EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CO0641

Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 5 mei 2021.
VT tegen Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van Luik (OCMW).
Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Richtlijn 2008/115/EG – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Terugkeerbesluit – Beroep in rechte – Voorlopig verblijfsrecht en recht op sociale bijstand gedurende de periode waarin het beroep aanhangig is.
Zaak C-641/20.

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2021:374

 Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 5 mei 2021 –
OCMW van Luik

(Zaak C‑641/20) ( 1 )

„Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Richtlijn 2008/115/EG – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Terugkeerbesluit – Beroep in rechte – Voorlopig verblijfsrecht en recht op sociale bijstand gedurende de periode waarin het beroep aanhangig is”

1. 

Prejudiciële vragen – Antwoord waarover redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan – Antwoord dat duidelijk uit de rechtspraak kan worden afgeleid – Toepassing van artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering

(Art. 267 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 99)

(zie punten 20, 21)

2. 

Grenstoezicht, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Richtlijn 2008/115 – Rechtsmiddel tegen een terugkeerbesluit – Nationale regeling waarbij geen schorsende werking wordt verleend aan een beroep tegen een dergelijk besluit dat tegen een derdelander die aan een ernstige ziekte lijdt, is uitgevaardigd na de intrekking van diens vluchtelingenstatus – Tenuitvoerlegging van dat besluit die voor die derdelander een ernstig risico inhoudt dat zijn gezondheidstoestand op ernstige en onomkeerbare wijze verslechtert – Ontoelaatbaarheid – Geen voorlopig verblijfsrecht en geen voorziening in de elementaire levensbehoeften van de betrokken derdelander totdat op het beroep is beslist – Ontoelaatbaarheid – Schorsende werking van rechtswege van dat beroep bij een rechterlijke instantie – Verplichtingen van de nationale rechter – Omvang

[Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 19, lid 2, en art. 47; richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3, punt 4, art. 5, art. 13, en art. 14, lid 1, b); richtlijn 2011/95 van het Europees Parlement en de Raad, art. 11]

(zie punten 26‑29, 32 en dictum)

Dictum

De artikelen 5 en 13 van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, gelezen in het licht van de artikelen 19, lid 2, en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en artikel 14, lid 1, onder b), van deze richtlijn moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling waarbij niet van rechtswege schorsende werking wordt verleend aan een door een derdelander ingesteld beroep tegen een terugkeerbesluit in de zin van artikel 3, punt 4, van die richtlijn, dat tegen hem is uitgevaardigd na intrekking van zijn vluchtelingenstatus door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 11 van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming, en waarbij bijgevolg aan de betrokken derdelander geen recht wordt toegekend op voorlopig verblijf of voorziening in zijn elementaire levensbehoeften totdat op het beroep is beslist, in het uitzonderlijke geval waarin die derdelander aan een zware ziekte lijdt en ten gevolge van de tenuitvoerlegging van dat besluit zou kunnen worden blootgesteld aan een reëel risico op een ernstige en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand. In dit verband moet de nationale rechter die uitspraak dient te doen in een geding waarvan de uitkomst afhangt van een eventuele schorsing van de gevolgen van het terugkeerbesluit, oordelen dat het tegen dit besluit ingestelde beroep van rechtswege schorsende werking heeft voor zover het een niet kennelijk ongegrond middel bevat dat ertoe strekt aan te tonen dat de tenuitvoerlegging van dat besluit de betrokken derdelander zou blootstellen aan een reëel risico op een ernstige en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand.


( 1 ) PB C 44 van 8.2.2021.

Top