Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CJ0262

    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 24 februari 2022.
    VB tegen Glavna direktsia „Pozharna bezopasnost i zashtita na naselenieto”.
    Prejudiciële verwijzing – Sociaal beleid – Organisatie van de arbeidstijd – Richtlijn 2003/88/EG – Artikel 8 – Artikel 12, onder a) – Artikelen 20 en 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Beperking van de normale duur van de nachtarbeid in verhouding tot die van de dagarbeid – Werknemers in de publieke en de particuliere sector – Gelijke behandeling.
    Zaak C-262/20.

    Court reports – general – 'Information on unpublished decisions' section

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2022:117

    Zaak C‑262/20

    VB

    tegen

    Glavna direktsia „Pozharna bezopasnost i zashtita na naselenieto”

    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rayonen sad Lukovit)

    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 24 februari 2022

    „Prejudiciële verwijzing – Sociaal beleid – Organisatie van de arbeidstijd – Richtlijn 2003/88/EG – Artikel 8 – Artikel 12, onder a) – Artikelen 20 en 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Beperking van de normale duur van de nachtarbeid in verhouding tot die van de dagarbeid – Werknemers in de publieke en de particuliere sector – Gelijke behandeling”

    1. Prejudiciële vragen – Ontvankelijkheid – Grenzen – Uitlegging van richtlijn 2003/88 – Uitsluiting van de beloning van werknemers van de werkingssfeer van deze richtlijn – Vragen betreffende de organisatie en de verdeling van nachtarbeid en de berekening van de duur ervan, alsook betreffende de vergoeding voor de buiten de normale arbeidstijd verrichte arbeid – Ontvankelijkheid van het verzoek

      (Art. 153, leden 1 en 5, VWEU; richtlijn 2003/88 van het Europees Parlement en de Raad)

      (zie punten 28‑32)

    2. Sociale politiek – Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers – Richtlijn 2003/88 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd – Duur van de nachtarbeid – Politieagenten en brandweerlieden – Verplichting om een nationale regeling vast te stellen volgens welke de normale duur van de nachtarbeid korter is dan die van de dagarbeid – Geen – Voorwaarde – Vaststelling van andere maatregelen om de gezondheid en veiligheid van de betrokken werknemers te verzekeren

      [Richtlijn 2003/88 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 6 en art. 8 en 12, a)]

      (zie punten 49‑51, 53‑55, dictum 1)

    3. Grondrechten – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Werkingssfeer – Uitvoering van het Unierecht – Nationale regeling waarin de arbeidsvoorwaarden voor nachtarbeid ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers en met name de in richtlijn 2003/88 bedoelde beperking van de duur van nachtarbeid zijn vastgelegd – Daaronder begrepen

      (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 51, lid 1; richtlijn 2003/88 van het Europees Parlement en de Raad)

      (zie punten 60, 63)

    4. Grondrechten – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Gelijke behandeling – Rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden – Beperking van de normale duur van de nachtarbeid tot zeven uur voor werknemers in de particuliere sector – Niet-toepasselijkheid van deze beperking op bepaalde werknemers in de publieke sector – Toelaatbaarheid – Voorwaarden – Rechtvaardiging op grond van het nastreven van een legitiem doel – Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel

      (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 20 en 31)

      (zie punten 72, 73, 76‑80, dictum 2)

    Samenvatting

    VB, een personeelslid van de brandweer bij de hoofddirectie Brandveiligheid en civiele bescherming van het Bulgaarse ministerie van Binnenlandse Zaken heeft gedurende meerdere jaren nachtarbeid verricht. Hij meent recht te hebben op een opwaardering van de door hem verrichte nachtarbeid, waardoor zeven uur nachtarbeid gelijk zou komen te staan aan acht uur dagarbeid, en heeft zijn werkgever dan ook om een overurenvergoeding verzocht.

    Zijn verzoek is afgewezen omdat de geldende bepalingen voor personeelsleden van het ministerie van Binnenlandse Zaken niet voorzien in de omzetting van uren nachtarbeid in uren dagarbeid. De in het Bulgaarse arbeidswetboek bepaalde normale duur van nachtarbeid van zeven uur voor een vijfdaagse werkweek in de particuliere sector is namelijk niet op deze personeelsleden van toepassing. De wet inzake het ministerie van Binnenlandse Zaken bakent uitsluitend het tijdvak voor nachtarbeid af en bepaalt slechts dat de gemiddelde arbeidstijd van deze personeelsleden niet meer dan acht uur per vierentwintig uur mag bedragen, zonder de normale en de maximale duur van de nachtarbeid aan te geven. VB heeft tegen de afwijzing van zijn verzoek beroep ingesteld bij de Rayonen sad Lukovit (rechter in eerste aanleg Lukovit, Bulgarije).

