Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CJ0369

    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 13 september 2018.
    Shajin Ahmed tegen Bevándorlási és Menekültügyi Hivatal.
    Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Grenzen, asiel en immigratie – Vluchtelingenstatus of subsidiairebeschermingsstatus – Richtlijn 2011/95/EU – Artikel 17 – Uitsluiting van de subsidiairebeschermingsstatus – Gronden – Veroordeling voor een ernstig misdrijf – Bepaling van de ernst aan de hand van de naar nationaal recht op het misdrijf gestelde straf – Toelaatbaarheid – Vereiste dat een individuele beoordeling plaatsvindt.
    Zaak C-369/17.

    Zaak C‑369/17

    Shajin Ahmed

    tegen

    Bevándorlási és Menekültügyi Hivatal

    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Fővárosi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság)

    „Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Grenzen, asiel en immigratie – Vluchtelingenstatus of subsidiairebeschermingsstatus – Richtlijn 2011/95/EU – Artikel 17 – Uitsluiting van de subsidiairebeschermingsstatus – Gronden – Veroordeling voor een ernstig misdrijf – Bepaling van de ernst aan de hand van de naar nationaal recht op het misdrijf gestelde straf – Toelaatbaarheid – Vereiste dat een individuele beoordeling plaatsvindt”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 13 september 2018

    1. Recht van de Europese Unie–Uitlegging–Bepaling die geen uitdrukkelijke verwijzing naar het recht van de lidstaten bevat–Autonome en uniforme uitlegging–Toepassing op de begrippen „ernstig misdrijf”, „bijzonder ernstig misdrijf” en „ernstig niet-politiek misdrijf” in de zin van richtlijn 2011/95

      [Richtlijn 2011/95 van het Europees Parlement en de Raad, art. 12, lid 2, b), 14, lid 4, b), en 17, lid 1, b)]

    2. Grenscontroles, asiel en immigratie–Asielbeleid–Vluchtelingenstatus of subsidiairebeschermingsstatus–Richtlijn 2011/95–Uitsluiting van de subsidiairebeschermingsstatus–Uitsluitingsgronden–Plegen van een ernstig misdrijf–Nationale regeling op grond waarvan de ernst van het misdrijf uitsluitend wordt bepaald aan de hand van de duur van de op het misdrijf gestelde straf–Ontoelaatbaarheid–Uitsluiting afhankelijk van een individueel onderzoek van de feiten door de bevoegde autoriteit

      [Richtlijn 2011/95 van het Europees Parlement en de Raad, art. 17, lid 1, b)]

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 33, 34, 36)

    2.  Artikel 17, lid 1, onder b), van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming, moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een wettelijke regeling van een lidstaat op grond waarvan de persoon die aanspraak maakt op subsidiaire bescherming, uitsluitend op basis van de straf die overeenkomstig het recht van die lidstaat op een specifiek misdrijf is gesteld, wordt geacht „een ernstig misdrijf” te hebben gepleegd in de zin van deze bepaling, waardoor hij kan worden uitgesloten van die bescherming. Het bevoegde nationale bestuursorgaan dat, of de bevoegde nationale rechterlijke instantie die, beslist op het verzoek om subsidiaire bescherming dient bij de beoordeling van de ernst van het desbetreffende misdrijf een volledig onderzoek naar alle omstandigheden van het specifieke geval uit te voeren.

      Dienaangaande moet worden beklemtoond dat de straf die volgens het strafrecht van de betrokken lidstaat op een misdrijf is gesteld, weliswaar bijzonder belangrijk is bij de beoordeling of er sprake is van een ernstig misdrijf op grond waarvan er krachtens artikel 17, lid 1, onder b), van richtlijn 2011/95 kan worden overgegaan tot uitsluiting van de subsidiairebeschermingsstatus, maar dat de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat slechts gebruik kan maken van de in die bepaling genoemde uitsluitingsgrond na met betrekking tot de individuele persoon de haar ter kennis gebrachte specifieke feiten te hebben onderzocht om uit te maken of er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de daden van de betrokkene, die voor het overige voldoet aan de criteria om de gevraagde status te krijgen, onder de desbetreffende uitsluitingsgrond vallen (zie naar analogie arresten van 9 november 2010, B en D, C‑57/09 en C‑101/09, EU:C:2010:661, punt 87, en 31 januari 2017, Lounani, C‑573/14, EU:C:2017:71, punt 72).

      (zie punten 55, 58 en dictum)

    Top