EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CJ0238

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 november 2018.
UAB „Renerga” tegen AB „Energijos skirstymo operatorius” en AB „Lietuvos energijos gamyba”.
Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2009/72/EG – Artikel 3, leden 2, 6 en 15, en artikel 36, onder f) – Interne markt voor elektriciteit – Hypothetische aard van de prejudiciële vragen – Niet-ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing.
Zaak C-238/17.

Zaak C‑238/17

UAB „Renerga”

tegen

AB „Energijos skirstymo operatorius”
en
AB „Lietuvos energijos gamyba”

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Vilniaus miesto apylinkės teismas)

„Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2009/72/EG – Artikel 3, leden 2, 6 en 15, en artikel 36, onder f) – Interne markt voor elektriciteit – Hypothetische aard van de prejudiciële vragen – Niet-ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 november 2018

Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Verzoek tot uitlegging van bepalingen van het Unierecht die kennelijk niet van toepassing zijn in het hoofdgeding – Niet-toepasselijkheid van richtlijn 2009/72 op een elektriciteitsproducent die niet aan openbaredienstverplichtingen is onderworpen – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 267 VWEU; richtlijn 2009/72 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3, lid 2)

Het verzoek om een prejudiciële beslissing dat bij beslissing van 11 april 2017 door de Vilniaus miesto apylinkės teismas (rechter voor het district Vilnius, Litouwen) is ingediend, is niet-ontvankelijk.

Volgens artikel 3, lid 2, van richtlijn 2009/72 mogen de lidstaten, met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het EG-Verdrag, met name artikel 86, in het algemeen economisch belang openbaredienstverplichtingen opleggen aan elektriciteitsbedrijven, die betrekking kunnen hebben op de zekerheid, waaronder de leverings‑ en voorzieningszekerheid, de regelmaat, de kwaliteit en de prijs van de leveringen zijn begrepen, alsmede op de bescherming van het milieu, met inbegrip van energie-efficiëntie, energie uit hernieuwbare bronnen en bescherming van het klimaat.

In zijn antwoord heeft de verwijzende rechter verduidelijkt dat er in de Litouwse wetgeving niet in is voorzien dat op Renerga de dwingende verplichting rust om elektriciteit uit hernieuwbare bronnen op te wekken en te leveren. Volgens diezelfde rechter is Renerga niet opgenomen in de lijst van leveranciers van openbare diensten die door de Litouwse regering is vastgesteld, maar heeft zij zich er vrijwillig toe verplicht om de elektriciteit op te wekken en aan verweersters in het hoofdgeding te verkopen. Het door de verwijzende rechter gegeven antwoord moet bijgevolg zo worden opgevat dat de betrokken lidstaat Renerga geen openbaredienstverplichting in de zin van artikel 3, lid 2, van richtlijn 2009/72 heeft opgelegd.

Hieruit volgt dat de bepalingen van het Unierecht waarvan om uitlegging wordt verzocht, direct noch indirect op de omstandigheden van het hoofdgeding van toepassing kunnen zijn en derhalve dat alle in het kader van deze zaak gestelde vragen hypothetisch zijn.

(zie punten 23, 26‑28 en dictum)

Top