Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TJ0158

    Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 9 november 2022.
    Citizens' Committee of the European Citizens' Initiative „Minority SafePack – one million signatures for diversity in Europe” tegen Europese Commissie.
    Institutioneel recht – Europees Burgerinitiatief – ‚Minority SafePack – one million signatures for diversity in Europe’ – Mededeling van de Commissie waarin wordt uiteengezet waarom zij de in het Europees burgerinitiatief vervatte voorstellen voor rechtshandelingen niet overneemt – Motiveringsplicht – Gelijke behandeling – Beginsel van behoorlijk bestuur – Kennelijk onjuiste beoordeling.
    Zaak T-158/21.

    Court reports – general

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:2022:696

    (Zaak T‑158/21)

    Citizens’ Committee of the European Citizens’ Initiative „Minority SafePack - one million signatures for diversity in Europe”

    tegen

    Europese Commissie

    Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 9 november 2022

    „Institutioneel recht – Europees Burgerinitiatief – ‚Minority SafePack – one million signatures for diversity in Europe’ – Mededeling van de Commissie waarin wordt uiteengezet waarom zij de in het Europees burgerinitiatief vervatte voorstellen voor rechtshandelingen niet overneemt – Motiveringsplicht – Gelijke behandeling – Beginsel van behoorlijk bestuur – Kennelijk onjuiste beoordeling”

    1. Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Mededeling van de Commissie over een voorgesteld Europees burgerinitiatief – Niet-nakoming van de motiveringsplicht en schending van het beginsel van behoorlijk bestuur – Geen

      (Art. 296, tweede alinea, VWEU; verordening nr. 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad, art. 15, lid 2; besluit 2017/652 van de Commissie)

      (zie punten 17‑19, 23‑28, 31)

    2. Burgerschap van de Unie – Rechten van de burger – Indiening van een burgerinitiatief – Verordening 2019/788 – Onderzoek door de Commissie – Mededeling over een voorgesteld Europees burgerinitiatief – Rechterlijke toetsing – Grenzen

      (Art. 17, lid 1, VEU; verordening 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad)

      (zie punten 21, 52)

    3. Recht van de Europese Unie – Beginselen – Gelijke behandeling – Verplichting van de Commissie om een identiek aantal vergaderingen te beleggen met de organisatoren van elk Europees burgerinitiatief – Geen

      (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41; verordening 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 28 en art. 14 en 15)

      (zie punten 39, 40)

    4. Burgerschap van de Unie – Rechten van de burger – Indiening van een burgerinitiatief – Gebieden onderwijs en cultuur – Bevoegdheid van de Unie – Omvang

      [Art. 2, lid 5 en lid 6, c) en e), art. 165, lid 1 en lid 4, tweede streepje, en art. 167, lid 2 en lid 5, tweede streepje, VWEU; besluit 2017/652 van de Commissie, punt 4, a)]

      (cf. punten 42‑45)

    5. Burgerschap van de Unie – Rechten van de burger – Indiening van een burgerinitiatief – Verordening 2019/778 – Onderzoek door de Commissie – Mededeling waarin haar beslissing is vervat om de Uniewetgever geen voorstel voor een rechtshandeling voor te leggen – Voorstel tot vaststelling van een aanbeveling van de Raad om de culturele en taalkundige verscheidenheid binnen de Unie te beschermen en te bevorderen – Kennelijk onjuiste beoordeling – Geen

      (Art. 2 en art. 3, lid 3, vierde alinea, VEU; art. 165, lid 1, VWEU; verordening 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad)

      (zie punten 56‑58, 72, 73, 75, 76, 82, 83, 86, 87)

    6. Burgerschap van de Unie – Rechten van de burger – Indiening van een burgerinitiatief – Verordening 2019/788 – Verplichting van de Commissie om een met een Europees burgerinitiatief beoogde specifieke maatregel te nemen – Geen

      (Art. 11, lid 4, VEU; verordening 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad)

      (zie punten 59, 60)