    Deze rechter is van oordeel dat de normale duur van de nachtarbeid van de personeelsleden van het ministerie van Binnenlandse Zaken niet meer dan zeven uur mag bedragen om te vermijden dat zij minder gunstig worden behandeld dan andere werknemers, en heeft het Hof om een prejudiciële beslissing verzocht. Het Hof verduidelijkt welke maatregelen de lidstaten krachtens richtlijn 2003/88 ( 1 ) moeten nemen ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van nachtarbeiders, en spreekt zich uit over de verenigbaarheid van de betreffende Bulgaarse regeling met het beginsel van gelijke behandeling, dat is neergelegd in artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”), en met het recht van elke werknemer op rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden als bedoeld in artikel 31 van het Handvest.

    Beoordeling door het Hof

    Om te beginnen merkt het Hof op dat richtlijn 2003/88 geen aanwijzingen bevat over de verhouding tussen de normale duur van nachtarbeid en die van dagarbeid. Deze richtlijn stelt namelijk slechts minimumeisen, onder meer inzake de maximale duur van nachtarbeid, die acht uren per tijdvak van vierentwintig uur bedraagt. ( 2 ) Bovendien bepaalt de richtlijn dat de nodige maatregelen moeten worden getroffen opdat nachtarbeiders een mate van bescherming genieten die op de aard van hun werk is afgestemd ( 3 ), en laat zij de lidstaten dienaangaande een zekere beoordelingsmarge.

    Artikel 8 en artikel 12, onder a), van richtlijn 2003/88 eisen dus niet dat in de nationale regeling wordt bepaald dat de normale duur van de nachtarbeid voor werknemers in de publieke sector, zoals politieagenten en brandweerlieden, korter is dan de normale duur van de dagarbeid die op hen van toepassing is.

    De lidstaten moeten er evenwel zorg voor dragen dat die werknemers andere beschermingsmaatregelen genieten en meer bepaald op het gebied van de arbeidsduur, het loon, de vergoedingen of soortgelijke voordelen gecompenseerd kunnen worden voor de bijzondere belasting die de door hen verrichte nachtarbeid meebrengt. Een verkorting van de normale duur van de nachtarbeid ten opzichte van die van de dagarbeid kan een passende oplossing vormen om de gezondheid en veiligheid van de betrokken werknemers te beschermen, maar zij is niet de enige mogelijke oplossing.

    Voorts stelt het Hof vast dat de betreffende bepalingen van het Bulgaarse arbeidswetboek en de wet inzake het ministerie van Binnenlandse Zaken richtlijn 2003/88 ten uitvoer leggen en dus binnen de werkingssfeer van het Unierecht vallen, en spreekt het zich uit over de vraag of die regelingen verenigbaar zijn met het Handvest.

    Dienaangaande oordeelt het Hof dat de artikelen 20 en 31 van het Handvest zich er niet tegen verzetten dat de normale duur van de nachtarbeid, die is vastgesteld op zeven uur voor werknemers in de particuliere sector, niet geldt voor werknemers in de publieke sector, in het bijzonder voor politieagenten en brandweerlieden, mits dat verschil in behandeling is gebaseerd op een objectief en redelijk criterium, dat wil zeggen wanneer dat verschil verband houdt met een door de betrokken regeling nagestreefd wettelijk juridisch toelaatbaar doel en in verhouding staat tot dat doel.

    Het Hof wijst er om te beginnen op dat het aan de verwijzende rechter staat om vast te stellen welke categorieën personen zich in vergelijkbare situaties bevinden, en deze specifiek en concreet met elkaar te vergelijken, ook wat de voorwaarden voor nachtarbeid betreft. In deze zaak heeft de verwijzende rechter abstracte categorieën van werknemers geanalyseerd, zoals werknemers in de particuliere sector, voor wie de regeling van het arbeidswetboek geldt, en werknemers in de publieke sector, zoals die van het ministerie van Binnenlandse Zaken, die daar niet voor in aanmerking komen.

    Wat de vraag betreft of een eventueel verschil in behandeling gerechtvaardigd is, merkt het Hof op dat het ontbreken van een mechanisme voor de omzetting van uren nachtarbeid in uren dagarbeid voor de personeelsleden van het ministerie van Binnenlandse Zaken niet louter door begrotingsoverwegingen kan worden gerechtvaardigd, zonder dat andere overwegingen van politieke, sociale of demografische aard in aanmerking worden genomen.

    Een uit bepalingen van nationaal recht inzake nachtarbeid voortvloeiend verschil in behandeling tussen verschillende categorieën werknemers die zich in vergelijkbare situaties bevinden is onverenigbaar met het Unierecht indien het niet berust op een objectief en redelijk criterium, dat wil zeggen indien het geen verband houdt met een wettelijk toelaatbaar doel en niet in verhouding staat tot dat doel. In dat geval moet de nationale rechter het nationale recht zo veel mogelijk uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de betrokken bepaling van primair recht. Daarbij dient hij het gehele interne recht in aanmerking te nemen en de daarin erkende uitleggingsmethoden toe te passen teneinde de volle werking van die bepaling te verzekeren en tot een oplossing te komen die in overeenstemming is met de daarmee nagestreefde doelstelling.


    ( 1 ) Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB 2003, L 299, blz. 9).

    ( 2 ) Artikel 8, onder b), van richtlijn 2003/88.

    ( 3 ) Artikel 12, onder a), van richtlijn 2003/88.

    Top