorderen. Voor de toepassing van artikel 119 is de beweegreden van de werkgever voor betaling van de uitkering immers van weinig belang, mits zij maar in verband met de dienstbetrekking wordt toegekend.
Daarentegen valt een dergelijke gratificatie niet onder het begrip bezoldiging in de zin van artikel 11, punt 2, sub b, van richtlijn 92/85 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie.
2 Artikel 119 van het Verdrag (de artikelen 117-120 van het Verdrag zijn vervangen door de artikelen 136 EG-143 EG) staat eraan in de weg, dat een werkgever van de toekenning van een vrijwillig, als buitengewone uitkering ter gelegenheid van Kerstmis betaalde gratificatie, vrouwelijke werknemers die op het tijdstip van uitbetaling van de gratificatie ouderschapsverlof genieten volledig uitsluit, zonder rekening te houden met de in het jaar van toekenning van de gratificatie verrichte arbeid of met tijdvakken van zwangerschapsverlof (arbeidsverboden), wanneer deze gratificatie naar het oordeel van de nationale rechter in het licht van het nationale recht bedoeld is als beloning met terugwerkende kracht voor in dat jaar verrichte arbeid. Wanneer deze uitkering daarentegen wordt gekwalificeerd als een uitkering waarvan de enige toekenningsvoorwaarde is, dat de werknemer op het tijdstip van toekenning in actieve dienst is, dan staat artikel 119 aan deze weigering niet in de weg.
Voorts staat artikel 119 van het Verdrag er in geval van toekenning van de gratificatie weliswaar niet aan in de weg, dat de werkgever rekening houdt met tijdvakken van ouderschapsverlof en de uitkering naar evenredigheid verlaagt, maar deze bepaling verbiedt wel, dat rekening wordt gehouden met tijdvakken van moederschapsbescherming (arbeidsverboden).
De betaling van de gratificatie valt overigens niet onder artikel 11, punt 2, sub b, van richtlijn 92/85 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie, noch onder clausule 2, punt 6, van de bijlage bij richtlijn 96/34 betreffende de door de UNICEF, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, zodat deze bepalingen niet eraan in de weg staan dat de gratificatie wordt geweigerd of dat met eerdergenoemde perioden rekening wordt gehouden.$