This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61988CJ0177
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
++++
1 . Sociale politiek - Mannelijke en vrouwelijke werknemers - Toegang tot arbeidsproces en arbeidsvoorwaarden - Gelijke behandeling - Weigering zwangere vrouw aan te stellen - Discriminatie - Ontbreken van mannelijke kandidaten - Irrelevant
( Richtlijn 76/207/EEG van de Raad, artikelen 2, lid 1, en 3, lid 1 )
2 . Sociale politiek - Mannelijke en vrouwelijke werknemers - Toegang tot arbeidsproces en arbeidsvoorwaarden - Gelijke behandeling - Uitvoering door Lid-Staten - Keuze van sancties op discriminatie - Burgerlijke aansprakelijkheid - Niet-toepasselijkheid van in nationaal recht voorziene rechtvaardigingsgronden
( Richtlijn 76/207/EEG van de Raad )
1 . Een werkgever handelt direct in strijd met het beginsel van gelijke behandeling, bedoeld in de artikelen 2, lid 1, en 3, lid 1, van richtlijn 76/207/EEG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, wanneer hij weigert met een door hem geschikt bevonden sollicitante een arbeidsovereenkomst aan te gaan op grond van de mogelijke nadelige gevolgen die voor hem van de aanstelling van een zwangere vrouw zijn te verwachten ten gevolge van een regeling van de overheid betreffende arbeidsongeschiktheid, waarin met verhindering om dienst te verrichten wegens ziekte wordt gelijk gesteld verhindering in verband met zwangerschap en bevalling . De omstandigheid dat geen enkele man naar de vacante post heeft gesolliciteerd, maakt geen verschil .
2 . Ofschoon richtlijn 76/207/EEG de Lid-Staten vrijlaat om voor de op schending van het discriminatieverbod te stellen sanctie een keuze te maken uit de verschillende oplossingen die geschikt zijn om het doel van de richtlijn te bereiken, impliceert zij niettemin, dat wanneer een Lid-Staat een sanctie kiest in het kader van een burgerlijke aansprakelijkheidsregeling, elke schending van het discriminatieverbod als zodanig reeds volstaat voor de volledige aansprakelijkheid van degene die heeft gediscrimineerd, en dat de in het nationale recht voorziene rechtvaardigingsgronden niet kunnen worden erkend .