    7. Burgerschap van de Unie – Rechten van de burger – Indiening van een burgerinitiatief – Verordening 2019/788 – Onderzoek door de Commissie – Mededeling waarin haar beslissing is vervat om de Uniewetgever geen voorstel voor een rechtshandeling voor te leggen – Voorstel tot oprichting van een centrum voor taalkundige diversiteit op het gebied van regionale en minderheidstalen – Kennelijk onjuiste beoordeling – Geen

      (Art. 165, lid 3, en art. 167, lid 3, VWEU; verordening 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad)

      (zie punten 100, 104, 105, 109, 110)

    8. Burgerschap van de Unie – Rechten van de burger – Indiening van een burgerinitiatief – Verordening 2019/788 – Onderzoek door de Commissie – Mededeling waarin haar beslissing is vervat om de Uniewetgever geen voorstel voor een rechtshandeling voor te leggen – Voorstel dat ertoe strekt een nagenoeg gelijke behandeling te waarborgen tussen enerzijds Unieburgers en anderzijds tot een nationale minderheid behorende staatlozen – Kennelijk onjuiste beoordeling – Geen

      (Art. 167, lid 2, VWEU; verordening 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad; richtlijnen 2003/86, 2003/109, 2004/114, 2005/71 en 2009/50 van de Raad)

      (zie punten 112, 114, 118‑125)

    9. Burgerschap van de Unie – Rechten van de burger – Indiening van een burgerinitiatief – Verordening 2019/788 – Onderzoek door de Commissie – Mededeling waarin haar beslissing is vervat om de Uniewetgever geen voorstel voor een rechtshandeling voor te leggen – Voorstel tot verbetering van de grensoverschrijdende toegang van nationale minderheden tot audiovisuele inhoud van andere lidstaten – Kennelijk onjuiste beoordeling – Geen

      (Art. 56 VWEU; verordening 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad; richtlijn 2010/13 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 104, art. 2, lid 1, art. 3, lid 1, art. 13, art. 14 en art. 33)

      (zie punten 129, 133‑145)

    Samenvatting

    Het Gerecht bevestigt de mededeling waarbij de Commissie weigert om de in het Europees burgerinitiatief „Minority SafePack – one million signatures for diversity in Europe” gevraagde maatregelen te nemen. De maatregelen die de Unie reeds heeft genomen om de nadruk te leggen op het belang van de regionale of minderheidstalen en om de culturele en taalkundige verscheidenheid te bevorderen, volstaan om de doelstellingen van dat initiatief te bereiken

    Verzoeker, het Citizens’ Committee of the European Citizens’ Initiative „Minority SafePack – one million signatures for diversity in Europe”, heeft de Europese Commissie verzocht het voorgestelde Europees burgerinitiatief (EBI) „Minority SafePack – one million signatures for diversity in Europe” te registreren. ( 1 )

    Dit voorstel had tot doel de Europese Unie uit te nodigen een reeks handelingen vast te stellen om de bescherming van tot nationale en taalkundige minderheden behorende personen te verbeteren en om de culturele en taalkundige verscheidenheid in de Unie te versterken.

    Na de registratie van het voorgestelde EBI door de Commissie ( 2 ) en de verzameling van voldoende handtekeningen ter ondersteuning ervan heeft verzoeker het EBI in kwestie ingediend bij de Commissie. Nadat het Europees Parlement een standpunt over het betreffende EBI had ingenomen ( 3 ), heeft de Commissie op 14 januari 2021 de mededeling ( 4 ) vastgesteld waarbij zij weigerde om de in het EBI gevraagde maatregelen te nemen. Deze maatregelen hebben betrekking op negen geïnventariseerde voorstellen, waaronder:

    – een aanbeveling van de Raad met betrekking tot de bescherming en de bevordering van de culturele en taalkundige verscheidenheid binnen de Unie (voorstel 1);

    – een besluit of een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een centrum van taalkundige diversiteit dat het bewustzijn omtrent het belang van de regionale en minderheidstalen zal versterken en de diversiteit op alle niveaus zal bevorderen en dat voornamelijk zal worden gefinancierd door de Unie (voorstel 3);

    – de wijziging van Uniewetgeving om een nagenoeg gelijke behandeling te waarborgen tussen staatlozen en Unieburgers (voorstel 6), en

    – een wijziging van de richtlijn audiovisuele mediadiensten ( 5 ) om de vrije verlening van diensten en de ontvangst van audiovisuele inhoud te waarborgen in regio’s waar nationale minderheden wonen (voorstel 8).

