This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021TJ0408
Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 6 juli 2022.
HB tegen Europese Commissie.
Overheidsopdrachten voor diensten – Diensten op het gebied van technische ondersteuning voor de Hoge Raad voor Justitie en de Oekraïense autoriteiten – Onregelmatigheden in de aanbestedingsprocedure – Terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen – Besluiten die executoriale titels vormen – Artikel 299 VWEU – Bevoegdheid van degene die de handeling heeft vastgesteld – Niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie.
Zaak T-408/21.
Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 6 juli 2022.
HB tegen Europese Commissie.
Overheidsopdrachten voor diensten – Diensten op het gebied van technische ondersteuning voor de Hoge Raad voor Justitie en de Oekraïense autoriteiten – Onregelmatigheden in de aanbestedingsprocedure – Terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen – Besluiten die executoriale titels vormen – Artikel 299 VWEU – Bevoegdheid van degene die de handeling heeft vastgesteld – Niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie.
Zaak T-408/21.
ECLI identifier: ECLI:EU:T:2022:418
Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 6 juli 2022 – HB / Commissie
(Zaak T‑408/21) ( 1 )
„Overheidsopdrachten voor diensten – Diensten op het gebied van technische ondersteuning voor de Hoge Raad voor Justitie en de Oekraïense autoriteiten – Onregelmatigheden in de aanbestedingsprocedure – Terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen – Besluiten die executoriale titels vormen – Artikel 299 VWEU – Bevoegdheid van degene die de handeling heeft vastgesteld – Niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie”
1. |
Beroep tot nietigverklaring – Bevoegdheid van de Unierechter – Draadwijdte – Rechterlijke toetsing van een besluit van de Commissie dat een executoriale titel vormt voor de invordering van een schuld – Bevoegdheid om zowel de middelen ontleend aan de onrechtmatigheid van dat besluit als de middelen ontleend aan schending van de contractuele verplichtingen die ten grondslag liggen aan de vaststelling van dat besluit te onderzoeken (Art. 263 VWEU) (zie punt 46) |
2. |
Commissie – Bevoegdheden – Uitvoering van de begroting van de Unie – Schuldvorderingen van de Unie uit een door een instelling gesloten overeenkomst – Invordering via een besluit dat een executoriale titel vormt – Bevoegdheid om in het kader van contractuele betrekkingen een dergelijk besluit vast te stellen – Rechtsgrondslag – Contractuele oorsprong van de schuldvordering – Irrelevant (Art. 299, eerste alinea, VWEU; verordening 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad, art. 100) (zie punt 49) |
3. |
Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Beroep dat in werkelijkheid een geschil inzake een overeenkomst betreft – Besluit van de Commissie dat een executoriale titel vormt voor de invordering van een schuld – Handeling die bindende rechtsgevolgen beoogt teweeg te brengen die het contractuele kader te buiten gaan en de uitoefening impliceren van bevoegdheden van openbaar gezag – Bevoegdheid van de Unierechter – Noodzaak van een arbitragebeding waarbij die bevoegdheid wordt toegekend – Ontvankelijkheid (Art. 263, 274 en 299 VWEU; verordening 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad, art. 100) (zie punten 50, 53) |
4. |
Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Onrechtmatigheid – Schade – Causaal verband – Bewijslast – Ontbreken van een van de voorwaarden – Volledige verwerping van het beroep tot schadevergoeding (Art. 340, tweede alinea, VWEU) (zie punten 61, 62) |
5. |
Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Reële en zekere schade veroorzaakt door een onrechtmatige handeling – Materiële en immateriële schade – Bewijslast (Art. 340, tweede alinea, VWEU) (zie punten 63, 64) |
6. |
Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Reële en zekere schade veroorzaakt door een onrechtmatige handeling – Nietigverklaring van de bestreden onrechtmatige handeling – Passend herstel van de immateriële schade (Art. 340, tweede alinea, VWEU) (zie punt 69) |
Dictum
1) |
Besluit C(2021) 3339 final van de Commissie van 5 mei 2021 betreffende de invordering van een schuldvordering van 4241507,00 EUR jegens HB, en besluit C(2021) 3340 final van de Commissie van 5 mei 2021 betreffende de invordering van een schuldvordering van 1197055,86 EUR jegens HB, worden nietig verklaard. |
2) |
Het beroep wordt verworpen voor het overige. |
3) |
HB en de Europese Commissie dragen elk hun eigen kosten, daaronder begrepen de kosten van de procedure in kort geding. |
( 1 ) PB C 338 van 23.8.2021.