This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CJ0868
Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 15 april 2021.
M-GmbH tegen Finanzamt für Körperschaften Berlin.
Prejudiciële verwijzing – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 9 – Belastingplichtigen – Artikel 11 – Bevoegdheid van de lidstaten om personen die juridisch gezien zelfstandig zijn, doch financieel, economisch en organisatorisch nauw met elkaar verbonden zijn, gezamenlijk als één belastingplichtige (,btw-groep’) aan te merken – Begrip ,nauwe financiële banden’ – Nationale regeling waarbij aan personenvennootschappen waarvan de vennoten naast het overkoepelende orgaan niet enkel personen zijn die financieel gezien zijn opgenomen in de onderneming van het overkoepelende orgaan, de mogelijkheid wordt ontzegd om deel uit te maken van een btw-groep – Rechtszekerheid – Maatregelen ter voorkoming van belastingfraude en – ontwijking – Evenredigheid – Btw-neutraliteit.
Zaak C-868/19.
Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 15 april 2021.
M-GmbH tegen Finanzamt für Körperschaften Berlin.
Prejudiciële verwijzing – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 9 – Belastingplichtigen – Artikel 11 – Bevoegdheid van de lidstaten om personen die juridisch gezien zelfstandig zijn, doch financieel, economisch en organisatorisch nauw met elkaar verbonden zijn, gezamenlijk als één belastingplichtige (,btw-groep’) aan te merken – Begrip ,nauwe financiële banden’ – Nationale regeling waarbij aan personenvennootschappen waarvan de vennoten naast het overkoepelende orgaan niet enkel personen zijn die financieel gezien zijn opgenomen in de onderneming van het overkoepelende orgaan, de mogelijkheid wordt ontzegd om deel uit te maken van een btw-groep – Rechtszekerheid – Maatregelen ter voorkoming van belastingfraude en – ontwijking – Evenredigheid – Btw-neutraliteit.
Zaak C-868/19.
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2021:285
Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 15 april 2021 –
Finanzamt für Körperschaften Berlin
(Zaak C‑868/19) ( 1 )
„Prejudiciële verwijzing – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 9 – Belastingplichtigen – Artikel 11 – Bevoegdheid van de lidstaten om personen die juridisch gezien zelfstandig zijn, doch financieel, economisch en organisatorisch nauw met elkaar verbonden zijn, gezamenlijk als één belastingplichtige (,btw-groep’) aan te merken – Begrip ‚nauwe financiële banden’ – Nationale regeling waarbij aan personenvennootschappen waarvan de vennoten naast het overkoepelende orgaan niet enkel personen zijn die financieel gezien zijn opgenomen in de onderneming van het overkoepelende orgaan, de mogelijkheid wordt ontzegd om deel uit te maken van een btw-groep – Rechtszekerheid – Maatregelen ter voorkoming van belastingfraude en –ontwijking – Evenredigheid – Btw-neutraliteit”
1. |
Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Belastingplichtigen – Begrip – Artikel 11, eerste alinea, van richtlijn 2006/112 – Rechtstreekse werking – Geen (Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 11, eerste alinea) (zie punt 43) |
2. |
Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Belastingplichtigen – Begrip – Bevoegdheid van de lidstaten om nauw met elkaar verbonden personen als één belastingplichtige aan te merken – Nationale regeling die de mogelijkheid voor een personenvennootschap om met de onderneming van het overkoepelende orgaan een groepering van personen te vormen die als één belastingplichtige kan worden aangemerkt, afhankelijk stelt van de voorwaarde dat haar vennoten financieel gezien zijn opgenomen in die onderneming – Ontoelaatbaarheid, gelet op het rechtszekerheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van fiscale neutraliteit (Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 11) (zie punten 45‑55, 57, 58, 61, 63‑65, 68 en dictum) |
Dictum
Artikel 11 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, gelezen in het licht van het rechtszekerheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van fiscale neutraliteit, moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling die de mogelijkheid voor een personenvennootschap om met de onderneming van het overkoepelende orgaan een groepering van personen te vormen die voor de belasting over de toegevoegde waarde als één belastingplichtige kan worden aangemerkt, afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de vennoten van de personenvennootschap naast het overkoepelende orgaan enkel personen zijn die financieel gezien zijn opgenomen in die onderneming.
( 1 ) JO C 77 du 9.3.2020.