    In zijn arrest verwerpt het Gerecht verzoekers beroep tot nietigverklaring van de mededeling van de Commissie. Deze zaak stelt het Gerecht in de gelegenheid om ten eerste te verduidelijken dat voor zover aan de vereisten van verordening 2019/788 is voldaan, het gelijkheidsbeginsel de Commissie niet verplicht een identiek aantal vergaderingen te beleggen met de organisatoren van elk EBI, en om ten tweede de oplossing toe te passen waarvoor het Hof met betrekking tot de uitsluitend aan Unieburgers toegekende rechten heeft gekozen in het arrest Préfet du Gers en Institut national de la statistique et des études économiques. ( 6 )

    Beoordeling door het Gerecht

    In de eerste plaats merkt het Gerecht op dat de Commissie haar motiveringsplicht is nagekomen met betrekking tot de bestreden mededeling. Rekening houdend met de maatregelen die de instellingen van de Unie reeds hebben genomen op de door het EBI in kwestie bestreken gebieden en met de follow-up van de uitvoering van die maatregelen, heeft zij geoordeeld dat er vooralsnog geen aanvullende rechtshandeling noodzakelijk is om de met dat EBI nagestreefde doelstellingen te bereiken.

    In de tweede plaats beklemtoont het Gerecht dat volgens het gelijkheidsbeginsel het aantal vergaderingen dat de Commissie belegt met de organisatoren van een EBI, kan variëren naargelang van onder meer de aard en de complexiteit van het EBI, zodat de Commissie niet verplicht is om een identiek aantal vergaderingen te beleggen met de organisatoren van elk EBI.

    In de derde plaats oordeelt het Gerecht dat de Commissie geen kennelijke beoordelingsfout heeft begaan bij het onderzoek van de voorstellen 1, 3, 6 en 8 van het EBI in kwestie.

    Wat voorstel 1 betreft, verwijst de Commissie in de bestreden mededeling terecht naar het Handvest van de Raad van Europa ( 7 ) ter motivering van haar weigering om een met dat voorstel beoogde maatregel te nemen. Dat de Unie geen partij is bij dit handvest, toont niet aan dat de Commissie een kennelijke beoordelingsfout heeft begaan, aangezien verzoeker niet betwist dat de Unie regelmatig verwijst naar die tekst als juridisch instrument waarin de richtsnoeren voor de bevordering en bescherming van de regionale en minderheidstalen worden vastgesteld. Daarnaast is het voor de beoordeling van het optreden van de Unie op dit gebied niet van belang dat bepaalde lidstaten dat handvest nog niet hebben ondertekend of bekrachtigd. Evenmin kan van de Commissie worden verlangd dat zij bij het onderzoek van een EBI enkel rekening houdt met de handelingen van de Unie die betrekking hebben op alle lidstaten waarop en alle personen op wie dat EBI ziet. Bovendien is het van weinig belang dat de doelstellingen van een EBI niet volledig kunnen worden bereikt met een afzonderlijke handeling, indien alle door de Commissie in haar mededeling vermelde handelingen en maatregelen gezamenlijk kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van die doelstellingen.

    Wat voorstel 3 betreft, is het Gerecht ook van oordeel dat de Commissie zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de door het Europees Centrum voor moderne talen van de Raad van Europa (hierna: „ECMT”) verrichte taken, nagestreefde doelstellingen en ondernomen activiteiten kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dat voorstel om het bewustzijn van het belang van met name de regionale of minderheidstalen te versterken en de diversiteit op verschillende niveaus te bevorderen.

