Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CJ0390

    Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 30 mei 2018.
    Irit Azoulay e.a. tegen Europees Parlement.
    Hogere voorziening – Ambtenarenrecht – Beloning – Gezinstoelagen – Schooltoelage – Weigering om schoolkosten te vergoeden – Artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie.
    Zaak C-390/17 P.

    Zaak C‑390/17 P

    Irit Azoulay e.a.

    tegen

    Europees Parlement

    „Hogere voorziening – Ambtenarenrecht – Beloning – Gezinstoelagen – Schooltoelage – Weigering om schoolkosten te vergoeden – Artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 30 mei 2018

    1. Ambtenaren–Beloning–Gezinstoelagen–Schooltoelage–Schoolkosten–Begrip–Bijdragen betaald aan verenigingen zonder winstoogmerk voor de deelneming van kinderen aan een niet-gesubsidieerd specifiek schoolproject–Daarvan uitgesloten

      (Ambtenarenstatuut, bijlage VII, art. 3, lid 1)

    2. Ambtenaren–Gelijke behandeling–Grenzen–Onrechtmatig toegekend voordeel

    1.  Het begrip „schoolkosten” is een autonoom Unierechtelijk begrip. Voor de uitlegging van dit begrip moet met name rekening worden gehouden met de bewoordingen ervan en met de door de regeling nagestreefde doelstellingen. De bewoordingen van artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut vermelden duidelijk dat de gemaakte kosten het volgen van betaald onderwijs mogelijk moeten maken. Het doel van de vaststelling van deze bepaling is, de schooltoelage meer op het reële niveau van de door de ambtenaren gemaakte kosten te brengen. Uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut, bepaalt artikel 3 van de door het Parlement vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van de schooltoelage dat de schooltoelage de inschrijvingskosten, het bezoek van de betaalde onderwijsinstellingen en de vervoerskosten dekt met uitsluiting van alle andere kosten. Gelet op het autonome karakter van het begrip „schoolkosten”, hangt de kwalificatie van dit begrip af van de aard en de bestanddelen van de te vergoeden kosten.

      De aan de verenigingen zonder winstoogmerk betaalde bijdragen kunnen niet worden aangemerkt als „schoolkosten”. Zij vormen immers kosten die ontstaan door eisen activiteiten die verband houden met de deelneming aan het niet-gesubsidieerde specifieke schoolproject van de betrokken scholen, en moeten worden aangemerkt als „andere kosten in verband met het volgen van het schoolprogramma van de bezochte onderwijsinstelling” in de zin van artikel 3, tweede alinea, van de algemene uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van de schooltoelage.

      (zie punten 17‑20, 24)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 39)

    Top