Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CO0321

Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 4 februari 2021.
CDT SA tegen MIMR en HRMM.
Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Bescherming van de consument – Werking in de tijd van een arrest – Richtlijn 93/13/EEG – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Bevoegdheden van de nationale rechter met betrekking tot een als ,oneerlijk’ gekwalificeerd beding – Beding inzake vervroegde opeisbaarheid – Gedeeltelijke schrapping van de inhoud van een oneerlijk beding – Rechtzekerheidsbeginsel – Verplichting tot conforme uitlegging.
Zaak C-321/20.

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2021:98

 Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 4 februari 2021 –
CDT

(zaak C‑321/20) ( 1 )

„Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Bescherming van de consument – Werking in de tijd van een arrest – Richtlijn 93/13/EEG – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Bevoegdheden van de nationale rechter met betrekking tot een als ‚oneerlijk’ gekwalificeerd beding – Beding inzake vervroegde opeisbaarheid – Gedeeltelijke schrapping van de inhoud van een oneerlijk beding – Rechtzekerheidsbeginsel – Verplichting tot conforme uitlegging ”

1. 

Prejudiciële vragen – Antwoord dat duidelijk uit de rechtspraak kan worden afgeleid – Toepassing van artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering

(Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 99)

(zie punt 21)

2. 

Prejudiciële vragen – Uitlegging – Werking in de tijd van de uitleggingsarresten – Terugwerkende kracht

(Art. 267 VWEU)

(zie punt 24)

3. 

Handelingen van de instellingen – Richtlijnen – Uitvoering door de lidstaten – Noodzaak de doeltreffendheid van de richtlijnen te verzekeren – Verplichtingen van de nationale rechterlijke instanties – Verplichting tot conforme uitlegging – Omvang – Uitlegging contra legem van het nationale recht – Daarvan uitgesloten

(Art. 4, lid 3, VEU; art. 288 VWEU)

(zie punten 27‑29)

4. 

Bescherming van de consument – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Richtlijn 93/13 – Vaststelling dat een beding oneerlijk is – Draagwijdte – Nationale regeling op grond waarvan de nationale rechter die de nietigheid van een oneerlijk beding vaststelt, de inhoud daarvan mag herzien – Arrest van het Hof houdende vaststelling dat deze regeling onverenigbaar is met richtlijn 93/13 – Regeling die ten tijde van de sluiting van de overeenkomst nog niet is gewijzigd – Niet-toepassing van deze bepaling voor de nationale rechter – Toelaatbaarheid – Schending van het rechtszekerheidsbeginsel – Geen – Onderzoek van conforme uitlegging door nationale rechter

(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 6, lid 1)

(zie punten 30‑33, dictum 1)

5. 

Bescherming van de consument – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Richtlijn 93/13 – Vaststelling dat een beding oneerlijk is – Draagwijdte – Nationale regeling op grond waarvan de nationale rechter die de nietigheid van een oneerlijk beding vaststelt, de inhoud daarvan mag herzien – Ontoelaatbaarheid

(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 6, lid 1)

(zie punten 36, 40, 41)

6. 

Bescherming van de consument – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Richtlijn 93/13 – Vaststelling van het deels oneerlijke karakter van een beding – Draagwijdte – Handhaving van het gedeelte van het beding dat niet oneerlijk is, waardoor de inhoud van het beding wordt gewijzigd – Ontoelaatbaarheid – Vervanging van een oneerlijk beding door een bepaling van nationaal recht door de nationale rechter – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 6 en 7)

(zie punten 42‑46, dictum 2)

Dictum

1) 

Het Unierecht, met name het rechtszekerheidsbeginsel, moet aldus worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat de nationale rechter afziet van de toepassing van een bepaling van nationaal recht op grond waarvan hij een oneerlijk beding in een tussen een verkoper en een consument gesloten overeenkomst kan herzien, wanneer deze bepaling – die bij arrest van 14 juni 2012 in de zaak Banco Español de Crédito (C‑618/10, EU:C:2012:349) strijdig werd geacht met artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – op het tijdstip waarop die overeenkomst werd gesloten nog niet het voorwerp had uitgemaakt van een wetswijziging in de zin van dat arrest.

2) 

Het rechtszekerheidsbeginsel moet aldus worden uitgelegd dat het de nationale rechter die heeft vastgesteld dat een contractueel beding oneerlijk is in de zin van artikel 3 van richtlijn 93/13, niet toestaat om de inhoud ervan te herzien, zodat die rechter dat beding buiten toepassing moet laten. De artikelen 6 en7 van deze richtlijn staan evenwel niet eraan in de weg dat de nationale rechter een dergelijk beding vervangt door een bepaling van nationaal recht met een aanvullend karakter, voor zover de betrokken leningsovereenkomst niet kan voortbestaan wanneer dat oneerlijke beding wordt geschrapt en de nietigverklaring van de overeenkomst in haar geheel de consument zou blootstellen aan bijzonder nadelige gevolgen, waarbij het aan de verwijzende rechter staat om dit na te gaan.


( 1 ) PB C 359 van 26.10.2020.

Top