Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61996CJ0124

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    Fiscale bepalingen - Harmonisatie van wetgevingen - Omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde - Vrijstellingen voorzien in Zesde richtlijn - Vrijstelling voor sommige diensten die nauw samenhangen met sportbeoefening of lichamelijke opvoeding, door instellingen zonder winstoogmerk verleend aan personen die aan sport of lichamelijke opvoeding doen - Nationale wettelijke regeling die vrijstelling beperkt tot particuliere instellingen waarvan lidmaatschapsgeld bepaald bedrag niet te boven gaat - Ontoelaatbaarheid

    (Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 13, A, lid 1, sub m, en lid 2, sub a, derde streepje)

    Samenvatting

    Een lidstaat die bepaalt dat de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding, slechts geldt voor particuliere instellingen waarvan de lidmaatschapsgelden een bepaald bedrag niet te boven gaan, komt de verplichtingen niet na die op hem rusten krachtens artikel 13, A, lid 1, sub m, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting.

    De voorwaarden die ingevolge artikel 13, A, lid 1, van de Zesde richtlijn kunnen worden vastgesteld, betreffen op geen enkele wijze de materiële omschrijving van de aldaar bedoelde vrijstellingen. Die voorwaarden dienen immers een juiste en eenvoudige toepassing van de vrijstellingen te verzekeren, en er moet daarbij worden gedacht aan maatregelen om fraude, ontwijking en misbruik tegen te gaan.

    De toepassing van het criterium inzake het bedrag van de lidmaatschapsgelden of periodieke contributies kan leiden tot een met artikel 13, A, lid 1, sub m, van de Zesde richtlijn onverenigbaar resultaat. De toepassing van dat criterium kan immers tot gevolg hebben, dat een instelling zonder winstoogmerk van de in die bepaling bedoelde vrijstelling wordt uitgesloten, terwijl een instelling die wel winst beoogt te maken, er juist voor in aanmerking komt. Bovendien blijkt niet uit die bepaling, dat wanneer een lidstaat vrijstelling toekent voor een bepaalde, door een instelling zonder winstoogmerk verleende dienst die nauw samenhangt met sportbeoefening of lichamelijke opvoeding, hij daaraan andere voorwaarden kan stellen dan die genoemd in artikel 13, A, lid 2, van de Zesde richtlijn.

    Uit artikel 13, A, lid 2, sub a, derde streepje, van de Zesde richtlijn blijkt niet, dat een lidstaat, wanneer hij de in artikel 13, A, lid 1, sub m, bedoelde vrijstelling aan een of meer van de in lid 2, sub a, van dat artikel genoemde voorwaarden verbindt, het toepassingsgebied van dit artikel kan wijzigen. Voorts sluit artikel 13, A, lid 2, sub a, uit, dat de vrijstelling enkel wordt verleend aan particuliere sportinstellingen of -inrichtingen met een sociaal karakter, die lidmaatschapsgelden of periodieke contributies toepassen welke een bepaald bedrag niet te boven gaan, zonder daarbij tevens rekening te houden met de eigen aard van elke sport en de omstandigheden waaronder zij wordt beoefend.

    Top