    In dit verband heeft de Commissie in de bestreden mededeling terecht overwogen dat het handhaven en ontwikkelen van een samenwerking met een andere internationale organisatie op gebieden die overeenkomen met die welke verzoeker wilde toevertrouwen aan het centrum voor taalkundige diversiteit – namelijk een samenwerking met het CEMT, waarbij de meeste lidstaten van de Unie zich hebben aangesloten en dat nauw verbonden is met de Raad van Europa – tot de verwezenlijking van de doelstellingen van voorstel 3 kan bijdragen en dubbel werk en een verdubbeling van de in te zetten middelen kan voorkomen.

    Voor zover de met voorstel 6 nagestreefde doelstelling erin bestaat te verkrijgen dat de aan het burgerschap van de Unie verbonden rechten worden uitgebreid tot staatlozen en hun gezinnen die hun hele leven in hun land van herkomst hebben samengewoond, brengt het Gerecht in herinnering dat het bezit van de nationaliteit van een lidstaat een noodzakelijke voorwaarde is waaraan een persoon moet voldoen om de status van Unieburger te verkrijgen en te behouden en om alle daarmee samenhangende rechten te genieten. Volgens het reeds aangehaalde arrest Préfet du Gers en Institut national de la statistique et des études économiques kunnen de aan de status van Unieburger verbonden rechten namelijk niet worden uitgebreid tot personen die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten. Bovendien is de Commissie terecht van mening dat in het kader van haar actieplan voor integratie en sociale cohesie ( 8 ) rekening kan worden gehouden met de behoefte van staatlozen om beter in de samenleving te worden geïntegreerd dankzij betere werk- en onderwijskansen en betere sociale mogelijkheden.

    Wat voorstel 8 betreft, beklemtoont het Gerecht dat de richtlijn audiovisuele mediadiensten reeds de ontvangst en doorgifte van audiovisuele mediadiensten in de gehele Unie vergemakkelijkt, met name wanneer het gaat om audiovisuele inhoud uit naburige lidstaten van een bepaalde lidstaat, en wel in talen die van belang kunnen zijn voor personen die behoren tot nationale minderheden die in die lidstaat wonen. Bovendien heeft de Commissie terecht geoordeeld dat het toezicht op de toepassing van die richtlijn kan bijdragen tot de verwezenlijking van een met dat voorstel nagestreefde doelstelling, te weten het verbeteren van de toegang tot audiovisuele inhoud van verschillende herkomst en talen. Zij is dan ook op goede gronden tot de slotsom gekomen dat geen enkele wijziging van de richtlijn audiovisuele mediadiensten noodzakelijk is om de met voorstel 8 nagestreefde doelstelling te bereiken.


    ( 1 ) Overeenkomstig verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (PB 2011, L 65, blz. 1), die met ingang van 1 januari 2020 is ingetrokken en vervangen door verordening (EU) 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 over het Europees burgerinitiatief (PB 2019, L 130, blz. 55).

    ( 2 ) Besluit (EU) 2017/652 van de Commissie van 29 maart 2017 over het voorgestelde burgerinitiatief „Minority SafePack – One million signatures for diversity in Europe” (PB 2017, L 92, blz. 100).

    ( 3 ) Resolutie (2020)2846(RSP), P9_TA-PROV (2020)0370 van 17 december 2020.

    ( 4 ) Mededeling C(2021) 171 final van de Commissie van 14 januari 2021.

    ( 5 ) Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele diensten) (PB 2010, L 95, blz. 1).

    ( 6 ) Arrest van 9 juni 2022, Préfet du Gers en Institut national de la statistique et des études économiques (C‑673/20, EU:C:2022:449).

    ( 7 ) Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden van de Raad van Europa van 5 november 1992 (European Treaty Series, nr. 148).

    ( 8 ) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Actieplan voor integratie en inclusie 2021‑2027” [COM(2020) 758 final].

    Top