Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CJ0441

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 januari 2021.
    TQ tegen Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
    Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Richtlijn 2008/115/EG – Gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven – Artikel 5, onder a), artikel 6, leden 1 en 4, artikel 8, lid 1, en artikel 10 – Terugkeerbesluit dat wordt uitgevaardigd tegen een niet-begeleide minderjarige – Belang van het kind – Verplichting voor de betrokken lidstaat om zich vóór de vaststelling van een terugkeerbesluit ervan te overtuigen dat die minderjarige wordt teruggestuurd naar een familielid, een aangewezen voogd of adequate opvangfaciliteiten in het land van terugkeer – Louter op de leeftijd van de minderjarige gebaseerd onderscheid voor de toekenning van een verblijfsrecht – Terugkeerbesluit waarop geen verwijderingsmaatregelen zijn gevolgd.
    Zaak C-441/19.

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2021:9

    Zaak C‑441/19

    TQ

    tegen

    Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s‑Hertogenbosch)

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 januari 2021

    „Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Richtlijn 2008/115/EG – Gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven – Artikel 5, onder a), artikel 6, leden 1 en 4, artikel 8, lid 1, en artikel 10 – Terugkeerbesluit dat wordt uitgevaardigd tegen een niet-begeleide minderjarige – Belang van het kind – Verplichting voor de betrokken lidstaat om zich vóór de vaststelling van een terugkeerbesluit ervan te overtuigen dat die minderjarige wordt teruggestuurd naar een familielid, een aangewezen voogd of adequate opvangfaciliteiten in het land van terugkeer – Louter op de leeftijd van de minderjarige gebaseerd onderscheid voor de toekenning van een verblijfsrecht – Terugkeerbesluit waarop geen verwijderingsmaatregelen zijn gevolgd”

    1. Grenscontroles, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Richtlijn 2008/115 – Terugkeerbesluit dat wordt uitgevaardigd tegen een niet-begeleide minderjarige – Voorwaarden voor de vaststelling van een dergelijk besluit – Verplichting om terdege rekening te houden met het belang van het kind – Verplichting van de betrokken lidstaat om de situatie van deze minderjarige vooraf algemeen en grondig te beoordelen – Verplichting van deze lidstaat om zich vooraf ervan te overtuigen dat voor deze minderjarige adequate opvang aanwezig is in het land van terugkeer

      [Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 24, lid 2; richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 5, a), 6, lid 1, en 10]

      (zie punten 44, 46‑49, 52‑56, 59, 60, dictum 1)

    2. Grenscontroles, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Richtlijn 2008/115 – Terugkeerbesluit dat wordt uitgevaardigd tegen een niet-begeleide minderjarige – Controle voorafgaand aan de vaststelling van het terugkeerbesluit of voor deze minderjarige adequate opvang aanwezig is – Nationale bestuurspraktijk die met het oog op deze controle een louter op leeftijd gebaseerd onderscheid maakt tussen niet-begeleide minderjarigen – Ontoelaatbaarheid

      [Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 24, lid 2; richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, art. 5, a), en 6, lid 1]

      (zie punten 64‑68, dictum 2)

    3. Grenscontroles, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders – Richtlijn 2008/115 – Terugkeerbesluit dat wordt uitgevaardigd tegen een niet-begeleide minderjarige – Lidstaat die na de vaststelling van een dergelijk besluit en na zich ervan te hebben overtuigd dat adequate opvang in het land van terugkeer aanwezig is, niet overgaat tot verwijdering van de minderjarige zolang deze geen 18 jaar is – Ontoelaatbaarheid

      [Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 24, lid 2; richtlijn 2008/115 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 4 en art 5, a), 6, lid 1, 8, lid 1, en 10, lid 2]

      (zie punten 72‑75, 77‑79, 81, 82, dictum 3)

    Samenvatting

    Alvorens een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen een niet-begeleide minderjarige, moet een lidstaat nagaan of er voor de minderjarige adequate opvang beschikbaar is in het land van terugkeer

    Bovendien zal de lidstaat het terugkeerbesluit niet kunnen uitvoeren indien adequate opvang in de fase van de verwijdering niet langer gewaarborgd is

    In juni 2017 heeft TQ, een alleenstaande minderjarige die toen 15 jaar en vier maanden oud was, in Nederland een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. In het kader van dit verzoek heeft TQ verklaard dat hij in 2002 in Guinee is geboren. Na het overlijden van de tante bij wie hij in Sierra Leone woonde, is TQ naar Europa gekomen. In Amsterdam (Nederland) is hij slachtoffer geworden van mensenhandel en seksueel misbruik, waardoor hij thans met ernstige psychische klachten kampt. In maart 2018 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Nederland; hierna: „staatssecretaris”) ambtshalve beslist dat TQ geen recht had op een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De verwijzende rechter heeft op dit punt verduidelijkt dat TQ noch voor de vluchtelingenstatus, noch voor subsidiaire bescherming in aanmerking kwam. Het besluit van de staatssecretaris geldt overeenkomstig het Nederlands recht als terugkeerbesluit.

    In april 2018 heeft TQ tegen dit besluit beroep ingesteld bij de verwijzende rechter. Hij heeft daarbij hoofdzakelijk aangevoerd dat hij niet weet waar zijn ouders wonen, dat hij deze bij zijn terugkeer niet zou kunnen herkennen, dat hij geen enkel ander familielid kent en dat hij zelfs niet weet of er dergelijke familieleden zijn.

    De verwijzende rechter merkt op dat de Nederlandse regeling een onderscheid maakt op basis van de leeftijd van de niet-begeleide minderjarige. Voor minderjarigen die op het moment van indiening van de asielaanvraag jonger zijn dan 15 jaar, wordt overeenkomstig artikel 10 van richtlijn 2008/115 ( 1 ) voorafgaand aan de vaststelling van een besluit op die aanvraag onderzocht of er in het land van terugkeer adequate opvang aanwezig is, en wordt deze minderjarigen een verblijfsvergunning regulier toegekend wanneer die adequate opvang ontbreekt. Voor niet-begeleide minderjarigen die op het moment van indiening van de asielaanvraag 15 jaar of ouder zijn, zoals TQ, vindt een dergelijk onderzoek niet plaats, en lijken de Nederlandse autoriteiten voor de uitvoering van het terugkeerbesluit te wachten totdat de betrokken minderjarigen de leeftijd van 18 jaar bereiken. Het verblijf van een niet-begeleide minderjarige van 15 jaar of ouder in Nederland is in de periode tussen zijn asielaanvraag en het bereiken van de meerderjarigheid dus illegaal, maar wordt wel gedoogd.

    In deze context wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of het in de Nederlandse regeling gemaakte onderscheid tussen niet-begeleide minderjarigen naargelang zij al dan niet 15 jaar of ouder zijn, verenigbaar is met het Unierecht.

    Beoordeling door het Hof

    Het Hof verklaart dat een lidstaat die voornemens is krachtens de terugkeerrichtlijn een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen een niet-begeleide minderjarige, in alle fasen van de procedure rekening moet houden met het belang van het kind ( 2 ), hetgeen impliceert dat de situatie van deze minderjarige algemeen en grondig wordt beoordeeld. Wanneer de betrokken lidstaat een terugkeerbesluit uitvaardigt zonder zich er vooraf van te hebben overtuigd dat er in het land van terugkeer adequate opvang aanwezig is, heeft dit tot gevolg dat weliswaar een terugkeerbesluit ten aanzien van die minderjarige wordt vastgesteld, maar dat hij niet kan worden verwijderd wanneer een dergelijke opvang ontbreekt. De minderjarige komt dus in grote onzekerheid te verkeren over zijn wettelijke status en zijn toekomst, onder meer wat betreft zijn opleiding, zijn band met een pleeggezin of de mogelijkheid om in de betrokken lidstaat te blijven, hetgeen indruist tegen het vereiste om het belang van het kind in alle fasen van de procedure te beschermen. Hieruit volgt dat er geen terugkeerbesluit tegen de betrokken minderjarige kan worden uitgevaardigd wanneer er geen adequate opvang in het land van terugkeer aanwezig is.

    Het Hof benadrukt in dit verband dat de leeftijd van de betrokken niet-begeleide minderjarige slechts een van de elementen is om na te gaan of er adequate opvang aanwezig is in het land van terugkeer en om te bepalen of het belang van het kind ertoe moet leiden dat er tegen die minderjarige geen terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd. Een lidstaat mag dan ook bij het onderzoek of adequate opvang aanwezig is, geen louter op leeftijd gebaseerd onderscheid maken tussen niet-begeleide minderjarigen.

    Het Hof oordeelt tevens dat, gelet op de verplichting van de lidstaten om een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven ( 3 ) en zo spoedig mogelijk tot hun verwijdering over te gaan ( 4 ), de terugkeerrichtlijn zich ertegen verzet dat een lidstaat, na een terugkeerbesluit tegen een niet-begeleide minderjarige te hebben uitgevaardigd en zich ervan te hebben overtuigd dat in het land van terugkeer adequate opvang aanwezig is, vervolgens niet tot diens verwijdering overgaat zolang hij niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. In een dergelijk geval moet de betrokken minderjarige van het grondgebied van de betrokken lidstaat worden verwijderd, onder voorbehoud van wijzigingen in zijn situatie. Wat dit laatste betreft, verklaart het Hof dat de betrokken lidstaat het terugkeerbesluit niet kan uitvoeren indien adequate opvang in het land van terugkeer in de fase van de verwijdering van de niet-begeleide minderjarige niet langer is gegarandeerd.


    ( 1 ) Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB 2008, blz. 98; hierna: „terugkeerrichtlijn”).

    ( 2 ) Zie artikel 5, onder a), van de terugkeerrichtlijn.

    ( 3 ) Zie artikel 6, lid 1, van de terugkeerrichtlijn.

    ( 4 ) Zie artikel 8 van de terugkeerrichtlijn.

    Top